Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    24-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5.9.5.3.

    5.9.5.3.

    Jan Donker: kernwoord:

    -         Situatiebepaald: dáárvoor!.

    -         Algemeen: Geloof in God en Jezus: je leert er geestelijke liefde door.

     

     

    12 december 1984.

     

    Echt mensen … het ging fout! Ik holde maar langs dat water, bereikte een vrij hoge brug, klom op de leuning en…

    Niet lachen en zeggen:

    “Kom nou… maak dat de kat wijs. Geen enkele jonge sterkte vent doet zóiets om zóiets.”

    Normaal gesproken ben ik het met je eens. Tot zelfmoord aanzettende boze geesten hadden mij echter zó in hun greep…: ik zóu hebben gesprongen. Toch had dat ‘en’ geen gevolg.

    Een hand pakte mijn arm, rukte mij weg. Een nuchtere jongemannenstem zei:

    “Meneer… het water is hier vies en vol fietswrakken. Er zijn gerieflijker manieren om nat te worden.”

    De politieagent leidde mij naar een auto, bracht mij naar een kantoor, berichtte:

    “Deze heer wilde zich te water begeven. Hij maakt een terneergeslagen indruk.”

    De wachtcommandant sprak met mij. In snel tempo kreeg hij het gedeelte van het verhaal er uit, dat hij nodig had om inzicht te krijgen. Hij concludeerde:

    “U moet uren gelopen hebben. U zegt, dat u de echtelijke woning om 11.15 uur verliet. Het is nu 02.45. Ik zal toch proberen uw vrouw te bellen.”

    Hij vertelde aan Jo:

    “Tegenover mij zit uw man een kopje koffie te drinken. Hij ziet er wat tegenop om thuis te komen in verband met gerezen moeilijkheden. Wat gaan we doen?”

    En even later tegen mij:

    “Ene familie De Jong biedt u voor deze nacht gastvrijheid aan. Ze zijn over vijftien minuten hier.”

    Zo zat ik even later in de auto van de chef van mijn vrouw, het zwijgende echtpaar vóór mij. In de logeerkamer viel ik –in een van hém geleende pyjama- als een blok in slaap. Pas de volgende morgen –zaterdag- kwam het tot een gesprek. Niels zei:

    “God kent de verborgen schat ín de rijke mogelijkheden ván jouw persoonlijkheid. Satan kent die ook. Allebei kennen ze ook jouw zwakke kanten. Allebei houden ze de berg lijken in het oog van de door de duivel verslagenen. De vijand wil jou op die berg gooien. God wil je er ver vandaan houden. De stevige greep van een politieagent heeft je respijt gegeven. Je ademt nu verlicht, denkende:

                ‘ik had dóód kunnen zijn’.

    Maar…: al leeft je lichaam… je ziel en je geest zijn nog in de sluiers van de dood. Ik raad je aan:

                ‘maak geest en ziel los van de grauwheid’.

    Ik weet, dat je een wanhopige hunkering hebt naar Gods licht. Maar… om weer in dat licht op te stijgen, moet je de banden met die grauwheid radicaal doorsnijden. Die lichtloosheid versombert ook andere levens, heeft schadelijke gevolgen overal. Wanneer zal er pas weer opgeluchte vreugde kunnen zijn? Als jij de touwen afsnijdt die –door jouw ‘onoplettendheid’;- je zijn gaan binden.

    Je hebt het weer eens geprobeerd met wat sommige mensen ‘de liefde’ noemen…

    Overigens geef ik direct toe, dat er hogere vormen van aardse liefde zijn dan waar jíj mee experimenteerde… In ieder geval: je raakte er je geloof door kwijt. Als de wurgtouwen knappen, komt het geloof in God en Jezus terug. Dan leer je de gééstelijke liefde…”

    Daarna nam Lucy het van hem over:

    “Je hebt al wel gemerkt, dat wij je –in liefde- doorzíen. Als mijn man als gezant van God (2 Cor. 5:20) zegt, dat je behoort te breken met de satanische machten, die met het diepste van je wezen zijn vergroeid, die er ten onrechte wonen (Rom. 7:17), zegt hij dat niet zomaar. Geloof de afgezant van God! Hij heeft nog meer gezegd:

    -         dat je hunkerde naar het licht

    -         dat er in jou een verborgen schat en rijke mogelijkheden zijn.

