De tekening geeft een beeld van de kapel zoals die was in december 2022.
“Rechthoekig open bakstenen wegkapel onder pannen zadeldak, naar verluidt minstens uit de eerste helft van de 19de eeuw; rood geschilderde gecementeerde voorgevelpunt met witte voegen; brede korfboog met eenvoudige laag ijzeren hek; Onze-Lieve-vrouwbeeldje met Kind in omlijste en getraliede rond boognis op smal gemetst altaar. Kapel langs de Maarkeweg staat te verkommeren." (Uit Onroerend Erfgoed.)
Verslag uit hln 27 november 2019.
“De staat van de Onze-Lieve-Vrouwkapel in Maarke-Kerkem verslechtert elke dag, maar niemand wil ze restaureren” zegt Rudy Van Den Eeckhout. De bezorgde buurtbewoner roept op om snel een oplossing te vinden voor de kapel. De kapel is wellicht gebouwd in de eerste helft van de 19de eeuw en staat op de erfgoedlijst, maar het gaat er elke dag slechter mee” vertelt Rudy. De wegenwerken aan de N457 doen er zeker geen goed aan, dus ik ijver er samen met enkele buurtbewoners voor om de kapel te restaureren, anders vrees ik dat ze op een dag weg zal zijn.”
Alleen is de vraag wie de restauratie op zich moet nemen. De kapel is in private handen, dus kijkt de gemeente naar de eigenaar.” Als gemeente kunnen we eigenlijk niets doen, omdat de kapel volledig in private eigendom is”, zegt schepen Ann De Tollenaere (Open Vld). “We hebben de eigenaar wel inlichtingen gegeven over de subsidies die hij kan aanvragen. Omdat de kapel enkel opgenomen is in de erfgoedlijst en niet geklasseerd is, kunnen we verder niets doen. Dat is heel jammer, want de kapel is inderdaad de toegangspoort naar Maarke-Kerkem. Ik herinner me dat het vroeger een heel mooie kapel was, maar daar is nu niet veel meer van te zien”.
Dat de kapel staat te verkommeren, kan Rudy niet begrijpen. “De kapel staat net aan het begin van het dorp, langs een drukke straat waar ook veel fietsers en voetgangers passeren. Het eerste wat ze zien is een gebouw dat in slechte staat verkeert. Dat is zonde. Bovendien is het gevaarlijk: wat als spelende kinderen er in kruipen of er brokstukken op een fietser vallen ? Ik heb navraag gedaan en het zou maar 800€ kosten om de belangrijkste renovatiewerken uit te voeren. De pastoor heeft zelf al voorgesteld om een omhaling te financieren, maar nog weigert de eigenaar er iets aan te doen.²z. Als dat zo blijft en niemand zich engageert, zullen we gerechtelijke stappen moeten ondernemen. Anders is de kapel verloren en dat zou zonde zijn; vlakbij is een rusthuis en de bewoners zouden graag naar hier komen om te bidden. Dat kan al niet meer in de kerk van Maarke-Kerkem, want die is omgebouwd tot gemeenschapscentrum. Het is dus belangrijk dat de kapel blijft.”
“Dit artikel was de eerste stap en daarmee trok ik naar het bisdom en kanunnik Collin kwam tussen. De kerkfabriek kocht de grond op en betaalt de restauratie. Vanaf februari 2023 is een jonge aannemer bezig aan de restauratie. Het beeld van Maria staat er nog in.” Dank aan Rudy Van Den Eeckhout.
Peter Thienpont is geboren in Etikhove op 28 september 1946. Hij was burgemeester van Maarkedal van 1995 tot 2012. Hij was jaren OCMW-raadslid en 12 jaar gemeenteraadslid. Na zijn studies in het college van Oudenaarde werd hij ambtenaar en werkte voor FOD Binnenlandse Zaken. Hij werd politicus voor Open VLD en werd achtereenvolgens 6 jaar OCMW-raadslid,12 gemeenteraadslid om dan in 1995 burgemeester van Maarkedal te worden. Zijn politieke loopbaan eindigde Peter in 2012 na 36 jaren gepokt en gemazeld te zijn geweest in de politiek.
De haagwinde is een vaste plant in onze streken. De witte bloem wordt ook "onze-lieve-vrouwe- glazeke" genoemd omdat het de vorm heeft van een glaasje.
Haagwinde is tevens de naam van het Woon- en zorgcentrum in Maarke-Kerkem.
Eligius, sculptuur op de preekstoel in de vroegere gewijde kerk.
Sculptuur van Eligius op de preekstoel in de kerk van Maarke-Kerkem. Het bas-reliëf stelt de heilige voor met de volgende attributen: een kruis, de bijbel in de hand, een hamer en een aambeeld. De beeltenis draagt de datum 1680.
Hoeve De Donder. Deze grote vierkanthoeve ligt in het gehucht Ladeuze op het vroegere grondgebied van Etikhove, op de grens met Leupegem. Het is een van de weinig hoeven in de streek met een klokketorentje op de nok van het woonhuis. Een moerbalk draagt het jaartal 1780, echter in spiegelbeeld. De zuidelijk stalmuren zijn met vier steunberen versterkt gezien de steile helling van het terrein. De brouwerij zou in werking zijn gebleven tot aan de Tweede Wereldoorlog. De brouwinstallatie werd ontmanteld en de gebouwen werden stallingen. Tegen een van de gevels zijn nog sporen te zien van een vroegere hoge schoorsteen. Na het wegvallen van de bedrijfsleider De Clercq Georges verdween vanaf begin de eenentwintigste eeuw alle bedrijvigheid. Deze mooie site staat ondertussen te koop aangeboden maar lijdt onder de tand des tijds.
Op weg naar Kerselaere
Tijdens de bedevaarten naar Edelaere zette brouwerij De Donder langs de
Ladeuze een kantine neer waar bier werd verkocht. De dorstigen laven was toen
nog een van de zeven werken van barmhartigheid. Veel bedevaarders vertrokken
thuis om 5 uur s morgens om de lange ommegang te doen.Die duurde een uur en onderweg las men drie
Paternosters met de blijde, de droeve en de glorieuze mysteries. Onmiddellijk nadien volgden de bedevaarders de mis in de kapel. Vóór den oorlog stonden langs de
ommegang blauwe kapelletjes, op een paal of in een boom. k Heb horen zeggen dat
nietsnutten tussen de echte kapelletjes al eens een blauwgeverfde vogelmuit
durfden hangen. Vroege bedevaarders zagen in schemering niet het onderscheid
tussen de echte en de valse kapelletjes. Tot groot jolijt van de deugnieten!
Watermolen Ter Borch met molenaarswoning. Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkhe.id onder het administratief en juridisch bestuur van een baljuw en een schepenbank. (W.P.V.) In een document van 1155 aangaande een overeenkomst tussen Arnulf van Oudenaarde en de Abdij vanEname issprake van de geplande bouw van deze molen. In de 16de eeuw is de korenwatermolen eigendom van de graaf Lalaing onder de naam van Meulen ten Burch zoals aangeduid op de kaart van het Land van Aalst in de Sanderus Flandria Illustratie van 1642-1644. Het bedrijfsgebouw werd vergroot in het midden van de 19de eeuw. In 1911-1912 werden de bedrijfsgebouwen nog maals uitgebreid en werd een stoommachine geplaatst. De molen was min of meer nog in werking tot 1967. Deze watermolen ligt langs de Maarkebeek in een mooie landelijk gebied van de deelgemeente Maarke-Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd. Deze watermolen ligt langs de Maarkebeek in een mooie landelijk gebied van de deelgemeente Maarke- Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd. Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkheid onder het administratief en juridisch bestuur van een baljuw en een schepenbank. (W.P.V.)
Eertijds stond langs een kleine meander van de
Maarkebeek een kasteel die toebehoorde aan de familie Ladeuze. Dit kasteel werd
echter in 1824 afgebroken en de stallen werden tot woningen verbouwd. De
oorspronkelijke tiendenschuur is goed bewaard gebleven.
Zoals vele gemeenten bezit Maarkedal een resem belangrijke figuren. Eentje werd in de tijd na de fusie van de gemeenten vergeten; namelijk Lea Baert. Ze werd geboren op 4 november 1911 en overleed onverwachts op 30 augustus 1994.Ze woonde tot de laatste levensdag in haar nederig huisje langs de Berkenstraat in Etikhove. Tijdens haar leven had ze het niet te breed vooral niet na de scheiding van haar man. Gelukkig werd ze opgemerkt door Elisabeth de Saedeleer, bekend om haar handweefkunst. Was het om haar handigheid, geduld, toewijding, kunstzinnigheid of louter om den brode dat ze werd aangeworven om kleurrijke tapijten te weven in opdracht van Elisabeth ? Vele jaren was ze werkzaam in het atelier langs de Bossenaer. Daar werd een klein fabriekje gebouwd, een gebouwtje typisch van vorm zoals er in Ronse honderden stonden. Enkele vrouwen en mannen waren hier druk in de weer om de ideeën van de kunstenares uit te voeren. Lea was zelfs zo onderlegd in het weven dat ze meermaals met Elisabeth meereisde naar Brussel om daar haar tapijtweefkunst aan het brede publiek bekend te maken.
Na zekere tijd werd de activiteit in het atelier in Etikhove stopgezet. Lea kreeg echter haar houten weefgetouwtje mee naar haar huisje waar het aan het raam werd neergepoot. Wat verderop stond een rek met de kleurrijke klossen wollen draad. De voordeur gaf uit in de voorplaats. Haar Leuvense stoof en tafel stonden in dezelfde plaats waar ze werkte, kookte, at en rustte. Slapen deed ze boven. Bij goed weer kon je vanuit de deuropening al de bewegingen van haar vlijtige handen en voeten gadeslaan. De handigheid waarmee ze de spoel met kleurrijke draad door de ketting stak, aanspande, de doffeklop van de kam, de hefboom met de voeten, van links naar rechts, van rechts naar links, steeds dezelfde stereotype bewegingen, onvermoeibaar, uren en uren aan een stuk, tot verbazing van elke buurbewoner en voorbijganger. Zo heeft ze nog jaren gewerkt, eerst in opdracht van Elisabeth de Saedeleer, later voor haar plezier of voor vrienden en kennissen om haar karig pensioentje aan te vullen.
Belangrijke opdracht. Elisabeth kreeg een belangrijke bestelling van dikke wollen tapijten , zwart van kleur, voor een grote tentoonstelling in het kunstatelier van Veranneman in Kruishoutem. Een groot deel van het werk werd geleverd door Lea.
Volksvrouw. "Het was een volksmens, ze ging zelfs koken op plechtige communiefeesten of op een of ander trouwfeest die toen, zoals gebruikelijk, in een of andere parochiezaal of danszaal van een staminee plaats had."
Op het laatste van haar leven, als ze de trap niet meer op kon, heeft ze haar bed laten in de voorplaats zetten. En het houten weefgetouwtje? Dat is verkocht aan een modeontwerpster. Haar doodsprentje vermeldt heel plastisch haar dood ; "als een brekende draad, zo eindigde plots haar leven." Met dank aan Christiane Martens
De woningen op deze potloodtekening zijn sinds begin 2012 voor eeuwig en altijd verdwenen!
Het protestants kerkje te Etikhove, het oudste van Vlaanderen, daterend van vóór 1800, gebouwd door de Bosgeuzen die er een calvinistische godsdienst beleefden. Bij de definitieve sluiting van het kerkje werden de gebruiksvoorwerpen overgebracht naar de protestantse kerk in Ronse.
De rest van dit huisje is nu een bijgebouwtje van een woning dat je kan vinden langs de Nederholbeekstraat te Etikhove.
We zijn in de 16de eeuw en leven onder het Spaans Bewind. Etikhove had toen een hervormde gemeenschap die deel uit maakte van de “Vlaamse olijfberg” die op zijn beurt in contact stond met de geloofsgenoten uit Zeeuws Vlaanderen en vooral uit Sas van Gent. Vooral dorpelingen ten oosten van de Schelde die beroofd werden van have en goed gingen op de vlucht. Dit gebeurde vooral in de periode na de “beeldenstorm” van 1566.
Toen Alexander Farnese, zoon van Margareta van Parma, de Zuidelijke Nederlanden veroverde (1585) volgden er harde tijden voor de “ketters”. Sommigen gingen als vermomde ketters zelfs ter kerke in de parochie. Vanaf mei 1567 verlieten vele “hervormden” onze streek wegens de harde aanpak van Hertog van Alva. De dorpspastoors schrikten er toen niet voor terug om de namen van de “hervormden” bij te houden zoals blijkt uit een lijst daterend van 1569 met de namen van:
Adriana vanden Broucke
Franciscus vander Donct cum uxore Andrea
Lateurs
Joannes Haustrate
Petrus Haustrate fs. Petri
Petrus de Haze
Martinus Lammers
Judocus van Malleghem fs. Anthonii
Jacobus Mersschart fs. Jacobi
Cristina vanden Nieuwenbuyse
Jacobus vander Straeten
Judocus vande Voorde cum uxore Joanna Schietcate
In Etikhove en Sint-Maria-Horebeke was de familie Blommaert een vooraanstaande hervormde familieJudocus (Joos) zoon van Gilles Blommaert geboren op 7 jli 1644 en was landman. De pastoor van Etikhove maakte op 10 juni 1686 in een verzoekschrift aan koning Karel II zijn beklag over de “verregaande stoutmoedigheid waarmee de Heriticquen in het dorp hun geloof beleden in zijn woning.
Jacobus Blommaert (1720) was varend op zee en/of onvindbaar.
Joos Blommaert was in ’t buitenland en onvindbaar.
Judocua (Joos) zoon van Joos werd gedoopt op 16 juni 1687 te Sint-Maria-Horebeke en overleed op 26 februari 1733 te Zevergem. Hij was buitenpoorter in 1719 van de stad Aalst en was inwoner van Nukerke. Echtgenote was Joanna Van Helleputte. . Zie “Parenteel van Guilliam (Willem) Blommaert” Geni.
Etikhove 1613: in de woning van ene Andreas vanden Abeele werden samenkomsten gehouden in “conventicula” of beperkte kring. Op Pinksteren werd weer eens zo’n bijeenkomst opzettelijk verstoord en alle bijbels (toen verboden door de kerk) werden afgenomen. Zo meldde de pastoor.
In dat jaar vertrokken families naar Sas van Gent (in Holland).
Tekening in opbouw van het huisje waar "de Evangelische Christenen hunne godsdienstige vergaderingen hielden vòòr 1795; eerst 's nachts en in 't geheim; later, krachtens het tolerantie-edict van 1783, ook des daags. Het huis had in den kelder eene geheime schuilplaats, waar de predikant zich, in geval van overrompeling, kon verschuilen."(zie "De bosgeuzen en de Vlaamse olijfberg") Inwoners uit de omliggende dorpen volgden hier de hagepreken.
Geboortewoning (vorig huisnummer 25, nu 8) van Omer Wattez langs de Hofveldstraat te Schorisse. Hij werd hier geboren op 9 februari 1857 maar stief in St-Lambrechts-Woluwe op 26 maart 1935.
Aan de muur hangt een plaket met de volgende tekst:waer mijne wiege stond en ik mij mocht vermeien als kind, de jongensvreugd genieten ongestoordIn 1890 werd door de Boekhandel J. Vuylsteke,Koestraat 15 te Gent zijn boekje uitgegevenEen Hoekje van Zuid-Vlaanderen, Oudenaarde, Ronse en omstreken. Omer Wattez schreef het boekje, dat slechts een 60-tal blz. telt, toen hij Professor bij het Koninklijk Athenaeum van Doornik was.. De tekeningen zijn van Arm. Heins. Te vermelden waard is het feit dat de woonhuizen met nr. 25-27 in de Hofveldstraat uit de 18de eeuw zijn en resten bevatten van het vroegere Margrietehospitaal dat in 1416 hier werd gesticht.(zo meldt de Gids voor Vlaanderen Je zou het niet zeggen, maar de beide woningen zijn beschermd bij K.B. 13.9.1976. In de jaren 60 deed de geboortewoning zelfs dienst als jeugdlokaal. Een
handschrift vermeldt: De ware zanger der Vl. Ardennen is O. Wattez, geboren in
het heuvelig groene Schoorisse (Scornait) niet verre van den zoogenaamden
Muziekberg. Het beste deel van zijn belangstelling heeft hij echter geschonken
aan de Duitsche balladen waarvan hij 20 verscheidene heeft overgedicht in
Even een bloemlezing uit het boekje.
Oostwaarts heeft men de hoogte van Mont de Rhodes. Gestadig biedt dit woud eene afwisseling van valleien, ravijnen, steile hoogten en onbeplante ruimten aan. Bij warmen zomerdag is het daar zoo frisch, zoo genoeglijk te vertoeven, een opwekkend lied te zingen of een gedicht te lezen. De wind blaast zacht in het loover. Millioenen kerfdiertjes snorren door de ruimte ofzetten zich op de bloemen neder. Op den grond, tusschen de denneboomen, ligt het rozig tapijt der heidebloemen uitgespreid, dat soms door het frissche groen der kraakbeziestruikjes ofhet sierlijk gebladerte der varens wordt afgewisseld. Links van den steenweg, nabij de plaats, waar wij hem verlieten, leidt een weg naar eene vallei, die, twee kilometers ver, naar Schoorisse toe, met haren waterloop het Bosch-te-Rijst bezoomt. Te midden van het Bosch ligt een vijver, die kratervormig met de heuvelen is omgeven. Een echt romantisch plekje. De beek bespoelt verder de gemeente Schoorisse, Maarke, Etichove, waar zij zich in de Schelde werpt.Haar dal is zeer aanlokkend en niet min dan zeven watermolens zal men op haren loop vinden.
Zo te zien geen literaire hoogstaande tekst. En zo goed kende Omer de streek niet want hij schrijft dat de beek (de Maarkebeek) zich in Etichove in de Schelde werpt !Toch eigenaardig !
Verblijfplaats van de schrijver Hugo Claus. De schrijver kocht de gesloten hoeve, typische bouwtype voor Zuid-Vlaanderen, in 1965. Tot dan was de boerderij een bloeiend bedrijf in eigendom van de familie René Toniau-Verhellen. Het was toen nog heel uitzonderlijk dat bij eenop rust gaan van de landbouwer de boerderijniet werd verder gezet door een van de kinderen.Meer nog deze boerderij werd verkocht aan stadsmensen. Tot de jaren 70 was de weg Tenhole zelfs niet gekasseidHet merendeel van de wegen in de gemeente waren dat wel(macadam of asfalt kende men hier blijkbaar nog niet); de weg was gewoon met grind verhard en vol zoals dat toen werd gezegd. Het neerhof ligt in Tenhole , een oase van rust en groen, in een klein dal tussen twee uitlopers van de getuigenheuvel. Een bron geeft het jaar door overvloedig drinkbaar water. Mensen uit de buurt en stadslui kwamen zich hier bevoorraden. (Let op, het water uit de meeste bronnen is ondrinkbaar). doende breed voor stro- of hooiwagen. Hugo Claus liet de oude boerderij opknappen, zeg maar stevig verbouwen. Het woonhuis werd mooi ingericht en schuren en stallingen, met rieten dak, kregen elk hun functie. Algauw werd vrouw Elly een graag geziene dame die vlot met de mensen van den buiten kon opschieten. Zo liep zoontje Thomas vanaf de 1ste kleuterklas school in deGemeenteschool. Meermaals liet vrouw Elly haar ongenoegen blijken over de hygiënische toestand van het schooltje. De toiletten waren vertrekken zonder waterspoeling en je weet wel een plank met een rond gat . Maar, het moet gezegd, het onderwijs was naar de wens van de ouders want de knaap kon er later zedenleer volgen. Dat de nieuwe woonst van de schrijver ergens verscholen lag daar in het rustige Nukerke blijkt uit een krantenbericht waarin Hugo Claus liet optekenen dat hij ging wonen op een plaats in Nukerke waar Christus nog niet voorbij gekomen was, dit tot ergernis van heel wat Nukerkenaren.En placht hij niet te zeggen tegen zijn bezoekers: volg de gids want anders komt u in de bled terecht !. Hoe je er wel terecht kon bij hem ? Ergens langs de Staatsbaan (nu Rijksweg) nam je de Holandstraat, een kronkelende, wagenbrede kasseiweg. Vóór de klim draaide je rechts het straatje Tenhole in ,
Even Hugo Claus aan het woord over Nukerke.
Te Nukerke
s Zondags na de vespers, wil hij thuis geen krentenbrood, de idioot. Hij stapt in het veld en in de huizen en zwijgt in alle talen.
Zelfs al zit je in de bomen dan ben je toch geen vogel. Ook in mijn denken staat hij daar zonder een gebaar, zijn tanden malen. Ik zwaai met mijn hand, hij ziet een zeis. Als er geen koeien waren dan was de bandhond een groot beest. Dan rukt hij de almanak met playgirls van de wand en rent in het aardappelland. Beetje bij beetje atde vlo het oor van de hond. Hij vertrouwt de waarde van woorden niet (zoals ik, maar met een andere nood). Met zijn playgirl klinkt hij blaffend tussen de takken: In nemen en in gheven Moeten die sinne Die dolen in minne Altoes hier leven.
Vertrek je vanaf de heuvelrug in Louise-Marie noordwaarts dan kom je na een lange afdaling in het dorp van Etikhove. Daar begin je de heel steile klim van de Ladeuze of je probeert de klim van de Eikenberg. Eens boven op de uitloper, van onze getuigenheuvel, op een hoogte van 85m, prijkte eertijds de kapel van O.L.V. van Kerselare in Edelare, een dorpje heel bekend door deze kapel en de bedevaarten er naar toe. De geschiedenis van de kapel vangt aan in 1452 toen de zus van de overleden pastoor Van Brackele een O.L.V.-beeldje plaatste in een oude kerselaar bovenop de Edelareberg, een bebost en onveilig oord. Hoeveel kinderen, ook nog van onze generatie, hebben met veel schrik in het hart, maar vol bewondering, die grote, verschrikkelijke krokodil in de gaten gehouden hoog boven de hoofden van de brave biddende lieden. Je wist toen nog niet met zekerheid of dat groene monster echt was of nep. En toen, op dinsdag 21 had dé grote ramp plaats. Rond 17u45 merkten voorbijgangers rook uit het dak opstijgen De grote krokodil die er iets meer dan 100 jaar boven de hoofden hing verdween in het vuur. Van de kapel bleef niets meer overeind. Voor veel meer details zie de brochures De geschiedenis van O.L.V. van Kerselare.
Mensen met veel tijd maken hier prachtige wandelingen met wijdse panorama's over het golvend landschap.
Tijdens de maand mei (de noveen) eet je er lekkere "lekkies".
Hof Goet ten Broecke , Kapoenstraat 18 te Zulzeke-Kluisbergen.
De grote hoeve Ten Broecke is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministrieel Besluit 14-07-2004). De woning werd in 1911 van een pannendak voorzien.
