Manten weet van wanten : Erik Donckier van het Belangske
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Lieven Gevaert (1868 - 1935)
Na slechts drie jaar middelbaar onderwijs studeert Gevaert op eigen houtje Frans, Duits en Engels. In 1889 richt hij met zijn moeder een fotostudio op. Spoedig neemt zijn bedrijf een hoge vlucht.
In de Nederduitsche Bond en De Vlaamsche Wacht leert Gevaert als jongeman Frans van Cauwelaert, de daensistische voormannen en de tenoren van de Meetingpartij kennen. Zijn inspiratiebronnen worden de encycliek Rerum Novarum (1891) en Lodewijk de Raet. Hij komt op voor: de vernederlandsing van de Gentse universiteit en het openbare leven, de splitsing van het leger in Vlaamse en Waalse regimenten, een degelijk Nederlandstalig onderwijs. Vooral voor dat laatste heeft Gevaert zich onafgebroken ingespannen. Gevaert werkt mee aan de oprichting van het Vlaamsch Handelsverbond, dat zich zou inzetten voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven. In zijn eigen bedrijf laat hij reeds vanaf 1907 het Nederlands gebruiken in drukwerken, briefwisseling, boekhouding en de betrekkingen met de overheid.
Na de oorlog lenigt Gevaert, hoewel niet gewonnen voor het activisme, de nood van diegenen die naar zijn mening te goeder trouw en uit idealisme collaboreerden (bv. Lodewijk Dosfel). Hij spreekt zich, op een enkele uitzondering na, nooit meer in het openbaar uit over politieke vraagstukken. Levenslang zou het zijn grote bekommernis blijven boven alle partijpolitiek te staan. Nog na de oorlog is hij betrokken bij de oprichting van De Standaard en de IJzertoren. Gevaert speelt in 1926 een belangrijke (geldschietende) rol bij de oprichting van het Vlaams Economisch Verbond (VEV). Hij waakt erover dat de verschillende geledingen van de V.B. bij het bestuur betrokken worden. Bijzonder veel aandacht besteedt hij aan een goed Nederlandstalig onderwijs in het Limburgse kolenbekken. Dat moet vermijden dat de industrialisering leidt tot verfransing van de Limburgse arbeiders en de minorisering van Vlaamse kaderleden.
@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging
Van toen naar nu - 13
Dr. Jozef Verduyn (Comité voor Heldenhulde 1916)
18 januari 1916
In Le Havre wordt de oppositie (2 liberalen en 1 socialist) in het katholieke meerderheidskabinet van premier Charles de Broqueville opgenomen. Dit versterkt het francofone overwicht in de regering. De drie Vlaamsgezinde katholieke ministers, Prosper Poullet, Aloïs van de Vyvere en Joris Helleputte hebben nu nog minder in de pap te brokken. Zij proberen niettemin de gegrondheid en politieke draagwijdte van de taalklachten duidelijk te maken aan hun collega’s en koning Albert. De collaboratie van een minderheid van Vlamingen met de Duitse bezetter verscherpt echter de bestaande afkeer voor alles wat zich Vlaamsgezind opstelt, zowel binnen de regering als in het leger.
18 maart 1916
De bezetter beslist Paul Fredericq en Henri Pirenne, twee Gentse hoogleraren die zich kritisch uitlaten over de geplande vernederlandsing van de universiteit, naar Duitsland te deporteren. Dit versterkt het solidariteitsgevoel onder de Gentse hoogleraren en zaait twijfel bij heel wat flaminganten. Wanneer in april de bezetter voor de tweede maal de Gentse professoren aanspoort de colleges te hervatten en een verklaring daartoe te ondertekenen, zijn slechts zes hoogleraren daartoe bereid, ondanks de dreiging met broodroof. Onmiddellijk richten de Duitsers een commissie op belast met de selectie en aanwerving van nieuwe docenten. Ondanks de aanlokkelijke voorwaarden verlopen de aanwervingen moeizaam, ook in Nederland waar de academische kringen forse kritiek uiten. Uiteindelijk worden 36 nieuwe professoren aangesteld; 25 uit Vlaanderen en 11 uit Nederland en Duitsland.
15 augustus 1916
Dokter Jozef Verduyn sticht de katholiek geïnspireerde organisatie Heldenhulde, die grafstenen voor gesneuvelde Vlaamse soldaten wil oprichten.
De Vlaamse zerken met het opschrift "Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus" en daaronder een blauwvoet moeten de officiële grafstenen met het eentalige opschrift "Mort pour la patrie" vervangen. Medewerkers aan het initiatief zijn onder meer Filip de Pillecyn, Cyriel Verschaeve, Frans Daels, Adiel Debeuckelaere. Het geld wordt ingezameld onder soldaten, maar ook gemeentebesturen en burgers schenken. De stichting slaagt erin, na een moeizaam begin, zo’n duizend heldenhuldezerken op de soldatengraven te plaatsen.
In de nacht van 9 op 10 februari 1918 worden op het kerkhof van Oeren de letters AVV-VVK op 36 grafzerkjes dichtgemetseld. De verontwaardiging in de V.B. is groot.
24 oktober 1916
Het eerste academiejaar van de door de Duitse bezetter vernederlandste universiteit wordt plechtig geopend.