    Op die manier zullen er op het ogenblik niet zovelen over je spreken. Wij hebben getweeën een uur naar Jos, Diana en Jo geluisterd. Eigenlijk tegen wat wij hoorden in, kregen wij als vaste overtuiging: deze val is niet principieel, maar incidenteel. Tot die overtuiging droeg ook bij, wat wij overigens van je wisten: je ‘inner person’ zegt ‘ja’ tegen God. Maar… nóóit hebben we bij zo’n overduidelijke ‘ja zegger’ zulk een infiltratie van de boze waargenomen. Hij strijdt hard tégen je. Wij strijden vóór je. Maar het is aan jou om de kraan van de infiltratie dicht te draaien. Doe je dat niet, dan kom je in de verkeerde poot van de V… Innerlijk ben je er van overtuigd, dat je bij God hoort. Het kwaad, dat je gedaan hebt: daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Zelf zul je ervoor moeten boeten. Zoals ik al zei: je bent géén ‘nee zegger’. Het kwaad wordt bewerkt door iets in jou, dat nóg wezensvreemd is (Rom. 7:17). Maar als je het niet gauw wegdoet, groeit het zozeer met je samen, dat het níet meer wezensvreemd is. Dan is er geen sprake meer van ‘wegdoen’…

    Je zit maar ontsteld te kijken naar wat er gebeurd is. Er is echter zo’n verschil tussen ‘kijken’ en ‘zien’. Zíe nu toch eens hoe de situatie gééstelijk is: nóg kun je vrijkomen. Zit niet zo moedeloos voor je uit te kijken. Je bent al door zoveel heen gekomen. Echter… pas wanneer je híerdoor komt, worden de eerdere overwinningen blijvend. Bind de strijd aan met het vijandelijke! Blijf niet zitten treuren over je ellende (Rom. 7:24). Het vijandige: in jouw geval openbaarde zich dat in je dorst naar vrouwen. Je grootste strijd in dat verband moet nog komen. Ga die strijd aan: dan blijkt daaruit, dat je God welgezind bent…

    Heel diep van binnen wilde je anders handelen dan je in feite deed (Rom. 7:15, 16). Maar je kon niet (:18). Je werd gedwongen, het kwade te doen (:19). Je moet je om je levens wil losmaken van de zonde, die als een woekerplant ligt rondom de wortels van je bestaan (:20). Alleen met Jezus samen kun je het komende gevecht winnen. Alleen met zijn hulp kun je een verbond met je ogen sluiten (Job 31:1). Zijn hulp, zijn lessen zijn uiteindelijk goedkoper en probater dan de lessen van de ervaring…

    Win je de strijd, dan kun je ook met helder inzicht zeggen:

                            ‘dáárvoor is alles geweest!’

    Dan komt ook de vreugd van de overwinning…”

     

    Nadien spraken wij over andere zaken. Over de noodzaak om gewoon door te gaan met mijn baan. Het kantoor, van waaruit ik werkte, was buiten Amsterdam gevestigd. De herrie drong daar niet door. Het was beter voor me, niet in de ziektewet te gaan, ook al voelde ik mij nóg zo overspannen. Ik begon maandag weer, dus zonder onderbreking. Een week later kwam ik thuis. Die ruzies met Jo in het begin!

     

    -         Mijn schuldbesef: … het weten dat mijn ‘man willen zijn’ de demonische infectie was, die zich –bijna niet te verwijderen- had vastgezet- zich had genesteld in de diepste lagen van mijn denken…

    -         De uitgebroken tijger van mijn hartstocht, die maar niet wílde terugsluipen naar zijn kooi.

    -         Wroeging over mijn verleiden van Ellen, het bedriegen van Jo, het in de war brengen van vele anderen.

    -         Wroeging over het laten vervuilen van mijn levenshuis, kamer voor kamer…

    -         Wroeging over het nooit radicaal het mes zetten in de laatste aanhechtingspunten van het duistere rijk.

    -         Wroeging over mijn drieste aangaan van een vernieuwd verbond met het nooit helemaal afgelegde verleden.

