Ik weet dat al wat ik vertel, niet waar is en alleen een ander kwel. Maar toch is er steeds die drang, om een verhaal te vertellen, zelfs een lang.
Hoe kan ik nu de waarheid onderscheiden, omdat mijn fantasie mezelf zal verblijden. Of vaak juist niet, en me doet wenen, omdat de droefheid komt vanuit mijn tenen.
onbegrip alom en altijd ongeloof, is wat ik ervaar, iedereen potdoof. Niemand is nog gedient met mijn grandioos idee. De rechter zegt:"Weg ermee."
Nu zit ik hier, opgesloten en vol pillen. Het enige wat ik nooit had kunnen willen, is toch voorgoed voltrokken. Ik ben wel even flink geschrokken,
Toen die dikke deur achter mij op slot ging. En ik alleen bleef met mijn herinnering, aan al die mooie fantasie. Maar waar ik nooit het nut van inzie,
is dat ik werd opgesloten als een dief, door een wetsdokter, niet zo lief, Die zelf het brullen en fantaseren niet kon laten. Ik hield hem arwanend in de gaten.
Tony
Dit gedicht stond in het tijdschrift "Ups en Downs" van de vlaamse vereniging voor manisch depresieven Jaargang 12 nummer 3