Gestart met slechts 60 inschrijvingen, weet de ‘von Bissinguniversiteit’ in 1918 toch 417 studenten aan te trekken, een derde van de vooroorlogse studentenpopulatie. Op 10 oktober veroordeelt de Belgische regering de vernederlandsing. Ze waarschuwt dat de benoemingen en getuigschriften ongeldig zullen worden verklaard. Met de vage belofte na de oorlog volledige gelijkheid in rechte en in feite aan de Vlamingen toe te kennen, hoopt de regering de activisten de wind uit de zeilen te halen.
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
Een verslaafde
.
Oefening kweekt Kennis in Het Servetje ( Willem Elsschot - aflevering 20)
Gerrit Achterberg met vrienden op zijn vijftigste verjaardag. Staand: Gerrit Kamphuis, NN, Ellen Warmond, Gerrit Achterberg, Juliette Hoornbeek, Anthonie Donker,A. Roland Holst . Zittend: Paul Rodenko, Bert Bakker, Mies Bouhuys, J.B. Charles. Foto uit 1955, ter gelegenheid van Achterbergs 50ste. verjaardag. (Aanpassing 12.11.09 : correctie van de vermelde personen, hopelijk zonder vergissingen)
De Nederlandse schrijfster Mies Bouhuys (° 1927), inmiddels beroemd om haar prachtige kinderboeken, begon har carrière als dichteres.
Drie hoogtepunten op een rij : in 1947 ontmoet ze Ed Hoornik, haar latere man, een jaar later krijgt ze de Reine Prinsen Geerligs-prijs voor haar poëziebundel "Ariadne op Naxos "en nog een jaar later hoort ze Elsschot voorlezen, tijdens een avond van het Nieuw Vlaams Tijdschrift voor het genootschap Oefening Kweekt Kennis (OKK) op 28 november 1949 in Den Haag.
‘Ja, natuurlijk herinner ik me die avond van OKK in 1949 heel goed. Sinds mijn vijftiende was ik een fan van Elsschot en kende zelfs gedichten van hem van buiten. Zijn gedicht Het huwelijk en het gedicht over Marinus Van der Lubbe hadden een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Nadat ik Ed Hoornik had leren kennen, spraken wij veel over Willem Elsschot en zijn werk. Eddie vertelde me over zijn ontmoetingen in Antwerpen en de eindeloze correspondentie voor het tot publicatie van "Het tankschip" in Criterium kwam. Het is uiteraard moeilijk om woordelijk weer te geven wat mijn man vertelde over zijn bezoek aan Elsschot en latere gesprekken met hem. Wel herinner ik me dat hij zeer onder de indruk was van de persoonlijkheid van Elsschot en er tegelijkertijd geen raad mee wist.’
‘Niet zozeer als serieuze poëzieminnaars, maar meer als op de curieuze sfeer beluste bezoekers, gingen wij soms naar de bijeenkomsten van het OKK, ook wel “Het Servetje” genoemd vanwege het lichte souper na afloop van een lezing in gezelschap van vele eerbiedwaardige Haagse dames en heren, die de dagen van Couperus schenen te doen herleven.
Maar als dichter door Ben van Eijsselsteijn, de animator achter Het Servetje, te worden uitgenodigd om voor te lezen, werd toch als een onderscheiding beschouwd en toen ik na mijn poëziedebuut "Ariadne op Naxos" in 1948 voor die deftige dames en heren mocht optreden, was ik jong genoeg om mij gevleid te voelen. Voorlezing door Elsschot was een gebeurtenis en die avond was er dan ook, behalve het Haagse establishment, een aantal schrijvers aanwezig : Nijhoff, Bloem, Carmiggelt, Dubois, herinner ik me, en de uitgevers Bert Bakker en Sander Stols.’
‘Elsschot las - nauwelijks verstaanbaar – zeer slecht, maar dat was meer omdat hij al bij het eerste gedicht ontroerd raakte en bij “Het huwelijk” in tranen eindigde. Het niet verstaanbaar zijn maakte niet uit; wij kenden de gedichten. Alleen de ontroering telde en die is voor mij tot op vandaag onvergetelijk.’
‘Mijn indruk is dat hij in Nederland al heel lang en door velen – meer dan in Vlaanderen – wordt gewaardeerd. Ik denk dat zijn vroege publicaties in Nederlandse tijdschriften en bij Nederlandse uitgevers daar veel aan hebben bijgedragen.’
Raymond
Vrij bewerkt naar "Een Man van Woorden" door Martine Cuyt
Beelden uit New York van 1901
.
20 De Islam en democratie
Democratie, de soevereiniteit uitgeoefend door het volk, is een begrip dat volslagen vreemd is aan de islam.
In 1925 toonde een jonge islamitische rechtsgeleerde aan dat de koran geen voorkeur uitsprak voor een of ander politiek systeem, en dat het bijgevolg logisch zou zijn dat er een onderscheid zou gemaakt worden tussen het religieuze en het politieke. Het boek werd gekraakt door de toonaangevende islamitische universiteit van Kaïro en de jonge rechtsgeleerde werd streng veroordeeld. Enkele jaren later werd nogmaals benadrukt dat de koran de enige grondwet is, dat de shariah de wet van God is en dat de jihad het middel was om een islamitische staat uit te bouwen.
