De Doos
Reflecties ten tijde van pandemie
19-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 5

DEEL 5

REFLECTIES - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT? - DEMOCRATIE

In volle coronacrisis is democratie een veelgebruikt woord geworden, vooral bij degenen die niet zo’n voorstander zijn van (harde) coronamaatregelen. Dikwijls gebeurt dat in één adem met andere woorden die indruk maken: enerzijds rechtsstaat, vrijheid en waardigheid – het gebrek eraan – en anderzijds politiestaat en dictatuur – een evolutie in die richting.

Laten we proberen een en ander scherp te stellen.

Democratie is een omstreden en relatief begrip. De Nederlandse auteur van ‘Democratie? Ideaal en weerbarstige werkelijkheid’, Jan de Kievid, omschrijft democratie algemeen als ‘een politiek stelsel dat het mogelijk maakt op basis van meerderheidsbesluiten op vreedzame en ordelijke wijze conflicten op te lossen en afspraken te maken over de inrichting van de samenleving, waarbij belangrijke vrijheden en rechten van de burgers gewaarborgd zijn’.

Uit die definitie blijken twee duidelijk te onderscheiden, maar wel met elkaar verbonden, elementen: enerzijds een politiek stelsel of besluitvormings-proces en anderzijds grondrechten voor alle burgers. Als één van die twee ontbreekt, is er geen sprake meer van democratie.

Dit onderscheid is wellicht de aanleiding waarom sommigen spreken over liberale democratie. Liberaal verwijst hier naar ‘liber’, vrij. In een liberale democratie staat vrijheid centraal en dus de rechten die deze vrijheden mogelijk maken. En democratie kan niet zonder fundamentele rechten en vrijheden (zoals vrije pers, recht op vereniging, op vrije meningsuiting, op onderwijs enz.) die essentieel zijn voor de organisatie van de politieke gelijkheid. De politieke vrijheden zijn daar een bijzondere categorie van: bijvoorbeeld het recht van burgers om zich kandidaat te stellen, of om voor kandidaten te stemmen.

Maar – en dit is een belangrijke máár – er bestaan beperkingen op die vrijheden. Een liberale democratie moet zoveel mogelijk vrijheid voor zoveel mogelijk burgers zorgen. Om die vrijheid mogelijk te maken en te vermijden dat de vrijheid van de ene de onvrijheid van de andere wordt, zijn gemeenschappelijke normen en waarden, afspraken en regels nodig. Daar moet een politieke organisatie voor zorgen, de staat/de overheid. Maar de macht van die politieke organisatie moet duidelijk omschreven, afgebakend en voorwaardelijk zijn. Die beperking kan op verschillende manieren gebeuren - meerdere ‘checks and balances’ - zoals door de opdeling van machten, het limiteren van mandaten in de tijd, algemene rechtsprincipes, de concurrentie tussen meerderheid en oppositie, rechten en vrijheden in de grond- en andere wetten enz.

Aan een democratie kan de bevolking op verschillende manieren deelnemen. Alle stemgerechtigde inwoners kunnen hun stem uitbrengen bij de verkiezingen die de overheid organiseert. Dat is institutionele participatie. Inwoners kunnen ook deelnemen aan partijcongressen of meehelpen aan verkiezingscampagnes. Op die manier zijn ze partijpolitiek actief. Inwoners kunnen ook lid zijn van een organisatie die de politieke agenda en de besluitvorming rond een bepaald maatschappelijk issue wil beïnvloeden. Zo zijn ze maatschappelijk actief. En tot slot kunnen inwoners directe individuele contacten leggen met politici, door hen bijvoorbeeld aan te schrijven of te mailen.

Participatie kan in diverse politieke sferen verlopen.

Participatie in de ‘representatieve democratie’ is voornamelijk gebaseerd op de competitie tussen politieke partijen en politieke kandidaten. Verkiezingen vormen het centrale instrument, terwijl andere vormen van directe democratie ondergeschikt zijn. In de praktijk komt het er op neer dat de rol van de inwoners zich beperkt tot het verkiezen van de overheid, die daardoor een mandaat krijgt om enkele jaren aan de slag te gaan, om daarna te worden afgerekend aan de hand van nieuwe verkiezingen. Dit is eigenlijk de gebruikelijke gang van zaken.

