Hoeve De Donder. Deze grote vierkanthoeve ligt in het gehucht Ladeuze op het vroegere grondgebied van Etikhove, op de grens met Leupegem. Het is een van de weinig hoeven in de streek met een klokketorentje op de nok van het woonhuis. Een moerbalk draagt het jaartal 1780, echter in spiegelbeeld. De zuidelijk stalmuren zijn met vier steunberen versterkt gezien de steile helling van het terrein. De brouwerij zou in werking zijn gebleven tot aan de Tweede Wereldoorlog. De brouwinstallatie werd ontmanteld en de gebouwen werden stallingen. Tegen een van de gevels zijn nog sporen te zien van een vroegere hoge schoorsteen. Na het wegvallen van de bedrijfsleider De Clercq Georges verdween vanaf begin de eenentwintigste eeuw alle bedrijvigheid. Deze mooie site staat ondertussen te koop aangeboden maar lijdt onder de tand des tijds.
Op weg naar Kerselaere
Tijdens de bedevaarten naar Edelaere zette brouwerij De Donder langs de
Ladeuze een kantine neer waar bier werd verkocht. De dorstigen laven was toen
nog een van de zeven werken van barmhartigheid. Veel bedevaarders vertrokken
thuis om 5 uur s morgens om de lange ommegang te doen.Die duurde een uur en onderweg las men drie
Paternosters met de blijde, de droeve en de glorieuze mysteries. Onmiddellijk nadien volgden de bedevaarders de mis in de kapel. Vóór den oorlog stonden langs de
ommegang blauwe kapelletjes, op een paal of in een boom. k Heb horen zeggen dat
nietsnutten tussen de echte kapelletjes al eens een blauwgeverfde vogelmuit
durfden hangen. Vroege bedevaarders zagen in schemering niet het onderscheid
tussen de echte en de valse kapelletjes. Tot groot jolijt van de deugnieten!
Watermolen Ter Borch met molenaarswoning. Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkhe.id onder het administratief en juridisch bestuur van een baljuw en een schepenbank. (W.P.V.) In een document van 1155 aangaande een overeenkomst tussen Arnulf van Oudenaarde en de Abdij vanEname issprake van de geplande bouw van deze molen. In de 16de eeuw is de korenwatermolen eigendom van de graaf Lalaing onder de naam van Meulen ten Burch zoals aangeduid op de kaart van het Land van Aalst in de Sanderus Flandria Illustratie van 1642-1644. Het bedrijfsgebouw werd vergroot in het midden van de 19de eeuw. In 1911-1912 werden de bedrijfsgebouwen nog maals uitgebreid en werd een stoommachine geplaatst. De molen was min of meer nog in werking tot 1967. Deze watermolen ligt langs de Maarkebeek in een mooie landelijk gebied van de deelgemeente Maarke-Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd. Deze watermolen ligt langs de Maarkebeek in een mooie landelijk gebied van de deelgemeente Maarke- Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd. Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkheid onder het administratief en juridisch bestuur van een baljuw en een schepenbank. (W.P.V.)
Eertijds stond langs een kleine meander van de
Maarkebeek een kasteel die toebehoorde aan de familie Ladeuze. Dit kasteel werd
echter in 1824 afgebroken en de stallen werden tot woningen verbouwd. De
oorspronkelijke tiendenschuur is goed bewaard gebleven.
Zoals vele gemeenten bezit Maarkedal een resem belangrijke figuren. Eentje werd in de tijd na de fusie van de gemeenten vergeten; namelijk Lea Baert. Ze werd geboren op 4 november 1911 en overleed onverwachts op 30 augustus 1994.Ze woonde tot de laatste levensdag in haar nederig huisje langs de Berkenstraat in Etikhove. Tijdens haar leven had ze het niet te breed vooral niet na de scheiding van haar man. Gelukkig werd ze opgemerkt door Elisabeth de Saedeleer, bekend om haar handweefkunst. Was het om haar handigheid, geduld, toewijding, kunstzinnigheid of louter om den brode dat ze werd aangeworven om kleurrijke tapijten te weven in opdracht van Elisabeth ? Vele jaren was ze werkzaam in het atelier langs de Bossenaer. Daar werd een klein fabriekje gebouwd, een gebouwtje typisch van vorm zoals er in Ronse honderden stonden. Enkele vrouwen en mannen waren hier druk in de weer om de ideeën van de kunstenares uit te voeren. Lea was zelfs zo onderlegd in het weven dat ze meermaals met Elisabeth meereisde naar Brussel om daar haar tapijtweefkunst aan het brede publiek bekend te maken.