Het christendom kent het gezegde van Jezus “Geef aan God wat aan God toekomt en aan Caesar hetgeen aan Caesar toekomt” dat de scheiding tussen kerk en staat mogelijk maakt, ook al heeft het eeuwen geduurd voor deze scheiding er effectief gekomen is. Mohamed heeft de wereldlijke en de geestelijke macht nooit gescheiden willen houden, wel integendeel. Tussen de zogenaamde politieke islam en de dagdagelijkse islam bestaat er enkel een verschil in gradatie, en zeker niet in natuur. De soennitische islam die beoefend wordt door 90% van de moslims (wat meer dan 900 millioen gelovigen betekent) is de juridische islam. Er is geen mystieke noch rationele islam. Eris geen gekerstende noch verwesterde islam. Er is alleen de islam die gebouwd is op de verbodsbepalingen van de koran, de verbodsbepalingen van de soenna en de verbodsbepalingen van het islamitisch recht, dit alles rekening houdend met de politieke ervaringen van de profeet tijdens zijn verblijf in Medina.
Als het gaat om democratie dan is het evident dat deze in het Westen gepaard gaat met het principe van de lekenstaat. Hier is er geen sprake om te gehoorzamen aan een of andere ‘goddelijke’ wet, maar wel aan de wetten van ‘het geweten en de rede’. Het maakt weinig uit of deze lekenmoraal christelijke, grieks-romeinse of boedhistische wortels heeft: zij leidde in ieder geval naar het concept van de burger als leek. Het is niet God die de centrale plaats inneemt maar wel de Mens. De godsdienst zelf is een zaak geworden van het individuele geweten.
Voor de islam is dit de ontkenning van de scheiding der geslachten, de ontkenning van het onderscheid tussen moslims en niet-moslims, de ontkenning van het onderscheid tussen gelovige en ongelovige. Het is de ontkenning van het onderscheid tussen Goed en Kwaad, tussen het Heilige en het Verdorvene, tussen God en de Duivel.
De begrippen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid gaan lijnrecht in de onderliggende filosofie van de islam. Discriminatie zit ingebakken in het islamitisch recht: de moslim staat hoger dan de niet-moslim, de gelovige staat boven de ongelovige, de man staat hoger dan de vrouw, de vrije mens is superieur aan de slaaf.
Het islamitisch recht is tegen de vrijheid: men is niet vrij om uit de islam te treden of om van godsdienst te veranderen. Er is geen sexuele vrijheid of vrijheid van gedrag. Er is ook geen broederlijkheid in de westerse betekenis van het woord. De moslim is de broeder van de gelovige moslim. Hij is niet de broeder van de jood of de christen en nog minder de broeder van de ongelovige of goddeloze.
Als Saudi-Arabië andere godsdiensten dan de islam op zijn grondgebied verbiedt, dan past dit land alleen maar de uitspraak van de profeet toe waarin hij zegt dat er in Arabië geen meerdere godsdiensten naast elkaar kunnen bestaan. Het Vatikaan heeft destijds geen bezwaar gemaakt tegen de bouw in Rome van een grote moskee gefinancierd door Arabië. Wanneer zal de reciprociteit spelen en mag er in Mekka een grote kathedraal gebouwd worden met katholiek geld?
Alhoewel de integristische islam de lekendemocratie verwerpt, maken sommige islamisten er toch gretig gebruik van. Een van de stichters van de FIS verwoordde het als volgt: “De democratie is voor ons slechts een techniek, geen waarde”.
Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff
08-11-2009
Manten weet van wanten : de gevangenis
Van Ardi tot Iveta Lutovska dankzij het creationisme
Volgens een team wetenschappers is Ardi een miljoen jaar ouder dan Lucy. Het fossiel van Ardi, een vroege voorouder van de mens, is de afgelopen jaren bestudeerd door een team van wetenschappers.
Lucy leefde ongeveer 3,2 miljoen jaar geleden in de zogenaamde Afar-driehoek in het huidige Ethiopië. Deze verre voorouder van de mens liep op twee benen. In 1974 werden voor het eerst resten van deze soort gevonden. De gevonden resten duidelijk waren duidelijk vrouwelijk.
De Amerikaanse fossielenexpert Donald Johansen, leider van het internationale team van wetenschappers dat de vondst deed, had net naar het Beatles-nummer Lucy in the Sky with Diamonds geluisterd en besloot de nieuwe soort daarom Lucy te noemen. De vondst was sensationeel. Lucy bleek de oudst bekende mensaap waarbij uit de vorm van de bekken afgeleid kon worden dat de soort op twee benen moest hebben gelopen. In 1992 werd al een tand van Ardi gevonden. Een paar jaar later werden delen van het skelet van deze soort gevonden. Paleontologen vonden - in dezelfde Ethiopische regio als waar jaren eerder Lucy werd gevonden - schedel, bekken, ledematen en enkele wervels. De afgelopen jaren hebben wetenschappers gewerkt aan het herstel van het zwaarbeschadigde skelet van de Ardipithecus ramidus. Wetenschappers maakten deze week in het tijdschrift Science bekend dat Ardi 4,4 miljoen jaar geleden leefde en daarmee ruim een miljoen jaar ouder is dan Lucy. Ook de Ardipithecus liep volgens de onderzoekers rechtop. Een belangrijke conclusie die de wetenschappers verder trokken is dat Ardi veel minder op de moderne chimpansee leek dan tot nu toe werd aangenomen. Gesteld wordt dat mens en chimpansee los van elkaar evolueerden uit een gezamenlijke voorouder.
Ardi was ongeveer 1,20 meter lang en woog volgens de onderzoekers rond de 50 kilo. Bij het klimmen werden zowel handen als voeten gebruikt, maar op de grond liep Ardi op twee benen. Onderzoekers concluderen dit aan de hand van de vorm van de bekken. Het skelet heeft aapachtige kenmerken, maar is volgens de wetenschappers wel een telg van de familie van mensachtigen.