Gemeentehuis van Sint-Maria-Horebeke. In de volksmond Horebeke. Een typisch landbouw- en woongemeente van amper 759 ha. Horebeke ligt langs de 90 kilometerlange zwalmroute midden een mooi golvend landschap met her en der een beekdepressie. Het lieftallig gemeentehuis dateert uit 1895 en is gebouwd in een Brugse neogotiek. Het werd gerestaureerd in 1980. Dichtbij in ,het gehucht Corseele, treffen we de "Geuzenhoek" aan; waarschijnlijk de enige protestantse gemeenschap in Vlaanderen die zich sinds haar stichting in 1554 heeft kunnen handhaven. Samen met de protestantse kerken van Etikhove, Mater, Melden, Nukerke, Oudenaarde, Ronse en Wijlegem vormde de gemeenschap van Horebeke de "Vlaamse Olijfberg" , zo genoemd door Lodewijk van Nassau(1602-1665), omwille van de toestand van verdrukking en minoriteit waarin ze leefden. In Horebeke bestaan nog 2 protestantse kerken: de oude van 1795 en de nieuwe van 1872. OP het kerkhof vind je een gedenksteen van Koning Willem I.(Gids voor Vlaanderen)
Deze villa was jarenlang de woonplaats van de familie de Saedeleer.
Beschrijving
Villa Tynlon, een beetje somber bakstenengebouw, op de flank van de Bossenaerheuvel te Etikhove. Deze villa werd gebouwd in 1910 in een Engelse cottagestijl. De bewoners waren achtereenvolgens: Georges Thienpont(1910-1917), Valerius de Saedeleer (1921-1937), Leo Piron gehuwd met de dochter van de Saedeleer (1937-1945), Gerard Thienpont (1948-1964). De naam Tynlon gaf Valerius de Saedeleer als herinnering aan het huis dat hij bewoonde in Wales gedurende de wereldoorlog 1914-1918. Tynlon betekent “huis aan de straat”. De gedenkplaat vooraan in de berm werd aangebracht ter gelegenheid van de inhuldiging van de “ Toeristische weg Valerius de Saedeleer” op 2 juni 1957. De weg loopt over de toenmalige gemeenten Leupegem, Vloesbergen, Edelare, Etikhove en Schorisse.
We laten even Elisabeth de Saedeleer aan het woord. In haar boek vertelt ze over haar vader.
" Hij leefde er in alle eenvoud, op den buiten, op het platteland in Vlaanderen, tussen de Vlamingen. Hij was niet geleerd, geen wetenschapper; maar zijn geest was gezond. Hij ging om met de eenvoudige mensen van het platteland en werkte met hen, hij had hun wijze manier van leven overgenomen. Hij was een artiest, oprecht en echt, de kunst was het doel van zijn leven. Hij wisselde van gedachten met de andere mensen, met zijn geloof in de hogere waarden van het bestaan, zijn begrip voor de schoonheid van de dingen. Zijn voorbeeld bewees dat iedere taak een nauwgezette eerlijkheid vereiste en niet kan slagen zonder een prijs van lang geduld en veel inspanning. Mijn zussen en ik waren zeer jong wanneer hij ons inleidde in de eerste stappen van de kunst. Hij nam ons mee naar den buiten en wij tekenden onder zijn leiding."
"Gedurende de oorlog 1914-1918 moest hij met zijn gezin emigreren naar Engeland. t Is daar dat wij voor het eerst de weefkunst hebben gezien met als gelukkig gevolg kwamen wij in contact met Miss Morris, de dochter van de schrijver en kunstenaar William Morris, die een harde voorstander was van het handwerk. Ons vader wilde ons juist vertrouwd maken met het handwerk. Wij benaderden dus de omgeving die nog onder invloed stond van Rufin, van Burne Jones en van de aanhangers van het preraphaelisme, de aanhangers van de 19de eeuwse schilderschool,omgeving doordrongen van poëzie en illende kunstopvattingen, eerlijk en levend. De opgedane ideeën lieten ons niet meer los en wanneer we in Vlaanderen terugkeerden zetten we dat ongeveinsd in de praktijk om. Het dorp waar we ons vestigden heette Etikhove. t Is daar waar de eerste proeven werden gedaan. De eenvoudige en oudere wevers, die trouw gebleven waren aan de traditie van hun voorouders, waren onze eerste handwerkers. Het was voor hen een echte revelatie te zien wat er kon bereikt worden met hun oude ambachten.
Elisabethde Saedeleer had later haar Atelier dart te Brussel
De herenwoning op deze tekening is de voormalige woning van Petrus August Van Malleghem, een rijke familie van grootgrondbezitters en in de beginjaren van 1900 weldoeners van de parochie Nukerke.
Huis Van Malleghem in Nukerke-dorp. Op een grafsteen lezen we: Geloofd zij Jezus Christus Amen.Ter Zaliger gedachtenis van Petrus Augustinus Van Malleghem geboren te Nukerke Den 29 november 1775 aldaar overleden den 15 maart 1858van zijne echtgenote Anna Theresia Van De Puttegeboren te Nukerke Den 30 september 1795van hun kinderenAmelia Clemence geboren te Nukerke17 December 1821 en aldaar overleden7 april 1903Victor Geneesheer en Oud-Burgemeester der gemeente Nukerkegeboren den 22dec 1827 en overleden De 2 mei 1900 en zijne echtgenote Rosalie De Tollenaere 1835-1905De Zeer Eerwaarden Desiderius-Augustinus Titularis Kanunnik van S.Baafs Hoofdkerk geboren Nukerke Den 14 januari 1831 en overledente Gent De 29 januari 1890". Deze familie was blijkbaar zeer invloedrijk en bezat veelgronden. Ze was tevens weldoener en geldschieter voorde katholieke gemeenschap. Veel meer staat te lezen op de blog Nukerke. Zie daar ook de geschiedenis van de dorpsschool.
Watermolen behorend tot het "Goet Ten Broecke" te Kluisbergen, in de deelgemeente Zulzeke, buurgemeente van Nukerke. De molen draagt de datum 1870. Dit jaartal wijst enkel op een herstelling want de oorspronkelijke molen moet veel ouder zijn. Uittreksel uit het Ministrieel Besluit van 14 juli
2004 :
Wordt
beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot
bescherming van monumente, stads- en dorpsgezichten WegensDe artistieke, historische en
industrieelarcheologische waarde van de hoeve genaamd Ten Broecke met inbegrip
van het erf met toegangspoortje , de oude molenvijver, het aanpalend deel van de
Molenbeek met oevers en flankerende bomenrij, de aangrenzende gekasseide
toegangsweg met twee bruggen, het watermolenhuis met strekdam, woelkom, drie
bijhorende linden en het sluiswerk met uitsluiting van de recente
bedrijfsgebouwen) gelegen Kapoenstraat 18 te Kluisbergen
(Zulzeke) De grote
hoeve Ten Broecke is als site met walgrachten een voormalig foncier
(hoeve) van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde
kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangrijke getuige
voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. Expliciete materiële
resten van deze historische oorsprong zijn onder meer de terp en oude overwelfde
kelders waarop in 1729 de kern van de hudige woning werd opgericht, het
toegangspoortje ter hoogte van de oudetoegang, de omgrachting gevormd door het deel van de Molenbeek met zijn
twee gemetste bruggen en de aanpalende oude spaarvijver.
Het Sint-Leonardusinstituut in het kerkdorp Louise-Marie
In Louise-Marie werd in 1900 de eerste steen gelegd voor een gebouw dat dienst zou doen als sanatorium voor dames. Vanaf 1904werden de zieken er verzorgd door zusters van de orde van de Zusters van Barmhartigheid. Sinds vele jaren is het instituut omgevormd tot een rustoord voor bejaarden. Zie ook afbeelding en tekst bij nummers 30 en 34.Een andere bron meldt dat het neo-gotisch instituut St-Leonardus, werd gebouwd in 1900-1902 op het grondgebied van Etikhove naar een ontwerp van de Gentse architect Herni Geirnaert. In 1892 verwierf de Heer Scribe uit Gent vanwege de eigenaar van het Hof van Fiennes 160 ha grond op de wijk Louise-Marie. In 1905 werd op een deel van die grond een verplegings- en rusthuis opgericht, nl het Sint-Leonardusinstituut. Het gebouw was oorspronkelijk eigendom van Mw Liefmans uit Oudenaarde.De Zusters van Barmhartigheid uit Ronse oefenden er hun apostolaat uit. Het gebouw is 70m lang op een breedte van 15m. De kostprijs bedroeg toen 150 000 frank. De put die drinkwater verschaftewas 57m diep en er moest geboord worden door verscheidene rotslagen. Het waterdebiet was echter ontoereikend zodat er moest overgegaan worden tot nieuwe boringen en tot het gebruiken van bronwater in de streek zeer voorhanden. De aansluiting op het waternet kwam er pas in 1976. Het instituut kan een 40-talouderlingen opnemen die verzorgd werden door 10 kloosterlingen. In de jaren 90 werden meer en meer leken aangeworven en kreeg het interieur een verdiende opknapbeurt. Zie ook afbeelding en tekst bij nummer 29 en 33. Inhet Gedenkboek van de Zusters van Barmhartigheid vernemen we het volgende. De Eerwaarde Vader Van Melle, die in Holland de Zusters van Barmhartigheid aan het werk had gezien in de psychiatrische inrichtingen, had het plan opgevat te Louise-Marie een dergelijk gesticht te bouwen. Het mocht echter de goedkeuring van Monseigneur Stilleman, Bisschop van Gent, niet wegdragen, omdat de reeds bestaande krankzinnigeninstituten in de behoeften voorzagen. Na lange onderhandelingen kwam men tot het besluit een sanatorium te bouwen voor de rustbehoevende dames. Maar vooraf begonnen de zusters met het onderwijs.
In het Gedenkboek van de Zusters van barmhartigheid lezen we het volgende;
“De Eerwaarde Vader Van Melle, die in Holland de Zusters van Barmhartigheid aan het werk had gezien in de psychiatrische inrichtingen, had het plan opgevat te Louise-Marie een dergelijk gesticht te bouwen. Het mocht echter de goedkeuring van Monseigneur Stillemans niet, Bisschop van Gent, niet wegdragen, omdat de reeds bestaande krankzinnigeninstituten in de behoeften voorzagen. Na lange onderhandelingen kwam men tot het besluit een sanatorium te bouwen voor rustbehoevende dames. Maar vooraf begonnen de Zusters met het onderwijs. In September 1899, kwamen op aanvraag van den E.H. Van den Abeele, Pastoor, twee Zusters naar Louise-Marie om de lagere school te doen. Zr Placide en Zr Leona. Wat later kwam Zr Begga voor de bewaarschool. Ze bleven voorlopig te Ronse vernachten tot in 1902 het huis was voltrokken dat bestemd was tot de woonst van den E.H. Onderpastoor, of eventueel van een rustend priester, en nu in gebruik werd genomen door de Zusters. Ondertussen was de bouw begonnen van het Gesticht. Moeder Idalie had er in Mei 1900 den eersten steen van gelegd. Doch het werk vorderde maar langzaam; twee volle jaren werden er aan besteed en eerst in 1904 namen de Zusters met enige Dames haar intrek in het Gesticht. Ter nagedachtenis van de vader van Mej. Eléonore Liefmans, die het terrein had geschonken, werd het “St Leonardusgesticht “ genoemd. Opgevat in gothischen trant door Architect H. Geirnaert van Gent, biedt de hoofdgevel een fraai uitzicht; doch de ligging op een der hoogtepunten van onze Vlaamse Ardennen, met een heerlijken uitkijk naar het Noorden, in een rustig centrum van schilderachtige uitstapjes door bos en land, maakte er een uiterst geschikt rustoord van. Het heeft dan ook aan belangstelling niet ontbroken. Velen komen in de zomermaanden naar die plaats voor verkwikking en stilte, waar de lucht zuiver is en de menschen rustig zijn, en gaan verkwikt en opgebeurd terug naar huis. Ook ‘s winters blijven sommige dames het Gesticht bewonen en genieten er van het mooie landschap, dat ook in het gure jaargetijde nog bekoorlijk is. Van in den beginne werd er tevens gezorgd voor de geestelijke belangen der bewoners. Op de eerste verdieping werd, in afwachting van een waardiger Godshuis, een kapel ingericht, die in 1905 door den Z.E. H. De Bruyne, Pastoor -Deken te Ronse, werd gewijd. Sedertdien berust het H. Sacrament in het Gesticht, en hebben de Zusters en de Dames, dikwijls gelegenheid de H. Mis te volgen. Deze wordt gecelebreerd door de dienstdoenden priester of door een geestelijke die een rustkuur komt nemen in ’t Gesticht.Maar Louise-Marie dat de “charme” kent van de stilte en de afgezonderdheid, ondervond er ook bezwaren van. Tot 1915 was de petroollamp er de enige verlichtingsmiddel. De electriciteitsmaatschappij zag er tegen op haar net met Louise-Marie uit te breiden en zo bleven de mensen aangewezen op de petrool, olie en kaarsen, waarvan de schaarste wegens de oorlog zich gauw deed voelen. Dan werd er besloten bij middel van een accumulatorenbatterij het Gesticht van electrisch licht te voorzien. Later in 1922 zou deze ook dienen om een pomp in beweging te zetten, die het water uit een 200 m afgelegen bron, naar het Gesticht zou voeren. Het was een kostbare en niet steeds practische installatie, waarvan de ongemakken gauw waren vergeten, toen in 1935 de verbinding met het nu uitgebreide electrisch net tot stand kwam.
Om in de behoeften van de steeds talrijker wordende bewoners van het huis te voorzien hadden de Oversten van Ronse een groote partij land gehuurd, toebehorende aan Mej. Liefmans, en werd er in 1924-25 een nieuwe boerderij opgericht, naar de plannen van J. D’Hayer uit Schoorisse. In 1929 kocht Ronse het gehuurde land van Mej. Liefmans en kwam aldus in het bezit van een aanzienlijk labeurterrein, dat met gesticht, aanhankelijkheden en hovingen één blok vormt.
Naast de stoffelijk verbeteringen noemen wij ook de centrale verwarming die in 1939 in het Gesticht en in het huis van den dienstdoende preister werd geïnstalleerd. Nog andere moderne gerieflijkheden waren in het vooruitzicht, maar konden wegens oorlogsomstandigheden niet worden aangebracht.
We vermeldden reeds vroeger dat het Gesticht vroeger ook openstond voor rustbehoevende priesters. Herhaaldelijk, bijzonder sedert 1932 is de E.H. Ackerman, Algemeen Bestuurder der Zusters van Barmhartigheid, de rust gaan genieten te Louise-Marie. Na enkele dagen was hij weer opgeknapt en kon terug aan den arbeid in het drukke Moederhuis. Doch in 1933, bij de afbraak van de oude gebouwen waarvan het Directeurshuis deel maakte, koos hij voorgoed de wijk naar Louis-Marie, waar hij zich installeerde in het huis van den dienstdoende priester. Vijf jaar heeft hij nog in stilte geleefd. Met de meeste belangstelling en vroom gebed volgde hij nog de ontwikkeling van de Congregatie. Den 17 December 1941 vierde hij er in besloten kring, doch met de hartelijkste deelneming van al de huizen der Congregatie, zijn diamanten priesterfeest. Een jaar later den 30 December overleed hij in de stichtendste gevoelens van godsvrucht. Hij liet de herinnering na van een wijs, geleerd en vroom priester.
Dit overzicht kunnen wij niet besluiten zonder melding te maken van het kort maar ingrijpend bestuur van Moeder Ignace die vier jaar te Louise-Marie verbleef, tot ze in 1928 tot Algemene Overste werd verkozen. Naast den heilzamen invloed van den practiserenden geneesheer Dr Dehet, heeft de moederlijke zorg en meewarigheid van Moeder Ignace krachtig meegeholpen tot genezing of tot opbeuring van de zieken.” (tekst uit Gedenkboek bij de eeuwfeestviering van de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid van Ronse door Eug. Heyrman)
43 . Molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke,deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft en dienst doet als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het wijds panorama. De molen staat immers op een pracht van een getuigenheuvel 140m boven de zeespiegel. De eigenlijke top van de heuvel bedraagt 150 m en ligt een paar honderd meter verder oostwaarts in het bos ( aan het waterreservoir). Insiders beweren dat men vanop de toren tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer. De Hotond is een getuigenheuvel die gevormd werd kort na de laatste ijstijd. Maar voordien,tijdens het tertiair tijdvak, reikte de oerzee tot in onze streken en zettezand en klei af. (Op het Heidje in Nukerke vormt zand de bovenste bodemlaag, typisch een duin). Bij het terugtrekken van het water voerden felle noordenwinden fijn zand aan die het ontstaan gaf aan de heuvelrij die reikt van het Heuvelland, over de rug van de Vlaamse Ardennen, over de Pottelberg en de Oude Berg te Geraardsbergen tot de heuvels van het Hageland. Daar de ondergrond zavel en ijzerzandsteen bevat hebben de heuveltoppen goed weerstand kunnen bieden aan de erosie tijdens de laatste ijstijd, wat niet uitsluit dat er diepe dalen werden gevormd en het ontstaan gaf aan de vele uitlopers (Eikenberg., Edelareberg, Bossenaer, ). Na WO-II werden op de meeste heuveltoppen van de Vlaamse Ardennen zavel gewonnen voor de bouw en de wegenaanleg. Gelukkig werd de laatste zavelgroeve rond 1995 gesloten. Hier en daar heeft die zavelwinning een blijvend litteken nagelaten zoals je kan merken op de noordenflank van de Hotond. De eerste bewoners van onze streek, doortrekkende jagers, hechtten een groot belang aan deze heuveltoppen. Deze werden reeds vroeg in de geschiedenis bewoond, getuige de vondsten op de Kluisberg van silexpuin. Plaatsnamen als Kwaremont, Calmont, Laemont, Hotond , gaan terug tot de de Gallo-Romeinse periode. Een Romeinse heirbaan liep van Bavayover Ronse en Kwaremont naar de kust.
Schilderspalet van Maarkedal. In de vroegere authonome gemeenten verbleven tal van kunstenaars : Valerius de Saedeleer in Etikhove, Leo Piron , gehuwd met Marie-Josèphe, dochter van Valerius de Saedeleer in Nukerke - de streekschilder Van Laere in Nukerke - schrijver Hugo Claus in Nukerke - de dichter en schrijver Insingel Mark in Nukerke ...
Gemeentehuis van Etikhove tot 1977. Sinds de fusie van 1977 gemeentehuis van Maarkedal. Nadat het gemeentebestuur op 27 juli 1896 een kleine hofstede had aangekocht ter grootte van 26a89ca, gelegen aan de plaetse te Etikhovewerden tijdens de gemeenteraadszitting van 1 juni 1902 de plannen opgemaakt voor het bouwen van een gemeentehuis en een gemeenteschool met bijhorend schoolhuis op dit terrein. Na verscheidene wijzigingen van de bouwplannen werden deze uiteindelijk goedgekeurdtijdens de gemeenteraadszitting van 20 december 1904.De plannen zijn van architect Geirnaert uit Gent.Een jaar later werd het gebouw in gebruik genomen. Wegens krappe behuizing werd het schoolhuis, dat aan de oostelijke zijde aanleunde tegen het gemeentehuis, erin geïntegeerd. Het gelijkvloers van het schoolhuis werd raadszaal en is dit nog steeds.
Oorlogsnieuws
Tijdens de Tweede
Wereldoorlog woonde ene Jean-Baptist De Schampheleire te Etikhove in zijn boerderij
langs de Gansbeekstraat daar waar de Maarkebeek onder de straat duikt. Baptist
werd geboren in 1900 en was afkomstig uit de Varent. Tijdens zijn jonge jaren
had hij meermaals deelgenomen aan de bietencampagne in het noorden van
Frankrijk. En je weet hoe dat gaat. De jonge man maakte daar kennis met een
meisje uit de streek. Ze trouwden en kwamen wonen langs de Gansbeekstraat. De
jonge vrouw werkte samen met Jean-Baptist en leerde ook wat Nederlands. De
periode tussen de twee oorlogen was een harde tijd en Jean-Baptist oefende
zoals zovele meerdere beroepen uit. Zijn hoofdbezigheid was echter fruit
kweken. Hij schafte zich een paard aan en reed wekelijks met paard en kar naar
de markten in de omgeving om het lekkere fruit aan de man te brengen. Op een
dag heeft het gezin alle chance van de wereld gehad. Het was in 1945. De
streek was reeds maanden bevrijd maar de Duitsers gaven niet op en bestookten
Antwerpen met de fameuze V-2 raketten. Er werden zo maar eventjes 2000 raketten
op de haven afgestuurd. Niet allen bereikten het beoogde doel. Sommige
vliegende bommen misten hun doel, weken af of raakten tijdens de vlucht
defect. Zo hoorden ze op een mooie dag in Ethikove het gefluit van een
aanstormende V-2. Men wist dat eens het motorgeluid ophield de bom binnen de
kortste stonden zou vallen. Wat ook geschiedde. Gelukkig stond in de weide aan
het erf van De Schampheleire een rij hoge populieren. Deze bomenrij werkte als
vangnet voor de raket die in de toppen terecht kwam en met een geweldige slag
ontplofte. Bladeren, twijgen, takken, metalen stukken, vuur, rook, pannen en
stenen het vloog al in het rond. Het dak van
de woning was volledig ontmanteld maar niemand werd gekwetst. De buurt kwam er
gelukkig met de schrik vanaf. De zoon van Baptist had later naast het woonhuis
een smidse.
Tegen de zomer van 1944 was
het Duitse leger volop bezig de aftocht te blazen. De soldaten werden wat
nerveuzer en ze probeerden alles wat wielen hadvan de burgers af te pakken. De fietsen spraken wel aan. Maar de meeste
burgers hadden daar iets op gevonden. Ze verwijderden de rubberen banden. Die
waren zogezegd versleten. Toch namen sommige Duitsers zon rijwiel in beslag.
Mensen die die situaties meemaakten lachen nog als ze vertellen hoe de Duitsers
de kasseikoppen trotseerden op de ijzeren zanten. Al hotsend en al botsend
denderden ze de helling af richting heimat.
Deschampeleire woonde in Etikhove, maar was
afkomstig van de Varent in Mater. Hij werd gemobiliseerd voor de oorlog van
14-18. Jarenlang verbleef hij in de loopgrachten achter de IJzer. Tijdens een
van de vele korte aanvallen werd de beste vriend van Jean-Baptiste ernstig
gekwetst en lag daar ergens buiten de loopgrachten te kermen en steeds te roepen:
Tiste, kom mij toch helpen!Maar
Jean-Baptiste kon hem niet halen. Hij moest immers wachten tot ze zeker waren
dat de Duitsers zich volledig hadden teruggetrokken. De nacht ging voorbij en
het werd heel stil. Hét moment om de gekwetste vriend te gaan ophalen? Kruipend op de buik bereikte hij de man.