     

    Wroeging… maar nog altijd geen berouw. Nog altijd niet verder dan toen ik langs het water jakkerde: wel de overtreding kennen… er echter niet toe kunnen komen, vergeving te vragen… daardoor van binnen vreugdeloos, onrein en wankelmoedig blijvend.

     

    Alles was echter onderdeel van het gevecht dat ik móest winnen.

     

    Daarnaast…: gemeen plezier over wat er gebeurd was, vooral toen Ellen hoog en droog in Spanje zat.

    “Jan… je kúnt het nog kerel… zoals je dat grietje overal kreeg, waar je ze hebben wilde… haar helemaal onder je heerschappij had gebracht… ha ha… ze dacht jóu te pakken, de eerste keer mislukte het, de tweede keer lukte het wel… maar wat wérd zíj gepakt… al ging je er zelf ook aan kapot, toen je haar tienvoudig terugbetaalde… de pil laten staan… hoe is het mógelijk, dat je haar zo gek kreeg… klassewerk knul…

    En zoals je later alles tegen ze kon zeggen…

    -         Dat je een hekel had aan de vrouwen, omdat ze zo veilig voor je waren en je wilde ze onveilig doen zijn.

    -         Dat zíj je een kick gaf omdat ze in de gevarenzone was.

    -         Dat je niet háár liefhad, maar alleen je idee van: bij zoveel mogelijk vrouwen kinderen.

    -         En alles met haar kon dóen…

    -         Hoe je haar na zes weken gewoon afdankte, omat je, het doel wel bereikt achtende, een afkeer van haar kreeg.

    En zij maar alles beamen en slikken… o jóngen! … Wat een topprestatie…!!... en dan die ouwelui… ‘nee… geen abortus’… precies in je straatje.”

    In feite ging het hier om een tegenaanval: eigen zonde… toegegeven, maar toch ook kwaadaardig verzet van de mij vergezellende machten.

    En… er zat nog iets anders in… in de tijd, dat het kwaad in mij regeerde, bleef het ook in mij aanwezige goede mij vanbinnen onrustig maken (Rom. 7:24). Nu het góede in mij de overhand kreeg, bleef het kwaad, dat ook in mij was, mij innerlijk onrustig maken.

     

    Denk dus niet, dat dit stuitende denken mijn voornaamste overweging was. Altijd weer schrok ik van dit telkens weer zo onherkenbaar veranderen van mijn gedachteleven. Ik wílde het niet… wenste vurig, dat het een tijdelijke, voorbijgaande zaak was. Ik worstelde om los te komen van de tentakels, die steeds meer met mijn eigen gedachten leken samen te smelten. Wat keek ik met bittere spijt terug op de avond van ‘de blik’. Toen had ik spotachtig luchtig gedacht:

                “O… o… o... daar komt narigheid van.”

    Maar dit innerlijk gevecht… dit was narigheid in het kwadraat… wat zeg ik? …: tot de tiende macht… op mensen vertrouwde ik niet in deze strijd.Ze hadden niet op mij gelet, toen de donkerte opkolkte. Ze hadden het zo druk met zichzelf. Nu ja… niet dat ik ze de schuld gaf… maar toch riep ik maar alleen tot Jezus om hulp….zelf kon ik in ieder geval niet loskomen uit de worggreep. Voorlopig gebeurde er evenwel niets. Terwijl ik met mijn ‘buitenkant’ met klanten praatte over systeemuitbreiding, stond mijn ‘binnenkant’ in lichte laaie. Vernielende vlammen loeiden op in telkens nieuwe infectiehaarden. Wat ik ook probeerde, hoe ik God ook te hulp riep…: het slechte in mij leek te groeien… het goede trok zich geschrokken terug. Het slechte riep: “Ik ben geen indringer… ik ben jíj… jíj bent slecht…”

     

    In die maanden van strijd begon ik er telkens weer tegen Jo over, dat mannen in de bijbel er toch ook plezier aan beleefden om veel vrouwen te hebben (1 Kon. 11:1). Ik stelde, dat mijn handelwijze daarom niet zo erg was geweest.

    Ik wist zelf, dat het onzin was, maar hoopte op een antwoord, dat zou helpen om de inktvisarmen weg te hakken… armen, die nu met hun zuignappen heel mijn persoonlijkheid doorzochten. Eerst –tot oktober-  leidden zulke uitdagende opmerkingen tot felle ruzies, daarna tot goede, rustige, schriftuurlijke antwoorden, maar desondanks werd de houdgreep van de wegzuigende macht steeds meer onweerstaanbaar.

