De priemende zonnestralen komen door de wolken. De voorbije regen liet de stromen kolken. Maar nu zijn de resterende waterdruppels als diamant. En geven glinsteringen op de bladrand.
De geurige hondsroos bloeid als nooit tevoren. En kan mij nu wel bekoren, Om een verwonderende wandeling te maken in het park. Want gisteren was ik nog een stijve hark.
Het is nĂ¹ dat ik leven moet. Die gedachte doet me goed. Om niet met gisteren en morgen bezig te zijn. Zo geniet ikvan elk moment en dat is fijn.