Participatie in de ‘directe democratie’ focust op directe besluitvorming. Referenda en volksraadplegingen zijn populaire voorbeelden. Petities zijn geëvolueerd naar online-instrumenten.

De ‘deliberatieve democratie’ is dan weer een trend sinds de jaren 1990. Het is eigenlijk het sluitstuk van de burgerdemocratie. Men plaatst een uitgeloot staal van burgers bij elkaar om te delibereren over maatregelen. Men laat hen wel geïnformeerd discussiëren: eerst voeren uiteenlopende experts het woord. Vervolgens gaat men ervan uit dat in het daaropvolgende spel van woord en tegenwoord het beste argument het haalt. ‘Technocratie’ en burgerdemocratie lijken dus een gespannen huwelijk aan te gaan. De voorstanders van de deliberatieve democratie heiligen het oordeelsvermogen van de individuele burger, maar menen tegelijk dat het pas zijn werk kan doen op basis van voldoende deskundige informatie. Maar door de niet-representativiteit en het ontbreken van wettelijke voorschriften zijn de resultaten niet bindend.

Tot slot vallen onder ‘demonstratieve participatie’ legale of illegale demonstraties, sociale bewegingen en nieuwe vormen van demonstratie zoals civil society protest (niet-gedwongen collectieve actie rondom gedeelde belangen, doeleinden en waarden), flash mops (de samenkomst van een groep mensen op een bepaalde plek, waarbij zij iets geks doen en daarna weer snel uiteengaan)  en burgerinformatiesystemen.

Een handige voorstelling van hoe de overheid de bevolking kan betrekken bij de beleidsvoering is ‘de participatieladder’ (A ladder of Citizen Participation), in 1969 ontwikkeld door Sherry Arnstein.

Daaruit blijkt dat de overheid het niveau bepaalt waarop ze haar inwoners wil betrekken bij het gevoerde beleid. De eerste trede op de ladder is informeren. De overheid bepaalt de agenda en houdt de bevolking door middel van communicatie op de hoogte. Een tweede trede is raadplegen. De overheid bepaalt de agenda maar luistert naar de mening van de bevolking, zonder de garantie dat dit tot verbintenissen leidt. Een derde trede is adviseren. De overheid vraagt het advies van de inwoners en genereert zo ideeën. Een vierde trede is coproduceren. Overheid en bevolking bepalen samen de agenda. De overheid werkt die uit en verbindt zich aan de overeengekomen oplossing. Raadplegen en adviseren vallen onder de noemer inspraak. Een vijfde trede is mee beslissen. Ook hier bepalen overheid en bevolking de agenda, maar ze beslissen samen. En de laatste trede is zelfbestuur. De overheid laat de agenda en de besluitvorming over aan de inwoners. Ook de beslissing wordt door de inwoners genomen. De ambtelijke diensten werken daarbij adviserend en ondersteunend.[1]

Democratie is nauw verwant met het begrip rechtsstaat. Ook daarvan bestaat geen eenduidige definitie. Zet tien geleerden in een kamer, en ze zeggen allemaal iets anders, zo stelt de Hongaarse rechtsgeleerde Timea Drinoczi. Wat de rechtsstaat in feite is, is nogal verwarrend en een kwestie van interpretatie. In het historische en theoretische Europese perspectief is de kortste omschrijving: ‘een rechtssysteem dat bescherming biedt tegen willekeurig machtsmisbruik’. Een belangrijk onderdeel is voorkomen dat de macht in één hand zit. Daarmee houdt de eensgezindheid wel zo’n beetje op.