     

    In die maanden van strijd waren er ook de ‘zogenaamde’ vertroosters (Job 4:1, 2) en de vermaners (Job 15:4). Als zij me weer eens te grazen hadden genomen, voelde ik mij innerlijk nog verder afgegraasd.

     

    In die maanden van strijd wierpen vele bekenden zich op dit sappige gegeven: hij is voor de veelwijverij. Daar kwam een stroom van negatief denken uit voort, die de deur van mijn gevangenis steeds verder dichtdrukte. Vertwijfeld duwde ik tegen die deur.

    “Heer Jezus… help dan toch… hij mág niet in het slot vallen… U zei toch, dat mijn zonden wegvluchtten… dat er licht aan kwam. Heer… die kloven tussen mij en Jo… tussen mij en u… alstublieft God… in de naam van Jezus: démp die afgronden…

    Jezus… ik ben net een vergiet… al het goede loopt er uit… help me om die gaten te dichten. O God… ik wil dit surrogaat niet meer van huilerige, sentimentele krokodillentranen… ik wil echt berouw… ik wil af van wanhoop en verbijstering. Het helpt niet om die radeloosheid telkens aan iedereen uit te zeggen. Ik wil er áf!”

    En toen ging de deur warempel weer wat open. De vreselijke klik van het ‘in het slot vallen’ (Joh. 13:27) was uitgesteld. Kwam ik er door?

     

    Er waren ook goede vertroosters. Carla was een engel in die maanden. Corrie ook, maar zij bepaalde zich tot Jo, hoewel ik bespeurde, dat ze voor mij bád. Maar Carla bouwde mij. Ik zag innerlijk, dat God haar naar de deur van mijn kooi leidde… zij trok die verder open…

    En toen was er weer zo’n verschrikkelijke gedachte:

    “Jan… jij kunt álles. Iedere vrouw kan jij stapeldol maken. Jo zit nu naast je. Maar zoals zij nu niets in de gaten heeft, zo zal zij straks nergens erg in hebben…

    Carla wordt de vierde… en Corrie de vijfde… en al die leuke, getrouwde wijfjes in de sam gaan achter elkaar voor de bijl. En zoals alles met Ellens baby nu is geregeld, zo zul je slimheid hebben om alles in volgende gevallen nog beter te ordenen. Ook al sta je bekend als de bonte hond, iedereen zal blind zijn voor je listen. Niet langer zullen een hufter als Ab en een slijmerd als Karel je doorzien.

    Ongeweten zullen zíj jouw kinderen opvoeden. Hindert niet… als jíj het maar weet… en uiteraard de moedertjes… O… misschien kun je het wel net zo spelen als die vent toen in Amerika, die zelf een kerk stichtte en er later een harem van maakte.”

     

    Voor mijn geestesoog zag ik direct na die vreselijke, niet gewenste, maar niet-tegen-te-houden-gedachte twee taferelen:

    -         Een horde lelijke, sterke paarden stormde van mij naar Carla. Ze kwamen te staan voor een onverbiddelijke barrière: een muur, marmerwit en staalhard.

    -         De deur… de deur ging weer dicht, zat nu bijna in het slot. Op één reststraaltje na was het laatste greintje licht door de duisternis opgeslokt.

     

    Carla zei rustig:

    “Jan… ik weet wat in je leeft. Ik weet, dat je steeds verder valt… steeds meer kapot gescheurd wordt door uitstekende rotspunten. Maar ik blijf God vertrouwen dat iets –nog net op tijd- je val stuit… Jij hebt die macho obsessie binnen gehaald. Geestelijk ben je razendsnel achteruit gegaan. Verbaasd en bang kijk je mij nu aan, omdat ik geestelijk ben, waar jij –zoals je nu bent- niet kunt komen. Je weet, waar de schoen wringt. Je maakt jezelf wijs, dat er geen vergeving is voor de bewuste zonde, die je bedreef. Je denkt, dat alle beloften weg zijn. Je blijft je vruchteloos verwijten, dat door jouw gedrag een vloed van laster over de levens van anderen gaat.Je schaamt je over al je vroegere radde mooipraterij. Het enige, wat werkelijk nodig is, ontbreekt echter: berouw. Nog is er redding mogelijk. Kap de touwen, die je levensschip kluisteren aan de zonde. Dan komt dat berouw aan boord.”

