De Doos
Reflecties ten tijde van pandemie
21-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 7

DEEL 7

REFLECTIES - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT? - DIGITALISERING

Als de Covid-19-crisis ons iets geleerd heeft, dan is het wel over de plaats van digitalisering in onze samenleving.

De industriële revolutie, waarvan digitalisering een aspect uitmaakt, heeft zich in vier fasen voltrokken.

De voorbereidingsfase van de industriële revolutie (ca.1700-1760) werd (mede) mogelijk gemaakt door wetenschappelijke verbeteringen en uitvindingen in de landbouw en nijverheid.

De eerste Industriële Revolutie (ca.1760-1867) begon in Engeland, met name door (verbeterde) textielmachines en de stoommachine van James Watt. Naast stoommachines was de komst van stoomtreinen en stoomschepen cruciaal. In de fase werd veel ijzer gebruikt.

De tweede Industriële Revolutie (ca.1867-1914) werd ook de ‘technologische revolutie’ genoemd. Naast stoomkracht en ijzer, doen elektriciteit en staal hun intrede. Dit tijdperk kenmerkte zich door talloze revolutionaire uitvindingen, zoals gloeilampen, de auto, fotografie, telegrafie, vliegtuigen, radio en film.

De derde Industriële Revolutie of ‘digitale revolutie’ (20e eeuw) kenmerkt zich door allerlei uitvindingen die de communicatie veranderd hebben, zodat globalisering mogelijk werd. Dit begon met de telegraaf en telefoon. Vooral na de Tweede Wereldoorlog kwam een enorme evolutie op gang met televisie, computers, internet enzovoort.

Het ganse digitaliseringsproces slijpt zich steeds sneller en ingrijpender in onze maatschappij in. Termen als pc, tablet, smartphone, smartwatch, google glass, app, podcast, tv on demand, naast termen die te maken hebben met de ‘sociale media’, zoals WatsApp, Facebook, YouTube, Instagram, TikTok, LinkedIn, Pinterest, Twitter, Snapchat, Tumblr of digitale platformen als Uber en Airbnb, en vermeldingen als home-office, digitale meeting room, webshop, videoconferentie, instant messaging, skypen, chatten, bloggen en vloggen… behoren thans tot het courante taalgebruik.

Bovenvermelde stadia hebben ingrijpende economische en maatschappelijke gevolgen: (versnelde) vooruitgang naast funeste bijwerkingen.

De link met het kapitalisme is nooit ver weg. Macht en geldgewin daar draait het om. Vrije meningsuiting, de totale emancipatie van het individu of de totale gelijkheid van allen zijn slechts verlokkingen en valse argumentatie. Zo is de digitalisering zelfs een schepper van ongelijkheid. Deze nieuwe vorm van ongelijkheid, de digitale kloof, creëert een nieuwe elite. ‘Zij die mee zijn’ versus ‘zij die niet meekunnen’.

Wat de digitalisering betreft, is er een fenomeen waar niet naast kan gekeken worden: de internetgiganten, die nauwelijks belastingen betalen, zijn ontzettend machtig geworden. Als ze een potentiële concurrent aan de horizon zien opduiken, kopen ze die op. En het ziet er spijtig genoeg niet naar uit dat de internetgiganten een ‘getemde’ variante van het kapitalisme nastreven. Integendeel, wat zij willen realiseren is ‘digitaal kapitalisme’ of ‘platformkapitalisme’, dat andere bedrijven en de overheid buiten spel zet en de gebruiker afhankelijk maakt. Ze hebben miljoenen veil om beslissingen van overheden te beïnvloeden of zelfs te blokkeren.[1];[2]