Na zekere tijd werd de activiteit in het atelier in Etikhove stopgezet. Lea kreeg echter haar houten weefgetouwtje mee naar haar huisje waar het aan het raam werd neergepoot. Wat verderop stond een rek met de kleurrijke klossen wollen draad. De voordeur gaf uit in de voorplaats. Haar Leuvense stoof en tafel stonden in dezelfde plaats waar ze werkte, kookte, at en rustte. Slapen deed ze boven. Bij goed weer kon je vanuit de deuropening al de bewegingen van haar vlijtige handen en voeten gadeslaan. De handigheid waarmee ze de spoel met kleurrijke draad door de ketting stak, aanspande, de doffeklop van de kam, de hefboom met de voeten, van links naar rechts, van rechts naar links, steeds dezelfde stereotype bewegingen, onvermoeibaar, uren en uren aan een stuk, tot verbazing van elke buurbewoner en voorbijganger. Zo heeft ze nog jaren gewerkt, eerst in opdracht van Elisabeth de Saedeleer, later voor haar plezier of voor vrienden en kennissen om haar karig pensioentje aan te vullen.
Belangrijke opdracht. Elisabeth kreeg een belangrijke bestelling van dikke wollen tapijten , zwart van kleur, voor een grote tentoonstelling in het kunstatelier van Veranneman in Kruishoutem. Een groot deel van het werk werd geleverd door Lea.
Volksvrouw. "Het was een volksmens, ze ging zelfs koken op plechtige communiefeesten of op een of ander trouwfeest die toen, zoals gebruikelijk, in een of andere parochiezaal of danszaal van een staminee plaats had."
Op het laatste van haar leven, als ze de trap niet meer op kon, heeft ze haar bed laten in de voorplaats zetten. En het houten weefgetouwtje? Dat is verkocht aan een modeontwerpster. Haar doodsprentje vermeldt heel plastisch haar dood ; "als een brekende draad, zo eindigde plots haar leven." Met dank aan Christiane Martens
De woningen op deze potloodtekening zijn sinds begin 2012 voor eeuwig en altijd verdwenen!
Het protestants kerkje te Etikhove, het oudste van Vlaanderen, daterend van vóór 1800, gebouwd door de Bosgeuzen die er een calvinistische godsdienst beleefden. Bij de definitieve sluiting van het kerkje werden de gebruiksvoorwerpen overgebracht naar de protestantse kerk in Ronse.
De rest van dit huisje is nu een bijgebouwtje van een woning dat je kan vinden langs de Nederholbeekstraat te Etikhove.
We zijn in de 16de eeuw en leven onder het Spaans Bewind. Etikhove had toen een hervormde gemeenschap die deel uit maakte van de “Vlaamse olijfberg” die op zijn beurt in contact stond met de geloofsgenoten uit Zeeuws Vlaanderen en vooral uit Sas van Gent. Vooral dorpelingen ten oosten van de Schelde die beroofd werden van have en goed gingen op de vlucht. Dit gebeurde vooral in de periode na de “beeldenstorm” van 1566.
Toen Alexander Farnese, zoon van Margareta van Parma, de Zuidelijke Nederlanden veroverde (1585) volgden er harde tijden voor de “ketters”. Sommigen gingen als vermomde ketters zelfs ter kerke in de parochie. Vanaf mei 1567 verlieten vele “hervormden” onze streek wegens de harde aanpak van Hertog van Alva. De dorpspastoors schrikten er toen niet voor terug om de namen van de “hervormden” bij te houden zoals blijkt uit een lijst daterend van 1569 met de namen van:
Adriana vanden Broucke
Franciscus vander Donct cum uxore Andrea
Lateurs
Joannes Haustrate
Petrus Haustrate fs. Petri
Petrus de Haze
Martinus Lammers
Judocus van Malleghem fs. Anthonii
Jacobus Mersschart fs. Jacobi
Cristina vanden Nieuwenbuyse
Jacobus vander Straeten
Judocus vande Voorde cum uxore Joanna Schietcate
In Etikhove en Sint-Maria-Horebeke was de familie Blommaert een vooraanstaande hervormde familieJudocus (Joos) zoon van Gilles Blommaert geboren op 7 jli 1644 en was landman. De pastoor van Etikhove maakte op 10 juni 1686 in een verzoekschrift aan koning Karel II zijn beklag over de “verregaande stoutmoedigheid waarmee de Heriticquen in het dorp hun geloof beleden in zijn woning.
Jacobus Blommaert (1720) was varend op zee en/of onvindbaar.
Joos Blommaert was in ’t buitenland en onvindbaar.