Er bestaat een dunne en een dikke versie van de rechtsstaat. Op z’n smalst kan willekeur in een staat voorkomen worden door democratisch gelegitimeerde wetten, die helder en openbaar beschikbaar zijn en niet met terugwerkende kracht veranderen. In die lezing kunnen wetten gemaakt worden die de mensenrechten schenden, of zelfs de democratie afbreken en nog steeds is er sprake van een rechtsstaat. In de dikke interpretatie zijn drie elementen met elkaar verbonden: democratie, mensenrechten én een rechtsstaat.[2]

Aan de hand van de databank ‘Varieties of Democracy’ van de Universiteit van Göteborg in Zweden heeft de Duitse politicoloog Christian Welzel de ontwikkeling sedert 1900 van vier verschillende bewindsvormen in een schema gegoten, gedifferentieerd volgens hun democratisch gehalte: volledige democratieën, onvolledige democratieën, onvolledige autocratieën en volledige autocratieën. De opvallendste trend is de ononderbroken teruggang van de loepzuivere autocratie. Het is duidelijk dat het leven in hoogontwikkelde democratieën altijd het privilege was van een minderheid en hun aantal sedert de jaren ‘70 nauwelijks veranderde. In opkomst daarentegen zijn de halfslachtige, onvolledige democratieën.

De twintigste eeuw kende drie democratische golven: na de Eerste Wereldoorlog, na de Tweede Wereldoorlog en na de Koude Oorlog. Na elke liberale euforie volgde een neergang, alvorens de volgende opwaartse beweging vaart kreeg. Hoe zal de volgende golfbeweging eruitzien?

Democratie wordt gekenmerkt door vallen en opstaan. Dat is het vermoeiende van de democratie.

Het onderzoek van Christian Welzel biedt een grote antithese voor de actuele tijdsgeest, voor de alomtegenwoordige angst voor het einde van het grote liberale project gezien de ruk naar rechts en nieuw nationalisme.

Hij is ervan overtuigd dat de huidige angst voor een globale crisis van de democratie voor een populistisch en autocratisch keerpunt overtrokken is. Hij ziet in de data van zijn onderzoek geen fundamentele trendverschuiving wat betreft de aanvaarding van het liberale maatschappijmodel. Alhoewel ook Welzel niet ontkent dat het liberale project momenteel achteruitgang boekt.[3]

We dachten dat democratie zich altijd verder ontwikkelt in een soort dynamiek van de vooruitgang. Veel mensen zijn niet mee in de bus gestapt en we hebben dat niet gemerkt. De oorzaak daarvan ziet historicus Christopher Clark in de groeiende ongelijkheid, maar ook in het opkomen van de sociale media. Zij leidden tot een fragmentatie van de publieke opinie.[4]

De vraag kan gesteld worden of de coronaepidemie leidt tot uitholling van democratieën en meer geweld en onvrede in de wereld? Politicologen en economen vrezen het ergste. Toenemende armoede en ongelijkheid, onvrede over vrijheidsbeperkende maatregelen, regeringen die extra macht naar zich toetrekken in tijden van crisis. Het zijn ontwikkelingen die tezamen voor explosieve situaties kunnen zorgen. Als laatste katalysator noemen ze xenofobie en discriminatie gevoed door fake news.[5]

Democratieën zijn goed, wanneer er een minimale consensus bestaat. In tijden van corona bestaat die niet meer, omdat de versnippering van de afzonderlijke belangen te groot is. Bijgevolg bereikt de democratie haar limieten en ontstaat de vrees dat de klassieke democratie op een keerpunt komt.[6]

Als er over democratie gesproken wordt, is ‘vrijheid’ een sleutelwoord. En het is een tendens dat in Europa, over de landsgrenzen heen, vrijheid meer en meer wordt ingevuld als het gevecht tegen alle soorten regelgeving: gezondheid, klimaat en van alles en nog wat. Een andere trend is de degradatie, onder impuls van de sociale media en populisme, van ‘freedom of speech’ tot ‘freedom of hate speech’. Free speech is een fetisj geworden. Het betekent dat je mensen mag intimideren, dat je politici mag bedreigen of dat je gewelddadige plannen mag smeden. Vrijheid van meningsuiting gaat ver, maar stopt als het de menselijkheid aanvalt. Daarenboven is hate speech simpelweg illegaal.[7]