En er valt nog iets op. Verontwaardiging kan een sterke, drijvende kracht zijn. Maar wat dit tijdperk misschien wel uniek maakt, is dat die emotie een extra, economische dimensie heeft gekregen. We zijn beland in het tijdperk van de grote verontwaardiging. Verontwaardiging brengt de grote techbedrijven massa’s geld op. Sommige klassieke media teren op sensatie en schandaal, denk maar aan de drukletterkoppen van de Britse tabloids. ‘Sensation sells’. Maar die tabloids moet de lezer zelf kopen en dat één keer per dag. Vandaag worden we 24/24 en 7/7 gebombardeerd met ‘breaking’ nieuws en ‘clickbait’ op de ‘gratis’ sociale media. Clickbait-algoritmes hengelen naar aandacht. Angst en woede worden verkocht aan de hoogste bieder. Links en rechts voeden elkaar met verontwaardiging. Meng daar nog wat opiniemakers, schrijvers en columnisten bij die schofferen om den brode, en er komt een perfecte storm van. Daarachter zit een verslavend verdienmodel. [3]

Er komt een ongeziene toename van influencers, (jonge) populaire figuren die bijvoorbeeld op YouTube, Instagram, Twitter en blogwebsites hun leven delen met hun publiek en van die populariteit kunnen leven. Bedrijven sturen hen gratis producten toe of proberen hen in te huren als ambassadeur van hun merk. Hun volgers beschouwen hen als hun vriend/vriendin en willen zelf zijn zoals hun voorbeeld. Het begrip influencer wordt ook verruimd tot trendsetters buiten de commerciële sector.[4]

De zoekmachines promoten ook de problemen. Ze stimuleren onze heftige gemoedsbewegingen, onze emoties, zodat de rede in de zin van het ‘categorische imperatief’ van Emanuel Kant niet langer doordringt. De leer ‘handel alleen volgens die stelregels volgens dewelke je kan willen dat ze een algemene wet worden’ kan niet werken in de wereld van de zoekmachines. Zoeken op internet is opwindend. Het doet ons van de hak op de tak springen. Waarom? Omdat de zoekmachines zijn ontworpen om ons aan het scherm vast te kleven. We moeten erkennen dat deze systemen net zo gevaarlijk zijn als drugs. Kortom, regularisatie is zeker op zijn plaats. Via politiek, maar ook via ons, de gebruikers.[5]

Timothy John (Tim) Berners-Lee heeft in verband met het world wide wibe (www) een zeer indringende verklaring gedaan. Hij is samen met zijn toenmalig manager, de Belg Robert Cailliau, de bedenker en grondlegger van het internet. Hieraan werkte hij toen hij consultant-software-engineer bij het CERN in Zwitserland was, van juni tot en met december 1990.

Hij verklaart dat een aantal bedrijven steeds meer van onze gegevens in handen gekregen hebben en steeds machtiger geworden zijn. Dit is geen probleem met het web, en zelfs niet met reclame op het web. Het probleem zijn de websites die ‘AI’ (artificiële intelligentie) hebben ingebouwd die zichzelf traint om mensen te doorgronden, te manipuleren en zoveel mogelijk vast te houden. “Het web is gekaapt door boeven, die het misbruiken om te manipuleren”, schreef hij bij eind 2019 in The Financial Times, over de plaag van fake news en trollen. Data zijn goed, maar het liep echt mis, meent Berners-Lee, toen de sociale netwerken hun op artificiële intelligentie gebaseerde algoritmes en filterbubbels op ons loslieten.[6]

In verband met de werking van de grote techbedrijven bestaat er weinig regelgeving. Dat geldt zowel op het vlak van de vrije concurrentie als voor de verantwoordelijkheid voor wat op hun platformen gepost wordt en het recht om schadelijke boodschappen te verwijderen. Worden de banken beschouwd als ‘too big to fail’, dan hangt er aan de big tech het label ‘too big to care’.[7]

Maar er komt iets in beweging. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa groeit het bewustzijn dat grenzen overschreden zijn. Sedert de netwerken van de big tech gebruikt zijn om het hart van de parlementaire democratie in Amerika aan te vallen, wordt hun lakse aanpak plots medeplichtigheid. De roep om hun armslag te beknotten wordt er alleen maar sterker door. Zolang hun sterke marktpositie hen alleen financieel gewin opleverde, bleef het risico beperkt. Nu ze de politieke Rubicon zijn overgetrokken, wordt alles anders. Een andere gebeurtenis, namelijk dat een handjevol miljardairs aan het hoofd van enkele gigantische technologiebedrijven een president de mond kunnen snoeren, doet alarmbellen afgaan. De roep om de macht van de big tech te beteugelen komt daardoor in een stroomversnelling.[8];[9]