Denkend dat de kust veilig was richtten ze zich op. Te laat. Een machinegeweer
ratelde en de beide soldaten werden getroffen door een kogelregen. Ze vielen
neer. De gekwetste soldaatwas op slag
dood en Tiste bleef gewond voor dood liggen. Op zijn beurt bleef hij achter tot
hij zou gered worden. En gelukkig! Zo gebeurde het. Hij bleek getroffen te zijn
door een gloeiende brandkogel die langs de rug was binnen gekomen en langs de
buik het lichaam had verlaten. De plaats waar de kogel de buik had verlaten was
dichtgeschroeid. Dat was wellicht zijn redding. Voor zijn genezing werd
Jean-Baptiste naar Frankrijk overgebracht waar hij in een lazaret aan een
volledige herstelling begon. Wat ook lukte want kort nadien werdTiste weer goed bevonden om naar het front te
trekken. Hij vertelde nadien dat hij een Belgische soldaat had gezien met een
houten been. Die man werd door de keuringsdienst goed bevonden om zijn
compagnie aan het front te vervoegen. Het schijnt dat hij zijn houten been
afnam en naar de medische staf gooide met de vraag: Wat kan ik met zon been
gaan vechten!
ParochiekerkSt-Brixius te Etikhove ligt in de vallei van de Maarkebeekop 27 m boven de zeespiegel. Deze classicistische kerk is een bescheiden gebouw uit het begin van de 19de eeuw met laat-gotische toren van de voormalige kerke uit de 15de eeuw. De kerk werd achtereenvolgens in 1768 en in 1837 verbouwd. Het meubilair is hoofdzakelijk classicistisch. Het orgel , instrument van Lambertusvan Peteghem is beschermd. Op het kerkhof en in de kerk tref je enkele17de eeuwse grafstenen aano.a. het epitaaf van Gerard de Ladeuze(+ 1669).
De kerk La Salette te Louise-Marie ligt op een hoogte van 112,5 m. Louise-Marie is een schilderachtig gehucht en kerkdorp in de Vlaamse Ardennen gelegen op de noordelijke flank van de Muziekberg (hoogte 147m). Het grondgebied van de parochie Louise-Mariebehoort tot de stad Ronse en de vroegere gemeenten Nukerke, Etikhove en Schorisse inde provincie Oost-Vlaanderen en tot de gemeente Ellezelles in Henegouwen. Naar verluidt zou de naam van de eerste Belgische koningin Louise-Marie (geboren in Palermo op3 april 1812 en overleden in Oostende op 11 oktober 1850), dochter van de Franse koning Lodewijk Filips, aan de oorsprong liggen van de naamgeving van dit gehucht. Immers de eerste steenlegging van deze neo-romaanse parochiekerk in 1851 viel samen met de eerste verjaardag van haar overlijden. Deze kerk is bekend om haar Sint-Apolloniaverering. Rond 9 februari worden hier jaarlijks, tijdens de noveen tegen tandpijn, de alom gekende geutelingen gebakken. De kerk is toegewijd aan O.L.Vrouw van La Salette. Het kerkelijk interieur is 19de-eeuws behalve het altaar aan de noordzijde die 17de en 18de eeuws is. Het schilderij Verschijning van O.L.Vrouw van La Salette is19de eeuws. De romanschrijver Herman Teirlinck vernoemt Het Muziekbos en Louise-Marie in Maria Speermalie, Getuigenissen , De wonderbare wereld , Het gesmoor (novelle) en de Dolage.
32.De Sint-Pieterskerk te Kerkem. Hetkerkje is een klein driebeukig neo-gotisch gebouw. De onderbouw van de torenvan de kerk bestaat uit geërodeerde zandsteen afkomstig van de afgravingen op de getuigenheuvels.Tijdens verbouwingswerken werd de kerk verhoogd in 1775. Deze datum staat gegrift in de sluitsteen boven de ingangsdeur. De kerktoren zou voordien een derde lager zijn geweest. Je ziet trouwens duidelijk de sporenvan de oorspronkelijkewijzerplaat. De kerk, het kerkhof en de omheiningsmuur zijn beschermd als monument en als landschap bij K.B. van 18-11-76. Het meubilair is hoofdzakelijk 18de eeuws. De kansel dateert uit 1687. Hetorgel is 17de eeuws en was oorspronkelijk bedoeld voor het Sionklooster te Oudenaarde.
Tijdens de gemeenteraadszitting
van 27 november 2013 werden restauratiewerken aan dit geklasseerd kerkje
toegewezen aan de firma Aanemingen Seynhave tegen een totale prijs van
366.811,94.
De Ladeuzemolen gelegen langs de Maerckebeek(nu Maarkebeek), is een overblijfsel van het kasteel Ladeuze. De molen zelf zou dateren van 1400 maar werd voor het eerst vermeld in 1571. Het was van oorsprong een olie- en korenwatermolen in eigendom van het thans verdwenen nabijgelegen kasteel van Ladeuze. Alle pachters van het domein waren verplichter hun graan te laten malen waarvan de gebruikelijke tiende werdafgenomen. In 1909 werden de molenstenen aangedreven d.m.v. een stoommachine. De productie van olie werd stopgezet vóór W.O.-I. De molen bezit noghet lijnzaadmechanisme en2reuze grotemolenstenen.De "tiendenschuur staat iets verop".
Bijhuis van Sint-Leonardus, verblijfplaats van de zusters. Deze woning was tot voorheen de verblijfplaats van de zusters die werkzaam waren in het rusthuis Sint-Leonardusin Louise-Marie. Het rustoord zelf werd opgericht in 1900 en was oorspronkelijk bedoeld als sanatorium voor dames.Bij het geheel hoordeeen school en een boerderij. Vanaf 1904 namen de Zusters vanBarmhartigheider hun intrek. De laatste jaren werd het interieur van het rustoord grondig gemoderniseerd.
Verdwenen zichtop de kerktoren van Nukerke met vooraan het O.-L.-Vrouwbeeldje dat voorheen prijkte op de hoek van hetgemeentehuis, dat op zijn beurt verdween in de jaren 70. Dit beeldje staat nu in het perkje op het dorpsplein.
ParochiekerkSt-Brixius te Etikhove ligt in de vallei van de Maarkebeek op 27 m boven de zeespiegel. Deze classicistische kerk is een bescheiden gebouw uit het begin van de 19de eeuw met laat-gotische toren van de voormalige kerk uit de 15de eeuw. De kerk werd achtereenvolgens in 1768 en in 1837 verbouwd. Ze is ingericht met een Lodewijk XVI meubilair zoals het hoogaltaar, de muurbeschotten met de kerkmeesterbanken in het koor. Het orgel , instrument van Lambertusvan Peteghem is beschermd. Op het kerkhof en in de kerk tref je enkele 17de-eeuwse grafstenen aano.a. het epitaaf van Gerard de Ladeuze (+ 1669).
De Sint-Pieterskerk te Schorisse. Het is een bakstenen hallenconstructie onder één dak, met een laatgotische aanleg (16de eeuwboven het westportaal. Rond 1579-1580 brandde de kerk af en werd hersteld. Het interieur is classicistisch met slanke Toscaanse pijlers waardoor het zeer harmonisch lijkt. De mooie versiering werd uitgevoerd door de Italiaan Carlo Moretti. Veel 16de en 17de eeuwse kunstschatten zijn o.a. de gebeeldhouwde doopvond en een renaissance biechtstoel uit 1687. Deze kerk, met inbegrip van het interieur, is beschermd vanwege de kunsthistorische waarde. Van de het 17de-eeuwse Margariet hospitaal resten nog slechts enkele woningen en een 15de - eeuws beeld van de H. Margriet(in de kerk). De nabije omgeving is beschermd als dorpszicht bij K.B. van 13-01-1981. Omer Wattez, bekend als de “Eerste beschrijver van de Vlaamse Ardennen”, werd hier geboren in 1857. De meer bekende romanschrijver, Herman Teirlinck , vermeldt Schorisse als “Schoorse” in zijn werken “Getuigenissen” en “De wonderbare wereld”.(uit Inventaris van het cultuurbezit in België) Reeds sinds einde 20ste eeuw is de toevloed van gelovigen die wekelijks naar de kerk trekken sterk gedaald. Bisdom en staat spreken van sanering. Zo ontstond een “Kerkenbeleidsplan”. Kerken worden gesloten, ontwijd, hergebruikt voor civiele doelstellingen. Eind 2018 was ook de kerk van Schorisse aan de beurt. Er was nog een grote slotviering op Kerstmis om 10 uur. Enkel huwelijken, doopsels en begrafenissen gaan voorlopig door tot er een herbestemming is gevonden.
Classicistische Sint-Eligius kerk uit 1775 te Maarke met aan de noordkant de vrijstaande gotische toren uit de 14de eeuw. Mooi interieur met o.a. een harsstenen doopvont uit 1673, een preekstoel uit 1680 die afkomstig is uit de voormalige cisterciënzerinnenabdijMaagdendalete Oudenaarde. Het overige meubilair werd na hetbouwen van de kerk aangeschaft en is dus 18de eeuws zoalsde portiekvormige hoofd- en zijaltaren. Het orgel,uit de periode 1806-1814 door P.C. van Peteghem uit Gent is beschermd bij K.B. van 17-02-1980. Verder is er een pracht aan kerkschatten o.a.17de en 19de eeuwsOudenaards zilverwerk i.v.m.de St-Eligiusverering. Er liggen verschillende 16de en 18de eeuwse grafstenen. Dichtbij de ingang van de kerk ligt nog een bruine ijzerzandsteen waarop de veldwachter destijdsna de hoogmis stond om de berichten aan de bevolking kond te maken.
“Sinds 16 december 2013 is de Sint-Eligiuskerk van Maarke via een bisschoppelijk decreet onttrokken aan de eredienst. Daarmee werd een belangrijke voorwaarde vervuld om op 1 januari in te stappen in het Decreet Lokaal Cultuurbeleid en aanspraak te maken op een jaarlijkse subsidie van 34 000 €. … In de loop van 2014 en 2015 worden werken uitgevoerd die de ruimte beter zullen afstemmen op de noden van een modern cultuurhuis, evenwel zonder de unieke eigenheid van onze Cultuurtempel aan te tasten.” (Gemeentelijke info) Reeds 5 vijf werden in de kerk, occasioneel, culturele evenementen georganiseerd.
Houten windmolen Ter Gheynst prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582. En verder geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt die van tevoren ghenaemt es gheweest tmeuleken tergheynst (1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Hots. In de volksmondgebruikte men de naam Vossenmolen. De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewwaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaakverder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet.De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993. Een overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem liet ons volgende weten. Overachterkleinzoon van Petrus Augustus Van Malleghem, molenaar te Nukerke (molen Ter Gheynst door een storm vernietigd in 1942, gelegen op de kruising van de Pontstraat en de Boularestraat rechtover de kapel.); zijn zoon Victor was geneesheer en een tijdlang burgemeester van Nukerke.
Kapel Sint-Vincentius op de Kapellenberg te Maarke-Kerkem gelegen op een hoogte van 94m. Vanaf deze plaats heeft men een mooi panoramisch zicht. Deze bedevaartskapel, is met haar omgeving beschermdals monument en als landschap (9-11-76). Deze kapel bewaarde van haar oorspronkelijkconstructie enkel het vermoedelijke 12°eeuwse koor. Het schip werd in 1637 herbouwd (zie het verschil in bouwmateriaal). Het portiekaltaar in rococostijldateertvan ca 1765. Het beeldvoorstellendde H. Antonius-abt is 16de eeuws en dat van de H.Vincentius is 17de eeuws. Ook het typische offerblok is 17de eeuws. De schilderij H. Vincentius vóór O.L..Vrouw met het Kind is 18de eeuws. Het doek met de H. Vincentius, en op de achtergrond de bedevaartskapel van Maarke, omringd door zes taferelen uit het leven van de heilige is 19de eeuws. De glasramenvan E.P. Colpaert uit 1920 stellen taferelenvoor van de marteldood van St-Vincentius. Rond de noveen van Sint-Vincent worden hier volop geutelingen gebakken.
Sint-Vincentius werd er
aanroepen als genezer van allerlei lichamelijke krampen.
Herenhuis langs de Louise-Mariestraat in Louise-Marie. Deze woning werd gebouwd in 1869. Dit kerkdorp of kerkgemeente strekt zich uit over Etikhove, Ellezelles, Nukerke en Ronse. In t Volk van Ronse van 22 oogst 1936 zagen we volgende rubriek "Het beste tafelwater La Royale Louise-Marie" Allerfijnste limonaden "Jass" Nitterveld-bronnen Louise-Marie (Ronse) Telefoon 230.
Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming, parochiekerk te Nukerke. Deze eenvoudige classicistische dorpskerk van ca 1775 ligt op een hoogte van 87m boven de zeespiegel.Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent Nieuwe kerk,Nova Ecclesia. Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aanhet kapittel van Kamerrijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichtenkwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verhevenen aldus werd afgescheiden van Melden. Voor verdere beschrijving zie rubriek "volledige tekst" nr 20.
Stenen korenwindmolen Molen Ter Slepe ook genaamd Molen Ten Nieuwennest langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. Hij prijkt immers niet bovenop een heuvelrug. Tweede verklaring: de naamvan hetcafé dat de naam droeg In de Nieuwennest. De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulderDevos. De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem tenslotte doorverkochten in 1910 aanRafaël Maes-Vandenhende. Vanf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt.
Pastorie te Schorisse gebouwdin de periode 1867-1869, met ruime achtertuin. Bij de muur ligtde roepsteen, een blauwgrijze hardsteen, mogelijk een fragment van de schandpaal. Sinds2001, is na het vertrek van de laatste pastoorde pastorie niet meer in gebruik. Het werd verhuurden later als woonhuis te koop aangeboden.
Kasteelmolen te Schorisse: geclasseerde watermolen(10-08-76) langs de Molenbeek in de Parkstraat te Schorisse. Deze graanwatermolen ligt langs de Molenbeeken is nog steeds in bedrijf. Deze watermolen op de Molenbeek dooi al in 1456 in de
geschriften op. Tijdens de Franse Revolutie werd op de steenzolder zelfs de
mis gelezen. Op de steenzolder bemerkt men muurschilderingen uit de beloken tijd der Franse Revolutie. De molen behoorde tot het kasteel dat in de 18° eeuwverdween.Vandaar de naam Kasteelmolen. Het waterrad heeft een diameter van 4,80m. De watermolen werd beschermd op 10 augustus 1976. Reeds 5 generaties lang werd de molen uitgebaat door de familie Vanderdonckt. Op 27 april 2013 kreeg de Kasteelmolen van Schorisse het kenteken van
Actieve Molen 2013. De molen werd genomineerd door de vereniging Molenforum
Vlaanderen vzw omwille van de site (gebouw), de werking van de molen, voor de
inzet van de molenaar én voor de toeristische ontsluiting. Voor de eigenaar Rufin Vanderdonckt een ware
opsteker.
Typische Vlaamse,gesloten hoeve gelegen langs de straatRuitegem.Dit beeld is in de loop van 2002 totaal gewijzigd, de hoeve werd hersteld en lichtjes gewijzigd.
Oud, verlatenhoevetje langs de Pontstraat. Afgebroken in 1999.In dit hoevetje woonde jarenlangRichardVan Coppenolle, in de volkmond t cabineurke. Deze was immers aangesteld omde compteur of de elektriciteitsmeter in de woningen op te nemen. Omdat Richardbij een stroomonderbreking naar de elektriciteitescabine moest (met de fiets, in weer en wind)om de panne te herstellenen omdat hij bovendien niet te groot van gestalte was noemde men hem met een verkleinwoordje. Richard was steeds opgewekt en een graaggeziene figuur, potlood achter het oor, sigaartje in de mond en een lederen diensttas aan de zij. Je kan verder lezen in de rubriek "volledige tekst".
Oud schoolhuisbehorend bij de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat te Nukerke.Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten.Ten gevolge van die wet werd langs dePontstraateen school met bijhorend schoolhuisopgericht. Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordermuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Pontstraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een kleine klasruimte en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere.Het schoolhoofd was Theofiel Gilleman. .Een zekere Chlotilde De Zaeytydt, echtgenote van Theofiel Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk.Chlotilde woonde iets verop op de plaats van de woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theofiel een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooielinden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat. In de volksmond heette het daar aan kloaten fieli. Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. Lees verder in het tekstgedeelte.
Huidige houten windmolen op de Bossenare, een uitloper van de getuigenheuvels, te Etikhove. Op de plaats van de afgebrokenwindmolenwerd begin jaren 90door Marc De Merlier de reconstructie aangevat van de Tukmolen, afkomstig uit Impe (Lede). Deze molen dateert van 1763 en was in werking tot 1959. Deze prachtig gereconstrueerde windmolen is regelmatig in bedrijf. Van einde en ver zie je hem met zijn wieken zwaaien.
"De nieuw Bossenaarmolen werd opgericht tijdens de
periode 1992-1997 op de hoogte van de Bossenaar iets verder dan waar de
oorspronkelijke Bossenaermolen stond die in 1939 uit het panorama verdween.
Deze molen is echter een reconstructie van de bestaande houten Tukmolen uit
Impe (Lede) die in 1980 gedemonteerd werd wegens zijn bouwvalligheid. Deze
staakmolen dateert uit 1763 met volgende inscriptie: IBSLV1751 en EC1890." De
molen is in beheer door de familie Demerlier en af en toe maalt de molenaar
hier zijn korentje.
Stenen graan- en oliewindmolenTen Hengst, gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke op een hoogte van 112,5m.. Hij zoudateren uit 1571. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd volledig vernield in 1831.Meer dan eenswerden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermdmonumenten kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004.
De witgekalkte stenenwindmolen Ten Kruissens te Nukerke, ontdaan van de wieken. Deze molen bestond met zekerheid reeds in 1556, als eigendom van de familie Ladeuze te Etikhove. In 1831 werd hij eigendom van de zout- en zeepzieder Desclée-Van Malderd te Ronse.In 1864 ging de molen over naar de familie Willems uit Zulzeke en in 1899 werd de molen dan doorverkocht aan Richard Maes.Tot op heden is de molen in het bezit van de familie MaesA. Een storm vernielde de wieken en in 1929 werd elke activiteit gestopt. De stenen kuip bleef staan terwijl hetinterieur tot woonhuis werd ingericht.
In de verte de houtenSnibbemolen te Nukerke, op een hoogte van 125 m.De houten windmolen, in de verte, op de hoek van deStaatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat(nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. Het molenaarshuis staat tot heden nog aan de overzijde van de Rijksweg. De laatste twee molenaars waren Theofiel Bostijn die opgevolgd werd door zijn zoon Julien. Zijn dochter, Simone, woont nu bij haar dochter,Marie-Paule Deschamps in Ronse. In hoofdzaak werd hier notenoliegeproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar waswerd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht. Richard De Bisschop heeft jarenlang samen met zijn vrouw, Irma Decuyper, de herberg In t molenhuis opengehouden. De woning met bijgebouwen staat op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. De handboogschutters van de Nukerkse schuttersmaatschappij schoten er naar de liggende wip. De staande wip stondop de terp waarop vroeger de molen stond. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterreinlangs de Kortekeer. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Ophet voorplan ziet u de stenen windmolenTen Kruissens in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen Ten Kruissens.
Vroegere houten windmolen Ten Bossenaere tot 1939te Etikhove op een heuvelrug van 100m hoogte.Was die molen eens de oudste windmolen van West-Europa? Volgens een inkervingop de toegangsdeurzou de windmolen dateren van 1140. Deze windmolen heeft de kans ontlopen omte wordenerkend alsmonument met als gevolg dat hij op 12 april1939 werd afgebroken. Het malen van graan werd overgenomen door een mechanische maalderij in een gebouw iets verderop.
Hospice betekent tehuis. In de late middeleeuwen sprak men van godshuis wat zoveel betekende als "liefdadigheidsgesticht waar ouden van dagen, wezen en zieken om godswil worden verpleegd." Maar de Nukerkse volksmond had het overhet oudemannenhuis. Het gebouw werd geslooptbegin jaren 70 toen de werken aanvingen voor de bouw van de nieuwe verpleeg- en rustoord, de Samaritaan. In het hospice werden zowel oude vrouwen als mannen opgenomen die niet meer zelfstandig konden leven. De plaatselijke oudjes hadden natuurlijk voorrang. De dagelijkse zorgen waren in handen van enkele zusters van Barmhartigheid. De enkele ongezellige kamers hadden hoge plafonds. Aan het hospice was een grote boomgaard en moestuin verbonden waarin de meest-valide bewoners van het tehuis konden werken. De zusters haddenook de zorg van gerechtskinderen en wezen op zich genomen. De meisjes verbleven in de kloosterwoning, gelegen op de speelplaats van de vrije school terwijl de jongens in een bijgebouw van het hospice verbleven. Niet te verwonderen dat zij de kinderen van het hospice genoemd werden. Dagelijks kwamen zij onder begeleiding van een zuster naar de jongensschool, gelegen naast de meisjesschool.
Zicht op de oude dorpskomvan Nukerke, gezien vanuit de vroegere Boelaardstraat. Met zicht op de kerkOnze-Lieve-VrouwTenhemelopneming.Dit dorpszicht is sinds de eindjaren 70 onherroepelijk verdwenen. Links zie je nog de herberg In t oud gemeentehuis met bijhorend kruidenierswinkeltje, waar we, in onze jeugdjaren, nadat we twee trapjes afdaalden voor 5 fr een pakje Belga kon kopen. Deze herberg was tot de afbraak eigendom van de familie Ryckbosch.Rechts bevond zich de woning Blommaert . In deze woningwerd in de jaren 70, endit tot aan de fusie van de 4 gemeentenop 1 januari 1977, de gemeentelijke diensten ondergebracht.
Het "Hof te Cattebeek" gelegen langs de Bossenaarstraat te Etikhove. Dit Hof zou gebouwdzijn vóór1517 door ene Willem van Cattebeke. Het gebouw onderging grote veranderingen In 1771enin 1885. Sinds 1792is het domein in het bezit van de familie Thienpont. In 1842 richtte harles-Franciscus Thienpont,toenmalige eigenaar en tevens burgemeester van de gemeente Etikhove er een wijnhuis op dat in oorsprong lekkere Franse wijnen aanvoerde.
Station van Etikhove. Op 1 september 1861 werdde spoorweg van St -Ghislain naarGentgeopend. Deze rechtstreekse verbinding methet Henegouwse kolenbekkenzorgde voorde ontwikkeling van deVlaamse katoennijverheid . De verbinding met Ronse loopt dooreen tunnel(ca 450m ) ter hoogte van de Spichtenberg . Deze tunnel is één der zeldzame tunnels op onze Vlaamse bodem. Sinds de jaren 80 is het station buiten gebruik.