Nog een andere nieuwe maatschappelijke trend is dreigen met een juridische klacht. Dat is vandaag de dag bijzonder populair, in de politiek maar ook ver daarbuiten. Van het onderwijs tot de zorgsector, van openbare werken tot in de privésfeer, in alle domeinen van de samenleving zet de juridische klacht door als beproefde tactiek om gelijk te halen. Het past perfect binnen de hedendaagse klaagcultuur, waarin aanklagen en zelfbeklag hand in hand gaan.

Zo worden we verleid om niet meer na te denken over de vraag wat intrinsiek goed is voor een samenleving. Men hoeft het niet meer te hebben over de inhoud of grond van de zaak. Het is de tactiek van procedurepleiters. Iemand wint de discussie niet doordat zijn/haar argumenten inhoudelijk overtuigen, maar door anderen erop te betrappen dat ze procedures overtreden. Uiteindelijk hoeft men zelfs het gesprek niet meer aan te gaan met andersgezinden. Daarom geeft de klacht niet zelden blijk van onvolwassenheid. Van een onvermogen of misschien zelfs onwil om ‘zelf te durven denken’.[8]

Vrijheid is het hoogste goed. De burger kan zijn leven inrichten, zich professioneel ontwikkelen en zich politiek engageren naar eigen wens. Niemand legt iets in de weg. De overheid garandeert de naleving van de grondwettelijke rechten. Maar toch bestaat er her en der het gevoel dat de burger minder invloed heeft op de politiek en zij/hij helemaal niet zo vrij is om te zeggen wat zij/hij wil.

Volgens Machiavelli’s republikeinse idee slaat vrijheid niet op wat men ongehinderd kan doen. De kernvraag betreft iemands positie: welke mensen kunnen  – misschien impliciet en onuitgesproken – macht over hem/haar uitoefenen? En heeft de persoon in kwestie medezeggenschap over de wetten waaraan hij/zij zich moet onderwerpen? Dat zijn de echte criteria voor vrijheid.

Het liberale vrijheidsbegrip of het vrijheidsbegrip van de liberale democratie vertrekt vanuit één criterium: welke mogelijkheden tot handelen heeft iemand? Zijn die onbeperkt? Is er niets wat de vrijheid belemmert? In dat geval is die persoon vrij in negatieve zin. Op het politieke vlak komt niemand tussenbeide wanneer zij/hij wil handelen; zij/hij is vrij van interventie. Ook de staat doet dat amper. Want de staat is zo georganiseerd dat niemand het recht heeft om de uitoefening van een individu te verhinderen. Als burger moeten mensen zich wel aan de voorwaarde houden dat hun acties niemand schade berokkenen. Dat is een eerste model. In een tweede model wordt daarenboven de vraag gesteld: worden mensen gestimuleerd om te doen wat ze als mens kunnen doen? Hebben ze daar de middelen voor? Zijn ze niet alleen vrij van anderen, maar ook vrij tot iets? Zo ja, dan is iemand vrij in positieve zin, vrij tot het verwezenlijken van de menselijke essentie (wat die ook mag zijn).

Burgerrechten omvatten meer dan individuele rechten. Burgerrechten impliceren het door burgerschap deel uitmaken van een groep. De politieke gemeenschap geeft democratische rechten, maar kan ook iets eisen: dat de burger afwijst wat hij/zij als individu verlangt. Dat vergt ‘virtu civique’ – de burger denkt niet meer uitsluitend aan zijn eigenbelang, maar aan het algemeen belang.[9]

Mensen zijn er echter toe geneigd alles wat (juridisch) niet verboden is, te beschouwen als moreel toegestaan. Dat leidt tot een vicieuze cirkel. Als we steevast doen waar we zin in hebben, omdat het nu eenmaal niet verboden is, zal de staat nog meer spelregels produceren die onwenselijk gedrag aan banden leggen, waarna we klagen over de doorgeslagen juridisering van de samenleving en op zoek gaan naar nieuwe achterpoortjes in de wet. Zo rijden we onszelf vast in een hardnekkige paradox: terwijl we leven in een tijdperk van radicale individualisering en de vrijheid opeisen om onszelf te zijn, outsourcen we onze morele verantwoordelijkheid naar een andere instantie om daarna te mopperen over te verregaande controle en te weinig privacy.