De grote technologiebedrijven lijken zich intussen te hebben neergelegd bij het idee dat er meer regulering komt. Trouwens nooit eerder in hun korte geschiedenis hebben Google, Twitter en Facebook met een zodanige vastberadenheid en energie gekampt tegen desinformatie, fake news verwijderd en nonsens algoritmisch onderdrukt. Minder gelukkig zijn de big tech bedrijven met de juridische procedures in de VS en Europa tegen hun monopolieposities.[10]

Het internet en de sociale media wijzigen grondig onze manier van communiceren. Aan de gebruikers wordt heel veel ‘vrijheid’  en ‘voordelen’ geboden, op voorwaarde dat zij hun ‘privacy’ en ‘identiteit’ in ruil geven om te worden verkocht. De big tech bieden gratis diensten aan die worden gefinancierd via gepersonaliseerde reclame. Een ecosysteem van bedrijven, data brokers en leveranciers van fake news en polarisering, van systemen die ons volgen, van oplichters die snel iets aan ons willen verdienen, van cyberpesters en cybercriminelen, is meer dan ooit aanwezig in ons leven. Het is nooit zo duidelijk geworden hoe dat ons fundamentele recht op privacy en ons sociale weefsel aantast. Als wij het als normaal en onvermijdelijk accepteren dat alles over ons kan worden samengevoegd en verkocht, en dat we gepest, bedrogen en bestolen mogen worden, verliezen we de vrijheid om mens te zijn. In zeer extreme gevallen kan digitalisering zelfs leiden tot een totalitarisme van totale monitoring en controle, zoals dat zich in China ontwikkelt.[11]

De sociale media zijn machines die, door hun aard, kunnen leiden tot de ondermijning van de liberale democratie. Ook kunnen zij de waarde van de waarheid vernietigen, want ze blijken niet in staat of geneigd de waarheid te bewaken. Een voorbeeld daarvan kregen wij in Amerika met de trumpiaanse perikelen. Sociale media dienen om aandacht te trekken, en om dat te kunnen moeten de gebruikers veel lawaai en kabaal maken. Zij moedigen ook aan om deel te nemen aan ‘shitstorms’ of stortvloeden aan negatieve kritiek over eender welk onderwerp. Of het nu van uiterst links komt – bijvoorbeeld de cancelcultuur van radicaal ‘woke’, waarbij personen of organisaties aan de schandpaal genageld worden en ze gecanceld of geboycot worden – of van uiterst rechts – bijvoorbeeld radicaal Alt-Right-activisme - speelt geen rol.[12];[13]

De sociale media zijn ook de excentrieke uitschieters van een onmiskenbare evolutie. We hebben niet alleen toegang tot veel meer nieuwsverhalen dan vroeger, de hoeveelheid bronnen is ook exponentieel toegenomen, waardoor het spectrum van invalshoeken en frames veel breder is. Dat versterkt op zijn beurt de identitaire versnippering van de samenleving. Nieuws heeft altijd gediend om politieke identiteiten te ondersteunen: rechts las andere kranten dan links, en ook vroeger konden sommige verhalen polarisatie veroorzaken. Maar nu zijn er meer verhalen die die rol vervullen, en meer mensen die zich actief ontwikkelen met informatie die hen ideologisch voedt. Iedereen doet dat met de trotse, koppige houding van de vrijdenker, die zich verzet tegen het kuddegedrag van de massa.[14]