Gemeentehuismet pui, onderpastorie en pastorie te Nukerke.De eerste tweegebouwen werden in de beginjaren 70 jammerlijk gesloopt om plaats te maken vooreen parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt,iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de puibesteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze deberichten aan de bevolking kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadaten ieder zegge het voort weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte van de plaatse
Over dit gemeentehuis met pui wistPol Hoffmann, die gemeentesecretaris was tijdens en na de oorlogsjaren , met zekerheid te vertellen dat dit gebouw reeds in 1772 bestond. De beschrijving komt immers voor op het eerste perkament van het Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst. Men weet echter niet wanneer het gebouwd is aangezien het Landboeck (1772) het oudste document is datvroeger in Nukerke berustte. Het gebouw was vroeger, dus minstens vanaf 1772, de pastorie. Naast het gemeentehuis met pui stond het huis van de onderpastoor. Het klein, muftig kantoortje van de secretaris zou de vroeger slaapkamer geweest zijn. Het gemeentehuis zelf was van 1770 ondergebracht in de herberg In t oud gemeentehuis (zie beschrijving bij nr 6) , schuin tegenoverde pastorie. Later heeft men het secretariaat verplaatst naar het huis waar nadien de koster Deriemaekerwoonde (nu drukkerij). Eerst rond 1903 of 1904 is de pastorie gemeentehuis geworden, terwijl iets verderop een nieuwe pastorie werd gebouwd(zie gebouw links). Aan de oude pastorie bracht men enkele veranderingen aan zoalsde ingang en de toegangstrap. Rond 1905 plaatste men in de hoek van de voorgevel en de westelijke zijgevel een O-L-Vrouwbeeld. Dit beeld was een geschenkvan de toenmalige dorpsonderwijzer meester Jan aan zijn gemeente. Meester Jan woonde op het dorpsplein in de woning waar nu de familie Georges Aelvoet-Restiaens woont. Jarenlang gaf meester Jan aan zijn oud-leerlingen s zondagna de mis les in de zondagschool.
Een "Ministerieel besluit houdende bescherming als monument, stads- of dorpsgezicht" besluit als volgt:
Artikel 1. Wordt beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij decreten van 18 december 1992, 22 februari 1995, 8 december 1998, 18 mei 1999, 7 december 2001 en 21 november 2003:
Wegens de artistieke en historische waarde: als monument "Schaliënhof" gelegen te Maarkeal (Maarke-Kerkem) Hasselstraat 18-20.
Over de artistieke en historische waarde van het "Schaliënhof":
De hoeve werd gebouwd in 1840 op een site die merkelijk ouder is. Het is een representatief voorbeeld van een typisch rijke vierkantshoeve met herenhuis, bediendewoning, nutsruimten, schuur en stallingen uit het midden van de 19de eeuw. Het erf werd gekasseid. De volledige hoeve bleef bijna intact bewaard zowel naar exterieur (neoclassicistisch) als naar interieur en is daarom representatief voor de landelijke architectuur in de eerste helft van de 19de eeuw en voor het zuiden van de provincie.
Brussel 14-07-2004
Zo omschrijft "De inventaris van het cultuur bezit in België" het Schaliënhof. Imposante voormalige herenhoeve van het gesloten type. Door haar opmerkelijk volume en geïsoleerde ligging sterk gemarkeerd in het omgevend akker- en weiland. Opgericht in 1840 door burgemeester J. Roman ter vervanging van en rondom een bestaande kleine gesloten hoeve, thans ingenomen door het merendeels gekasseide ruime rechthoekig erf, even als het achterin gelegen hooghuis in tweeën verdeeld. .. Originele harstenen deuromlijsting met pilastervormige rechtstanden op hoge neuten; wigvormige sluitsteen met opschrift:J. ROMAN/BOURGEMESTRE/ 1840.
Maarke-Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd. Genot op den Berg langs de Bovenstraat 4 te Maarke-Kerkem. Tekening van het voormalig boerenhuis dat sinds 1995 werd gerestaureerd. Op de deurlatei van de vroegere voordeur en binnenshuis op de balk ziet men dezelfde insciptie; Mariamonogram AMR en ANNO 1783. Dit jaartal verwijst wellicht naar het bouwjaar van de woning. Op een van de versierde moerbalken staat een Christusmonogram IHS in cirkelmotief. Deze woning had oorspronkelijk lemen muren en strodak. De renovatie werd aangevat in 1977 met behoud van de originele vakwerkbouw en van de dakspanten. De leemvullingen werden vervangen door kunststeen.(Inventaris van het cultuurbezit in België deel 15)
Tekening van oude woning bestaande uit woonhuis, werkhuis van schrijnwerker, schaapstal, vertrek en een remise die diende als bergplaats voor o.a. kolen.
"In 1902 zagen we hier een vrouw Sylvie aankomen, 54 jaar, mager, grijs, zonder geld noch bagage. Na heel vele reizen had ze genoeg van den de wereld en de mensen. Ze wilde leven alleen in harmonie met de aarde zoals St-Antonius.
De bekwame (habiles) gebroeders Dendauw bouwden voor haar een hut uit sparhout op een stukje bos dat mijnheer Gilliot haar gaf. Sterk vreesde ze niets. In haar lange grijze jurk kweekte ze kippen en groenten. Daarnaast verkocht ze aan de bezoekers, die eerder zeldzaam waren, taartjes, koffie en postkaarten.
De hut werd genoemd "La Maison des Fleurs" naar de talrijke bloemen. Sylvie verzorgde de bloemen met heel veel liefde onder het vriendelijkoog van haar zwarte hond Bofke die altijd aan haar zijde te vinden was.
Op een dag ontdekte Sylvie onder een steen een waterbron waarmee ze haar tuin bevloeide. Voor drinkwater moest ze 10 minuten wandelen naar de waterput van Jules Ponchaut. Op 28 februari 1925 om 3.30 uur kreeg Sylvie een hartaanval en stierf. De eenzame en charmante Sylvie leeft nog altijd in de herinneringen van de bevolking van Vloesbergen zodat de gemeente die hut bouwde in 1988 als mooie kopie van de originele."
Potloodtekening Dit veldkruis aan een zeer oude linde ,
in de volksmond "gekruiste God" genoemd, zou dateren van 1876.
Dit monument kan je vinden op het kruispunt van de Ninovestraat met de Oscar
Delghuststraat. Dit mooi symbool van onze Westeuropese christelijke beschaving
staat in Ronse onder zware druk. Gelukkig in 2010 gerestaureerd door het
Wittentakcomité. Volgens een krantenbericht waren verschillende mensen een
tijdje ongerust omdat het kruis een tijdje verdwenen was. Het kruis was echter
in veilige handen voor restauratie. De Vlaamse Ardennen zijn rijk aan
veldkapellen onder een vredige en lieflijke linde. De lindeboom werd in 2009
door Minister voor Onroerend Erfgoed Geert Bourgois als een beschermd monument
erkend wegens zijn historische waarde. In de streek kregen platanen in Ename en
de dikste boom van het Kluisbos dezelfde erkenning.
Deel van een houtskooltekening volgens een oude foto. Het leven van Sylvie, de kluizenaarster van de Moodrodde, volgens een artikel van Victor Morre dat we letterlijk weergeven.
«Moodrodde is het Brakelse dialect voor “Mont de Rhodes” 152,5m hoog, gelegen op het grondgebied van Vloesberg.
Middenin de sparrenbossen op de oosterflank van de top der Moodrodde stond eens een hutdoor de bewoners van Opbrakel “Meetsies Huizeke” genoemd en door deze van Vloesberg la Cabane Sylvie. Daar woonde sedert 1902 Sylvie Baudry, afkomstig uit Etikhove. Ze kwam totaal ontgoocheld te Vloesberg-Bos aan om daar in de bossen in eenzaamheid te komen leven.
Sylvie Baudry werd op 21januari 1851 te Etikhove geboren als dochter van François Baudry, klompenmaker, geboren te Velaines op 6 april 1789 en van Melanie Vandereecken, spinster, geboren te Etikhove op 12 oktober 1820. Ze woonde op het nummer 8 aan de Kleystraat te Etikhove.
Maar zij zelf verklaarde dat ze genoeg had van de werelden van de mensen en wenste nu weg van iedereen, alleen te leven zoals Sint-Antonius met de kruiden der aarde. Van bij haar aankomst had Sylvie haar intrek genomen in het “Café Rimeur” gehouden door Eudoxie Rimeur en haar broer Firmin die tevens een specerijwinkel uitbaatten gelegen op de hoekaan hetkruispunt van Vloesberg-Bos (Firmin Rimeur was jarenlang steltenloper in de processie te Vloesberg en verbeeldde als dusdanig de H.-Kristoffel. Hij was tevens een waar kunstenaar in het schoteldraaien).
De toenmalige eigenaar der bossen van de Moodrodde, de heer Giliot uit Antwerpen, stelde kosteloos een stukje grond te hare beschikking om een huisje te bouwen. Ze mocht zelf de plaats aanduiden in het bos waar ze liefst zou wonen. Aanvankelijk bood men haar een plaats aan op de rand van het bos, wat meer in de nabijheid van anderen woningen, doch zij verkoos de top van de Moodrodde waar haar huisje dan ook werd opgetrokken. Het nodige hout kreeg ze gratis van voormelde eigenaar en ze mocht het ter plaatse nemen. De gebroeders Dendauw van de Boostraat (thans Brakelbosstraat) te Brakel die allerlei stielen kenden, belastten er zich mee om het huisje op te richten (de gebroeders Dendauw oefende volgende stielen uit: metser, strodekker, steenputtenmaker, stoelenmaker, slachter, regenschemhersteller en noem maar op). Het huisje, als men het zo mag noemen, was een soort afdak dat lichtjes afhelde van oost naar west en werd helemaal opgetrokken met dennen. De wanden ervan bestonden uit ijzeren platen waarop zware en grote ijzerzandstenen waren neergelegd om het wegwaaien der platen te voorkomen. De achterkant van het dak, de westerkant dus, kwam ongeveer op gelijke hoogte met de top der Moodrodde. Het huisje stond als in een put met een opening aan de bosweg van Vloesberg-Bos naar D’Hoppe, die diende als ingang. Om haar tuin te betreden, die aan de oostkant vóór het huisje was gelegen, moest ze telkens enkele trappen doen. Meetje Sylvie of “Meetje”, zoals men haar hier in de omgang noemde, ging bijna dagelijks naar de mis in de kerk der Paters Montfortanen te D’Hoppe; zelfs in de duisternis bij winterdag trok ze door het donkere bos een half uur ver om er de mis te gaan bijwonen.’s Zondags woonde ze er de hoogmis bij. Ze was altijd deftig en net aangedaan met haar lange zwarte kapmantel waarvan de kap gevoerd was met bleekgrijze zijde, met een prachtige muts met gaas verwerkt op het hoofd en waarvan het tweekleurig breed lint (aan de ene kant wit en aan de andere zwart) onder de kin samenkwam in de vorm van een mooie strik. Aldus had ze steeds een voornaam voorkomen.
Bij uitzondering ging ze na de eerste wereldoorlog ook wel eens naar een zondagsmis te Nederbrakel. Ze vertrok per trein om 8u30 uit het station van Flobecq-Bois (Vloesberg-Bos). Dan nam ze meestal haar zwarte “eierpaander” met twee lange oren en met deksel met zich aan de arm mee. Terwijl ze op de trein wachtte, sloeg ze gewoonlijk een praatje met stationschef Petit. Na de mis deed ze haar boodschappen en keerde dan telkens te voet naar huis terug, een afstand van zeker zes km en in die tijd was ze al zeventig jaar oud.
Op zekere dag kwam ze wenend de woning van boswachter Ponchaut binnengelopen. Men had haar wijsgemaakt dat de nieuwe eigenaar Henri Jouret van Vloesberg die in 1903 in het bezit was gekomen der gronden en bossen van de Moodrodde, een vrijdenker was en dat hij haar zou doen verhuizen. De boswachter stelde haar gerusten verzekerde haar dat dit alles uit de lucht gegrepen was Dat kwam ter ore van de heer Jouret die in plaats van haar te doen verhuizen en om haar gerust te stellen, onmiddellijk een levenlange pacht maakte tegen vijf frank per jaar! Het is wel te verstaan dat ze niets hoefde te betalen, wel in tegendeel.
Wie was Jules Ponchaut.? Hij was boswachter der bossen van de Moodroode en de Heyne en woonde aan het kruispunt van Vloesberg -Bos in de herberg “Au repos des Chasseurs” en baatte er tevens een boerderij uit. De dochter Lucie Ponchaut, wed. Edmond Bruwier (Delterne, Bruwier is een bijnaam), woont nog steeds in die landelijke herberg (toch nog in 1986) met de typische halve deur die vroegere jaren de huizen van Vloesberg-Bos kenmerkte. Hier hadden tot na W.O.-II houtverkopingen plaats van de bossen van de familie Jouret uit Vloesberg. Nu wordt die druk bezochte herberg verder uitgebaat door zoon Paul Bruwier (Deltenre) waar men tevens allerlei drank, ’s zomers ook mattentaarten der streek kan bekomen. In de gelagzaal zijn er allerhande oude handwerktuigen uit de landbouw te bezichtigen. Thans heet de herberg “Café Ponchaut”.
Daar ze geen noemenswaardige inkomsten had, moest Sylvie zeer zuinig leven en dat deed ze dan ook. In haar tuin voor het huisje kweekte ze allerlei groenten en ook aardappelen, doch daar het dorre zandgrond was en weinig of niet bemest werd, was de opbrengst eerder gering. Haar tuin was tijdens de zomer steedsvan veel bloemen voorzien. Ze hield ook altijd een aantal legkippen die vrij rondliepen in het bos en waardoor ze zich voorzag van eieren. Eens de velden geschoren, ging ze tarwe en haver oogsten om de hennen ’s winters eten te geven en in die periode gaf zij ze steeds warm gekookte haver en naar het schijnt had ze altijd in de winter ononderbroken eieren. Mussents Marie van de Bosstraat te Opbrakel had daar dichtbij het bos een “streepke” rogge gezaaid en de hennen van Sylvie hadden alles uitgekrabd. Marie verzocht haar de hennen binnen te houden, maar dat was niet goed bevallen, het zat er tegen! Wadde, zei Sylvie, ze zou mij komen verbieden mijn hennen vrij in het bos te laten rondlopen! Wie zou dat zeggen van dat “mussenwijf”.
Kolen stookte ze weinig als vuurmaaksel en brandde meestal hout dat ze ging rapen en verzamelen in het bos rondom haar hut. Ze bakte ook brood in de oven van haar stoof. Op zekere dag had Sylvie beneden haar huisje een grote steen uit de grond weten los te krijgen en op die plaats kwam er water te voorschijn. Ziet ge wel dat het een toveresse is, werd er toen verteld, ze heeft water gevonden op de Moodrodde. Het is algemeen bekend dat men rond de Moodrodde zeer diep moet delven om water te vinden. Daar zijn immers de diepste steenputten uit de omgeving. Het nodige water ging ze steeds halen op tien minuten van haar huisje nl. bij de reeds vermelde Jules Ponchaut bij wie ze altijd haar toevlucht nam en die haar in alle omstandigheden veel heeft geholpen.
‘s Zomers kwamen er veel bezoekers en nieuwsgierigen “Meetsies Huizeke” bezichtigen waaraan zij dan “potsies” (kopjes) koffie en zichtkaarten verkocht. Bezoekers met een opvallende mooie kledij van wie ze een flinke fooi kon verwachten, mochten steeds binnen. Zo ben ik in de zomer van 1919 met een kozijn in “officierenuniform” en zijn familie vriendelijk bij “Meetje” binnen geraakt, want vergeet niet, ze was zeer wantrouwig. Haar woonvertrek was met papier behangen en de vloer geplaveid met afgezaagde ronde bollen van dennen waartussen cement gegoten was.
Vóór de oorlog van 1914 verkochten bewoners uit de omgeving op een zondag zakjes friet (10centiem ’t zakje) ten voordele van Sylvie. Ze werden gebakken op een houtvuur in de nabijheid van haar huisje in de iets lager gelegen verlaten zavelput. Dat kende veel bijval. Ze werd ook nog geholpen door begoede families die haar diskreet en regelmatig giften en gelden en natura bezorgden.
In de winter van 1917-1918 werden al desparren van de Moodrodde afgezaagd onder leiding van de Duitsers van de Baudirektion 4. Achter het huisje van Sylvie lieten ze echter een troepje van een twintigtal sparren onaangeroerd staan om het huisje tegen regen en felle westenwinden te beschutten. De oorlog was voor velen een harde tijd en Sylvie moet gedurende die jaren ook moeilijke perioden hebben gekend, want in 1918 heeft ze circa twee aren bosgrond gerooid en er aardappelen op geplant. In 1919 teelde ze er zelfs nog eens op dezelfde grond met als resultaat een zeer magere opbrengst. Die grond lag op een 50-tal meter voorbij haar huisje langs de weg naar D’Hoppe, waar tot in W.O.-II die houten toren stond. Dit was het geodetischteken van het I.C.M.(Institut Cartographique Militaire) waaraan thans nog een dikke arduinen paal herinnert.
Sylvie zag er meestal ontevreden uit en was ook niet al te vriendelijk. Ze maakte zich steeds kwaad wanneer er te veel nieuwsgierigen aan de afsluiting van haar huis naar haar huisje kwamen zien. Dan vloog ze er soms op af en vroeg:” Wat komde gulder hier doen? Kom ik ook zo staan gapen bij u?” Voorbijgangers moesten ook welopletten dat ze haar niet al te veel bekeken, want ze draaide zich soms plots om en dan was het: ”Wat moede gulder hebbende van mij? Hebben gulder mij dan nog niet gezien?”
Ze had weinig omgang met de mensen rondom haar. Slechts met een paar gezinnen onderhieldze betrekkingen, niettegenstaande ze zich behoorlijk in de Franse taal kon uitdrukken met de bewoners van Vloesberg-Bos.
Schrik kende ze niet, doch zoals reeds gemeld, was ze zeer wantrouwig en betrouwde zelfs niemand. Toen men haar vroeg of ze op een zo afgelegen plaats, midden in de bossen ’s nachts soms geen schrik had, antwoordde ze spottend: “Wat zouden ze hier komen doen bij mij? Ik bezit immers niets!” Wel had ze een hoorn om op te blazen als ze in nood verkeerde. Haar naaste buren waren daarvan wel op de hoogte. Haar beste vriend was haar klein zwart hondje “Bufke” dat zeer waakzaam was en waarvan ze bijzonder veel hield. Er werd ook wel eens beweerd dat ze wapens bezat, doch dat was onwaar. Sommigen verwarden Meetse Sylvie met “Meetje Schiel”de boswachtster van het Pottelbergbos die steeds gewapend in het bos rondliep met een karabijn en twee honden. Ze verjoeg de mensen die in het geniep kozijntjes kwamen plukken.
Haar vader François Baudry, die 31 jaar ouder was dan zijn echtgenote, is in 1859 overleden toen Sylvie 5 jaar oud was, terwijl haar moeder Melanie Vandereecken stierf in 1888. In de volkstelling van 1870-1880 treft men Sylvie aan als spoelbewerkster, terwijl haar broeder Ivo als timmerman is aangetekend. Vanaf 1880 tot 1902 is Sylvie als naaister bekend, terwijl Ivo na 1880 in Etikhove zoek is geraakt, doch men vindt hem nadien als schrijnwerker, ebenist, in een voorstad van Parijs. Welke perikels Sylvie zoal heeft beleefd die aanleiding hebben gegeven tot haar besluit om zich in een hut af te zonderen en zich terug te trekken in de bossen om er een armtierig leven te komen leiden, weten we niet met zekerheid. Wel is ons bekend dat ze hier op 4 april 1902 op Vloesberg-Bos is komen wonen zonder geld of goed en dat het huis waar ze in Etikhove woonde, ook nog in 1902 werd gesloopt.
De Vlaamse schrijver Omer Wattez die kort na W.O.-I bij een zijner wandelingen in de Vlaamse Ardennen aan Sylvie een bezoek bracht, verhaalt hierover het volgende in zijn boek “De Vlaamse Ardennen”, 2de deel, uitgave 1926 op blz 59:”Als ge daar in de week gaat heeft zij vrijen tijd en zij vertelt u dat dan van hare geschiedenis die een zeer bewogen leven verraadt. Zij heeft veel gereisd toen zij jong was, zegt ze; Parijs bewoond en in verre landen geweest en nu is zij daar alleen komen wonen in dat sombere bosch ver van alle nabuurschap of gewoel.”
Dat ze Omer Wattez ook niet veel zal wijsgemaakt hebben over haar wedervaren, betwijfelt niemand van wie haar van dichtbij hebben gekend. Veel geruchten over Sylvie hebben hier de ronde gedaan onder andere dat ze gans haar bezit verproduceerd heeft voor los (weg) en dat ze ginder in Etikhove met bijna de helft der inwoners overhoop lag. Het is misschien om die reden dat ze haar dorp heeft verlaten. Bezoek uit Etikhove had ze weinig. Wel verbleef er eens tijdelijk een nichtje uit Etikhove bij haar dat te Vloesberg school liep om wat Frans te leren. Er kwam ook ooit een Etikhovenaar bij haar thuis de groeten overbrengen van de burgemeester, maar die mocht zich spoedig uit de voeten maken! Er werd ook wel eens beweerd dat ze in onmin leefde met haar broer Ivo die in Parijs verbleef omwille van hun verdeling, doch dit bleek onwaar te zijn want ze wisselden steeds brieven met elkaar. Zelfs wanneer Sylvie in moeilijkheden of geldnood verkeerde, stuurde hij haar de nodige fondsen om haar te helpen, doch op bezoek kwam hij bij haar in die tijd niet. Toen zijn echtgenote in Parijs ziek werd, is Sylvie haar ginds gaan bezoeken en is ze er zelfs enkele weken gebleven. Na de dood van zijn echtgenote kwam Ivo zich in Ronse vestigen. Later werd hij zelf ziek en verbleef toen enige tijd bij Sylvie op de Moodrodde. Vele hebben hem daar nog zien rondwandelen in het bos, doch hij kon het niet in haar huisje gewoon worden, wat toch niet te verwonderen was. Bij zijn overlijden heeft hij Sylvie een flink erfdeel nagelaten, wat haar later wel van pas is gekomen. Hij schonk haar ook nog een prachtig mobilair. Daar Sylvie niet over voldoende ruimte beschikte om die meubelen te plaatsen, was ze verplicht ze elders te deponeren. Achteraf liet ze zich beetnemen en geraakte op een niet al te hoffelijke manier die schone meubelen kwijt.
Haar broer moest een bekwaam vakman geweest zijn, want een paar prominenten uit de streek, die zijn werk hadden gezien, waren erin gelukt een door hem vervaardigd pronkstukje in hun bezit te krijgen. In oktober 1924, toen ze niet meer kon, is ze naar het hospitaal van Opbrakel vertrokken na ongeveer 22 jaar in haar hut op de Moodrodde te hebben gewoond en dat in armoede en zonder enig komfort. Bij haar vertrek naar het hospitaal ging ze nog even afscheid nemen van Henriette, de echtgenote van boswachter Jules Ponchaut die toen ziek te bed lag. Met weemoed drukte ze haar spijt uit dat ze nu haar huisje moest verlaten, waar ze zo gelukkig was geweest en waar het toch goed was om te leven. In het hospitaal verbleef ze als betalende kostgangster en had een kamer voor haar alleen. Op het einde van haar leven, toen ze in het hospitaal verbleef, ontbood ze notaris Jouret uit Vloesberg, doch daar Opbrakel buiten zijn ambtsgebied was gelegen, ontbood deze notaris Léonce Van Damme uit Nederbrakel die haar nalatenschap regelde en waarbij een nicht uit Ronse en een inwoonster van Vloesberg-Bos, door wie ze veel geholpen werd, na haar overlijden elk een gelijke som van enkele duizenden frank naliet. Ze overleed in het hospitaal te Opbrakel op 28 februari 1928 om 3u30 ‘s morgens.