Judocua (Joos) zoon van Joos werd gedoopt op 16 juni 1687 te Sint-Maria-Horebeke en overleed op 26 februari 1733 te Zevergem. Hij was buitenpoorter in 1719 van de stad Aalst en was inwoner van Nukerke. Echtgenote was Joanna Van Helleputte. . Zie “Parenteel van Guilliam (Willem) Blommaert” Geni.
Etikhove 1613: in de woning van ene Andreas vanden Abeele werden samenkomsten gehouden in “conventicula” of beperkte kring. Op Pinksteren werd weer eens zo’n bijeenkomst opzettelijk verstoord en alle bijbels (toen verboden door de kerk) werden afgenomen. Zo meldde de pastoor.
In dat jaar vertrokken families naar Sas van Gent (in Holland).
Tekening in opbouw van het huisje waar "de Evangelische Christenen hunne godsdienstige vergaderingen hielden vòòr 1795; eerst 's nachts en in 't geheim; later, krachtens het tolerantie-edict van 1783, ook des daags. Het huis had in den kelder eene geheime schuilplaats, waar de predikant zich, in geval van overrompeling, kon verschuilen."(zie "De bosgeuzen en de Vlaamse olijfberg") Inwoners uit de omliggende dorpen volgden hier de hagepreken.
Geboortewoning (vorig huisnummer 25, nu 8) van Omer Wattez langs de Hofveldstraat te Schorisse. Hij werd hier geboren op 9 februari 1857 maar stief in St-Lambrechts-Woluwe op 26 maart 1935.
Aan de muur hangt een plaket met de volgende tekst:waer mijne wiege stond en ik mij mocht vermeien als kind, de jongensvreugd genieten ongestoordIn 1890 werd door de Boekhandel J. Vuylsteke,Koestraat 15 te Gent zijn boekje uitgegevenEen Hoekje van Zuid-Vlaanderen, Oudenaarde, Ronse en omstreken. Omer Wattez schreef het boekje, dat slechts een 60-tal blz. telt, toen hij Professor bij het Koninklijk Athenaeum van Doornik was.. De tekeningen zijn van Arm. Heins. Te vermelden waard is het feit dat de woonhuizen met nr. 25-27 in de Hofveldstraat uit de 18de eeuw zijn en resten bevatten van het vroegere Margrietehospitaal dat in 1416 hier werd gesticht.(zo meldt de Gids voor Vlaanderen Je zou het niet zeggen, maar de beide woningen zijn beschermd bij K.B. 13.9.1976. In de jaren 60 deed de geboortewoning zelfs dienst als jeugdlokaal. Een
handschrift vermeldt: De ware zanger der Vl. Ardennen is O. Wattez, geboren in
het heuvelig groene Schoorisse (Scornait) niet verre van den zoogenaamden
Muziekberg. Het beste deel van zijn belangstelling heeft hij echter geschonken
aan de Duitsche balladen waarvan hij 20 verscheidene heeft overgedicht in
Even een bloemlezing uit het boekje.
Oostwaarts heeft men de hoogte van Mont de Rhodes. Gestadig biedt dit woud eene afwisseling van valleien, ravijnen, steile hoogten en onbeplante ruimten aan. Bij warmen zomerdag is het daar zoo frisch, zoo genoeglijk te vertoeven, een opwekkend lied te zingen of een gedicht te lezen. De wind blaast zacht in het loover. Millioenen kerfdiertjes snorren door de ruimte ofzetten zich op de bloemen neder. Op den grond, tusschen de denneboomen, ligt het rozig tapijt der heidebloemen uitgespreid, dat soms door het frissche groen der kraakbeziestruikjes ofhet sierlijk gebladerte der varens wordt afgewisseld. Links van den steenweg, nabij de plaats, waar wij hem verlieten, leidt een weg naar eene vallei, die, twee kilometers ver, naar Schoorisse toe, met haren waterloop het Bosch-te-Rijst bezoomt. Te midden van het Bosch ligt een vijver, die kratervormig met de heuvelen is omgeven. Een echt romantisch plekje. De beek bespoelt verder de gemeente Schoorisse, Maarke, Etichove, waar zij zich in de Schelde werpt.Haar dal is zeer aanlokkend en niet min dan zeven watermolens zal men op haren loop vinden.
Zo te zien geen literaire hoogstaande tekst. En zo goed kende Omer de streek niet want hij schrijft dat de beek (de Maarkebeek) zich in Etichove in de Schelde werpt !Toch eigenaardig !