Digitalisering heeft er ook toe geleid dat de bereikbaarheid van allerlei openbare en semiopenbare diensten – gemeente, belastingen, ziekenkas, nutsbedrijven zoals elektriciteit, gas en water, openbaar vervoer etc. – is afgenomen. Iedere burger krijgt daarmee te maken. Loketten voor fysiek bezoek worden afgeschaft of er wordt nog slechts gewerkt op afspraak. Telefoneren wordt in een strikt keurslijf gestoken: ‘dit gesprek kan worden opgenomen’ – ‘druk 1, 2, … tot 5 of 6’, om dan te vernemen dat alle medewerkers in gesprek zijn en als het meezit een medewerker, die zich alleen met de voornaam bekendmaakt en die binnen een frontoffice of call center werkt, aan de lijn te krijgen. Deze medewerker kan het probleem niet oplossen en geeft het door aan een expert zonder naam. Tijdens het wachten valt dan vaak het advies te horen dat het misschien gemakkelijker is om via de website te werken; het voordeel is dat je dan zoveel mogelijk zelf kunt beredderen. Bij dergelijke gang van zaken houden degenen die mee zijn er wat ergernis aan over, maar degenen die niet mee kunnen, blijven zonder oplossing voor hun probleem achter.

Een feit is eveneens dat informatisering, automatisering en robotisering diep in het arbeidsproces snijden. Ze kunnen op relatief korte termijn hele branches op zijn kop zetten, miljoenen arbeidsplaatsen vernietigen en de machtposities in de wereldhandel verschuiven. Ze kunnen een kleine groep mensen zeer rijk maken en een grote groep mensen zeer arm.

Ook wordt het streven naar vooruitgang meer en meer technocratisch. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving is gebaseerd op een sterk geloof in wetenschap en technologie. Dat heeft tot spectaculaire ontwikkelingen geleid in zowat alle dimensies van ons leven, van werk en wonen over mobiliteit en communicatie tot en met gezondheid. Het probleem is dat nauwelijks nog over het doel wordt nagedacht. Aangedreven door technocratische logica’s streven we in nagenoeg alle domeinen van ons bestaan naar meer van hetzelfde. Meer consumeren, meer mobiliteit, meer en snellere informatie en communicatie, langer leven. Zolang het kan, moeten we het blijkbaar doen. Wie daar vragen bij stelt, wordt weggezet als ‘niet mee met de tijd’. De verwarring over die kritiek is het grootst in progressieve kringen, waar het geloof in vooruitgang het diepste is geworteld. Om dialoog te vermijden, kwam er een arsenaal aan labels voor critici: egoïstisch, irrationeel, populistisch.

Intussen blijkt dat de kritiek veel breder wordt gedragen. Het doet vermoeden dat nieuwe ideologische breuklijnen aan de oppervlakte komen. Het ongenoegen snijdt nu door alle politieke families heen. Bovendien is ook op andere terreinen al langer duidelijk dat een steeds bredere groep mensen zich vragen stelt bij het technocratische gehalte van beleid en de wetenschappelijke mechanismen waarop het gebaseerd is.[15]

Wetenschap in het algemeen heeft voor heel wat vooruitgang gezorgd. Wetenschap maakt duidelijk welke problemen er zijn en hoe ze veroorzaakt worden. Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat alle wetenschappelijke toepassingen de problemen ook oplossen. Soms zijn de problemen juist het gevolg van nieuwe technologieën.

We moeten de digitale revolutie behouden en aanwenden, maar niet langer als doel op zich, maar wel om ruimte te scheppen voor nieuwe vormen van samenleven, arbeid, economie en geluk.

 

Corona-ervaringen

Zoals in de delen ‘primaat van de economie’ en ‘democratie’ is het ook hier op zijn plaats de belangrijkste ervaringen weer te geven op het vlak van de effecten van de digitalisering in volle coronatijd.

Data, modellen, prognoses, statistieken

De coronacrisis maakt duidelijk dat ook kritiek op het wetenschapsbedrijf nodig is. Zo kunnen er vragen gesteld worden bij de modellen van de biostatistici. Komen de voorspellingen die erop gebaseerd zijn uit en is de foutenmarge in vergelijking met de empirische werkelijkheid te aanvaarden? Bovendien moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de wereld empirisch begrijpen via wetenschappelijk inzicht en het menselijke gedrag sturen op basis van voorspellingen en simulaties. Dat laatste stuit op grenzen.[16]

Ons handelen

Covid-19 gaat gepaard met een reeks maatregelen van de overheid, die ons hinderen om naar het werk te gaan, de winkel, de cinema, toneelvoorstellingen, concerten …, onze hobby’s te beoefenen en persoonlijke contacten en relaties te onderhouden. Geen nood, want de digitalisering stelt voldoende surrogaten ter beschikking, zoals home-office, webshops en internetplatformen.