Van het huisje is er niets meer overgebleven. Er is alleen nog een kuil te zien waar “Meetsies Huizeke” stond en een struik klimop die eens de ingang van de hut aan de weg versierde.”
We kunnen niet nalaten u volgende mooie beschrijvingen in het Frans te laten lezen. Un dimanche d’octobre 1924,”après none”, deux promeneurs trouvèrent Sylvie étendue au pied d’un arbre où gémissait le vent, sur le petit chemin qui relie la Chapelle au Mont-de Rhodes. Son chien hurlait à mort à côté d’elle.
“Aujourd’huiencore, le souvenir à la fois charmant, sauvage et familier de la bonne Sylvie hante l’esprit des gens qui l’ont connue. Bien plus, il habite la mémoire collective des Flobecquois, à tel point qu’ils ont senti le besoin de le matérialiser en construisant une cabane Sylvie dans les bois de la Houppe, en bordure du Centre touristique.
Vers 1920, Sylvie partit quelques fois à la messe dominicale de Nederbrakel. Elle s’en allait par le train de 8h30 à Flobecq-Bois. La plupart du temps elle prenait au bras son panier à œufs. En attendant le train elle faisait ses commissions et retournait à pied à sa cabane distance de 6 kilomètres.
Avec les premiers froids, les corbeaux venaient tournoyer au-dessus du Mont-de-Rhodes, accentuant ainsi l’atmosphère de solitude et d’abandon qui enveloppait mystérieusement la cabana. Des journées entières s’écoulaient sans que la recluse vit passer âme qui vive. Elle ne sortait guère non plus de son ermitage.
Parfois le chien se mettait à aboyer rageusement dans le lourd silence. Elle entendait alors à travers le mur de rondins, un bruit confus de voix assourdies et de pas étouffés. Des coups de feu claquaient. Etait-ce une bande de braconniers qui s’amusaient à battre le bois, en beau plain jour, pour braver gardes et gendarmes ? L’ombre et la brume envahissaient de bonne heure la sapinière… A quoi pensait la bonne Sylvie quand la tempête faisait rage sur le Mont-de-Rhodes ? La nuit, à quoi pensait-elle quand le vent s’infiltrait dans la bicoque et soufflait la flamme de la vieille lampe à pétrole ? De-ci , de là , le vent fou arrachait des branches et culbutait des arbres. La clarté blafarde de la lune donnait au paysage un air fantomatique qui hallucinait. La fuite échevelée des blancs nuages allait-elle emporter la pauvre bicoque dans la déroute universelle ? »
Dit kan je lezen in de nieuwe hut.
“De hut van Sylvie. In 1902 zagen we hier een vrouw Sylvie aankomen, 54 jaar, mager, grijs, zonder geld noch bagage. Na heel vele reizen had ze genoeg van den de wereld en de mensen. Ze wilde leven alleen in harmonie met de aarde zoals St-Antonius.De bekwame (habiles) gebroeders Dendauw bouwden voor haar een hut uit sparhout op een stukje bos dat mijnheer Gilliot haar gaf. Sterk vreesde ze niets. In haar lange grijze jurk kweekte ze kippen en groenten. Daarnaast verkocht ze aan de bezoekers, die eerder zeldzaam waren, taartjes, koffie en postkaarten.De hut werd genoemd “La Maison des Fleurs” naar de talrijke bloemen. Sylvie verzorgde de bloemen met heel veel liefde onder het vriendelijk oog van haar zwarte hond Bofke die altijd aan haar zijde te vinden was.Op een dag ontdekte Sylvie onder een steen een waterbron waarmee ze haar tuin bevloeide. Voor drinkwater moest ze 10 minuten wandelen naar de waterput van Jules Ponchaut. Op 28 februari 1925 om 3.30 uur kreeg Sylvie een hartaanval en stierf. De eenzame en charmante Sylvie leeft nog altijd in de herinneringen van de bevolking van Vloesbergen zodat de gemeente die hut bouwde in 1988 als mooie kopie van de originele.”
“Na vier jaar verhuisde ik naar de jongensafdeling in Michelbeke van Stella Matutina. Daar bleef ik tot mijn twaalfde en vertrok dan naar Sint-Lievens in Gent en volgde lessen aan het conservatorium in Gent.”
Rond zijn 17de jaar volgde Rudy les aan het Lemmensinstituut en kaapte prijzen weg in de notenleer en de piano. Dan volgde een jaar in Parijs waar ik de eer had Claude François en Liliane Saint-Pierre te begeleiden. Verblijven in die wereldstad was duur en na een jaar hield ik het voor bekeken. Na een jaar legerdienst werd ik opgenomen in het Orkest van de Belgische spoorwegen tot die ophield te bestaan. Mijn eerste optreden als pianist ging door in Ierland.
Zo heb je gelezen hoe onze kleine Rudy is uitgegroeid tot een muzikaal virtuoos.
De beeltenis toont een houten sculptuur van Eligius op de kuip van de preekstoel in de Sint-Eligiuskerk (nu Marca) in Maarke-Kerkem.
Sint-Eligius is immers de patroonheilige van de ondertussen ontwijde kerk. Eligius van Noyon werd geboren in 588 in Chaptelat ( de streek van Limoges). Zijn feestdag valt op 1 december. Meestal wordt Eligius of Elooi afgebeeld met kelk, hamer, aambeeld, tang …. Hij kon dus beschermheilige zijn van verscheidene beroepen. Zelf zou hij edelsmid en muntmeester zijn geweest aan het hof van de Frankische koning. Hij werd nadien bisschop van Noyon en Doornik.
De barokke preekstoel zou dateren van eind 17de eeuw, nl. 1680 zoals op de sculptuur te merken.
Dorpskern van "Schoorisse 1900". Rechts de woning waar Omer Wattez verbleef. In het centrum de parochiekerk Sint-Petrus.
Een klein klooster met hospitaal van eerder lokaal belang, werd omstreeks 1416 door de Heer van Schorisse en zijn echtgenote gesticht tussen de parochiekerk en hun kasteel te Schorisse. Dit zogenaamde Margriethospitaal verdween echter na de openbare verkoop in 1798. In de huizenrij aan de Zottegemstraat is een huidige tweegezinswoning nr. 8-10 dat ondanks verbouwingen nog herkenbaar is als gebouw uit de 18de eeuw met wellicht oudere kern, vroeger behorend tot de kloostersite.
Watermolen Ladeuze zoals hij in oorsprong moet geweest zijn.
Deze imposante watermolen behoorde tot het domein van de baronie van de heren van Etikhove. De baronie werd reeds in de vroege middeleeuwen in geschriften vermeld. Van de heerlijkheid blijven nu nog de watermolen en de kunstgalerij (nu restaurant Ladeuze) over. In de molenschuur heeft de familie Delobelle in de 19de eeuw een stemmige woning ingericht. Deze molensite ligt op een hoogte van 21m boven de zeespiegel en onttrekt het water uit de Maarkebeek. Deze Maarkebeek vangt het water op van de Molenbeek en de Krombeek die op hun beurt het water uit de heuvels in Schorisse ( het Langeveld, de Steenberg De Ganzenberg en Foreest) afvoeren.
Links van het molenhuis is het rad en het schof. Een kanaaltje met bakstenen wanden voert het water naar het rad.
Oud boerenhuisje uit leem en stro uit de 17de eeuw waar
kunstschilder De Saedeleer geruime tijd verbleef. De eigenaar, de h; Thienpont
schonk het aan het Openluchtmuseum van Bokrijk: een stukje Etikhove staat er
vereeuwigd. (uit Maarkedal een vierklaver door A. Van Nieuwenhuyze)
Joseph, André Hubeau geboren te Nukerke op 21 maart
1910 en godvruchtig overleden te Ronse op 19 februari 1995.
André had het voorrecht dat hij van zijn ouders mocht
verder studeren ook al was hij de enige zoon op het erf naast een zus. Hij was zon
flinke student dat hij volgende academische graden behaalde: Licentiaat in
handelswetenschappen, financiële, consulaire en koloniale wetenschappen.
Licentiaat in politieke- en sociale wetenschappen. Enkele graden behaalde hij vlot mits toevoeging van enkele examenvakken. Hij ging prat op zijn
vorming maar liet dat niet openlijk blijken. Ook relativeerde hij zijn resem
academisch graden. Hij vertelde dat in zijn tijd sommige van die graden werden
bekomen mits het slagen in een paar examens. In de jaren 60 tot 80 hadden zijn
vrienden uit de studententijd in Leuven belangrijke ministeriële posten in de
toenmalige Belgische regeringen.
Burgemeester van Nukerke van 1953 tot en met 1976
Burgemeester van Maarkedal van 1977 tot en met 1983
Oud-strijder en krijgsgevangene tijdens de
oorlog 1940-1945
De streek, welke wij, in dit werkje, den lezer schetsen, ligt in het zuiderdeel van Oost-Vlaanderen. Zij verschilt, door hare grondgesteldheid, volkomen van het overige deel van Vlaanderen, dat onder de vlakke landen gerekend wordt. Onze boekjes over aardrijkskunde, bij het onderwijs gebruikt, doen over het algemeen te weinig de schilderachtigheid van dit oord uitkomen. Zij spreken wel van eenige heuvelen aan de grenzen van Henegouwen, die den overgang van ons platteland tot de bergachtige gronden uitmaken. Dit is niet juist. Eens het Zuiden van Vlaanderen voorbij, trekt men door het Doorniksche, ja, tot verre in Frankrijk, zonder eenige grondverhevenheden van belang te ontmoeten, tenzij de Drievuldigheidsberg, bij Doornik, die daar oprijst en aangeene merkbare heuvelreeks is verbonden..
Bijna geheel het noorderdeel der provincie Henegouwen en het gansche Noorderdepartement van Frankrijk zijn, op verre na, zoo schilderachtig niet als de omgeving van Oudenaarde en Ronse, die grotendeels de aandacht van den toerist verdient.
Het heuvelachtige gedeelte van Oost-Vlaanderen is dus geen overgang tot de hooglanden. Hij vormt wel metterdaad een afzonderlijk hoekje, dat wij anderen navolgende, de Vlaamschs Ardennen genoemd hebben. De streek is door talrijke gemeenschapwegen doorsneden. Onder dezen bemerkt men verscheidene spoorbanen: het zijn die van Gent naar Ronse, van Kortrijk naar Brussel, van Gent naar Geraardsbergen, van Ronse naar Sottegem en van Oudenaarde naar Orroir en Frankrijk.
De grond van Zuid-Vlaaanderen is kleiachtig en verschilt dus van de zandige vlakte van Vlaanderen. Hij brengt tarwe, rogge, gerst, aardappelen, beetwortels, bitterpeeën, vlas, klaver, rapen en wortelen voor.
Zuid-Vlaanderen is eene landbouwstreek. Ronse en zijne omgeving bezitten echter eene bloeiende katoennijverheid. De weverij en ververij doen er een aanzienlijk getal inwoners leven.
Berchem en zijne omstreken kweeken veel bitterpeeën, die, gedroogd en gebrand, naar den vreemden, vooral naar Duitschland, vervoerd worden.
In de vallei der Schelde levert de vlasopbrengst goede winsten op. De bosschen, die een deel van Zuid-Vlaanderen bedekken, bevatten veel wild, als hazen, konijnenpatrijzen, lijsters enz.
Achter de voornaamste heuvelreeks in Zuid-Vlaanderen ligt de taalgrens. Het Vlaamsche spraakgebied is er dus, als door een hoogen dijk, afgesloten. In de provincie Oost-Vlaanderen treft men de volgende Waalsche dorpen aan: orroir, Rozenaken (Russeignies) en Amougies.
Weinige wijzigingen hebben de eeuwen aan de taalgrens toegebracht, en ons land biedt, in dat opzicht, het tegenovergestelde van Bohemen en andere landen aan, waar de rassen geene palen rond hun gebied meer kunnen zetten. Zoolang wij in Vlaanderen dien toestand kunnen behouden, hoeft men de verdwijning van taal en zeden niet te vrezen en met wilskracht kan Vlaanderen zijn uitsluitelijk Vlaamsch karakter terugbekomen.
Deze algemeen dingen gezegd, bieden wij den lezer ons op een tochtje door Zuid-Vlaanderen te willen volgen. Wij beginnen met de hoofdplaats der streek, het grijze Oudenaarde, zetel eener rechtbank van eersten aanleg, van een arrondissements-commissariaat, en garnizoenstad, door ruiterij bezet. Zij telt heden rond de zes duizend inwoners.
Schoorisse.
Wij bevinden ons aan den wegwijzer, op een hoogte van ongeveer honderd meters. Nauwelijks zijn wij hem eene boogscheut voorbij, of een uitgestrekt ringvormig dal ontvouwt zich voor onze oogen. In die vallei liggen de dorpen Schoorisse en Maarke; op de hoogte ten zuiden, de kerktoren van Louise-Marie, in eene boschrijke streek en meer westwaarts Nukerke; in het zuidoosten de wouden van Vloesbergen en Opbrakel en het buitengoed van den baron Lefebvre van Doornik.
Een half uur lang hebben wij, onder het dalen, dit landschap, vol afwisseling, te aanschouwen.
Eindelijk bereiken wij het dorp Schoorisse.
Een bewijs van de aantrekkelijkheid van de streek is, dat de heeren Tyman, Rombaut en Scibe uit Gent hier en Louise-Marie buitengoederen hebben gebouwd.
In de kerk van Schoorisse bemerken wij eenen grafzerk, twee namen bevattende: Arnold van Gaver, heer van Schoorisse, en Isabelle Van Ghistel. De kerk heeft ook eene fondatie voor een eeuwigdurend jaargetijde ter gedachtenis van Jan van Luxemburg, heer van Schoorisse.
Op vijf minuten afstand bezuiden de kerk, links van den steenweg , stond het slot der heeren van Schoorisse. Recht over de gemeenteschool, de dreef afgaande, bemerkt men eene weide en te midden daarin eene opgevoerde aardmassa, reeds grotendeels weggeruimd. Daar was de burcht, welke opvolgenlijk aan de edele geslachten van Schoorisse,Gaver, Lalaing, Berlaimont en Egmond heeft toebehoord.
ZooalsSanderus het in zijne Flandria Illustrata geeft, bestond het ten tijde, dat de edelvrouw Margaretha de Lalaing het bewoonde.
De tegenwoordige weide vormde vroeger den breeden vijver rond het kasteel, dat vierhoekig was, doch uit een groot aantal gebouwen bestond, waarboven zich, hier en daar, een torentje met windwijzer verhief. De brug was aan de noorderzijde. Sanderus laat, op de afbeelding van dit slot, ook de torens en huizen van Ronse in de verte zien. Onmogelijk kan men deze van Schoorisse ontwaren: de boschrijke heuvels van Louise-Marie verheffen zich tusschen de twee plaatsen. Doch dat werd in die tijden door de teekenaars meer gedaan om de ligging der naburige stad aan te wijzen.
Tekening in houtskool en potlood Wie was Valerius de Saedeleer ? Hij werd in Aalst geboren op 4 augustus 1867, volgde cursussen aan de tekenacademie te Gent en ging "te leer" bij Frans Courtens te Brussel. Als kunstenaar was hij nogal wispelturig van aard; een rusteloze natuur die zich nergens kon aanpassen. Hij verhuist dan ook meer dan vijftig maal in verschillende gemeenten van het land. In Sint-Maartens-Latem vond hij eindelijk zijn vaste stek. Daar vormde hij samen met de beeldhouwer- tekenaar en boetseerder George Minne, de dichter Karel van de Woestijne en zijn broer schilder Gustaaf, de Praetere, D'Acosta, Servaes, Permeke, De Smet en Albijn van den Abeele de kunstenaarskolonie: de Latemse school.
WO I drijft menigeen op de vlucht. Ook de familie de Saedeleer trekt er van onder. Stijn Streuvels beschreef die periode als volgt:
Op 1 augustus 1914 treffen Stijn Streuvels en een groep schilders bestaande uit de Saedeleer, Van de Woestijne en d’Haye mekaar in Tiegem en in plaats van over kunst te praten “ loopt het gesprek over de oorlog, maar we weten geen van allen wat er aan de hand is en de lustigheid blijft erin. We zitten bijeen tot laat in de nacht.”
Op 10 augustus schrijft Steuvels: “Thuis vind ik de schilders De Saedeleer en Van de Woestijne, die hun berg zijn afgedaald om nieuws te vernemen over LuiK.”
21 augustus.
Streuvels gaat op verkenning. “In Tiegem staan de mensen op straat en zien uit in de richting van Kerckhove en Kaster. Ik breng een bezoek aan onze schilders en vind de twee familiën bij De Saedeleer vergaderd op het terras. Zij zijn een plan aan ’t beramen om ’t land te verlaten! Ik praat het hen uit de kop en doe mijn best er de moed weer in te brengen, waarop zij dan ook verklaren te zullen thuisblijven.”
1 september
“Onze vrienden de schilders van Tiegem zijn er zo vanonder getrokken, daags na mijn bezoek, als zij stellig beloofd hadden niet te vertrekken. Zonder afscheid, zonder adres na te laten of reden op te geven- weggevlucht en alles in de brand gelaten.”
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft hij met zijn gezin in Wales. Heel wat artiesten voelden zich tijdens de oorlogsjaren veiliger in het buitenland want ookGeorge Minne verbleef in Wales terwijl Permeke in Engeland verbleef en De Smet en Van den Berghe in Nederland onderdak hadden genomen. Na de oorlog verbleef de Saedeleer in Etikhove. Daar woonde hij in een kleine hoeve uit de 17de eeuw gebouwd van leem en stro. Deze woning werd later door de eigenaar Thienpont aan het openluchtmuseum van Bokrijk geschonken waar het als een stukje Etikhove zal vereeuwigd blijven. De kunstenaar was ondertussen verhuisd naar de Bossenaerheuvel. Hier had hij een prachtig en wijds uitzicht over de scheldevallei. Zijn mooie winterlandschappen zijn er hetbewijs van. Hij overleed te Leupegem in de wijk Ten Berghe op 26 september 1941.
Valerius de Saedeleer als kunstenaar.
De kunststroming waartoe de Saedeleer behoort is het symbolisme. De fundamentele veranderingen in de Europese kunstvanaf het begin van de 20ste eeuw hadden ook gevolgen voor de kunst in ons land. Kunstenaars uit ons land hielden contact met kunstcentra in het buitenland. Jonge kustenaars gingen groep vormen en veranderden wat graag van stijl. Het symbolisme bleef echter een actieve rol spelen tot vóór de Eerste Wereldoorlog. Zo gingen te Sint-Martens-Latem kunstenaar bij elkaar wonen. Ze waren toen nog doordrongen van de invloeden uit vorige eeuw maar begonnen te reageren tegen het luminisne dat wat al te oppervlakkig was; de kunst moest inhoudrijker worden. Zoals reeds vermeld schilderde Valerius de Saedeleer onder invloed van Franz Courtens tot hij in Sint-Martens-Latem een persoonlijke en artistieke crisis doormaakte; hij bleef een wat simpele figuur tussen kunstenaars als Gustaaf van de Woestyne en een George Minne, kunstenaars met een complexe persoonlijkheid. Het werk van Valerius de Saedeleer bestaat uit eenvoudige landschappendie rust uitstralen. Dezelfde elementen komen echter vaak voort in de verschillende landschappen. (Vlaamse Kunst Mercatorfonds)
Hoe Etikhove zijn titel "kunstenaarsdorp" verkwanselde is mooi beschreven in de "Historiek van Etikhove" door A.V.N. Muurschilderingen gemaakt door o.a. Valerius de Saedeleerin de herberg "Bij Sjuule" werden bij de afbraak volledig vernietigd.
Dochter Elisabeth de Saedeleer en het Kunstcentrum op de Bossenaer Te Etikhove in 1969.
We laten even Elisabeth de Saedeleer aan het woord. In haar boek vertelt ze over haar vader.
"Hij leefde er in alle eenvoud, op den buiten, op het platteland in Vlaanderen, tussen de Vlamingen. Hij was niet geleerd, geen wetenschapper; maar zijn geest was gezond. Hij ging om met de eenvoudige mensen van het platteland en werkte met hen. Hij waardeerde hun wijze manier waarop ze tegen hun bestaan aankeken. Hij had hun wijze manier van leven overgenomen. Hij was een artiest, oprecht en echt, de kunst was het doel van zijn leven. Hij wisselde van gedachten met de andere mensen, met zijn geloof in de hogere waarden van het bestaan, zijn begrip voor de schoonheid van de dingen. Zijn voorbeeld bewees dat iedere taak een nauwgezette eerlijkheid vereiste en niet kan slagen zonder een prijs van lang geduld en veel inspanning. Mijn zussen en ik waren zeer jong wanneer hij ons inleidde in de eerste stappen van de kunst. Hij nam ons mee naar den buiten en wij tekenden onder zijn leiding.
Gedurende de oorlog 1914-1918 moest hij met zijn gezin emigreren naar Engeland. 't Is daar dat wij voor het eerst de weefkunst hebben gezien met als gelukkig gevolg kwamen wij in contact met Miss Morris, de dochter van de schrijver en kunstenaar William Morris, die een harde voorstander was van het handwerk. Ons vader wilde ons juist vertrouwd maken met het handwerk. Wij benaderden dus de omgeving die nog onder invloed stond van Ruskin, van Burne Jones en van de aanhangers van het preraphaelisme, de aanhangers van de 19de eeuwse schilderschool,omgeving doordrongen van poëzie en verschillende kunstopvattingen, eerlijk en levend. De opgedane ideeën lieten ons niet meer los en wanneer we in Vlaanderen terugkeerden zetten we dat ongeveinsd in de praktijk om. Het dorp waar we ons vestigden heette Etikhove. 't Is daar waar de eerste proeven werden gedaan. De eenvoudige en oudere wevers, die trouw gebleven waren aan de traditie van hun voorouders, waren onze eerste handwerkers. Het was voor hen een echte revelatie te zien wat er kon bereikt worden met hun oude ambachten."(Le tissage à la main)
Elisabethde Saedeleer had later haar "Atelier d'art" te Brussel. In oktober 1968 gaf het gemeentebestuur van Etikhovehaar een vergunning tot het bouwen van een kunstmuseum en openluchttheater op de Bossenaar, een 200-tal meter van de villa Tynlon. Op 23 mei 1970 werd op de Bossenaar, in de omgeving van villa Tynlon een kunst-en ambachtencentrum geopend ter nagedachtenis van de kunstenares. Heden is dit een woonhuis.
De kunstenares stierf te Brussel in 1972 met als gevolg dat het centrum inactief bleef en verlaten. Het centrum hield op te bestaan toen het werd verkocht.