Waarom hebben wij een wet nodig om ons te gedragen? We kunnen evengoed de leidraad van ons handelen in onszelf zoeken, eigenhandig ons moreel kompas afstemmen op het grotere geheel en meer doen dan onze individuele vrijheid maximaliseren. Wie met filosofie vertrouwd is, hoort de categorische imperatief van Immanuel Kant weerklinken: ‘Handel volgens die regel waarvan je zou willen dat het een universele wet is.’ Ook zonder exegetische lectuur van Kant begrijpt iedereen de inzet van het debat: vrijheid hangt samen met de verantwoordelijkheid zelf op zoek te gaan naar wat rechtvaardig is en ernaar te handelen.

Omdat onze vrijheid is toegenomen, moeten wij allemaal niet minder, maar meer individuele verantwoordelijkheid nemen. ‘Een situatie is rechtvaardig als je ze, zonder verlegen te worden, ten aanzien van je medemens kan rechtvaardigen.’ De vrijheid je eigen leven uit te bouwen vooronderstelt de opgave je te allen tijde te kunnen verantwoorden voor wat je doet. Daarmee komt het verbindende karakter van verantwoording nogmaals tot uiting: alleen vanuit relaties tot anderen kan je jezelf zijn.[10]

Als vrijheid van enorm belang is, dan geldt dat eveneens voor waardigheid.

Het begrip waardigheid kan benaderd worden vanuit verschillende invalshoeken. Vanuit juridische invalshoek komt de klemtoon te liggen op het algemeen belang en het ordelijk functioneren van de maatschappij. Filosofisch benaderd, telt vooral het microperspectief van het handelende individu en zijn of haar zingeving. Het krijgt een enge invulling in het neoliberale discours.

Historisch bekeken gingen in het algemeen alle invullingen van het woord waardigheid over plichten, die leiden tot respect voor mensen. Een fatsoenlijk mens moest zich waardig gedragen. Daartegenover wordt (menselijke) waardigheid gebruikt in verband met begrippen zoals: mensenrechten, menselijkheid, lichamelijke en geestelijke integriteit, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bescherming van de identiteit of respect voor de maatschappelijke positie. Menselijke waardigheid schept bijgevolg rechten én plichten en verantwoordelijkheden.

De term menselijke waardigheid is nauw verbonden met de begrippen rechtvaardigheid en rechtszekerheid. Het heeft het karakter van een rechtsbeginsel, dat het verzekeren van de naleving van menselijke waarden beoogt. Als er sprake is van menselijke waarden, dat doelt dat op eigenschappen, gedragswijzen en omgangsvormen waarvan het belang niet in geld kan worden uitgedrukt. Naast waarden  die niet in geld waardeerbaar zijn en waaraan geen afbreuk mag gedaan worden, bestaan er ook waarden waarvoor een prijs de relatieve waarde uitdrukt en vervangbaar zijn. In de Duitse taal spreekt men van ‘Würde’ en ‘Werte’. Dat verklaart waarom de mens volgens de filosoof Emmanuel Kant verklaart dat een mens een doel op zichzelf is en niet tot een middel mag gedegradeerd worden.

Mensen kunnen aan mensenrechten rechten en vrijheden ontlenen. De overheid moet deze rechten en vrijheden respecteren, beschermen en verzekeren. Die laatste maatregelen moeten binnen de grenzen van het menswaardige blijven. Dat betekent echter niet dat het de mensen vrijstaat naar eigen goeddunken gebruik te maken van die vrijheidsrechten. Want waar de vrijheid van de ene eindigt, begint die van de andere en vice versa. De liberale filosoof John Stuart Mill poneerde dat in een geciviliseerde samenleving macht tegen de wil van een individu kan worden uitgeoefend ‘om schade aan andere te voorkomen’.