Coronarebellen

De coronarebellen vormen een vreemd, bont gezelschap. Bij de zogenoemde hygiëne-demonstraties zijn provocateurs, complotteurs, non-believers, chronisch-verontwaardigden, vaccinatietegenstanders of antivaxers, paranoïden en extremisten, evenals critici van de corona-staatsmaatregelen uit heel andere hoeken: overbelaste alleenstaande ouders, mensen uit de horeca die geld nodig hebben en mensen die zichzelf’ laterale denkers’ noemen (in het Duits Querdenker: dwarsdenker). Een crisis zoals we die nu doormaken, versnelt de radicalisering.

Het is makkelijk om dit bizarre clubje mensen uit totaal verschillende werelden af te doen als een randverschijnsel. Als een curieus bijproduct van sowieso curieuze tijden. Als iets ‘dat wel weer overgaat’. Het is meer dan dat.

Ze zijn in veel landen te bespeuren. En de demonstranten hebben dat ene element gemeen: een diep gevoel van politiek wantrouwen en misnoegen. Het zou verkeerd zijn om dat zomaar terzijde te schuiven. Want dit sentiment groeit met elke crisis, waarvan corona er maar één is.

Wat ze willen uitdrukken, is een diep sentiment dat het volk – zij, gewone mensen – onder de duim wordt gehouden door ‘die daarboven’. Door de elite, door experts, het grootkapitaal, politici. Ze willen af van de beperkende maatregelen, die ze niet zien als iets wat het algemeen belang dient – de volksgezondheid – maar als manoeuvre van de ‘elite’ om hen te ringeloren. Eigenlijk wantrouwen ze alles en protesteren tegen alles.

De demonstranten, weten vaak niet wat ze wél willen en hoe ze dat politiek kunnen bereiken. Laura Hammel, die samenzweringstheorieën bestudeert aan de universiteit Tübingen, in de Duitse deelstaat Baden-Württemberg, noemt hen ‘politisch entleert’ (van de politiek ontdaan).

Het probleem met een wijd frame als ‘volk tegen elite’, of nóg ruimer, ‘onder tegen boven’, is dat het overal op past. In de bankencrisis en eurocrisis werd het gebruikt tegen bankiers en investeerders. Tijdens de vluchtelingencrisis tegen Europese en nationale overheden. En in coronacrisis tegen virologen en de farmaceutische industrie.

Steeds als een crisis voorbij is, verdwijnen de demonstranten van de straat. Maar het gevoel, of het residu ervan, blijft bij velen. Sterker, het is een onuitputtelijke voedingsbodem waarop alles gedijt. Als er een nieuwe aanleiding is, komen de rebellen dus weer in beweging, versterkt in hun mening dat ‘die daarboven’ weg moeten – en in gezelschap van nieuwe adepten met wie zij verder weinig gemeen hebben, behalve hun haat tegen alles ‘daarboven’. Dit soort bewegingen komt in golven. Net als pandemieën.[17];[18]

[1] De Standaard – 18 december 2020 - “De lobbymachine van big tech” – Door Ruud Goossens.

[2] Der Spiegel – Heft 19/5.5.2018 - “Schöne neue Welten”. Von Markus Brauck.

[3] De Standaard – 29 december 2020  - “De ‘wakkere’ slaapwandelaars”. Door Michael Van Peel.

[4] De Standaard – 26 augustus 2020 – “YouTube, waar conflict een genre is”. Van Dominique Deckmyn.

[5] Der Spiegel – Heft 32/1.8.2020 - “Das Virus ist ein Warnschuss der Natur”. Von Susanne Beyer.

[6] De Standaard Weekblad – 26 september 2020 – “Sinds het web bestaat, ben ik nog geen minuut ontspannen geweest” – Door Domique Deckmyn.

[7] De Standaard – 14 december 2020 – “Brussel haalt bazooka boven tegen big tech”. Door Annelien De Greef.