Dit oude hoevetje stond tot de jaren 1950 langs de Donderije aan huisnummer 1 en behoorde tot de familie De Keyzer. Lange tijd werd de hoeve uitgebaat door Ivo De Keyser en vrouw Silvie Bourgeois. Broer Emiel woonde toen in ’t Oud Gemeentehuis op het dorp te Nukerke. Ivo werd geboren in Etikhove op 1 juni 1856 en overleed op 13 maart 1934. Nadien werd het hoevetje bewoond door Nestot De keyser en Madeleine De Zitter. Ivo was de grootvader van Lucie Verdonckt.
Het grootste deel van de gebouwen waren opgetrokken uit leem en hout. Links van de pomp stond een aanbouw in steen. De daken waren met stro bedekt. De deur (zwart) links gaf toegang tot de achterkeuken met de Leuvense stoof en een tafel met een lange zitbank tegen de muur. Een deur gaf toegang tot het schotelhuis. Langs een houten trap naar boven kwam je in de twee kleine slaapkamers onder het dak. In de aanbouw , links van de pomp, werd er gekarnd. Daar was destijds ook een kruidenierswinkeltje én staminee. De zwarte deuropening op het verdiep was de ingang van den “delten” waar het stro werd bewaard. Daarnaast was de koestal en er naast het vertrek. De buis naar boven was de aalpomp. Die werd met de hand bediend om de aal naar ‘t aalstuk te pompen. Achter de volgende deur was het varkenskot met 2 of 3 varkens. Eén varken alleen in een hok “dat dijt niet” – dat dier jont zich niet. Tegen de muur hangen 2 garelen voor de koeien. Rechts er van is nog een varkenskot met er voor een uitgemetselde bak voor het varkensvoer. De grote deuropening met een tweedelige deur (met boven en onderdeel) was de schuur waar het graan met dorsvlegels werd gedorst op de harde lemen dorsvloer. Op de delten werd het stro gestapeld. Om niet in de mestplas te belanden werd een kleine houten schutting geplaatst. Rechts is het “karrekot” met daarboven een zoldertje waar de zitbank ligt. ’s Zomers werd die bank naar beneden gehaald om bij mooi weer te genieten van het neerhof.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Jean-Baptist De Schampheleire te Etikhove in zijn boerderij langs de Gansbeekstraat daar waar de Maarkebeek onder de straat duikt. Baptist werd geboren in 1900 en was afkomstig uit de Varent. Tijdens zijn jonge jaren had hij meermaals deelgenomen aan de bietencampagne in het noorden van Frankrijk. En je weet hoe dat gaat. De jonge man maakte daar kennis met een meisje uit de streek. Ze trouwden en kwamen wonen langs de Gansbeekstraat. De jonge vrouw werkte samen met Jean-Baptist en leerde ook wat Nederlands. De periode tussen de twee oorlogen was een harde tijd en Jean-Baptist oefende zoals zovele meerdere beroepen uit. Zijn hoofdbezigheid was echter fruit kweken. Hij schafte zich een paard aan en reed wekelijks met paard en kar naar de markten in de omgeving om het lekkere fruit aan de man te brengen. Op een dag heeft het gezin "alle chance van de wereld" gehad. Het was in 1945. De streek was reeds maanden bevrijd maar de Duitsers gaven niet op en bestookten Antwerpen met de fameuze V-2 raketten. Er werden zo maar eventjes 2000 raketten op de haven afgestuurd. Niet allen bereikten het beoogde doel. Sommige "vliegende bommen" misten hun doel, weken af of raakten tijdens de vlucht defect. Zo hoorden ze op een mooie dag in Etikhove het gefluit van een aanstormende V-2. Men wist dat eens het motorgeluid ophield de bom binnen de kortste stonden zou vallen. Wat ook geschiedde. Gelukkig stond in de weide aan het erf van De Schampheleire een rij hoge populieren. Deze bomenrij werkte als vangnet voor de raket die in de toppen terecht kwam en met een geweldige slag ontplofte. Bladeren, twijgen, takken, metalen stukken, vuur, rook, pannen en stenen het vloog al in het rond. Het dak van de woning was volledig ontmanteld maar niemand werd gekwetst. De buurt kwam er gelukkig met de schrik vanaf. De zoon van Baptist had later naast het woonhuis een smidse.
Tegen de zomer van 1944 was het Duitse leger volop bezig de aftocht te blazen. De soldaten werden wat nerveuzer en ze probeerden alles wat wielen hadvan de burgers af te pakken. De fietsen spraken wel aan. Maar de meeste burgers hadden daar iets op gevonden. Ze verwijderden de rubberen banden want alles wat op rubber leek werd door de bezetter verzameld om te hersmelten tot nieuwe grondstof. De burgers wisten dat en zegden met een foefje dat de banden waren versleten. Toch namen sommige Duitsers zo'n rijwiel in beslag. Mensen die die situaties meemaakten lachen nog als ze vertellen hoe de Duitsers de kasseikoppen trotseerden op de ijzeren zanten. Al hotsend en al botsend denderden ze de helling af richting heimat.
Deschampeleire woonde in Etikhove, maar was afkomstig van de Varent in Mater. Hij werd gemobiliseerd voor de oorlog van 14-18. Jarenlang verbleef hij in de loopgrachten achter de IJzer. Tijdens een van de vele korte aanvallen werd de beste vriend van Jean-Baptiste ernstig gekwetst en lag daar ergens buiten de loopgrachten te kermen en steeds te roepen: "Tiste, kom mij toch helpen!"Maar Jean-Baptiste kon hem niet halen. Hij moest immers wachten tot ze zeker waren dat de Duitsers zich volledig hadden teruggetrokken. De nacht ging voorbij en het werd heel stil. Hét moment om de gekwetste vriend te gaan ophalen? Kruipend op de buik bereikte hij de man. Denkend dat de kust veilig was richtten ze zich op. Te laat. Een machinegeweer ratelde en de beide soldaten werden getroffen door een kogelregen. Ze vielen neer. De gekwetste soldaatwas op slag dood en Tiste bleef gewond voor dood liggen. Op zijn beurt bleef hij achter tot hij zou gered worden. En gelukkig! Zo gebeurde het. Hij bleek getroffen te zijn door een gloeiende brandkogel die langs de rug was binnen gekomen en langs de buik het lichaam had verlaten. De plaats waar de kogel de buik had verlaten was dichtgeschroeid. Dat was wellicht zijn redding. Voor zijn genezing werd Jean-Baptiste naar Frankrijk overgebracht waar hij in een lazaret aan een volledige herstelling begon. Wat ook lukte want kort nadien werdTiste weer goed bevonden om naar het front te trekken. Hij vertelde nadien dat hij een Belgische soldaat had gezien met een houten been. Die man werd door de keuringsdienst goed bevonden om zijn compagnie aan het front te vervoegen. Het schijnt dat hij zijn houten been afnam en naar de medische staf gooide met de vraag:" Wat kan ik met zo'n been gaan vechten!"
Voorstelling van de 4 oorspronkelijke autonome gemeenten.
Etikhove
De oudste vermelding uit 1116 luidt Atingohoua. Deze benaming zou een samenstelling zijn van Attinga hofa, Germaans voor hoeve van Atto. De silexbijlen die tijdens opgravingen werden gevonden verwijzen naar een nederzetting uit de prehistorie en een begraafplaats uit de Merovingische tijd.Van 1840 tot 1846 werd er op de plaats Maarkendries een zeer belangrijke Gallo-Romeins grafveld met brandgraven onderzocht. In de nabijheid vond men sporen van een Gallo-Romeinse woning én van een smidse.De plaatsnaam Maalzake, van het Latijn Malasacum, betekent “toebehorend aan Malasius” en wijst dus op een Gallo-Romeinse nederzetting. De heerlijkheid Etikove kende de geslachten De la Deuze en het geslacht De Kerchove (1638).Fiennes is dan weer een andere heerlijkheid met leengoederen.De parochie maakte vóór 1570 deel uit van het bisdom Kamerijk in de dekenij Pamele (Oudenaarde) en nadien tot het bisdom Mechelen in de dekenij Ronse. Na 1801 behoorde Etichove tot het bisdom Gent. De Hervorming kende hier heel wat succes. Na de Pacificatie bleef een groot aantal inwoners uit Etikhove en omgeving het protestantisme trouw.Maar Etikhove heeft meer bekendheid verworven dank zij o.m. Valerius de Saedeleer die hier een tijdje woonde. In 1972 werden in het café “Bij Sjuule”, op de schouwmantel en onder het behang, mooie fresco’s ontdekt die Latemse schilders hier aanbrachten in de jaren twintig. Kwatongen beweren dat ze dat deden om hun schulden te betalen. Jammer genoeg werden die ludieke en soms erotische muurschilderingen overplakt en overschilderd zogezegd omdat die in verband stonden met plaatselijke personen of toestanden.W.P.
Maarke-Kerkem
De oudste vermelding voor Maarke, in de tweede helft van de 11de eeuw luidt Marca. Deze Germaanse naam zou wijzenop moeras (marco). Kerkem verwijst naar een verblijfplaats “nabij de kerk”. De oudst bekende heren van het dorp stamdenuit de familie Van Maarke, die er tot in de 15de eeuw eigenaar van bleef, later opgevolgd door de familie Metteneyes, functionarissen in dienst van de Bourgondische hertogen. Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkheid onder het bestuur van een baljuw en een schepenbank. Aanvankelijk behoorde de parochie tot het bisdom Kamerijk (met dekenij Pamele). In 1559 ging de parochie over naar het bisdom Gent. De oude heerlijkheid Kerkem leidde een afzonderlijk bestaan tot 1820. Het was in het bezit van o.a. de families Van Eesene (14de eeuw), Rocquenghien (15de eeuw), Blondel de Joigni, Vinacourt de Vleter. Maarke-Kerkem ligt aan de Maarkebeek en heeft een oppervlakte van 903 ha. In 1973 telde de gemeente 956 inwoners. In 1930 waren dat er nog 1311 en in 1900 waren er dat zelfs 1500. Het golvend reliëf schommelt van 25m tot 94m boven de zeespiegel. De gemeente bestond uit 2 kerkdorpen die in 1820 werden samengevoegd tot deze kleine gemeente. De classicistische kerk Sint-Eligius uit 1775 bezit nog een 14de-eeuwse toren, rest van een vroegere gotische kerk. De kansel zou afkomstig zijn uit de voormalige cisterciënzerinnenabdij Maagdendale in Oudenaarde. Het kerkje van de parochie Kerkem is toegewijd aan Sint-Pieter. De Sint-Vincentius kapel, destijds bekend voor zijn bedevaarten, heeft zijn oorspronkelijk koor uit de 12de eeuw kunnen bewaren.Het schip werd in 1637 herbouwd en in 1765 werd het interieur met stucwerk versierd. Wellicht werd in die tijd ook het mooie rococoaltaar geplaatst. W.P.
Kerckhem was in 1818 een volwaardige "parochie met als pastoor vander Gauwe desservan van de parochie O.L.V. van Pamele te Audenaarde " samen met nog negen pastoors van de omliggende parochies.
Nukerke
De oudste vermelding duikt op in 1116 onder de vermelding Nova ecclesia, in de volksmond Nieuwe Kerk. Eeuwenlang was Nukerke een bijparochie van Melden. De O.-L.-Vrouw-Hemelvaartkerk werd gebouwd vanaf 1775 en de altaarwijding had plaats in 1777. Het interieur is zeer bescheiden met een deels neogotisch meubilair. In de omgeving van Nukerke (o.a. in Etikhove) werden prehistorische en Gallo-Romeinse vondsten gedaan wat er op wijst dat hier ouden woonkernen bestonden. De heerlijkheidhing af van de heren van Pamele en viel met Melden onder dezelfde vierschaar. De Hervorming telde in Nukerke veel aanhangers. Deze gemeente van 1218 ha is uitstekend gelegen langs de N60 Terneuzen-Valenciennes en aan de spoorweg Gent-Blaton. Men geniet er van een afwisselend, golvend reliëf met prachtig vergezichten en mooie valleien. Een uitvalbasis voor heerlijke wandelingen langs de Donderput, het Leo Pironpad en Zeelstraat naar Zulzeke en verder naar het Cabernol. De hoogte schommelt van 35m in de vallei aan de Holbeek en de Molenbeek tot 112,5m op de Kruissens. W.P.
Schorisse
Scornay (1119), Scornace (1110-1131 en 1177), Scornai (1143), Scornece (1145). Bij opgravingen kwamen hier kwamen Romeinse voorwerpen boven.n1n 1378 verhief Lodewijk van Male de gemeenschap tot onafhankelijke heerlijkheid onder het gezag van de Heren van Schorisse, uit het huis van Gavere. In 1378 werd Schorisse de hoofdplaats van de baronie waartoe ook Mater, Sint-Cornelis-Horebeke, Sint-Blasius-Boekel,Rozebeke, Zegelsem en Welden behoorden. Het kasteel (slot) werd door de Gents troepen in 1383 platgebrand. Het heropgebouwde slot werd in 1892 gesloopt. Het aantal inwoners bedroeg in 139515711791181619611974 respectievelijk70014002800305017041594. Een klein klooster met hospitaal van eerder lokaal belang, werd omstreeks 1416 door de Heervan Schorisse en zijn echtgenote gesticht tussen de parochiekerk en hun kasteel te Schorisse. Dit zogenaamde Margriethospitaal verdween echter na de openbare verkoop in 1798. In de huizenrij aan de Zottegemstraat is een huidige tweegezinswoning nr. 8-10 dat ondanks verbouwingen nog herkenbaar is als gebouw uit de 18de eeuw met wellicht oudere kern, vroeger behorend tot de kloostersite. Schorisse is een mooie deelgemeente van 1230 ha in het hart van de Vlaamse Ardennen.
Louise-Marie
Dit is een gehucht en kerkdorp dat verdeeld is onder de gemeenten Nukerke,Etikhove, Schorisse, Ronse en Elzele met een 1000-tal dorpelingen. Het dorp ligt grotendeels op de noordelijke flank van de Muziekberg, een getuigenheuvel van 147,5m hoogte. Louise-Marie zou ontstaan zijn in 1851 toen twee Vlaamse gehuchten La Cocambre en La Haute zich afscheidden van Elzele en zich samenvoegden met de omliggende Vlaamse gemeenten. De naam kwam er naar aanleiding van het overlijden van de eerste Belgische koningin Louise-Marie d’Orleans op de dag van de eerste steenlegging van de kerk. W.P.
De omgeving is een pleisterplaats voor wandelaars.
Beknopte historische informatie bij de tekeningen
1.Gemeentehuis van Etikhove tot 1977. Sinds de fusie van 1977 gemeentehuis van Maarkedal. Nadat het gemeentebestuur op 27 juli 1896 een kleine hofstede had aangekocht ter grootte van 26a89ca, gelegen aan “de plaetse” te Etikhove werden tijdens de gemeenteraadszitting van 1 juni 1902 de plannen opgemaakt voor het bouwen van een gemeentehuis en een gemeenteschool met bijhorend schoolhuis op dit terrein. Na verscheidene wijzigingen van de bouwplannen werden deze uiteindelijk goedgekeurd tijdens de gemeenteraadszitting van 20 december 1904. De plannen zijn van architect Geirnaert uit Gent. Een jaar later werd het gebouw in gebruik genomen. Wegens krappe behuizing werd het schoolhuis, dat aan de oostelijke zijde aanleunde tegen het gemeentehuis, erin geïntegreerd. Het gelijksvloer van het schoolhuis werd raadszaal en is dit nog steeds.
Te vermelden waard is het feit dat de schilder Valerius de Saedeleer in Etikhove heeft gewoond van 1921 tot 1937 in de “Villa Tynlon” (Engels voor “huis aan de straat”). In juli 1927 verbleef hier ook Paul van Ostaijen. Enkele maanden later zou deze sterven.
Hierna volgt de ordonnantie vanwege Willem I, de Koning der Nederlanden
VAN WEGE DEN KONING
DE HOOGE RAAD VAN ADEL, gebruik makende van de magt aan denzelven toegestaan bij besluit van den 24 februay 1818 N: 66, verleent bij dezen de Gemeente Etichove het volgende wapen:
Zijnde van lazuur, beladen met een Bijenkorf en in de linker bovenhoek met een Bij, alles van goud.
Gedaan in ’S GRAVENHAGE den 4 Augustus 1818
TER ORDONNANTIE VAN DEN HOOGE RAAD
In de linker beneden hoek de zegel, voorstellende het wapenschild van de HOOGE RAAD
2.Gemeentehuis met pui, onderpastorie en pastorie te Nukerke.De eerste twee gebouwen werden in de beginjaren 70 jammerlijk gesloopt om plaats te maken voor een parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt, iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de pui besteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze de “berichten aan de bevolking” kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadat “en ieder zegge het voort “ weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte van de “plaatse”
Over dit gemeentehuis met pui wist Pol Hoffmann, die gemeentesecretaris was tijdens en na de oorlogsjaren , met zekerheid te vertellen dat dit gebouw reeds in 1772 bestond. De beschrijving komt immers voor op het eerste perkament van het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst”. Men weet echter niet wanneer het gebouwd is aangezien het “Landboeck” (1772) het oudste document is dat vroeger in Nukerke berustte. Het gebouw was vroeger, dus minstens vanaf 1772, de pastorie. Naast het gemeentehuis met pui stond het huis van de onderpastoor. Het klein, muftig kantoortje van de secretaris zou de vroeger slaapkamer geweest zijn. Het gemeentehuis zelf was van 1770 ondergebracht in de herberg “In ’t oud gemeentehuis” (zie beschrijving bij nr 6) , schuin tegenover de pastorie. Later heeft men het secretariaat verplaatst naar het huis waar nadien de koster Deriemaeker woonde (nu drukkerij). Eerst rond 1903 of 1904 is de pastorie gemeentehuis geworden, terwijl iets verderop een nieuwe pastorie werd gebouwd (zie gebouw links). Aan de oude pastorie bracht men enkele veranderingen aan zoals de ingang en de toegangstrap. Rond 1905 plaatste men in de hoek van de voorgevel en de westelijke zijgevel een O-L-Vrouwbeeld. Dit beeld was een geschenk van de toenmalige dorpsonderwijzer “meester Jan” aan zijn gemeente. Meester Jan woonde op het dorpsplein in de woning waar nu de familie Georges Aelvoet-Restiaens woont. Jarenlang gaf meester Jan aan zijn oud-leerlingen ‘s zondag na de mis les in de “zondagschool”.
3.Station van Etikhove. Op 1 september 1861 werd de spoorweg van St -Ghislain naar Gent geopend. Deze rechtstreekse verbinding met het Henegouwse kolenbekken zorgde voor de ontwikkeling van de Vlaamse katoennijverheid . De verbinding met Ronse loopt door een tunnel (ca 450m ) ter hoogte van de Spichtenberg . Deze tunnel is één der zeldzame tunnels op onze Vlaamse bodem. Sinds de jaren 80 is het station buiten gebruik.
4.Het “Hof te Cattebeek” gelegen langs de Bossenaarstraat te Etikhove. Dit Hof zou gebouwd zijn vóór 1517 door ene Willem van Cattebeke. Het gebouw onderging grote veranderingen In 1771 en in 1885. Sinds 1792 is het domein in het bezit van de familie Thienpont. In 1842 richtte harles-Franciscus Thienpont, toenmalige eigenaar en tevens burgemeester van de gemeente Etikhove er een wijnhuis op dat in oorsprong lekkere Franse wijnen aanvoerde.
5.Oude, langgevelig hoeve gelegen naast het “Hof te Cattebeek “langs de Bossenaarstraat te Etikhove
6.Zicht op de oude dorpskom van Nukerke, gezien vanuit de vroegere Boelaardstraat. Met zicht op de kerk Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming. Dit dorpszicht is sinds de eindjaren 70 onherroepelijk verdwenen. Links zie je nog de herberg “In ’t oud gemeentehuis” met bijhorend kruidenierswinkeltje, waar we, in onze jeugdjaren, nadat we twee trapjes afdaalden voor 5 fr een pakje Belga kon kopen. Deze herberg was tot de afbraak eigendom van de familie Ryckbosch. Rechts bevond zich de woning “Blommaert” . In deze woning werd in de jaren 70, en dit tot aan de fusie van de 4 gemeenten op 1 januari 1977, de gemeentelijke diensten ondergebracht.
7.Hospice of “Oudemannenhuis” te Nukerke, gesloopt begin jaren 70 toen de werken aanvingen voor de bouw van de nieuwe verpleeg- en rustoord, de Samaritaan. In het hospice werden zowel oude vrouwen als mannen opgenomen die niet meer zelfstandig konden leven. De plaatselijke oudjes hadden natuurlijk voorrang. De dagelijkse zorgen waren in handen van enkele zusters van Barmhartigheid. De enkele ongezellige kamers hadden hoge plafonds. Aan het hospice was een grote boomgaard en moestuin verbonden waarin de meest-valide bewoners van het tehuis konden werken. De zusters hadden ook de zorg van gerechtskinderen en wezen op zich genomen. De meisjes verbleven in de kloosterwoning, gelegen op de speelplaats van de vrije school terwijl de jongens in een bijgebouw van het hospice verbleven. Niet te verwonderen dat zij de “kinderen van het hospice “ genoemd werden. Dagelijks kwamen zij onder begeleiding van een zuster naar de jongensschool, gelegen naast de meisjesschool.Ontwikkeling van het hospice “Vóór 1890 bestond er te Nukerke een vreemdsoortig hospice. Oude mannen en vrouwen werden er verzorgd door het echtpaar Antoon de Vos-Theresia Van der Steen, mensen van goeden wil, maar zonder bestuurlijke bevoegdheid, zodat de zaak dreigde ten gronde te gaan. Dit wilden de E.H. Pastoor Files en het Gemeentebestuur van Nukerke ten alle prijzen verhoeden, en dus werden er Zusters van Barmhartigheid van Ronse gezonden om het vervallen gesticht terug in bloei te brengen. Den 15de december deden de Zusters er hun intrede en werden verwelkomd aan het huis van Therisie Van der Steen met een peperkoek. Toen waren er reeds twintig oudjes opgenomen. Het zogezegd hospice bestond uit een boerenwoning langs de Pontstraat, rechtover de huidige Glorieuxstraat. Het gebouwtje was met stro bedekt en was lang niet waterdicht, maar de Gemeente had plannen om een nieuw hospice te bouwen. Van Ronse kwam de tijding dat Moeder Felicitas Nukerke moest verlaten om in Heldergem een nieuw huis te beginnen. Zuster Venantia werd den 21ste september 1894 als jonge overste in het Hospice aangesteld. Rond die tijd werd de aanvang begonnen van een nieuw Hospice te bouwen dank zij de krachtdadigheid van E.H. Pastoor de Boe.Einde augustus 1897 was de bouw voltooid. Volgens overeenkomst moesten de Zusters de ouderlingen kost en inwoon geven tegen 0,45 F daags. De kostkopers betaalden 1 F.In 1901 werden de eerste weesjongens geplaatst: het was een schuchter begin, van een werk dat later zou groeien en bloeien. Tijdens de oorlog 1914-1918 werd van 1915 tot op het einde van de oorlog een deel van het hospice in lazaret herschapen In 1923 moest Moeder Venantia, reeds 33 jaar in Nukerke, naar Durmen verhuizen, en werd slechts na twee maanden vervangen door Moeder Aveline. De overste was reeds 20 jaar werkzaam in het hospice. Onder haar bestuur nam het hospice verdere uitbreiding en werd de eigendomskwestie definitief opgelost door de oprichting van een Associatie in 1928, zonder winstgevend doel. De Parochiale werken van Nukerke. In 1932 mocht het H. Sacrament in het hospice blijven. Op 10 augustus celebreerde Eerwaarde Vader Akkerman de eerste H Mis.Het gesticht had zulk een grote bijval dat het te klein werd, en aldus werd een tweewoonst, grenzend aan het gesticht aangekocht. Deze woning richtte men in voor de jongens. Het gebouw kreeg de naam van “Palviljoen St-Vincentius”. Langzamerhand werd de inrichting steviger en groter. Op 2 Juli 1939 vierde het hospice een 100 jarige, nl. Madame Justine Segers Tijdens de oorlog 1940-45 bedroeg het aantal inwoners, 98 nl. 10 zusters, 48 ouden van dagen en kostdames en 40 weesjongens.”(tekst overgenomen uit een oude kroniek).