    Tactvol sprak ze niet over mijn gedachten van vlak daarvoor. Maar ik wist, dat ze wist…

     

    De volgende dag werd Agnes opgedragen. Jo en ik zaten op spelden. Onze eigen hummel van vijf maanden lag in haar kinderwagen te slapen in de crèche van de samenkomst. En dáár… voor in de sam… droeg Bart dat andere kind van mij aan de Heer op. Al die blikken… al die gedachten. Ik durfde alleen in een flits even te kijken: wat een mooie baby. Toen sloeg ik mijn ogen weer neer…

    Even dit tussendoor: de geboorte van Annemarie is door al die toestanden rond Agnes wat in de schaduw gebleven. Jo of ik zullen er misschien nog nader over spreken.

    Na de samenkomst sprak ik nog wat na met Gert. Ook Lotty en Jo praatten met elkaar. Er was even tijd om wat dieper op van alles in te gaan. Ik had het weer benauwd over mijn hopeloze strijd. Hij bemoedigde mij meesterlijk. In een zonderlinge mengeling van oprechtheid en huichelarij riep ik:

                “Ik hoop het… nee, ik weet het: ik kom er door!”

    En Gert:

    “Dan moet er iets anders gebeuren dan tot dusver. Neem nu alleen eens die onbeholpen poging om aan een ander Ellens kind in de schoenen te schuiven. Doet dat je niet denken aan David (II Sam 11:45). Denk ook verder eens aan hem! Eerst had ook híj geen echt berouw… én een babbels tegen Nathan! (1 Sam. 12:56). Knetterende dorens (Pred. 7:6)… Het echte berouw kwam (II Sam. 12:13)… En tóch kwam ook de straf! Geen straf van God eigenlijk. Hij haalde die straf zelf over zich. Hij had een infectie in zijn leven binnen gebracht: die moest uitzieken; daar kon het ware berouw niets aan verhelpen…

    Met David’s vrouwen gebeurde hetzelfde als wat hij met Uriahs vrouw had gedaan (II Sam. 16:22). Een zwaar van geweld trof zijn familie (II Sam. 18:14). Ik hoef jou de namen Ammon (II Sam. 13:1), Tamar (:2), Absalom (: 20, 28) maar te noemen en je weet genoeg. Alleen met écht berouw zul jíj in staat zijn de onverbiddelijke gevolgen te dragen van jouw misstap… de infectie te doorstaan die jij in jouw gezin hebt ingebracht…

    Jan… sommigen zeggen, dat je de duivel in je hebt. Ik heb die mening niet. Kap echter nú de band dóór, anders váárt hij onherroepelijk in je (Job. 13:27). Je hebt zoveel harten verpletterd… Je hebt je eigen geestelijke ambten –koorleider, zangleider, jeugdwerker, huisbezoeker- verspeeld. Er is zoveel gelasterd. Iedereen wist er van (II Samuel 11 v 21).. Kap... of je verliest alles… weet je…”je bent niet zomaar een dertien-in-een-dozijn Christen, maar je bent er één met veel ervaring: bekering, wedergeboorte, doop in water en in de Geest, spreken in tongen, profetie, kennis… noem maar op… (1Cor. 12:8-10)… Je hebt deel aan de krachten van de toekomst… en dan zó terugvallen. Je spéélt wel met vuur… (Hebr. 6:4-6). Weet je nog van die man in Californië. Hij ging scheef met vrouw na vrouw na vrouw… hij liet zich niet gezeggen… je kent de afloop: bijna duizend doden… jíj bent nog maar eenmaal scheef gegaan. Nu sturen wij je met z’n allen bij. Maak daarvan gebruik… anders komen er nog meer brokken dan er al zijn…”

    Toen was het gesprek vrij plotseling afgelopen. Wij gingen naar huis. Ik besefte, dat ik vóór de overwinning stond.