[8] De Standaard – 12 januari 2021 - “Censuurdebat speelt populisten in de kaart” – Door Bart Sturtewagen

[9] De Standaard – 11 januari 2021 - “Mag een ceo een president het zwijgen opleggen? – Door Dominique Deckmyn.

[10] Der Spiegel – Heft 14/28.3.2020  - Die verletzliche Zivilisation”. Von Bernhard Pörksen.

[11] De Standaard – 29 januari 2021 - “Tim Cook tackelt Facebook tijdens VUB-conferentie”. Door Dominique Deckmyn.

[12] Der Spiegel – Heft 32/1.8.2020 – “Das Virus ist ein Warnschuss der Natur”. Von Susanne Beyer.

[13] De Standaard Weekblad nr. 484 – 6 en 7 maart 2021 – “Als ‘politiek correct’ een scheldwoord is”. Door Inge Schelstraete.

[14] De Standaard – 4 en 5 juli 2020 – “Mark Zuckerberg heeft gelijk”. Door Tom Nagels.

[15] De Standaard – 17 september 2020 – “Het einde van het vooruitgangsdenken” – Door Bert De Munck.

[16] De Standaard – 17 september 2020 – “Het einde van het vooruitgangsdenken” – Door Bert De Munck.

[17] De Standaard – 6 augustus 2020 – “Het bizarre clubje van de coronarebellen”. Door Caroline de Gruyter.

[18] De Standaard – 10 en 11 november 2020 - “Het nieuwe Europese politieke gevecht”. Door Caroline de Gruyter

Het volgend deel handelt over 'Waarheid'.

21-03-2021 om 08:37 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
20-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 6

DEEL 6

REFLECTIES - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT? - DEMOCRATIE - CORONA-ERVARINGEN

Zoals in het deel ‘primaat van de economie’ is het ook hier interessant om tegen de achtergrond van de gehouden theoretische bespiegeling enkele ervaringen te plaatsen die we opgedaan hebben in coronatijd.

Zo wordt van een aantal coronamaatregelen gezegd dat ze ofwel onze waardigheid in het gedrag brengen, ofwel niet nodig zijn omdat we zelf de nodige verantwoordelijkheid aan de dag kunnen leggen. Daarnaast worden meer dan in normale tijden de woorden democratie, rechtsstaat, vrijheid en waardigheid gebruikt en dat dikwijls in hun oneigenlijke betekenis. Daarnaast verontwaardigen we ons constant over het gedrag van de anderen en daarenboven zijn we ongelooflijk ongeduldig.

Taal

Nog nooit is er zoveel en door zoveel mensen gepraat over democratie, grondwet, rechtsstaat, vrijheid, vrije meningsuiting, rechtvaardigheid en waardigheid als tijdens de coronacrisis. Dat zijn niet zo maar woorden op een stukje papier. Het zijn moeilijke begrippen, waarachter een hele denkwereld schuilgaat, een geschiedenis, een verhaal, wortels in de maatschappij. Het gebeurt al te vaak dat woorden met een krachtige betekenis met de tijd uitgehold worden of gewoon misbruikt.[1] Zo nemen die woorden bijvoorbeeld niet weg dat de overheid - nationale, provinciale of gemeentelijke -  ten tijde van calamiteiten wel degelijk bevoegd en verantwoordelijk is voor de openbare orde, de klassieke trilogie bestaande uit openbare rust, veiligheid en gezondheid, waarbij in haar optreden de overheid vanzelfsprekend de beginselen van behoorlijk bestuur moet naleven, zoals zorgvuldigheid, motivering, redelijkheid, gelijkheid, onpartijdigheid, rechtszekerheid. En we mogen zeker niet vergeten dat zelfs in tijden van een pandemie de grondwet niet kan worden opzij geschoven en vergeten. Zoals de Engelse filosoof Thomas Hobbes in 1651 schreef in “Leviathan”  worden mensen gedreven door zelfbehoud. Ze willen niet doodgaan. Als die lijn wordt doorgetrokken in het staatsbestel, is er een absolute staat nodig om de mensen te beschermen. Maar dan hebben de mensen geen enkel recht meer, behalve het recht op onderwerping. Daarom zijn er grondrechten: ze moeten de mens beschermen tegen mensen met angst en de overheid die daarop inspeelt.