De wetenschap is nog altijd op zoek naar de gemeenschappelijke voorouder van mens en apen, die waarschijnlijk ongeveer 5 tot 6 miljoen jaar geleden leefde. Ardi is die gemeenschappelijke voorouder in ieder geval niet, maar onderzoekers menen aan de hand van Ardi wel een beter idee te kunnen krijgen van hoe deze gemeenschappelijke voorouder er uit moet hebben gezien. @ Historiek net
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Jeroom Leuridan (1894 - 1945)
In 1915 meldt Leuridan zich als oorlogsvrijwilliger. Aan het IJzerfront laat hij zich kritisch uit over het activisme en is een tegenstander van de von Bissinguniversiteit. Zijn contact met Cyriel Verschaeve radicaliseert hem echter. Na de oorlog studeert hij Germaanse filologie in Leuven en rechten. In Leuven ontpopt hij zich tot een radicaal Vlaams-nationalist en Groot-Nederlander. Met Joris van Severen vormt hij het leidende politieke duo van de Vlaams-nationale strijd in West-Vlaanderen.
In 1924 geeft hij met Van Severen de godsvrede in de Frontpartij op en schoeit hij het West-Vlaamse Vlaams-nationalisme op katholieke leest. Dit leidt tot de oprichting van het Katholiek Vlaamsch Nationaal Verbond. Op 26 mei 1929 wordt Leuridan tot volksvertegenwoordiger verkozen. Hij is betrokken bij de onderhandelingen die leiden tot de oprichting van het VNV (oktober 1933) en behoort tot de anti-democratische vleugel van de partij.
Na de Duitse inval woont hij samen met VNV-leider Staf de Clercq een vergadering bij met de leiders van het Militaire Bestuur, waarop het VNV zijn collaboratiediensten aanbiedt (3 juni 1940). Leuridan verwijt de partij het Groot-Nederlandse ideaal te veel op te offeren. Hij kant zich tegen een akkoord met de Groot-Duitse SS en maakt geen propaganda voor het oostfront. De collaboratie trekt hij echter niet in twijfel. Leuridan is het volledig eens met de ‘greep naar de macht’ die zijn partij uitvoert.
Na heftige kritiek op de SS en de DeVlag (21 juni 1943) krijgt hij spreekverbod. Niettemin wil Leuridan op 26 augustus het woord voeren op een VNV-kampdag. Die dag heeft hij echter een eerste hersenbloeding. Zijn rol is vanaf dan uitgespeeld. Op 1 september 1944 wordt hij aangehouden. Na een reeks beroerten sterft hij op 25 juli 1945.
@ Nieuwe Encyclopedie Vlaamse Beweging
Van toen naar nu - 12
10 januari 1915
In De Panne (onmiddellijk achter de frontlijn) gaat pater Ildefons Peeters van start met het weekblad De Belgische Standaard dat vanaf juni dagelijks verschijnt.
Ondanks het gematigde Vlaamsgezinde standpunt heeft het blad voortdurend moeilijkheden met de militaire overheid. Uiteindelijk verliest het in de loop van 1918 een groot deel van zijn populariteit omdat de soldaten de voorkeur geven aan het radicale Ons Vaderland. De publicatie wordt op 31 december 1919 gestaakt.
1 februari 1915
Te Bussum in Nederland verschijnt voor het eerst het dagblad De Vlaamsche Stem.
Oprichters zijn enkele uit België gevluchte Vlaamsgezinden zoals de katholiek Frans van Cauwelaert en de liberaal Julius Hoste (jr.). Aanvankelijk paart het blad trouw aan de Belgische staat aan een engagement voor de ontvoogding van Vlaanderen. Al in juni echter verschijnen er drie bijdragen waarin gepleit wordt voor zelfbestuur binnen België en de godsvrede afgewezen wordt. Ook in het 11-juli telegram aan koning Albert I wordt namens de redactie autonomie voor Vlaanderen gevraagd. De koning gaat niet op dit verzoek in en verwijst naar de godsvrede. Er ontstaat tweespalt: de aan België trouwe Vlaamsgezinden zoals Van Cauwelaert en Hoste verlaten de redactie. De radicalen Antoon Jacob en René de Clercq nemen het roer over. Inmiddels ontvangt het blad zonder hun medeweten via een aantal Nederlandse stromannen financiële steun van de Duitsers. De eis tot zelfbestuur en de kritiek op de Belgische regering klinken steeds heftiger zodat het blad aan het front verboden wordt. De Vlaamsche Stem verdwijnt in februari 1916 wegens geldgebrek zonder ooit reële invloed gehad te hebben op de publieke opinie in Nederland
20 februari 1915
In Gent vindt een van de eerste openbare protesten plaats tegen het activisme: vooraanstaande Vlaamsgezinden reageren tegen het activistische blad De Vlaamsche Post.