Waardigheid wordt in verband gebracht met ‘goed doen’. De mens is in principe in staat goed en kwaad te onderscheiden. Mensen zijn er zich van bewust dat goed doen voor elkaar niet alleen leidt tot wederzijdse tevredenheid, maar ook de samenleving als geheel ten goede komt. Het goede doen en menselijke waardigheid zijn daarom verankerd in ethische codes en rechtsregels. Recht en rechtvaardigheid zijn geïnspireerd door het waardigheidsbegrip. Ieder respecteert de medemens en dat beperkt onze vrijheid van handelen. De mens mag vanuit zijn natuur geneigd zijn het goede te doen en het slechte af te wijzen, ervaring leert echter dat ook op dit vlak de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Hoe komt dat? Wellicht houdt de mens te veel rekening met de relatie waarin hij tot de ander staat (ondergeschikt, wederzijds afhankelijk, dominant) en de vorm van wederkerigheid.

Menselijke waardigheid kan beschouwd worden als een kompas voor goed handelen. Maar het geldt ook als kwaliteit van het menselijk leven. Een belangrijk element van waardigheid is haar kwetsbaarheid of om het met een mooi Frans woord te zeggen ‘vulnérabilité’.

Zoals hoger gesteld is menselijke waardigheid een belangrijk concept in het neoliberale discours. Waardigheid verwijst namelijk naar het rationele en autonome individu, dat de vrijheid meent te hebben zijn eigen lot te bepalen.

Dit concept ligt ook aan de basis van het kapitalisme en het liberalisme. In het liberale wereldbeeld bestaan individuen los van elkaar en staan ze autonoom tegenover elkaar. Ieder individu moet de vrijheid hebben om zich in de markt te bewegen en zijn egoïstische doelen na te streven. Ieder moet de vrijheid hebben om te kunnen handelen en produceren wat hem goed lijkt. Men hoeft alleen de wetten van de markt te gehoorzamen.

In dit discours betekent waardigheid respect voor de autonomie van de mens en benadrukt ze het verschil tussen mensen. Menselijke waardigheid wordt dan gezien als een kenmerk van de kapitalistische samenleving.

De laatste decennia is er kritiek gekomen op dit idee van een autonoom individu. Dat miskent immers de relationele aspecten van ons bestaan, het feit dat we vanaf het begin met anderen verbonden zijn en dat het ‘ik’ het resultaat is van een samenklontering van invloeden van de cultuur en anderen. ‘No man is an island’; schreef John Donne, Engels metafysisch dichter, die leefde van 1572 tot 1631. Alhoewel zongen Simon & Garfunkel in de zestiger jaren van de 20ste eeuw hoog op de hitparade: ‘I am a rock, I am an island’.

We moeten mensen zien als onderdeel van een complex geheel. Daarin zijn ze geen willoze slachtoffers, maar bepalen ze actief mee wat er met hen en anderen gebeurt. Ze zijn lang niet zo autonoom als ze denken.