8.Vroegere houten windmolen “Ten Bossenaere” tot 1939 te Etikhove op een heuvelrug van 100m hoogte. Was die molen eens de oudste windmolen van West-Europa? Volgens een inkerving op de toegangsdeur zou de windmolen dateren van 1140. Deze windmolen heeft de kans ontlopen om te worden erkend als monument met als gevolg dat hij op 12 april 1939 werd afgebroken. Het malen van graan werd overgenomen door een mechanische maalderij in een gebouw iets verderop.
9.In de verte de houten “Snibbemolen” te Nukerke, op een hoogte van 125 m. De houten windmolen, in de verte, op de hoek van de Staatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat (nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. Het molenaarshuis staat tot heden nog aan de overzijde van de Rijksweg. De laatste twee molenaars waren Theofiel Bostijn die opgevolgd werd door zijn zoon Julien. Zijn dochter, Simone, woont nu bij haar dochter, Marie-Paule Deschamps in Ronse. In hoofdzaak werd hier notenolie geproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar was werd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht. Richard De Bisschop heeft jarenlang samen met zijn vrouw, Irma Decuyper, de herberg “In ‘t molenhuis” opengehouden. De woning met bijgebouwen staat op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. De handboogschutters van de Nukerkse schuttersmaatschappij schoten er naar de liggende wip. De staande wip stond op de terp waarop vroeger de molen stond. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterrein langs de Kortekeer. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Op het voorplan ziet u de stenen windmolen “Ten Kruissens” in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen “Ten Kruissens”.
10.De witgekalkte stenen windmolen “Ten Kruissens” te Nukerke, ontdaan van de wieken. Deze molen bestond met zekerheid reeds in 1556, als eigendom van de familie Ladeuze te Etikhove. In 1831 werd hij eigendom van de zout- en zeepzieder Desclée-Van Malderd te Ronse. In 1864 ging de molen over naar de familie Willems uit Zulzeke en in 1899 werd de molen dan doorverkocht aan Richard Maes. Tot op heden is de molen in het bezit van de familie Maes A. Een storm vernielde de wieken en in 1929 werd elke activiteit gestopt. De stenen kuip bleef staan terwijl het interieur tot woonhuis werd ingericht.
11.Stenen graan- en oliewindmolen “Ten Hengst”, gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke op een hoogte van 112,5 m.. Hij zou dateren uit 1571. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd volledig vernield in 1831. Meer dan eens werden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermd monument en kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004. Niet ver hier vandaan, namelijk in Tenhole nr 16”, heeft Hugo Claus jarenlang gewoond. Hij raadde steeds zijn gasten aan “volg de gids, want anders kom je in de bled terecht”.
12. Huidige houten windmolen op de Bossenare te Etikhove. Op de plaats van de afgebroken windmolen werd begin jaren 90 door Marc De Merlier de reconstructie aangevat van de “Tukmolen”, afkomstig uit Impe (Lede). Deze molen dateert van 1763 en was in werking tot 1959. Deze prachtig gereconstrueerde windmolen is regelmatig in bedrijf. Van einde en ver zie je hem met zijn wieken zwaaien.
13.Oud schoolhuis behorend bij de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat te Nukerke. “Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten. Ten gevolge van die wet werd langs de Pontstraat een school met bijhorend schoolhuis opgericht. Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordermuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Pontstraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een kleine klasruimte en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere. Het schoolhoofd was Theofiel Gilleman. .Een zekere Chlotilde De Zaeytydt, echtgenote van Theofiel Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk. Chlotilde woonde in de zelfde straat op de plaats van de woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theofiel een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooie linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat. In de volksmond heette het daar “aan kloaten fieli”. Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutranoy predikte tegen de liberale school. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef en de school definitief werd gesloten. Meester Gilleman bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het bewoond door Aloïs Norga die het later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het schoolgebouw een mechanische maalderij inrichtte. We weten verder van meester Gilleman dat zijn zoon is gesneuveld op de eerste dag van W.O.-II. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. Hij zou ook driemaal getrouwd zijn, met een zekere Maes, een Claus en met Gusta Toneau. Na zijn overlijden is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de school (zie nr 14). Onder het burgemeestersschap van Armand Vandeputte, dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester T’Sjoen, werd in 1930-1931 langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool gebouwd door de firma Pot uit Etikhove. Deze school omvatte naast het schoolhuis één kleuterklas en twee lagere klassen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte zich aansloot bij de liberalen. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. In oktober 1986, werd dit gebouw, dat jarenlang en danig was verwaarloosd afgebroken en vervangen door een moderne constructie. De onverdraagzaamheid stak terug de kop op. Maar dat is weer een ander lang verhaal.Tenslotte werd het nieuwe project op 17 september 1988 officieel ingehuldigd door burgemeester Michel Langie, die zich volledig had ingezet voor de verwezenlijking ervan.
14.Oud, verlaten hoevetje langs de Pontstraat. Afgebroken in 1999. In dit hoevetje woonde jarenlang Richard Van Coppenolle, in de volkmond “ ’t cabineurke”. Deze was immers aangesteld om de “compteur” of de elektriciteitsmeter in de woningen op te nemen. Omdat Richard bij een stroomonderbreking naar de elektriciteitescabine moest (met de fiets, in weer en wind) om de panne te herstellen en omdat hij bovendien niet te groot van gestalte was noemde men hem met een verkleinwoordje. Richard was steeds opgewekt en een graaggeziene figuur, potlood achter het oor, sigaartje in de mond en een lederen diensttas aan de zij.
15.Typische Vlaamse hoeve gelegen langs de straat Ruitegem.Dit beeld is in de loop van 2002 totaal gewijzigd.
16.Verlaten en triestig ogend werkmanshuisje van een paar eeuwen oud, gelegen langs de Koekamerstraat.
17.“Kasteelmolen “ te Schorisse: geclasseerde watermolen (10-08-76) langs de Molenbeek in de Parkstraat te Schorisse. Deze graanwatermolen ligt langs de Molenbeek en is nog steeds in bedrijf. Op de steenzolder bemerkt men muurschilderingen uit de beloken tijd der Franse Revolutie. Behoorde tot het kasteel dat in de 18° eeuw verdween. Vandaar de naam “Kasteelmolen”. Het waterrad heeft een diameter van 4,80m. Reeds 5 generaties lang werd de molen uitgebaat door de familie Vanderdonckt.
18.Oude hoeve die mogelijks behoorde tot het Hof te Cattebeke (zie tekening 4).
19.Pastorie te Schorisse gebouwd in de periode 1867-1869, met ruime achtertuin. Bij de muur ligt de “roepsteen”, een blauwgrijze hardsteen, mogelijk een fragment van de schandpaal. Sinds 2001, is na het vertrek van de laatste pastoor de pastorie niet meer in gebruik. Het gebouw werd verhuurd en later als woonhuis te koop aangeboden.
20.Stenen korenwindmolen “Molen Ter Slepe” ook genaamd “Molen Ten Nieuwennest” langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. Hij prijkt immers niet bovenop een heuvelrug. Tweede verklaring: de naam van het café dat de naam droeg “In de Nieuwennest”. De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos. De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem tenslotte doorverkochten in 1910 aan Rafaël Maes-Vandenhende. Vanf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt.
21.Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming, parochiekerk te Nukerke. Deze eenvoudige classicistische dorpskerk van ca 1775 ligt op een hoogte van 87m boven de zeespiegel. Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent “Nieuwe kerk”, “Nova Ecclesia”. “Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aan het kapittel van Kamerrijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichten kwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verheven en aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een “vierschaere” en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken “de Marcke en de Ronne” groepeerde. Deze baronie in de kasselrij van Aalst was leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met een bundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen. Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 1618 Nova Ecclesia – 1657 Neukercke – 1678 Nieukerk – 1679 Neukerk – 1689 Nieukercke – 1733 Neuféglisse – 1736 Nuyckercke – 1746 n’oeuf es-glisse – 1748 Nukerke - 1767 Nukercke –1779 Nieuwkercke en sindsdien Nukerke
22.Binnenzicht van de dorpskerk te Nukerke. Het meubilair van de portiekvormige hoofd- en zijaltaren zijn 18° eeuws alsook de twee biechtstoelen en de marmeren doopvont met koperen deksel, waarop de Slang van de bekoring is afgebeeld. De doopvont werd in de jaren 70 vooraan in de kerk geplaatst. Het overige meubilair is 19° eeuws zoals de communiebank in smeedijzer en koper, het hek van de doopkapel, het koorgestoelte, de kerkmeesterbank en de kansel. De orgelkast, met muziektrofeeën, dateert van ca 1850. De schilderij “De Heilige Familie” is 17° eeuws.
23.Herenhuis langs de Louise-Mariestraat in Louise-Marie.
24.Kapel Sint-Vincentius op de Kapellenberg te Maarke-Kerkem gelegen op een hoogte van 94m. Vanaf deze plaats heeft men een mooi panoramisch zicht. Deze bedevaartskapel, is met haar omgeving beschermd als monument en als landschap (9-11-76). Deze kapel bewaarde van haar oorspronkelijk constructie enkel het vermoedelijke 12°eeuwse koor. Het schip werd in 1637 herbouwd (zie het verschil in bouwmateriaal). Het portiekaltaar in rococostijl dateert van ca 1765. Het beeld voorstellend de H. Antonius-abt is 16de eeuws en dat van de H.Vincentius is 17de eeuws. Ook het typische offerblok is 17de eeuws. De schilderij H. Vincentius vóór O.L..Vrouw met het Kind is 18de eeuws. Het doek met de H. Vincentius, en op de achtergrond de bedevaartskapel van Maarke, omringd door zes taferelen uit het leven van de heilige is 19de eeuws. De glasramen van E.P. Colpaert uit 1920 stellen taferelen voor van de marteldood van St-Vincentius. Rond de noveen van Sint-Vincent worden hier volop geutelingen gebakken.
25.Houten windmolen “Ter Gheynst” prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: “De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582.” En verder “ geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt die van tevoren ghenaemt es gheweest t’meuleken ter gheynst…(1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Slots. In de volksmond gebruikte men de naam “Vozenmolen”. De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaak verder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet. De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993.
27. Classicistische Sint-Eligius kerk uit 1775 te Maarke met aan de noordkant de vrijstaande gotische toren uit de 14de eeuw. Mooi interieur met o.a. een harsstenen doopvont uit 1673, een preekstoel uit 1680 die afkomstig is uit de voormalige cisterciënzerinnenabdij Maagdendale te Oudenaarde. Het overige meubilair werd na het bouwen van de kerk aangeschaft en is dus 18de eeuws zoals de portiekvormige hoofd- en zijaltaren. Het orgel, uit de periode 1806-1814 door P.C. van Peteghem uit Gent is beschermd bij K.B. van 17-02-1980. Verder is er een pracht aan kerkschatten o.a. 17de en 19de eeuws Oudenaards zilverwerk i.v.m. de St-Eligiusverering. Er liggen verschillende 16de en 18de eeuwse grafstenen. Dichtbij de ingang van de kerk ligt nog een bruine ijzerzandsteen waarop de veldwachter destijds na de hoogmis stond om de berichten aan de bevolking kond te doen. Herman Teirlick heeft Maarke-Kerkem een rol toebedeeld in zijn roman “Het stille gesternte” (1903).
Op 2’ mei 2009 werd het gerestaureerde Van Peteghemorgel (17de eeuws) plechtig ingehuldigd. Ter gelegenheid hiervan werd de kerk officieel de cultuurtempel. Vanaf 1 januari 2014 werden geen liturgische diensten meer gehouden. “Sinds 16 december 2013 is de Sint-Eligiuskerk van Maarke via een bisschoppelijk decreet onttrokken aan de eredienst. Daarmee werd een belangrijke voorwaarde vervuld om op 1 januari in te stappen in het Decreet Lokaal Cultuurbeleid en aanspraak te maken op een jaarlijkse subsidie van 34 000 €. … In de loop van 2014 en 2015 worden werken uitgevoerd die de ruimte beter zullen afstemmen op de noden van een modern cultuurhuis, evenwel zonder de unieke eigenheid van onze Cultuurtempel aan te tasten.” (Gemeentelijke info) Reeds 5 vijf werden in de kerk, occasioneel, culturele evenementen georganiseerd.
De naam van het centrum is voortaan Marca.
Hierna volgt de ordonnantie verleend door Koning Willem I der Nederlanden.
Koninklijk Besluit.
Van wege Den Koning
DE HOOGE RAAD VAN ADEL
De Hooge Raad van Adel, gebruikmakende van de magt aan denzelven toegestaan bij besluit van 24 februry 1818 nr 66, verleend bij dezen de Gemeente Van Kerkhem het volgende wapen:
Zijnde van lazuur beladen ter regterzijde van een staande leeuw gekeerd ter linkerzijde en ter linker van een staande hond gekeerd ter regterzijde houdende tusschen beide de hoorn van overvloed, met een ster boven dezelve in ’t veld alles van goud.
Gedaan in S’GRAVENHAGE den 4 Augustus 1818
Ter ordonnantie van den HOOGEN RAAD
By absentie van den secretaris
3 handtekeningen en in de linker beneden hoek een doorgeslagen zegel van de Hooge Raad van Adel, voorstellende het wapenschild van de Hooge Raad
28. Verdwenen zichtop de kerktoren van Nukerke met vooraan het O.-L.-Vrouwbeeldje dat jarenlang prijkte op de hoek van hetgemeentehuis, dat op zijn beurt verdween in de jaren 70. Dit beeldje prijkt nu in het perkje op het dorpsplein.
29. Bijhuis van Sint-Leonardus, verblijfplaats van de zusters. Deze woning is nog steeds de verblijfplaats van de zusters die werkzaam zijn in het rusthuis Sint-Leonardusin Louise-Marie. Het rustoord zelf werd opgericht in 1900 en was oorspronkelijk bedoeld als sanatorium voor dames.Bij het geheel hoordeeen school en een boerderij. Vanaf 1904 namen de Zusters vanBarmhartigheider hun intrek. De laatste jaren werd het interieur van het rustoord grondig gemoderniseerd.
30. De Ladeuzemolen gelegen langs de Maerckebeek(nu Maarkebeek), is een overblijfsel van het kasteel Ladeuze. De molen zelf zou dateren van 1400. Het was van oorsprong een olie- en korenwatermolen. Alle pachters van het domein waren verplichter hun graan te laten malen waarvan de gebruikelijke tiende werdafgenomen. De molen bezit noghet lijnzaadmechanisme en2reuze grotemolenstenen.
31. De Sint-Pieterskerk te Kerkem. Hetkerkje is een klein driebeukig neo-gotisch gebouw. De onderbouw van de torenvan de kerk bestaat uit geërodeerde zandsteen .Tijdens verbouwingwerken werd de kerk verhoogd in 1775. Deze datum staat gegrift in de sluitsteen boven de ingangsdeur. De kerktoren zou voordien een derde lager zijn geweest. Je ziet trouwens duidelijk de sporenvan de oorspronkelijkewijzerplaat. De kerk, het kerkhof en de omheiningsmuur zijn beschermd als monument en als landschap bij K.B. van 18-11-76. Het meubilair is hoofdzakelijk 18de eeuws. De kansel dateert uit 1687. Hetorgel is 17de eeuws en was oorspronkelijk bedoeld voor het Sionklooster te Oudenaarde.
32. De Sint-Pieterskerk te Kerkem (zijaanzicht). Zie beschrijving bij nr 32.
33. De kerk La Salette te Louise-Marieligt op een hoogte van 112,5m Louis-Marie is een schilderachtig gehucht en kerkdorpin de Vlaamse Ardennen gelegen op de noordelijke flank van de Muziekberg (hoogte 147m). Het grondgebied van de parochie Louise-Mariebehoort tot de stad Ronse en de vroegere gemeenten Nukerke, Etikhove en Schorisse inde provincie Oost-Vlaanderen en tot de gemeente Ellezelles in Henegouwen. Naar verluidt zou de naam van de eerste Belgische koningin Louise-Marie (geboren in Palermo op3 april 1812 en overleden in Oostende op 11 oktober 1850), dochter van de Franse koning Lodewijk Filips, aan de oorsprong liggen van de naamgeving van dit gehucht. Immers de eerste steenlegging van deze neo-romaanse parochiekerk in 1851 viel samen met de eerste verjaardag van haar overlijden. Deze kerk is bekend om haar Sint-Apolloniaverering. Rond 9 februariworden hier jaarlijks, tijdens de noveen tegen tandpijn, de alom gekende geutelingen gebakken. De kerk is toegewijd aanO.L.Vrouw van La Salette. Het kerkelijk interieur is 19de-eeuws behalve het altaar aan de noordzijde die 17de en 18de eeuws is. Het schilderij Verschijning van O.L.Vrouw van La Salette is19de eeuws. De romanschrijver Herman Teirlinck vernoemt Het Muziekbos en Louise-Marie in Maria Speermalie, Getuigenissen , De wonderbare wereld , Het gesmoor (novelle) en de Dolage.
34. ParochiekerkSt-Brixius te Etikhove ligt in de vallei van de Maarkebeekop 27 m boven de zeespiegel. Deze classicistische kerk is een bescheiden gebouw uit het begin van de 19de eeuw met laat-gotische toren van de voormalige kerk uit de 15de eeuw. De kerk werd achtereenvolgens in 1768 en in 1837 verbouwd. Ze is ingericht met een Lodewijk XVI meubilair zoals het hoogaltaar, de muurbeschotten met de kerkmeesterbanken in het koor. Het orgel , instrument van Lambertusvan Peteghem is beschermd. Op het kerkhof en in de kerk tref je enkele 17de-eeuwse grafstenen aano.a. het epitaaf van Gerard de Ladeuze (+ 1669).
35. De laat-gotische kerktoren van de kerk St-Brixius te Etikhove.
36. Dorpszicht van Nukerke met zicht vanaf het Lindeke.
37. Het lindeke is een oude lindeboom die reeds vele generatie Nukerkenaren heeft overleefd. Dat het een oude knaap moet zijn bewijst zijn omtrek van 3,78m. Wegens zijn leeftijd is de boom een monument op zichzelf die in vroegere jaren teder zijn takken spreidde over de jonge koppeltjes die er hun eerste romantische afspraakje hadden. Jarenlang hing in de boom een klein kapelletje. In de zomer staat de ouderling nog welig groen. Toch zal hij de komende jaren een bezoek van een boomchirurg nodig hebben wil hij nog vele jaren meegaan;
38.Romansmolente Maarke langs de Kokerellestraat aanMaarkebeek op een hoogte van 25m. Dezewatermolen bestond reeds in 1154, jaar waarinhij geschonken werd aan de abdij van Ename. Het oorspronkelijk houten raderwerkwerd omstreeks 1900 vervangen door een ijzeren. Het interieur van de molen is mooi gerestaureerd evenals de aanpalende molenaarswoning. Nu in het bezit van de familie De Deken..
39. In Louise-Marie, een kerkdorp, werd in 1900 de eerste steen gelegd voor een gebouw dat dienst zou doen als sanatorium voor dames. Vanaf 1904werden de zieken er verzorgd door zusters van de orde van de Zusters van Barmhartigheid. Sinds vele jaren is het instituut omgevormd tot een rustoord voor bejaarden. Zie ook afbeelding en tekst bij nummer 30 en 34.
40. Romansmolente Maarke langs de Kokerellestraat aanMaarkebeek op een hoogte van 25m. Dezewatermolen bestond reeds in 1154, jaar waarinhij geschonken werd aan de abdij van Ename. Het oorspronkelijk houten raderwerkwerd omstreeks 1900 vervangen door een ijzeren. Het interieur van de molen is mooi gerestaureerd evenals de aanpalende molenaarswoning. Nu in het bezit van de familie De Deken.
41. Oude hoeve op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. Volgenshistorische bronnen zouKarel V (Keizer Karel de Grote) , vóór zijn huwelijk met Isabella van Portugal , bij Johanna van der Gheynst een dochter verwekt hebben, nl. de latere landvoogdes Margaretha vanParma (1522-1586). Tijdens zijn huwelijk werdenvolgende kinderen geboren : Filips, Maria, Johanna . Ten slotte had hij nog een zoon Don Juan buiten zijn huwelijk en na de dood van Isabelle. Gedurende haar bestuursperiode verbleefMargaretha te Oudenaardeinhet Huis van Margaretha van Parma, naast de Boudewijnstoren.De jonge Karel verbleef wel eens inOudenaarde bij de familie de Lalaing(huis aan de Schelde) en juist daar zou de jonge Johannadienster zijn geweest. Haar ouderswoonden in de boerderij te Nukerke, op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. De ouders van Johanna waren tapijtwevers. Omer Wattez beschreef als volgt het feit: Te Oudenaarde werd in de zestiende eeuw geboren:Margaretha van Parma,natuurlijke dochter van Keizer Karel en Johanna van der Gheenst, dochter van eenen tapijtwever uit Nukerke. In een voetnota meldt de schrijver nog: Dit wordt door sommigen echter betwist.De naam Keizerreizou kunnen afgeleid zijnvan het woord keizer. Wie weet heeft de jonge vorstmeermaals, te paard, de bossen van Nukerke doorkruist. Tot heden leven nognazaten, in rechte lijn, vanJohanna van der Gheynst.Het gezin Vandergeynst heeft de boerderij verlaten in 1968. Er waren in het gezin 4 meisjes en 1 jongen, waarvan geen enkele het landbouwbedrijf voortzette.