De vraag of de Vlaamse actie tijdens de oorlog voortgezet moet worden, wordt voor heel wat Vlaamsgezinden prangend. In Brussel vormt zich door toedoen van August Vermeylen, die onvoorwaardelijke loyaliteit tegenover de Belgische staat eist, een kring die het activisme heftig bestrijdt. In augustus 1915 publiceren onder meer Vermeylen, Louis Franck en Camille Huysmans een stuk waarin ze alle Duitse gunsten weigeren, het activisme afwijzen en de bevolking oproepen alle taalgeschillen te laten rusten tot na de oorlog. Protest is er ook naar aanleiding van verschillende hervormingen doorgevoerd onder Duitse auspiciën: de vernederlandsing van de Gentse universiteit, de bestuurlijke scheiding en de oprichting van een activistisch Raad van Vlaanderen
augustus 1915
Achter de Belgische stellingen worden Vlaamse (voornamelijk katholieke) studiekringen opgericht en verschijnen allerhande kleine periodieken die met de verzamelnaam frontblaadjes worden aangeduid.
De frontblaadjes, die een contactorgaan vormen voor soldaten uit eenzelfde streek, hebben een sterk godsdienstig karakter en voeren campagne tegen de zedenloosheid. Ook taal- en andere grieven van de Vlaamse soldaten komen aan bod. Vanaf oktober 1916 grijpt de militaire leiding in en wordt de censuur groter omdat pro-Belgische geluiden en pastorale bedrijvigheid naar de achtergrond verdwijnen en Vlaamsgezindheid centraal komt te staan.
27 augustus 1915
Onder hoofdredactie van Frans van Cauwelaert en Julius Hoste (jr.) verschijnt in Den Haag een nieuw weekblad: Vrij België.
Vrij België is een reactie van de aan België trouwe Vlaamsgezinde uitwijkelingen op het dagblad De Vlaamsche Stem dat een bestuurlijke scheiding en slechts een voorwaardelijke trouw aan België begint te propageren. Vrij België gelooft onvoorwaardelijk in de unitaire Belgische staat en wijst elke vijandige hulp af. De Vlaamse kwestie is een intern Belgisch probleem waarover pas na de oorlog kan worden gediscussieerd. Het activisme wordt bijgevolg scherp veroordeeld. Niettemin wil het blad het Vlaamse bewustzijn versterken. De publicatie stuurt op 20 november 1918 het laatste nummer de wereld in.
31 december 1915
In een perscommuniqué maakt de Duitse overheid bekend dat in het najaar van 1916 de Gentse universiteit zal heropenen met het Nederlands als voertaal — en niet het Frans zoals voor de oorlog. Dit kadert in de door de bezetter gevoerde Flamenpolitik en verdeelt de V.B. definitief in ‘activisten’ en ‘passivisten’. Begin januari 1916 richten 6 Vlaamsgezinden een door Louis Franck opgestelde protestbrief tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit aan gouverneur-generaal Moritz von Bissing. Ook de groep aan België trouwe flaminganten in Nederland en haar boegbeeld Frans van Cauwelaert achten de hervorming een dwaasheid omdat een Vlaams doel met Duitse hulp gerealiseerd wordt en de hele V.B. in diskrediet gebracht wordt.
Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
Patrick Janssens - Koen Meulenaere
Een heimelijk ventje is de Simple d'Anvers altijd geweest en zal hij altijd blijven: nu is hij weer stiekem getrouwd. Met zijn twintig jaar jongere veiligheidsadviseuse Sabine Steels. En schaart zich dus bij het Potager Genootschap van oude politici die via een groen blaadje hopen te ontsnappen aan het genadeloze malen van de molen des tijds. Als ze dan trouwen, moet het om een of andere reden altijd geniepig gebeuren. Wilfried Martens had niet eens zijn eigen kinderen ingelicht, die hebben op de radio vernomen dat ze een nieuwe moeder hadden. Waartoe dient eigenlijk een kinderrechtencommissaris als hij zoiets laat passeren?
Wij herinneren eraan dat Knack over de kwestie Janssens-Steels al berichtte in 2006, kort voor de gemeenteraadsverkiezingen. In dit blad werd toen een artikel uit de Antwerpse faxkrant 't Scheldt onder de aandacht gebracht. Daarin stond dat het Antwerpse stadsbestuur een vacature voor de nog niet bestaande functie van veiligheidsadviseur had uitgeschreven en dat er maar één kandidate voor was: toevallig het nieuwste lief van de burgemeester. Die dan ook prompt benoemd werd en zonder examen af te leggen meteen in een van de hoogste salarisschalen terechtkwam. Kwestie van het nieuwegezinsbudget een beetje op peil te houden, want een socia-listenloft kost in Antwerpen al evenveel als in Mechelen, om nu maar even het gelijklopende probleem te belichten van de bekendste twee loftsocialisten in Vlaanderen. In datzelfde artikel van 't Scheldt werd ook gemeld dat de zoon van de burgemeester tot tweemaal toe geverbaliseerd was wegens vandalisme en dat volgens kwaadsprekers, in Antwerpen nochtans niet makkelijk te vinden, de burgemeester tussenbeide was gekomen om iets te regelen.
Die twee beweringen waren door Knack zorgvuldig nagetrokken, en er werd besloten dat van de beïnvloeding van de pv's géén sprake was, van zijn relatie met die veiligheidsadviseuse wel. Correcte informatie, zoals u van Knack op de meeste pagina's gewoon bent. Maar volgens de Janssens, die nu dus met diezelfde veiligheidsadviseuse getrouwd is, was álles gelogen. Op de openbare omroep verklaarde hij publiekelijk dat de deontologie van Knack nog niet tot aan de enkels reikte van die van Dag Allemaal .