Verblijfplaats van de schrijver Hugo Claus. De schrijver kocht de gesloten hoeve, typische bouwtype voor Zuid-Vlaanderen, in 1965. Tot dan was de boerderij een bloeiend bedrijf in eigendom van de familie René Toniau-Verhellen. Het was toen nog heel uitzonderlijk dat bij eenop rust gaan van de landbouwer de boerderijniet werd verder gezet door een van de kinderen.Meer nog deze boerderij werd verkocht aan stadsmensen. Tot de jaren 70 was de weg Tenhole zelfs niet gekasseidHet merendeel van de wegen in de gemeente waren dat wel(macadam of asfalt kende men hier blijkbaar nog niet); de weg was gewoon met grind verhard en vol zoals dat toen werd gezegd. Het neerhof ligt in Tenhole , een oase van rust en groen, in een klein dal tussen twee uitlopers van de getuigenheuvel. Een bron geeft het jaar door overvloedig drinkbaar water. Mensen uit de buurt en stadslui kwamen zich hier bevoorraden. (Let op, het water uit de meeste bronnen is ondrinkbaar). doende breed voor stro- of hooiwagen. Hugo Claus liet de oude boerderij opknappen, zeg maar stevig verbouwen. Het woonhuis werd mooi ingericht en schuren en stallingen, met rieten dak, kregen elk hun functie. Algauw werd vrouw Elly een graag geziene dame die vlot met de mensen van den buiten kon opschieten. Zo liep zoontje Thomas vanaf de 1ste kleuterklas school in deGemeenteschool. Meermaals liet vrouw Elly haar ongenoegen blijken over de hygiënische toestand van het schooltje. De toiletten waren vertrekken zonder waterspoeling en je weet wel een plank met een rond gat . Maar, het moet gezegd, het onderwijs was naar de wens van de ouders want de knaap kon er later zedenleer volgen. Dat de nieuwe woonst van de schrijver ergens verscholen lag daar in het rustige Nukerke blijkt uit een krantenbericht waarin Hugo Claus liet optekenen dat hij ging wonen op een plaats in Nukerke waar Christus nog niet voorbij gekomen was, dit tot ergernis van heel wat Nukerkenaren.En placht hij niet te zeggen tegen zijn bezoekers: volg de gids want anders komt u in de bled terecht !. Hoe je er wel terecht kon bij hem ? Ergens langs de Staatsbaan (nu Rijksweg) nam je de Holandstraat, een kronkelende, wagenbrede kasseiweg. Vóór de klim draaide je rechts het straatje Tenhole in ,
Even Hugo Claus aan het woord over Nukerke.
Te Nukerke
s Zondags na de vespers, wil hij thuis geen krentenbrood, de idioot. Hij stapt in het veld en in de huizen en zwijgt in alle talen.
Zelfs al zit je in de bomen dan ben je toch geen vogel. Ook in mijn denken staat hij daar zonder een gebaar, zijn tanden malen. Ik zwaai met mijn hand, hij ziet een zeis. Als er geen koeien waren dan was de bandhond een groot beest. Dan rukt hij de almanak met playgirls van de wand en rent in het aardappelland. Beetje bij beetje atde vlo het oor van de hond. Hij vertrouwt de waarde van woorden niet (zoals ik, maar met een andere nood). Met zijn playgirl klinkt hij blaffend tussen de takken: In nemen en in gheven Moeten die sinne Die dolen in minne Altoes hier leven.
Vertrek je vanaf de heuvelrug in Louise-Marie noordwaarts dan kom je na een lange afdaling in het dorp van Etikhove. Daar begin je de heel steile klim van de Ladeuze of je probeert de klim van de Eikenberg. Eens boven op de uitloper, van onze getuigenheuvel, op een hoogte van 85m, prijkte eertijds de kapel van O.L.V. van Kerselare in Edelare, een dorpje heel bekend door deze kapel en de bedevaarten er naar toe. De geschiedenis van de kapel vangt aan in 1452 toen de zus van de overleden pastoor Van Brackele een O.L.V.-beeldje plaatste in een oude kerselaar bovenop de Edelareberg, een bebost en onveilig oord. Hoeveel kinderen, ook nog van onze generatie, hebben met veel schrik in het hart, maar vol bewondering, die grote, verschrikkelijke krokodil in de gaten gehouden hoog boven de hoofden van de brave biddende lieden. Je wist toen nog niet met zekerheid of dat groene monster echt was of nep. En toen, op dinsdag 21 had dé grote ramp plaats. Rond 17u45 merkten voorbijgangers rook uit het dak opstijgen De grote krokodil die er iets meer dan 100 jaar boven de hoofden hing verdween in het vuur. Van de kapel bleef niets meer overeind. Voor veel meer details zie de brochures De geschiedenis van O.L.V. van Kerselare.
Mensen met veel tijd maken hier prachtige wandelingen met wijdse panorama's over het golvend landschap.
Tijdens de maand mei (de noveen) eet je er lekkere "lekkies".
Hof Goet ten Broecke , Kapoenstraat 18 te Zulzeke-Kluisbergen.