    Die woorden:

                “Ik weet het… ik kom er dóór”

    hadden toch een kern van zekerheid bevat…

     

    Gerts ernstige waarschuwing had de laatste stoot gegeven. Onder andere wat hij zei over die mislukte evangelist had diepe indruk gemaakt. De vorige dag immers had ik diens voorbeeld nog na willen volgen. Ik kende nu mijn zonde en ellende als nooit tevoren. Maar wat meer was: ik had de weg naar berouw ontdekt.

    En toen trof een gedachte mij als een zweepslag:

    -         Amnon (II Sam 13:11,12), Tamar (:14), Absalom (:22)… Dicky, Annemarie, Marcel.. o nee…!...

    -         David’s vrouwen… Jo… nee, nee…!!...

    Daarna brak het zweet mij uit…:

    -         Bathseba’s kind… (II Sam. 12:15)… Agnes… O God, nee, dát niet!

     

    En toch wist ik rotsvast: God ging kleine Agnes bij zich nemen in zijn hemel. Mijn geldingsdrangcomplex zou daardoor worden vernietigd. Maar zouden Bart, Aaf en Ellen niet óók worden vernield?!

    Een week lang heb ik geworsteld als nooit eerder. Ik heb Agnes –gezonde, volkomen normale Agnes- die hele week lang voor Gods troon gebracht (:16)…

    Ootmoedig heb ik daarnaast nog eens aan Jezus beleden dat ik geen kracht had tot berouw… dat ik niets kon en Hij álles…

    Opeens kwam het langverbeide antwoord: zijn bijl hakte de armdikke kabels dóór…!!

    -         De tentakels weken, de zuignappen lieten los.

    -         De verkeerde verbindingen braken, de vlammen doofden.

    -         De deur ging open, de vreugd kwam terug.

    -         Alle ‘waarvoors’ weken voor ‘daarvoors’.

    -         Het geloof in God en Jezus gaf mij inzicht in een geestelijke liefde, die van mijn hartstocht verschilde als licht van duister.

    -         Mijn vrouwvijandig denken week.

    Mijn val was inderdaad niet onoverkomelijk maar te overkomen.

    Vanaf heel ver in de goede poot van de V naderde ik weer tot God –en Hij naderde tot mij (Jac. 4:8). Ik kreeg nieuwe moed met betrekking tot de nog niet ingetreden gevolgen van mijn zonden. Jo en de andere kinderen schoven in mijn denken voor eerst naar de achtergrond. Ik streed voor Agnes en zei:

    “Heer… U gaat haar wegnemen om aan mijn macho elke verdere grond te ontnemen… ik weet het… maar misschien bent U te verbidden. Heer, ik zie geen kans om mijn innerlijke zekerheid over deze zaak aan anderen uit te leggen… al denk ik wel, dat Jo iets begrijpt…

    Heer… help Ellen en haar ouders als uw besluit onherroepelijk is…

    Ik heb slagen verdiend… zonde leidt tot ellende… en Aaf en Bart’s ellende is mijn ellende… ik heb uw gerechtigheid en heiligheid bij mensen in diskrediet gebracht… (II Sam. 12:14). Als gaat gebeuren, wat ik verwacht, zullen die mensen weer bij die gerechtigheid en heiligheid worden bepaald…

    Heer… door berouw gedreven heb ik nu eindelijk –oprecht en zonder omwegen- gezegd, dat ik in beginsel alleen tegen U heb gezondigd (Psalm 51:6). Nu heb ik recht om tot U te bidden en te smeken voor Agnes… ik heb mijn zonden aan U beleden, niet langer mijn ongerechtigheden ontkend (Ps. 32:3-5). U geeft blijde, genezende antwoorden, waar eerst alleen maar trieste, ziekmakende vragen waren. U bent zo goed: alles kan ik van U aanvaarden… maar dit…!... dit…!!...”

     

    Zaterdagavond werd er opgebeld. Ik was op mijn studeerkamer in gebed. Aarzelend kwamen even later voetstappen langzaam de trap op… (II Sam. 17:18). Ik ging staan. De deur werd open gedaan: Jo stond daar… wit tot in haar lippen.

    Ze zei: “Jan…

    En ik:   “Agnes…”(II Sam. 12:19).

    En zij weer: “Ja.”

     

    24-08-2008, 18:10 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!