Dominical danciennement transposé
foto: jongemannen met bolhoed laten zich op houten paardjes rondzwieren op de Antwerpse kermis, anno 1900.
Het tweede hoofdstuk van dominical, getiteld d anciennement transposé, is van toon negatief en vijandig. De dichter voelt zich onbehaaglijk. Hij voelt zich niet langer op zijn gemak in zijn (oude) stad. De ziel van zijn stad ontglipt hem.
Hierna volgen de vijf strofen van het openingsgedicht van d anciennement transposé.
Het is tevens één van de liederen van de Waalse zanger Julos Beaucarne. Luister naar dit lied op de link:
http://www.florilege.free.fr/juke-box/montrer.php?item=j-ai-triste-d-une-ville-en-bois
Drie van de vijf strofen dragen in hun ondergrond taferelen mee uit het dagelijks leven in oud-Antwerpen eind 19e eeuw: strofe 1: de kermismolens op het Walburgisplein, een plein dat omzoomd was met houten huizen die afgebroken werden bij de rechttrekking van de Scheldekaaien; strofe 3: de schaatspret op de Schelde vanop linkeroever (Sint-Anneke) waar de dichter op een vaste plek zijn bootje had liggen; strofe 5: de taptoes die op zondagavond de dronken soldatennaar de kazernes (o.a. die op het Falconplein) riepen.
Strofes 2 en 4 zijn (voor mij althans) te cryptisch om er een leesbare vertaling te kunnen van maken.
Dominical Danciennement transposé
I Jai triste dune ville en bois, - tourne, foire de ma rancur, mes chevaux de bois de malheur - jai triste dune ville en bois, jai mal à mes sabots de bois.
Jai triste dêtre le perdu dune ombre et nue et mal en place, - mais dont mon cur trop sait la place - jai triste d être le perdu des places, et froid, et tout nu.
J ai triste de jours de patins - Sur Anne ne voyez-vous-rien ? - et de naimer en nulle femme ; jai triste de jours de patins, et de naimer en nulle femme.
Jai triste de mon cur en bois, et jai très-triste de mes pierres, et des maisons où, dans du froid, au dimanche des curs de bois, les lampes mangent la lumière.
Et j ai triste dune eau-de-vie qui fait rentrer tard les soldats, au dimanche ivre deau-de-vie, dans mes rues pleines de soldats, jai triste de trop deau-de-vie.
Zondag! Uit vanouds overgezet
I
Ik heb hartzeer van een houten stad, - zwier, kermismolen van mijn wrevel, mijn paarden van ongelukshout ik heb hartzeer van een houten stad, En pijn aan mijn klompen.
Ik heb hartzeer van dagen schaatsrijden, - Zuster Anna ziet gij iets ? en van het beminnen van geen vrouw; ik heb hartzeer van dagen schaatsrijden, en van het beminnen van geen vrouw.
En ik heb hartzeer van brandewijn, één die de soldaten laat terug laat zijn, op zondagen zat van brandewijn, in mijn straten die vol soldaten zijn, ik heb hartzeer van zoveel brandewijn.
|