De grote hoeve Ten Broecke is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministrieel Besluit 14-07-2004). De woning werd in 1911 van een pannendak voorzien.
Gemeentehuis van Sint-Maria-Horebeke. In de volksmond Horebeke. Een typisch landbouw- en woongemeente van amper 759 ha. Horebeke ligt langs de 90 kilometerlange zwalmroute midden een mooi golvend landschap met her en der een beekdepressie. Het lieftallig gemeentehuis dateert uit 1895 en is gebouwd in een Brugse neogotiek. Het werd gerestaureerd in 1980. Dichtbij in ,het gehucht Corseele, treffen we de "Geuzenhoek" aan; waarschijnlijk de enige protestantse gemeenschap in Vlaanderen die zich sinds haar stichting in 1554 heeft kunnen handhaven. Samen met de protestantse kerken van Etikhove, Mater, Melden, Nukerke, Oudenaarde, Ronse en Wijlegem vormde de gemeenschap van Horebeke de "Vlaamse Olijfberg" , zo genoemd door Lodewijk van Nassau(1602-1665), omwille van de toestand van verdrukking en minoriteit waarin ze leefden. In Horebeke bestaan nog 2 protestantse kerken: de oude van 1795 en de nieuwe van 1872. OP het kerkhof vind je een gedenksteen van Koning Willem I.(Gids voor Vlaanderen)
Deze villa was jarenlang de woonplaats van de familie de Saedeleer.
Beschrijving
Villa Tynlon, een beetje somber bakstenengebouw, op de flank van de Bossenaerheuvel te Etikhove. Deze villa werd gebouwd in 1910 in een Engelse cottagestijl. De bewoners waren achtereenvolgens: Georges Thienpont(1910-1917), Valerius de Saedeleer (1921-1937), Leo Piron gehuwd met de dochter van de Saedeleer (1937-1945), Gerard Thienpont (1948-1964). De naam Tynlon gaf Valerius de Saedeleer als herinnering aan het huis dat hij bewoonde in Wales gedurende de wereldoorlog 1914-1918. Tynlon betekent “huis aan de straat”. De gedenkplaat vooraan in de berm werd aangebracht ter gelegenheid van de inhuldiging van de “ Toeristische weg Valerius de Saedeleer” op 2 juni 1957. De weg loopt over de toenmalige gemeenten Leupegem, Vloesbergen, Edelare, Etikhove en Schorisse.
We laten even Elisabeth de Saedeleer aan het woord. In haar boek vertelt ze over haar vader.
" Hij leefde er in alle eenvoud, op den buiten, op het platteland in Vlaanderen, tussen de Vlamingen. Hij was niet geleerd, geen wetenschapper; maar zijn geest was gezond. Hij ging om met de eenvoudige mensen van het platteland en werkte met hen, hij had hun wijze manier van leven overgenomen. Hij was een artiest, oprecht en echt, de kunst was het doel van zijn leven. Hij wisselde van gedachten met de andere mensen, met zijn geloof in de hogere waarden van het bestaan, zijn begrip voor de schoonheid van de dingen. Zijn voorbeeld bewees dat iedere taak een nauwgezette eerlijkheid vereiste en niet kan slagen zonder een prijs van lang geduld en veel inspanning. Mijn zussen en ik waren zeer jong wanneer hij ons inleidde in de eerste stappen van de kunst. Hij nam ons mee naar den buiten en wij tekenden onder zijn leiding."
"Gedurende de oorlog 1914-1918 moest hij met zijn gezin emigreren naar Engeland. t Is daar dat wij voor het eerst de weefkunst hebben gezien met als gelukkig gevolg kwamen wij in contact met Miss Morris, de dochter van de schrijver en kunstenaar William Morris, die een harde voorstander was van het handwerk. Ons vader wilde ons juist vertrouwd maken met het handwerk. Wij benaderden dus de omgeving die nog onder invloed stond van Rufin, van Burne Jones en van de aanhangers van het preraphaelisme, de aanhangers van de 19de eeuwse schilderschool,omgeving doordrongen van poëzie en illende kunstopvattingen, eerlijk en levend. De opgedane ideeën lieten ons niet meer los en wanneer we in Vlaanderen terugkeerden zetten we dat ongeveinsd in de praktijk om. Het dorp waar we ons vestigden heette Etikhove. t Is daar waar de eerste proeven werden gedaan. De eenvoudige en oudere wevers, die trouw gebleven waren aan de traditie van hun voorouders, waren onze eerste handwerkers. Het was voor hen een echte revelatie te zien wat er kon bereikt worden met hun oude ambachten.