Drie dagen na de verkiezingen kwam hij in zijn limousine met chauffeur het parkeerterrein van het Brussels Media Center op gereden, om na eigen smeekbede onze chef-Wetstraat even te kunnen spreken. Hij had het allemaal niet zo bedoeld, en of Knack in het vervolg niet wat positiever over hem wou schrijven... Onze chef-Wetstraat heeft wel vaker met onderkruipers te maken, maar van deze stond hij toch te kijken.
Het traject Antwerpen-Brussel legt Janssens doorgaans alleen af om in het Vlaams Parlement in de gauwte zijn geld te gaan ophalen. In het rapport dat De Standaard opmaakte over wat elk Vlaams Parlementslid tijdens de voorbije vijf jaar had gepresteerd, staat Patrick Janssens met een nul over de hele lijn. Met als bijgevoegd commentaar: ' Janssens beschouwt het Vlaams Parlement als lobbyplatform voor de belangen van zijn stad, en voerde verder bewust geen klap uit. Zelfs als het in de commissies over Antwerpen ging, was hij er vaak niet. '
Hallo, dat is er niet naast. Tweede bron checken, u kent Knack . Een soortgelijk rapport in De Morgen, ook daar kreeg de Simple 0 op 10. Begeleidend commentaartje: ' Wie op woensdagnamiddag wil weten of er nog tijd is voor een koffie of een plaspauze, moet alleen naar de stoel van Patrick Janssens kijken. Zit hij er, dan is er een stemming nabij. Hij drukt op de juiste knop en verdwijnt meteen weer. Beweert zo de Antwerpse belangen te verdedigen, maar is niet eens aanwezig als er over Antwerpen wordt gepraat. Deed in vijf jaar tijd twee keer zijn mond open. '
En dan maar klagen over de antipolitiek. Het is niet Patrick Janssens die de politiek zal ontdoen van het cliché van 'de zakkenvuller'. Zijn deontologie reikt nog niet tot aan de enkels van de grootste knopendraaier van het Vlaams Belang. Als je dan toch zo veel minachting hebt voor het ambt van Vlaams Parlementslid, stel je dan niet opnieuw kandidaat. Of wees op zijn minst zo eerlijk om aan het salaris ervan te verzaken. Maar dát is natuurlijk al te veel gevraagd van een loftsocialist.
Koen Meulenaere
In a Monastery Garden (Ketelby)
Albert Kételbey was een Engels componist die populaire beschrijvende muziek componeerde rond de vorige eeuwwisseling. "In de kloostertuin" is een typisch werkje dat een beeld oproept van het ingetogen kloosterleven. Klokken, zingende monniken, het leven dat wij enkel kennen van horen zeggen. De video start met beelden in een kloostertuin, dan wandelen we langs een paadje naar de ruïne van een oud klooster en zien we beelden van indrukwekkende kathedralen.
Een mens van goede wil (Willem Elschot - Aflevering 19)
Ivo Michiels (° 1923)
Voor Ivo Michiels aan Het Boek Alfa begon, zijn Journals brut en andere ten onrechte als moeilijk getypeerde werken, was hij journalist. Hij schreef voor Het Handelsblad en woonde om de hoek bij Elsschot en Walschap. In de Van Schoonbekestraat, die terugkomt zonder straat in Kaas. Elsschot was op dat moment echter niet het voorbeeld voor de angry young man. Walschap wel.
‘De twee Lemmiers – die uitspraak is niet van mij, maar van Paul de Vree – woonden bij mij om de hoek. Dezelfde straat, verschillende planeet. Eigenlijk woonde ik tussen drie heren: schepen Leo(nard) Delwaide woonde ook in de Van Schoonbekestraat, iets dichter tegen de Lozannastraat aan. Van de drie was Delwaide de aristocraat, dan volgde de burgerman Elsschot. Walschap was totaal geen stadsmens, hij bleef van Londerzeel.’
Michiels zag Elsschot dwalen door de straat. ‘De Antwerpse koopman schreed bijna, zo traag stapte hij. Zoals het een eerbiedwaardig heer past. Lange zwarte overjas. Ik ben steeds op een eerbiedige afstand van De Ridder gebleven. Eerbiedig? Onwennig in ieder geval, ook gezien het leeftijds- en milieuverschil. “Dag, meneer De Ridder”, veel verder zal ik het wel niet gebracht hebben. Komt daarbij dat ik toen bezig was mij hoe langer hoe meer “experimenteel” op te stellen. Dat wil zeggen dat ik mij dieper inliet met Beckett en de “nieuwe” buitenlandse literatuur.’
‘Ik zag Elsschot niet goed op dat moment. Als voortvarende, zeg maar eerder positieve jonge man vond ik Elsschot wat hard. Al was dat louter een kwestie van afkomst. Ik kwam uit een idealiserend, katholiek milieu, waar die donkere wrangheid vreemd was. Van afkomst stond ik dichter bij Londerzeel. De wereld uit de romans van Elsschot was ons vreemd. Wij zijn pas later stadsmensen geworden. De leefwereld in de boeken van Vlaamse schrijvers kwam vanuit de traditie van Timmermans en Streuvels. Walschap was een rechtstreekse volgeling. Plus: voor ons was Walschap de rebel. Hij was de man die wij op school niet mochten lezen. Over Elsschot werd niet gesproken.’
In Het Handelsblad (1957) schreef Michiels dan ook: ‘Het enige waarin Elsschot’s Dwaallicht een vergelijking zou kunnen doorstaan met Walschap’s werk, is de bij beiden opvallende voelbaarheid van het onafwendbare. Ook Laarmans is ten slotte een mens van goede wil.’