Ook vrijheid is een relationeel begrip. Anders verwordt vrijheid tot egoïsme en wordt ze begrepen als consumptie: het recht te doen en te laten wat men goeddunkt. Waardigheid staat veel dichter bij wat de Grieken ‘mathesis’ noemden, dan bij ongebreidelde vrijheid. Mathesis betekent: de juiste maat houden. Waardigheid is ten dele een individuele, maar vooral ook een sociale, gemeenschappelijke opdracht tot vormgeven. We zijn geen dikke-ikken die uitsluitend uit zijn op eigen gewin, op hedonistische behoeften-bevrediging. We zijn onlosmakelijk verbonden met anderen. De liberale samenleving legt de nadruk op individualisme en zelfbeschikking om met elkaar te kunnen concurreren, om deel te kunnen nemen aan de markt. Relaties zijn dan in essentie ruilrelaties. We staan dus in onze autonomie los van anderen. Het liberale individualisme verwordt zo makkelijk tot egoïsme en onbegrensd hedonisme. Waardigheid wordt in zo’n discours gewaardeerd omdat ze de zelfbeschikking onderstreept, ze past bij het kunnen maken van eigen keuzes. Menselijke waardigheid onderstreept een autonoom subject in een technische wereld. Waardigheid kan echter ook gezien worden als onszelf vormgeven in relatie tot anderen. Als openstaan voor invloeden van anderen en een bijdrage leveren aan de vormgeving van de samenleving. Deze waardigheid is veel meer een ‘Bildungsideal’ van groei en onderzoek naar eigen maat. Vormgeven houdt namelijk een zoektocht naar onszelf in. Waardig is degene die zichzelf vorm kan geven en tegelijkertijd een bijdrage levert aan de ‘vorming’ van ons allen. Dit is ook een interessant aspect van het pleidooi voor waardigheid.

Menselijke waardigheid brengt iets teweeg, namelijk een gevoel van verontwaardiging als ze ogenschijnlijk wordt geschonden. Onwaardig gedrag roept morele verontwaardiging op. Daarmee is waardigheid ook een normatief begrip: ze verdient respect en is categorisch in de zin dat ze nooit geschonden mag worden. Een mens hoort met respect bejegend te worden. Zo’n claim leidt dan uiteraard tot een idee van rechtvaardigheid. We horen iedereen met respect te bejegenen.

Waardigheid is dan zowel objectief een deel van de menselijke natuur als subjectief een erkenning van de ander: ‘Iemand waardigheid toekennen, betekent hem of haar daadwerkelijk zien staan’.

Door waardigheid toe te kennen, erkennen we de ander als een doel op zichzelf en wordt hij of zij niet als instrument gezien. Er zijn nog een aantal andere kenmerken of betekenissen van waardigheid die in de geschiedenis zijn ontstaan en die nog steeds als diepere lagen van het begrip voortleven. Allereerst is er een gelijkheidsbeginsel. We delen waardigheid met iedereen gelijkelijk. Ten tweede is waardigheid ook verbonden met verdiensten van mensen. Ze heeft van doen met sociale positie en reputatie. Hier speelt waardigheid als ‘dignitas’ een rol. Dat kan op grond van sociale klasse zijn, zoals in bepaalde culturen het geval is en waar sommige betekenissen van het woord ook naar verwijzen. Dignitas betekent letterlijk excellentie, distinctie, bijzondere positie en wordt vaak gebruikt voor hoogwaardigheidsbekleders. In onze moderne samenleving gaat het niet zozeer over maatschappelijk positie maar veeleer om verdienste. Waardigheid is gekoppeld aan wat iemand gedaan heeft en bereikt heeft. Ten slotte is er een persoonlijke waardigheid: hoe iemand is als persoon. Niemand hoeft zich gedwongen te voelen om zich anders voor te doen dan hij of zij eigenlijk is. Dat heeft te maken met iemand in zijn waarde laten.[11]

Historica Sophia Rosenfeld stelt in haar boek “Democracy and truth: a short history” de uitdagende vraag of de democratie waarheid nodig heeft? Een democratie leeft van het idee dat waarheid ertoe doet én dat nooit iemand het volledige eigenaarschap ervan heeft, aldus Rosenfeld. Dat maakt dat het debat erover gaande blijft omdat we er nooit in slagen het volledig te beslechten. Een democratie, wist Frans filosoof Claude Lefort al, is een vorm van georganiseerd ruziemaken. Zo is ze ook ontstaan in het oude Athene, als een samengaan van ‘logos’ (rationeel spreken over) en ‘polis’ (een stad die mensen op een groot plein samenbrengt om met elkaar in debat te treden).