Elisabethde Saedeleer had later haar Atelier dart te Brussel
De herenwoning op deze tekening is de voormalige woning van Petrus August Van Malleghem, een rijke familie van grootgrondbezitters en in de beginjaren van 1900 weldoeners van de parochie Nukerke.
Huis Van Malleghem in Nukerke-dorp. Op een grafsteen lezen we: Geloofd zij Jezus Christus Amen.Ter Zaliger gedachtenis van Petrus Augustinus Van Malleghem geboren te Nukerke Den 29 november 1775 aldaar overleden den 15 maart 1858van zijne echtgenote Anna Theresia Van De Puttegeboren te Nukerke Den 30 september 1795van hun kinderenAmelia Clemence geboren te Nukerke17 December 1821 en aldaar overleden7 april 1903Victor Geneesheer en Oud-Burgemeester der gemeente Nukerkegeboren den 22dec 1827 en overleden De 2 mei 1900 en zijne echtgenote Rosalie De Tollenaere 1835-1905De Zeer Eerwaarden Desiderius-Augustinus Titularis Kanunnik van S.Baafs Hoofdkerk geboren Nukerke Den 14 januari 1831 en overledente Gent De 29 januari 1890". Deze familie was blijkbaar zeer invloedrijk en bezat veelgronden. Ze was tevens weldoener en geldschieter voorde katholieke gemeenschap. Veel meer staat te lezen op de blog Nukerke. Zie daar ook de geschiedenis van de dorpsschool.
Watermolen behorend tot het "Goet Ten Broecke" te Kluisbergen, in de deelgemeente Zulzeke, buurgemeente van Nukerke. De molen draagt de datum 1870. Dit jaartal wijst enkel op een herstelling want de oorspronkelijke molen moet veel ouder zijn. Uittreksel uit het Ministrieel Besluit van 14 juli
2004 :
Wordt
beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot
bescherming van monumente, stads- en dorpsgezichten WegensDe artistieke, historische en
industrieelarcheologische waarde van de hoeve genaamd Ten Broecke met inbegrip
van het erf met toegangspoortje , de oude molenvijver, het aanpalend deel van de
Molenbeek met oevers en flankerende bomenrij, de aangrenzende gekasseide
toegangsweg met twee bruggen, het watermolenhuis met strekdam, woelkom, drie
bijhorende linden en het sluiswerk met uitsluiting van de recente
bedrijfsgebouwen) gelegen Kapoenstraat 18 te Kluisbergen
(Zulzeke) De grote
hoeve Ten Broecke is als site met walgrachten een voormalig foncier
(hoeve) van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde
kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangrijke getuige
voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. Expliciete materiële
resten van deze historische oorsprong zijn onder meer de terp en oude overwelfde
kelders waarop in 1729 de kern van de hudige woning werd opgericht, het
toegangspoortje ter hoogte van de oudetoegang, de omgrachting gevormd door het deel van de Molenbeek met zijn
twee gemetste bruggen en de aanpalende oude spaarvijver.
Het Sint-Leonardusinstituut in het kerkdorp Louise-Marie
In Louise-Marie werd in 1900 de eerste steen gelegd voor een gebouw dat dienst zou doen als sanatorium voor dames. Vanaf 1904werden de zieken er verzorgd door zusters van de orde van de Zusters van Barmhartigheid. Sinds vele jaren is het instituut omgevormd tot een rustoord voor bejaarden. Zie ook afbeelding en tekst bij nummers 30 en 34.Een andere bron meldt dat het neo-gotisch instituut St-Leonardus, werd gebouwd in 1900-1902 op het grondgebied van Etikhove naar een ontwerp van de Gentse architect Herni Geirnaert. In 1892 verwierf de Heer Scribe uit Gent vanwege de eigenaar van het Hof van Fiennes 160 ha grond op de wijk Louise-Marie. In 1905 werd op een deel van die grond een verplegings- en rusthuis opgericht, nl het Sint-Leonardusinstituut. Het gebouw was oorspronkelijk eigendom van Mw Liefmans uit Oudenaarde.De Zusters van Barmhartigheid uit Ronse oefenden er hun apostolaat uit. Het gebouw is 70m lang op een breedte van 15m. De kostprijs bedroeg toen 150 000 frank. De put die drinkwater verschaftewas 57m diep en er moest geboord worden door verscheidene rotslagen. Het waterdebiet was echter ontoereikend zodat er moest overgegaan worden tot nieuwe boringen en tot het gebruiken van bronwater in de streek zeer voorhanden. De aansluiting op het waternet kwam er pas in 1976. Het instituut kan een 40-talouderlingen opnemen die verzorgd werden door 10 kloosterlingen. In de jaren 90 werden meer en meer leken aangeworven en kreeg het interieur een verdiende opknapbeurt. Zie ook afbeelding en tekst bij nummer 29 en 33. Inhet Gedenkboek van de Zusters van Barmhartigheid vernemen we het volgende. De Eerwaarde Vader Van Melle, die in Holland de Zusters van Barmhartigheid aan het werk had gezien in de psychiatrische inrichtingen, had het plan opgevat te Louise-Marie een dergelijk gesticht te bouwen. Het mocht echter de goedkeuring van Monseigneur Stilleman, Bisschop van Gent, niet wegdragen, omdat de reeds bestaande krankzinnigeninstituten in de behoeften voorzagen. Na lange onderhandelingen kwam men tot het besluit een sanatorium te bouwen voor de rustbehoevende dames. Maar vooraf begonnen de zusters met het onderwijs.