Michiels spreekt verder: ‘Elsschot stond in de schaduw van Walschap en Marnix Gijsen. Hij trok zich daar niet veel van aan. Tenminste, die indruk gaf hij. Hij werd geacht, maar er zat niemand nog voor hem op de knieën. Naarmate de jaren vorderden, heb ik de waardering voor Elsschot zien groeien. Vanaf de jaren veertig nam die met de week toe.’
‘Wanneer ik bij het Nieuw Vlaams Tijdschrift kwam? Wees gerust, zijn reputatie was die van een belangrijk schrijver. Ik ben twintig jaar lang redactiesecretaris van het NVT geweest en niet één onvertogen woord over Elsschot heb ik gehoord. En er werden er wel degelijk over de hekel gehaald. Het enige wat Gerard (Walschap) over Elschot heeft verteld, is dat hij zelf beweerde dat hij geen boeken las. “Onzin!” zei Walschap’.
‘Het Borms-gedicht was als een donderslag bij heldere hemel. Daar is veel om te doen geweest. Alle journalisten, van welke strekking ook, vonden het zeer dapper van hem. Plots was hij iemand die uit zijn mythe trad en iemand van het volk werd. Ik ben in de positieve geschrokken toen, van meneer Elsschot. Hij leek een geëngageerd schrijver te zijn geworden. Zijn gedicht over Borms is een stap van een dichter die ten opzichte van een humaan verschijnsel zijn kleine oorlog voert. De politiek probeert hem nu in te lijven, maar het was geen daad van politieke, wel van humanitaire bevestiging. Het gedicht werd een zaak, omdat Borms belangrijk was. Legendarisch. Voor al wat Vlaamsgezind was en in de collaboratie had gezeten, was Borms Christus.
Wat bewijst dat gedicht? Dat Elschot geen platbroek was. Dan zou hij het hebben geschreven zonder het te publiceren. Er was een graad van moed nodig om dat te doen. Die heeft hij opgebracht. Je mag iemand niet vastpinnen op één gedicht.
Na de oorlog zijn er velen zwart geworden. Weet je, politieke kleuren werden na de oorlog troebel of mengden zich. Mensen die niets met de oorlog op zich hadden, stelden zich aan de kant van hen die hadden gecollaboreerd. Omdat er na de oorlog broodroof op hen werd gepleegd.
Eén voorbeeld uit die tijd: Bruno De Winter. Onmiddellijk na de oorlog sticht hij ’t Pallieterke, zijnde het blad van de collaborateurs, de verdedigers van alles wat met collaboratie te maken had gehad. Welnu, niemand is tijdens de oorlog zo zuiver geweest als Bruno De Winter. Men heeft mij in vertrouwen verteld dat mijn joodse collega-filmrecensent Mark Turfkruyer (Volksgazet) door Bruno De Winter tijdens de oorlog is geholpen! Dat zegt iets over het klimaat toen.
Er was grote verdeeldheid bij de stedelingen. Veel mensen werden getroffen door de repressie. Voor een niet gering deel ten onrechte. Al waren er die de repressie graag stimuleerden.
Rommelpot was het blad van de hulp aan de slachtoffers van de repressie, een collaboratieblad dus. Het verbaast me dat Elsschot het Borms-gedicht daar is gaan posten. Mocht ik eerder bij het NVT gezeten hebben, ik zou ja hebben gestemd, voor publicatie van het vers. Net als Bert Decorte om dezelfde, artistiek-literaire reden: omdat het een goed gedicht was.
Het gedicht viel in goede aarde bij wie van de repressie was, en in slechte aarde bij wie slachtoffer van collaboratie was geweest. Ik herinner me dat Louis Paul Boon de opdracht van het gedicht aan hem heeft geweigerd. Da’s een spijtige beslissing van Louis geweest.Hij – de grote humanist – kon geen afstand nemen van iets wat politiek anders gekleurd was. Bij latere gelegenheden deed hij dat wel!
In onze ogen had Elsschot overigens geen politieke kleur. Wij hebben hem nooit gezien als een politieke figuur, noch als een officiële “letterkundige.” Hij was alles behalve een literair haantje. Hij was geen Lampo, geen Walschap, geen Teirlinck. Hij was Elsschot.
Elsschot was een uitgepuurd verteller. Weinig schrijvers kunnen er zich erop beroepen dat Elsschot een voorbeeld voor hen is geweest. Er zijn veel meer Walschapjes gevolgd, dan dat er kleine Elsschotten zijn gekomen.
Wat ik het meeste apprecieer in zijn boeken: de artistieke zuiverheid van zijn literaire waarheid. Hij schreef zonder een woord te veel. En ik mag dat zeggen, want ik voeg er zelf graag aan toe. Uit het strikte minimum haalde hij het maximum. Daar is Het dwaallicht een schoolvoorbeeld van. En eh, Kaas is bij mijn uitgeverij Ontwikkeling jarenlang verschenen in een speciale editie als literair voedsel voor het onderwijs.’
Raymond
Vrij bewerkt naar "Een Man van Woorden" door Martine Cuyt
19 De Islam en de lekenstaat
In de (meeste) westerse landen is de staat godsdienstig neutraal en is er een scheiding tussen het individu en de samenleving als geheel. Maar in de moslimlanden is het principe van de lekenstaat zo goed als onbestaande. Zo kunnen moslims niet begrijpen dat in een land als Frankrijk de staat niet optreedt tegen ‘heiligschennis’ met betrekking tot de katholieke leer en dogma. Islamitische geleerden daarentegen hebben geen enkele moeite met het feit dat meningen die afwijken van het islamitisch recht door integristen bestraft worden met de dood.