Een democratisch bestel kan best functioneren zonder consensus over alle waarheidsclaims. Denk aan het aloude spanningsveld tussen expertenwaarheid en wat we omschrijven met de vage term ‘gezond verstand’ – dingen die we zouden weten zonder dat we ervoor moeten studeren. Zolang we de basis­assumpties met elkaar delen, hoeft dit niet problematisch te zijn. Als de instabiliteit te groot wordt, zoals tijdens het presidentschap van Trump met noties zoals ‘fake news’ en ‘alternative facts’ en een groep mensen afhaakt of de feitelijke orde niet langer aanvaardt, is het linke soep. Dan dreigt een vertrouwensbreuk die leidt tot woede (‘ze bedriegen ons’), apathie (‘het zijn allemaal leugenaars’) of een verlangen naar eenduidigheid dat democratische problemen wil oplossen met autoritair leiderschap en desnoods aperte of onmiskenbare leugens aanvaardt als prijs voor de hang naar een overzichtelijke wereld.

Ook dat nadeel heeft een voordeel, het zet de boel op scherp. Eind twintigste eeuw was de democratie een beetje ingedommeld. De Berlijnse Muur was gevallen en de ideologiestrijd leek voorbij. De steile opkomst van autoritaire en populistische leiders in het vrije Westen aan het begin van deze eeuw toont het tegendeel aan. Meer dan ooit is de ideeënstrijd aan de gang en met die dissensus – of het tegenovergestelde van consensus  - mogen we blij zijn. De democratie leeft ervan.[12]

[1] Een plattegrond van de macht. Inleiding tot politiek en politieke wetenschappen, 7de, herziene editie – Carl Devos (red.); De Standaard –21 en 22 maart 2015 - “Bent u burger, druk 1”. Door Marc Reynebeau.

[2] De Standaard – 7 december 2020 - “De EU moet ons, Hongaren en Polen, eruit schoppen”. Door Emilie van Outeren.

[3] Der Spiegel – Heft 1/29.12.2018 - “Gewissensfragen an die Welt”. Von Guido Mingels.

[4] Der Spiegel – Heft 46/10.11.2018 - “Nichts ist erledigt”. Von Nils Minkmar.

[5] De Standaard – 11 september 2020 - “Hoe covid-19 de wereld in langdurige ellende kan storten”. Door Tomas van Dijk.

[6] Der Spiegel – Heft 15/6.4.2019 - “Das Beste liegt erst noch vor uns”. Interview: Markus Brauck, Alexander Jung.

[7] De Standaard – 10 en 11 november 2020 - “Het nieuwe Europese politieke gevecht”. Door Caroline de Gruyter; De Standaard- 29 december 2020 -  “De wakkere slaapwandelaars”. Door Michael Van Peel; De Standaard – 16 en 17 januari 2021 - ‘Alles ligt klaar voor vier jaar extreemrechts terrorisme”. Door Ruud Goossens.

[8] De Standaard 10 en 11 november 2020 - “Wie niet klaagt, wie niet wint”. Door Marlies De Munck.

[9] Boek “Machiavelli’s lef – Levensfilosofie voor de vrije mens” – Tinneke Beeckman – Uitgeverij Boom.

[10] De Standaard – 19 januari 2021 - “Wat onze waardigheid bedreigt”. Door Ignaas Devisch.

[11] Internet – “Wat is waardigheid? Een briefwisseling tussen een jurist en een filosoof” - Aart Hendriks en Ruud Kaulingfreks - Programma Ethiek en Gezondheid – ZonMw - Juni 2011.

[12] De Standaard – 10 en 11 november 2020 - “Vertrouwen in de waarheid”. Door Ignaas Devisch.

Het volgend deel behandelt onze corona-ervaringen  op het vlak van democratie.



Geef hier uw reactie door
Uw naam *
Uw e-mail *
URL
Titel *
Reactie *
  Persoonlijke gegevens onthouden?
(* = verplicht!)
Reacties op bericht (0)



Inhoud blog
  • Coronadoden
  • Protest is permeabel
  • Recht op idiotie
  • Vrij zijn
  • Complexe problemen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 27/12-02/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!