42. Het Sint-Leonardusinstituut in het kerkdorp Louise-Marie In 1892 verwierf de Heer Scribe uit Gent vanwege de eigenaar van het Hof van Fiennes 160 ha grond op de wijk Louise-Marie. In 1905 werd op een deel van die grond een verplegings- en rusthuis opgericht, nl het Sint-Leonardusinstituut. Het gebouw was oorspronkelijk eigendom van Mw Liefmans uit Oudenaarde.De Zusters van Barmhartigheid uit Ronse oefenden er hun apostolaat uit. Het gebouw is 70m lang op een breedte van 15m. De kostprijs bedroeg toen 150 000 frank. De put die drinkwater verschaftewas 57m diep en er moest geboord worden door verscheidene rotslagen. Het waterdebiet was echter ontoereikend zodat er moest overgegaan worden tot nieuwe boringen en tot het gebruiken van bronwater in de streek zeer voorhanden. De aansluiting op het waternet kwam er pas in 1976. Het instituut kan een 40-talouderlingen opnemen die verzorgd werden door 10 kloosterlingen. In de jaren 90 werden meer en meer leken aangeworven en kreeg het interieur een verdiende opknapbeurt. Zie ook afbeelding en tekst bij nummer 30 en 34.
43. Villa Tynlon, een beetje somber bakstenengebouw, op de flank van deBossenaerheuvel te Etikhove. Deze villa werd gebouwd in 1910 in een Engelse cottagestijl. De bewoners waren achtereenvolgens:Georges Thienpont(1910-1917), Valerius de Saedeleer (1921-1937), Leo Piron gehuwd met de dochter van de Saedeleer (1937-1945), Gerard Thienpont (1948-1964). De naam Tynlon gaf Valerius de Saedeleer als herinnering aan het huis dat hij bewoonde in Wales gedurende de wereldoorlog 1914-1918. Tynlon betekent huis aan de straat. De gedenkplaat vooraan in de berm werd aangebracht ter gelegenheid van de inhuldiging van de Toeristische wegValerius de Saedeleer op 2 juni 1957. De weg loopt over detoemalige gemeenten Leupegem, Vloesbergen, Edelare, Etikhove en Schorisse.
Wie was Valerius de Saedeleer ? Hij werd in Aalst geboren op 4 augustus 1867, volgde cursussen aan de tekenacademie te Gent en gingte leer bij Frans Courtens te Brussel. Als kunstenaar was hij nogal wispelturig van aard; een rusteloze natuur die zich nergens kon aanpassen. Hij verhuist dan ook meer dan vijftig maal in verschillende gemeenten van het land. In Sint-Maartens-Latem vond hij eindelijk zijn vaste stek. Daar vormde hij samen met de beeldhouwer- tekenaar en boetseerder George Minne, de dichter Karel van de Woestijne en zijn broer schilder Gustaaf, de Praetere, DAcosta, Servaes, Permeke, De Smet en Albijn van den Abeele de kunstenaarskolonie: de Latemse school. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verblijft hij met zijn gezin in Wales. Heel wat artiesten voelden zich tijdens de oorlogsjaren veiliger in het buitenland want ookGeorge Minne verbleef in Wales terwijl Permeke in Engeland verbleef en De Smet en Van den Berghe in Nederland onderdak hadden genomen. Na de oorlog verbleef de Saedeleer in Etikhove. Daar woonde hij in een kleine hoeve uit de 17de eeuw gebouwd van leem en stro. Deze woning werd later door de eigenaar Thienpont aan het openluchtmuseum van Bokrijk geschonken waar het als een stukje Etikhove zal vereeuwigd blijven. De kunstenaar was ondertussen verhuisd naar de Bossenaerheuvel. Hier had hij een prachtig en wijds uitzicht over de scheldevallei. Zijn mooie winterlandschappen zijn er hetbewijs van. Hij overleed te Leupegem in de wijk Ten Berghe op 26 september 1941.
Valerius de Saedeleer als kunstenaar.
De kunststroming waartoe de Saedeleer behoort is het symbolisme. De fundamentele veranderingen in de Europese kunstvanaf het begin van de 20ste eeuw hadden ook gevolgen voor de kunst in ons land. Kunstenaars uit ons land hielden contact met kunstcentra in het buitenland. Jonge kustenaars gingen groep vormen en veranderden wat graag van stijl. Het symbolisme bleef echter een actieve rol spelen tot vóór de Eerste Wereldoorlog. Zo gingen te Sint-Martens-Latem kunstenaar bij elkaar wonen. Ze waren toen nog doordrongen van de invloeden uit vorige eeuw maar begonnen te reageren tegen het luminisne dat wat al te oppervlakkig was; de kunst moest inhoudrijker worden. Zoals reeds vermeld schilderde Valerius de Saedeleer onder invloed van Franz Courtens tot hij in Sint-Martens-Latem een persoonlijke en artistieke crisis doormaakte; hij bleef een wat simpele figuur tussen kunstenaars als Gustaaf van de Woestyne en een George Minne, kunstenaars met een complexe persoonlijkheid. Het werk van Valerius de Saedeleer bestaat uit eenvoudige landschappendie rust uitstralen. Dezelfde elementen komen echter vaak voort in de verschillende landschappen. (Vlaamse Kunst Mercatorfonds)
Hoe Etikhove zijn titel kunstenaarsdorp verkwanselde is mooi beschreven in de Historiek van Etikhove door A.V.N. Muurschilderingen gemaakt door o.a. Valerius de Saedeleerin de herberg Bij Sjuule werden bij de afbraak volledig vernietigd.
Dochter Elisabeth de Saedeleer en het Kunstcentrum op de Bossenaer Te Etikhove in 1969.
We laten even Elisabeth de Saedeleer aan het woord. In haar boek vertelt ze over haar vader.
Hij leefde er in alle eenvoud, op den buiten, op het platteland in Vlaanderen, tussen de Vlamingen. Hij was niet geleerd, geen wetenschapper; maar zijn geest was gezond. Hij ging om met de eenvoudige mensen van het platteland en werkte met hen. Hij waardeerde hun wijze manier waarop ze tegen hun bestaan aankeken. Hij had hun wijze manier van leven overgenomen. Hij was een artiest, oprecht en echt, de kunst was het doel van zijn leven. Hij wisselde van gedachten met de andere mensen, met zijn geloof in de hogere waarden van het bestaan, zijn begrip voor de schoonheid van de dingen. Zijn voorbeeld bewees dat iedere taak een nauwgezette eerlijkheid vereiste en niet kan slagen zonder een prijs van lang geduld en veel inspanning. Mijn zussen en ik waren zeer jong wanneer hij ons inleidde in de eerste stappen van de kunst. Hij nam ons mee naar den buiten en wij tekenden onder zijn leiding.
Gedurende de oorlog 1914-1918 moest hij met zijn gezin emigreren naar Engeland. t Is daar dat wij voor het eerst de weefkunst hebben gezien met als gelukkig gevolg kwamen wij in contact met Miss Morris, de dochter van de schrijver en kunstenaar William Morris, die een harde voorstander was van het handwerk. Ons vader wilde ons juist vertrouwd maken met het handwerk. Wij benaderden dus de omgeving die nog onder invloed stond van Ruskin, van Burne Jones en van de aanhangers van het preraphaelisme, de aanhangers van de 19de eeuwse schilderschool,omgeving doordrongen van poëzie en verschillende kunstopvattingen, eerlijk en levend. De opgedane ideeën lieten ons niet meer los en wanneer we in Vlaanderen terugkeerden zetten we dat ongeveinsd in de praktijk om. Het dorp waar we ons vestigden heette Etikhove. t Is daar waar de eerste proeven werden gedaan. De eenvoudige en oudere wevers, die trouw gebleven waren aan de traditie van hun voorouders, waren onze eerste handwerkers. Het was voor hen een echte revelatie te zien wat er kon bereikt worden met hun oude ambachten.(Le tissage à la main)
Elisabethde Saedeleer had later haar Atelier dart te Brussel. In oktober 1968 gaf het gemeentebestuur van Etikhovehaar een vergunning tot het bouwen van een kunstmuseum en openluchttheater op de Bossenaar, een 200-tal meter van de villa Tynlon. De kunstenares stierf te Brussel in 1972 met als gevolg dat het centrum inactief bleef en verlaten. Het centrum hield op te bestaan toen het werd verkocht.
44. Watermolen van HofGoet ten Broecke , Kapoenstraat 18te Zulzeke-Kluisbergen. Het 1870 gedateerde bakstenen watermolenhuis, op de plaats van , en wellicht met constructieve
45. Hof Goet ten Broecke , Kapoenstraat 18 te Zulzeke-Kluisbergen.
46. De grote hoeve Ten Broecke is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministrieel Besluit 14-07-2004)
47. De molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke, deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft en dienst doet als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het voor u liggende weidse panorama over Henegouwen en Oost-Vlaanderen. De molen staat op een hoogte van 140m boven de zeespiegel. De echte top van 150m ligt echter honderd meter verder oostwaarts in het bos. Insiders beweren dat men van op de uitkijktorentot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer en een veldkijker is aangeraden..
48. Omer Wattez vóór zijn geboortehuis te Schorisse
Geboortehuis (vroeger met huisnummer 25, nu 8) langs de Hofveldstraat te Schorisse. Omer werd hier geboren op 9 februari 1957 maar stief in St-Lambrechts-Woluwe op 26 maart 1935. Aan de muur hangt een plaket met de volgende tekst:waer mijne wiege stond en ik mij mocht vermeien als kind, de jongensvreugd genieten ongestoordIn 1890 werd door de Boekhandel J. Vuylsteke,Koestraat 15 te Gent zijn boekje uitgegevenEen Hoekje van Zuid-Vlaanderen, Oudenaarde, Ronse en omstreken. Omer Wattez schreef het boekje, dat slechts een 60-tal blz. telt, toen hij Professor bij het Koninklijk Athenaeum van Doornik was.. De tekeningen zijn van Arm. Heins. Te vermelden waard is het feit dat de woonhuizen met nr. 25 én 27 in de Hofveldstraat uit de 18de eeuw zijn en resten bevatten van het vroegere Margrietehospitaal dat in 1416 hier werd gesticht.(zo meldt de Gids voor Vlaanderen Je zou het niet zeggen, maar de beide woningen zijn beschermd bij K.B. 13.9.1976. In de jaren 60 deed de geboortewoning zelfs dienst als jeugdlokaal.
Even een bloemlezing uit het boekje.
Oostwaarts heeft men de hoogte van Mont de Rhodes. Gestadig biedt dit woud eene afwisseling van valleien, ravijnen, steile hoogten en onbeplante ruimten aan. Bij warmen zomerdag is het daar zoo frisch, zoo genoeglijk te vertoeven, een opwekkend lied te zingen of een gedicht te lezen. De wind blaast zacht in het loover. Millioenen kerfdiertjes snorren door de ruimte ofzetten zich op de bloemen neder. Op den grond, tusschen de denneboomen, ligt het rozig tapijt der heidebloemen uitgespreid, dat soms door het frissche groen der kraakbeziestruikjes ofhet sierlijk gebladerte der varens wordt afgewisseld. Links van den steenweg, nabij de plaats, waar wij hem verlieten, leidt een weg naar eene vallei, die, twee kilometers ver, naar Schoorisse toe, met haren waterloop het Bosch-te-Rijst bezoomt. Te midden van het Bosch ligt een vijver, die kratervormig met de heuvelen is omgeven. Een echt romantisch plekje. De beek bespoelt verder de gemeente Schoorisse, Maarke, Etichove, waar zij zich in de Schelde werpt.Haar dal is zeer aanlokkend en niet min dan zeven watermolens zal men op haren loop vinden.
Zo te zien geen literaire hoogstaande tekst. En zo goed kende Omer de streek niet want hij schrijft dat de beek (de Maarkebeek) zich in Etichove in de Schelde werpt !Toch eigenaardig !
49. Dorpsplein van Mater (Oudenaarde)
De parochiekerk, de St-Martinuskerk uit 1780, is een driebeukige classicistisch gebouw waarvan de toren zou geïnspireerd zijn op die van de vroegere abdijkerk van Ename. De oudste schilderij dateert van 1666 en stelt De liefdadigheid van Sint-Martinus voor. Het werk is van een zekere Simon de Pape. Twee kerkmeestersbankendateren van 1620. En dan is er nog het beeld dat Sint-Amelberga voorstelt. De legenden rond deze heilige zijn nauw verbonden met deze parochie. De meest gekende is de legende van de nog bestaande Amelbergabronnen. Jaarlijks hebben de Amelbergafeesten plaats met de gekende folkloristische stoet.
50. Protestantse woning in Maria Horebeke
De tekening geeft 19de eeuws beeld.
In dit huis hielden de Evangelische Christenen hunne godsdienstige vergaderingen vóór 1795; eerst s nachts in t geheim; later, krachtens het tolerantie-edictvan 1783, ook des daags. Het huis had in den kelder een geheime schuilplaats, waar de predikant zich, in geval van overrompeling, kon verschuilen.(Zie De Bosgeuzen en de Vlaamse Olijfberg)
51. Het protestants kerkje te Etikhove, het oudste van Vlaanderen, daterend van vóór 1800.
Dit gebouwtje, dat nu als woning is ingericht, kan je zien in de Nederholbeekstraat te Etikhove.
We zijn in de 16de eeuw en leven onder het Spaans Bewind. Etikhove had toen een hervormde gemeenschap die deel uit maakte van de “Vlaamse olijfberg” die op zijn beurt in contact stond met de geloofsgenoten uit Zeeuws Vlaanderen en vooral uit Sas van Gent. Vooral dorpelingen ten oosten van de Schelde die beroofd werden van have en goed gingen op de vlucht. Dit gebeurde vooral in de periode na de “beeldenstorm” van 1566. Het gebeurde dat de huisman vrouw en kinderen in een armzalige toestand achterliet. 13 uitwijkingen waren gekend.
Toen Alexander Farnese, zoon van Margareta van Parma, de Zuidelijke Nederlanden veroverde (1585) volgden er harde tijden voor de “ketters”. Sommigen gingen als vermomde ketters zelfs ter kerke in de parochie. Vanaf mei 1567 verlieten vele “hervormden” onze streek wegens de harde aanpak van Hertog van Alva. De dorpspastoors schrikten er toen niet voor terug om de namen van de “hervormden” bij te houden zoals blijkt uit een lijst daterend van 1569 met de namen van:
Adriana vanden Broucke
Franciscus vander Donct cum uxore Andrea
Lateurs
J oannes Haustrate
Petrus Haustrate fs. Petri
Petrus de Haze
Martinus Lammers
Judocus van Malleghem fs. Anthonii
Jacobus Mersschart fs. Jacobi
Cristina vanden Nieuwenbuyse
Jacobus vander Straeten
Judocus vande Voorde cum uxore Joanna Schietcate.
In Etikhove en Sint-Maria-Horebeke was de familie Blommaert een vooraanstaande hervormde familie. Zie “Parenteel van Guilliam (Willem) Blommaert” Geni.
Judocus (Joos) zoon van Gilles Blommaert geboren op 7 jli 1644 en was landman. De pastoor van Etikhove maakte op 10 juni 1686 in een verzoekschrift aan koning Karel II zijn beklag over de “verregaande stoutmoedigheid waarmee de Heriticquen in het dorp hun geloof beleden in zijn woning.
Jacobus Blommaert (1720) was varend op zee en/of onvindbaar.
Joos Blommaert was in ’t buitenland en onvindbaar.
Judocua (Joos) zoon van Joos werd gedoopt op 16 juni 1687 te Sint-Maria-Horebeke en overleed op 26 februari 1733 te Zevergem. Hij was buitenpoorter in 1719 van de stad Aalst en was inwoner van Nukerke. Echtgenote was Joanna Van Helleputte.
Etikhove 1613: in de woning van ene Andreas vanden Abeele werden samenkomsten gehouden in “conventicula” of beperkte kring. Op Pinksteren werd weer eens zo’n bijeenkomst opzettelijk verstoord en alle bijbels (toen verboden door de kerk) werden afgenomen. Zo meldde de pastoor. “… quod decanus ipso die Pentecostes per loci satellites turbavit, eripiens eos libros hereticos in aedibus Andreas vanden Abeele ...”
In dat jaar vertrokken families naar Sas van Gent (in Holland).
Aantal protestantse families in Etikhove:
1660 aantal 1
1670 aliqui
1680 aantal 2 familie Abraham vande Vijvere en familie Petrus van Kerckhove
1690 aantal 80 dus meer hervormden “plurimi heret heritici…”
1786 aantal 44 calvinisten
Soms werden fondsen uit Nederland aangewend om de arme mensen hier in het zuiden uit de nood te helpen. En zoals het gezegde luidt “wiens brood men eet diens woord men spreekt!” Gegevens ontleend van De Rammelaere
52. De oude kapel van Kerselare
Vertrek je vanaf de heuvelrug in Louise-Marie noordwaarts dan kom je na een lange afdaling in het dorp van Etikhove. Daar begin je de heel steile klim van de Ladeuze. Maar je kan eveneens de kasseistenen van de Eikenberg uittesten. Eens boven op de uitloper van onze getuigenheuvel, op een hoogte van 85m, wacht je een prachtig uitzicht op de heuvels. Eertijds, tot 1961 prijkte hier de kapel van O.L.V. van Kerselare in Edelare, een dorpje heel bekend door deze kapel en de bedevaarten er naar toe. Niet te vergeten, de fameuze lekkies. De geschiedenis van de kapel vangt aan in 1452 toen de zus van de overleden pastoor Van Brackele een O.L.V.-beeldje plaatste in een oude kerselaar bovenop de Edelareberg, een bebost en onveilig oord. Hoeveel kinderen, ook nog van onze generatie, hebben met veel schrik in het hart, maar vol bewondering, die grote, verschrikkelijke krokodil in de gaten gehouden hoog boven de hoofden van de brave biddende lieden. Je wist toen nog niet met zekerheid of dat groene monster echt was of nep. En toen, op dinsdag 21 februari 1961 had dé grote ramp plaats. Rond 17u45 merkten voorbijgangers rook uit het dak opstijgen De grote krokodil die er iets meer dan 100 jaar boven de hoofden hing verdween in het vuur. Van de kapel bleef niets meer overeind. Voor veel meer details zie de brochures De geschiedenis van O.L.V. van Kerselare.
Mensen met veel tijd maken hier prachtige wandelingen met rondom rond een mooi uitzicht op het golvende landschap.
53. Het Schaliënhof te Maarke-Kerkem, Hasselstraat 18-20 te Maarke-Kerkem, werd beschermd, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 22 februari 1995, 22 december 1995, 8 december 1998, 18 mei 1999, 7 december 2001 en 21 november 2003. Het hof wordt als monument erkend wegens de artistieke en historische waarde. De hoeve werd gebouwd in 1840 op een site die merkelijk ouder is. Het is een representatief voorbeeld van een typisch rijke vierkantshoeve met herenhuis, bediendewoning, nutsruimten, schuur en stallingen uit het midden van de 19de eeuw. Het erf werd gekasseid. De volledige hoeve bleef bijna intact bewaard zowel naar exterieur (neoclassicistisch) als naar interieur en is daarom representatief voor de landelijke architectuur in de eerste helft van de 19de eeuw en voor het zuiden van de provincie.
54. Huisje waar Lea Baert haar tapijtjes weefde.
Zoals vele gemeenten bezit Maarkedal een resem belangrijke figuren. Eentje werd in de tijd na de fusie van de gemeenten vergeten; namelijk Lea Baert. Ze werd geboren op 4 november 1911 en overleed onverwachts op 30 augustus 1994.Ze woonde tot de laatste levensdag in haar nederig huisje langs de Berkenstraat nr 1 in Ethikove. Tijdens haar leven had ze het niet te breed vooral niet na de scheiding van haar man. Gelukkig werd ze opgemerkt door Elisabeth de Saedeleer, bekend om haar handweefkunst. Was het om haar handigheid, geduld, toewijding, kunstzinnigheid of louter om den brode dat ze werd aangeworven om kleurrijke tapijten te weven in opdracht van Elisabeth ? Vele jaren was ze werkzaam in het atelier langs de Bossenaer. Daar werd een klein fabriekje bebouwd, een gebouwtje typisch van vorm met een zaagtanddak, zoals er in Ronse honderden stonden. Enkele vrouwen en mannen waren hier druk in de weer om de ideeën van de kunstenares uit te voeren. Lea was zelfs zo onderlegd in het weven dat ze meermaals met Elisabeth meereisde naar Brussel om daar haar tapijtweefkunst aan het brede publiek bekend te maken.
Na zekere tijd werd de activiteit in het atelier in Etikhove stopgezet. Lea kreeg echter haar houten weefgetouwtje mee naar haar huisje waar het aan het raam werd neergepoot. Wat verderop stond een rek met de kleurrijke klossen wollen draad. De voordeur gaf uit in de voorplaats. Haar Leuvense stoof en tafel stonden in dezelfde plaats waar ze werkte, kookte, at en rustte. Slapen deed ze boven. Bij goed weer kon je vanuit de deuropening al de bewegingen van haar vlijtige handen en voeten gadeslaan. De handigheid waarmee ze de spoel met kleurrijke draad door de ketting stak, aanspande, de doffeklop van de kam, de hefboom met de voeten, van links naar rechts, van rechts naar links, steeds dezelfde stereotype bewegingen, onvermoeibaar, uren en uren aan een stuk, tot verbazing van elke buurbewoner en voorbijganger. Zo heeft ze nog jaren gewerkt, eerst in opdracht van Elisabeth de Saedeleer, later voor haar plezier of voor vrienden en kennissen om haar karig pensioentje aan te vullen.
Belangrijke opdracht. Elisabeth kreeg een belangrijke bestelling van dikke wollen tapijten , zwart van kleur, voor een grote tentoonstelling in het kunstatelier van Veranneman in Kruishoutem. Een groot deel van het werk werd geleverd door Lea.
Volksvrouw. Het was een volksmens, ze ging zelfs koken op plechtige communiefeesten of op een of ander trouwfeest die toen, zoals gebruikelijk, in een of andere parochiezaal of danszaal van een staminee plaats had. En voor de buren die haar goed kenden was ze een brave ziele.
Op het laatste van haar leven, als ze de trap niet meer op kon, heeft ze haar bed laten in de voorplaats zetten. En het houten weefgetouwtje? Dat is verkocht aan een modeontwerpster die in Etikhove woonde. Haar doodsprentje vermeldt heel plastisch haar dood ; als een brekende draad, zo eindigde plots haar leven
55. Watermolen Ter Borchmolen
Deze watermolen ligt langs de Maarkebeek in een mooie landelijk gebied van de deelgemeente Maarke-Kerkem. Het fraaie woonhuis dateert uit het begin van de 17de eeuw. Sinds 1980 is het domein prachtig gerestaureerd.
Maarke vormde met Ter Borcht een heerlijkheid onder het administratief en juridisch bestuur van een baljuw en een schepenbank. (W.P.V.)
56. Oud boerenhuisje uit leem en stro uit de 17de eeuw waar kunstschilder De Saedeleer geruime tijd verbleef. De eigenaar, de h; Thienpont schonk het aan het Openluchtmuseum van Bokrijk: een stukje Etikhove staat er vereeuwigd. (uit Maarkedal een vierklaver door A. Van Nieuwenhuyze)