Hoe moeten moslims dan overleven in een lekenstaat? Tariq Ramadan erkent dat er in de westerse landen ‘een vrijheid bestaat die door de moslims moet erkend worden’. Deze vrijheid heeft het volgens hem mogelijk gemaakt om te ontsnappen aan de voogdij van de religie. Dit gaat echter niet op voor de moslims omdat bij hen ‘de godsdienst vitaliteit en energie heeft gebracht die nooit gëevenaard werd’.
Maar Ramadan zwijgt in alle talen als het gaat over de inbreng van het christendom in de islam. Mogen wij er de heer Ramadan aan herinneren dat ‘Duizend en één Nacht’ niet voortgebracht werd door de islam maar door de byzantijnse, griekse en perzische beschavingen veroverd door de islam ? Dat de vertalingen van de griekse filosofische teksten het werk was van oosterse christenen ?
De islamitische spiritualiteit is helemaal niet filosofisch of artistiek gericht. Deze enggeestige spiritualiteit is er alleen maar gericht op het intomen van het lichaam, op het indammen van de seksualiteit, op het fnuiken van het vrije denken.
Meer en meer islamitische regels en regeltjes sijpelen door in de westerse maatschappij. Zo is er in Rijsel een zwembad exclusief voor vrouwen. In een andere Franse stad eisen de moslims openingsuren exclusief voorbehouden voor vrouwen (want, zo zeggen de integristen, de natuurlijke groepsdimensie van de islam dient gerespecteerd). Ingaan op deze eisen doet het religieuze weer opduiken in het openbare leven. Het is een slag toegebracht aan de lekenstaat en opent de deur voor alle mogelijke beperkingen en obscurantistische regels waarvan vooral vrouwen het slachtoffer zijn. ‘Want’ aldus de heer Ramadan, ‘de islam is geen godsdienst zoals het jodendom of het christendom. De islam bezet het sociale speelveld. Zuiver religieuze regels worden uitgebreid naar de levenswijze, de beschaving en de cultuur. Dit allesomvattend karakter is eigen aan de islam’.
De lekenstaat kan en mag geen uitzonderingen toestaan. Het geloof moet tot de privé levenssfeer beperkt blijven want anders zullen morgen integristische moslims beweren dat de politieke sfeer ook deel uitmaakt van de godsdienst. De rechten van God zullen voorrang krijgen op de rechten van het individu, de lekenstaat zal geïslamiseerd zijn.
.
Vrij naar Anne-Marie Delcambre - Vertaling Regus Patoff
.
07-11-2009
Varkensgriep startte in 1918
Ministerin Laurette Onkelinx waakt over uw gezondheid, u bent in goede handen, geen paniek.
Manten weet van wanten : Reynebeau
Manten weet van wanten : internationale politiek
.
Figuren uit de mini & maxi Vlaamse Beweging : Louis Franck (1868 - 1937)
Louis Franck geschilderd door Walter Vaes
Na zijn studie rechten aan de Université libre de Bruxelles (1886-1890) vestigt Franck zich als advocaat in Antwerpen. Zijn gematigdheid als liberaal tegenover katholieken en als Vlaming tegenover de Franstalige bourgeoisie maakt hem uiterst geschikt voor een politieke carrière. Van 1906 tot 1926 is hij liberaal volksvertegenwoordiger. Vanaf 1909 stelt hij dat het liberalisme in Vlaanderen "Vlaams of niet" zou zijn. Mede door zijn toedoen is de liberale partij in Vlaanderen voor de oorlog Vlaamsgezinder geworden.
Franck speelt een belangrijke rol in de vernederlandsing van het Vlaamse rechtsleven. Inzake taalwetgeving is zijn stelling: geen taaldwang in Wallonië en een geleidelijke vernederlandsing in Vlaanderen. Na zijn strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit (vanaf 1910 met Frans van Cauwelaert en Camille Huysmans, de Drie Kraaiende Hanen) luwt zijn Vlaamsgezindheid omdat hij vanaf 1912 ministeriabel wordt.
Tijdens de oorlog wordt Franck het feitelijke hoofd van Antwerpen. Hij voert een politiek van godsvrede en van voorzichtige administratieve samenwerking met de bezetter. De taalgeschillen moeten zijns inziens blijven rusten. Hij veroordeelt openlijk het activisme en de Flamenpolitik. Op verzoek van de activisten wordt hij in 1918 korte tijd gedeporteerd.
Na zijn terugkeer laat hij zich nog nauwelijks in met de Vlaamse zaak. De oorzaken zijn: de scheuring in en de radicalisering van de V.B. tijdens de oorlog, Francks deportatie en de naoorlogse inzinking van de V.B. en de Vlaamse liberalen. Hij wordt wel nog de inspirator van de gedeeltelijke vernederlandsing van de Gentse universiteit, de zogenaamde Nolf-barak van 1923. In 1924 pleit hij voor het behoud van de tweetaligheid voor de rechtbanken.
In 1926 wordt hij gouverneur van de Nationale Bank. Naar aanleiding van een gerechtelijk onderzoek vraagt hij in oktober 1937 verlof. Twee maanden later overlijdt hij, waarschijnlijk door zelfmoord.