In het Gedenkboek van de Zusters van barmhartigheid lezen we het volgende;
“De Eerwaarde Vader Van Melle, die in Holland de Zusters van Barmhartigheid aan het werk had gezien in de psychiatrische inrichtingen, had het plan opgevat te Louise-Marie een dergelijk gesticht te bouwen. Het mocht echter de goedkeuring van Monseigneur Stillemans niet, Bisschop van Gent, niet wegdragen, omdat de reeds bestaande krankzinnigeninstituten in de behoeften voorzagen. Na lange onderhandelingen kwam men tot het besluit een sanatorium te bouwen voor rustbehoevende dames. Maar vooraf begonnen de Zusters met het onderwijs. In September 1899, kwamen op aanvraag van den E.H. Van den Abeele, Pastoor, twee Zusters naar Louise-Marie om de lagere school te doen. Zr Placide en Zr Leona. Wat later kwam Zr Begga voor de bewaarschool. Ze bleven voorlopig te Ronse vernachten tot in 1902 het huis was voltrokken dat bestemd was tot de woonst van den E.H. Onderpastoor, of eventueel van een rustend priester, en nu in gebruik werd genomen door de Zusters. Ondertussen was de bouw begonnen van het Gesticht. Moeder Idalie had er in Mei 1900 den eersten steen van gelegd. Doch het werk vorderde maar langzaam; twee volle jaren werden er aan besteed en eerst in 1904 namen de Zusters met enige Dames haar intrek in het Gesticht. Ter nagedachtenis van de vader van Mej. Eléonore Liefmans, die het terrein had geschonken, werd het “St Leonardusgesticht “ genoemd. Opgevat in gothischen trant door Architect H. Geirnaert van Gent, biedt de hoofdgevel een fraai uitzicht; doch de ligging op een der hoogtepunten van onze Vlaamse Ardennen, met een heerlijken uitkijk naar het Noorden, in een rustig centrum van schilderachtige uitstapjes door bos en land, maakte er een uiterst geschikt rustoord van. Het heeft dan ook aan belangstelling niet ontbroken. Velen komen in de zomermaanden naar die plaats voor verkwikking en stilte, waar de lucht zuiver is en de menschen rustig zijn, en gaan verkwikt en opgebeurd terug naar huis. Ook ‘s winters blijven sommige dames het Gesticht bewonen en genieten er van het mooie landschap, dat ook in het gure jaargetijde nog bekoorlijk is. Van in den beginne werd er tevens gezorgd voor de geestelijke belangen der bewoners. Op de eerste verdieping werd, in afwachting van een waardiger Godshuis, een kapel ingericht, die in 1905 door den Z.E. H. De Bruyne, Pastoor -Deken te Ronse, werd gewijd. Sedertdien berust het H. Sacrament in het Gesticht, en hebben de Zusters en de Dames, dikwijls gelegenheid de H. Mis te volgen. Deze wordt gecelebreerd door de dienstdoenden priester of door een geestelijke die een rustkuur komt nemen in ’t Gesticht.Maar Louise-Marie dat de “charme” kent van de stilte en de afgezonderdheid, ondervond er ook bezwaren van. Tot 1915 was de petroollamp er de enige verlichtingsmiddel. De electriciteitsmaatschappij zag er tegen op haar net met Louise-Marie uit te breiden en zo bleven de mensen aangewezen op de petrool, olie en kaarsen, waarvan de schaarste wegens de oorlog zich gauw deed voelen. Dan werd er besloten bij middel van een accumulatorenbatterij het Gesticht van electrisch licht te voorzien. Later in 1922 zou deze ook dienen om een pomp in beweging te zetten, die het water uit een 200 m afgelegen bron, naar het Gesticht zou voeren. Het was een kostbare en niet steeds practische installatie, waarvan de ongemakken gauw waren vergeten, toen in 1935 de verbinding met het nu uitgebreide electrisch net tot stand kwam.
