Een kooi van Faraday is een min of meer gesloten omhulsel dat elektriciteit geleidt. Daardoor kan de elektriciteit de kooi niet binnenkomen. Die vormt dan ook de ideale plek voor een mens in de buurt van een elektrische ontlading. Het beste voorbeeld van een kooi van Faraday is een personenauto die wordt getroffen door een bliksemflits. Het metalen koetswerk van de auto vangt de klap van de bliksem op. Het voert de elektriciteit via de banden (waarin zich vaak ook metaal bevindt ) af naar de bodem. De inzittenden kunnen na een paar seconden(als de stroom weg is)rustig uitstappen. In de industrie gebruikt men de kooi van Faraday ook, ter bescherming tegen elektrische schokken. Daar is hij dan vaak gemaakt van een fijn koperweefsel.
Als je een mp3-speler in je jaszak doet, raakt het snoertje van de koptelefoon altijd in de knoop. Hoe kan dat?
Volgens de Duitse wiskundige en knopenspecialist Kurt Reidemeister bestaat het begin van een knoop altijd uit 3 eenvoudige begin-bewegingen van een stuk touw of snoer. Leg snoer of touw in een keine ruimte (zoals je jaszak) en schudt die ruimte door elkaar. De kans is dan groot dat je per ongeluk een van deze drie bewegingen maakt. De makkelijkste beweging ( een lus waardoor het uiteinde van het snoer gaat) ontstaat op die manier erg snel. Dat is helemaal het geval als je het snoer van je mp3-speler oprolt om het apparaatje heen. Door de bewegingen die je daarna maakt, komen de lussen steeds losser te zitten. De (zware) uiteinden kunnen vervolgens makkelijk door één van de lussen vallen. Het gevolg: een reeks van ingewikkelde knopen waardoor je bijna een dagtaak hebt aan het ontwarren van het snoer.
Je moet onderscheid maken tussen je lichaamshaar en het haar op je hoofd. Lichaamshaar groeit in cycli van een paar weken. Soms stopt het een tijdje, dan groeit het weer door. Hoofdhaar groeit continu. Om bij de laatste soort te blijven: elke hoofdhaar groeit, als je hem niet voortijdig uittrekt of uitborstelt, tussen de twee en zes jaar. Gemiddeld zal een haar in die tijd een halve meter groeien, hoewel er duidelijke uitschieters naar boven en naar beneden zijn. Waarom een haar op zeker moment stopt met groeien, is vooralsnog onbekend. Wel weten we dat een haar die niet meer groeit, vaak een maand of drie "niets"doet. Hij blijft zitten waar hij zit. Daarna begint in het haarzakje een nieuwe haar te groeien die de oude eruit duwt. Op die manier verlies je al gauw tussen de zestig en honderd haren per dag.
Wanneer spreek je van een maand? Na 4 weken of na 30 dagen?
De officiële definitie van een maand is: "de tijd tussen twee dezelfde maanstanden", oftewel 29 dagen, 12 uren en 44 minuten. Daar komt ook ons woord "maand" vandaan. Maar in contracten en abonnementen die niet op de eerste dag van een maand ingaan, wordt voor een maand vaak een periode van 30 dagen aangehouden. De Belgische en Nederlandse staat doen dat ook. Als je zes maanden naar de gevangenis moet, dan wil de rechter dat je 6 periodes van elk 30 dagen achter de tralies gaat, waardoor je dus 180 dagen moet "zitten". Aan zulke strenge regels hoef je je in het dagelijks leven natuurlijk niet te houden. Als alternatief kun je van datum naar gelijkluidende datum rekenen, dus van de 9de tot de 9de. Volg je de gewone maand, dan duurt deze 28, 29,30 of 31 dagen, al naar gelang de maand. Dus 4 weken is net een of meer dagen te kort. Maar een kniesoor die daar op let.
Voor het begin van een ijsbloem heb je een ouderwets enkelglas raam nodig, een persoon die langere tijd in de buurt van dat raam verblijft en een flinke portie strenge vorst. De adem van de persoon bevat minieme waterdruppeltjes, opgelost in de lucht. Komt deze wasem tegen het koude glas aan, dan bevriest de damp direct en hecht het zich aan het oppervlak. Bevriezend water heeft de eigenschap dat het zeshoekige clusters van enkele moleculen vormt. Op de hoeken zitten de zuurstofmoleculen van het water, aan de vlakke zijkanten zitten de waterstofmoleculen. Aan deze zijkanten(ook wel facetten genoemd), hechten zich nieuwe zeshoeken, die zich weer hechten aan andere zeshoeken, enzovoorts. Zo ontstaan steeds grotere patronen. De vorm van de patronen wordt beïnvloed door vuil op het raam, kleine krasjes, achtergebleven zeepresten, vette vingers en andere extreme factoren. Daarom zie je zelden dezelfde bloemen op verschillende ramen.