Om in de behoeften van de steeds talrijker wordende bewoners van het huis te voorzien hadden de Oversten van Ronse een groote partij land gehuurd, toebehorende aan Mej. Liefmans, en werd er in 1924-25 een nieuwe boerderij opgericht, naar de plannen van J. D’Hayer uit Schoorisse. In 1929 kocht Ronse het gehuurde land van Mej. Liefmans en kwam aldus in het bezit van een aanzienlijk labeurterrein, dat met gesticht, aanhankelijkheden en hovingen één blok vormt.
Naast de stoffelijk verbeteringen noemen wij ook de centrale verwarming die in 1939 in het Gesticht en in het huis van den dienstdoende preister werd geïnstalleerd. Nog andere moderne gerieflijkheden waren in het vooruitzicht, maar konden wegens oorlogsomstandigheden niet worden aangebracht.
We vermeldden reeds vroeger dat het Gesticht vroeger ook openstond voor rustbehoevende priesters. Herhaaldelijk, bijzonder sedert 1932 is de E.H. Ackerman, Algemeen Bestuurder der Zusters van Barmhartigheid, de rust gaan genieten te Louise-Marie. Na enkele dagen was hij weer opgeknapt en kon terug aan den arbeid in het drukke Moederhuis. Doch in 1933, bij de afbraak van de oude gebouwen waarvan het Directeurshuis deel maakte, koos hij voorgoed de wijk naar Louis-Marie, waar hij zich installeerde in het huis van den dienstdoende priester. Vijf jaar heeft hij nog in stilte geleefd. Met de meeste belangstelling en vroom gebed volgde hij nog de ontwikkeling van de Congregatie. Den 17 December 1941 vierde hij er in besloten kring, doch met de hartelijkste deelneming van al de huizen der Congregatie, zijn diamanten priesterfeest. Een jaar later den 30 December overleed hij in de stichtendste gevoelens van godsvrucht. Hij liet de herinnering na van een wijs, geleerd en vroom priester.
Dit overzicht kunnen wij niet besluiten zonder melding te maken van het kort maar ingrijpend bestuur van Moeder Ignace die vier jaar te Louise-Marie verbleef, tot ze in 1928 tot Algemene Overste werd verkozen. Naast den heilzamen invloed van den practiserenden geneesheer Dr Dehet, heeft de moederlijke zorg en meewarigheid van Moeder Ignace krachtig meegeholpen tot genezing of tot opbeuring van de zieken.” (tekst uit Gedenkboek bij de eeuwfeestviering van de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid van Ronse door Eug. Heyrman)
43 . Molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke,deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft en dienst doet als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het wijds panorama. De molen staat immers op een pracht van een getuigenheuvel 140m boven de zeespiegel. De eigenlijke top van de heuvel bedraagt 150 m en ligt een paar honderd meter verder oostwaarts in het bos ( aan het waterreservoir). Insiders beweren dat men vanop de toren tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer. De Hotond is een getuigenheuvel die gevormd werd kort na de laatste ijstijd. Maar voordien,tijdens het tertiair tijdvak, reikte de oerzee tot in onze streken en zettezand en klei af. (Op het Heidje in Nukerke vormt zand de bovenste bodemlaag, typisch een duin). Bij het terugtrekken van het water voerden felle noordenwinden fijn zand aan die het ontstaan gaf aan de heuvelrij die reikt van het Heuvelland, over de rug van de Vlaamse Ardennen, over de Pottelberg en de Oude Berg te Geraardsbergen tot de heuvels van het Hageland. Daar de ondergrond zavel en ijzerzandsteen bevat hebben de heuveltoppen goed weerstand kunnen bieden aan de erosie tijdens de laatste ijstijd, wat niet uitsluit dat er diepe dalen werden gevormd en het ontstaan gaf aan de vele uitlopers (Eikenberg., Edelareberg, Bossenaer, ). Na WO-II werden op de meeste heuveltoppen van de Vlaamse Ardennen zavel gewonnen voor de bouw en de wegenaanleg. Gelukkig werd de laatste zavelgroeve rond 1995 gesloten. Hier en daar heeft die zavelwinning een blijvend litteken nagelaten zoals je kan merken op de noordenflank van de Hotond. De eerste bewoners van onze streek, doortrekkende jagers, hechtten een groot belang aan deze heuveltoppen. Deze werden reeds vroeg in de geschiedenis bewoond, getuige de vondsten op de Kluisberg van silexpuin. Plaatsnamen als Kwaremont, Calmont, Laemont, Hotond , gaan terug tot de de Gallo-Romeinse periode. Een Romeinse heirbaan liep van Bavayover Ronse en Kwaremont naar de kust.