Maar het gebruik van woorden als democratie, grondwet, rechtsstaat, vrijheid, vrije meningsuiting en waardigheid kan zeker niet de argumentatie tot doel hebben dat ieder individu zomaar zijn eigen goesting kan doen los van de anderen.

Waardigheid

De pandemie verslaan, dat is het hogere doel van de coronamaatregelen. Maar niet alle middelen zijn wenselijk om dat te bereiken. Onze waardigheid staat op het spel, was een van de vele reacties.

De pandemie is in menig opzicht één langgerekte jammerklacht over ons gedrag. Nu eens te veel van dit, dan weer te weinig van dat, maar zelden is het goed en gepast.

Veel activiteiten die tot het diepst van onze existentie doordringen, kunnen niet langer plaatsvinden: gedeelde rituelen rond geboorte en dood, de invulling van een relationeel leven naar eigen keuze en voorkeur, feesten, op café en restaurant gaan, sporten in competitie, concerten en festivals bijwonen. Begrijpelijkerwijze hebben we daar moeite mee.

Maar wat weegt het zwaarste door? Het verlies van levens ten gevolge van een onzichtbare maar wel uiterst agressieve vijand, of de perceptie dat onze waardigheid op het spel staat omdat wij occasioneel en (langdurig) tijdelijk een aantal van onze rituelen aan de kant moeten schuiven?

Waarom lopen we zo moeilijk in de pas? Doorgeschoten individualisme, gebrek aan motivatie of egoïsme?

Alles draait om het fundament van ons samenleven: het menselijke handelen. Een van de eerste systematische traktaten daarover komt van Aristoteles. Hij begint zijn boek “Ethica Nicomachea” met een stelling die we vandaag nauwelijks nog begrijpen: ‘alles streeft van nature naar het goede’. Volgens Aristoteles was de hele natuur gericht op vervolmaking. De mens krijgt boven op het fysieke proces van volwassenwording de bijkomende opdracht een deugdzaam leven te leiden en telkens het juiste midden te kiezen.

Volgens Aristoteles bevindt het juiste midden zich tussen het teveel en het te weinig. Aristoteles leefde in een wereld die het individuele handelen verknoopte met een groter geheel, waarin alles een vaste plaats had. Wij daarentegen spiegelen ons aan anderen of aan maatschappelijke normen, maar die normen zijn volatiel en niet verankerd in de natuur of een metafysisch fundament.

Al blijven we tegen elkaar zeggen dat ‘te’ nooit goed is, we weten niet meer wat het betekent. Wat ik als normaal beschouw, kan voor een ander ‘te’ zijn en omgekeerd – idem dito voor de dooddoener dat de waarheid in het midden zou liggen: wie of wat wijst het midden aan? Nochtans is in alle overwegingen rond het management van ons gedrag tijdens deze pandemie koortsachtig gezocht naar zoiets als een midden, een totem waaromheen we ons verzamelen. Daar blijven we staan tot de crisis voorbij is.

We moeten beseffen dat in niet-pandemische tijden moraliteit al lang niet meer het (enige) bindmiddel is om de samenleving bijeen te houden. Dat is de prijs die we betalen voor het samenlevingsmodel dat we doorgaans koesteren: als individu de ruimte krijgen om normen en waarden te ontwikkelen die een persoonlijke levenswandel mogelijk maken. Men kan daar voor of tegen zijn, maar vóór de pandemie was dat de manier waarop we samenleefden. Het is geen fait divers dat de crisis dat onder druk gezet heeft.

We lopen moeilijk in de pas door ons doorgeschoten individualisme en egoïsme. We laten ons moeilijk motiveren. Burgers in een democratische rechtsstaat zijn nooit zomaar een door de overheid te mobiliseren massa, maken we ons sterk. En zodra gewenning aan de dreiging optreedt, we menen dat de dreiging afzwakt, we de dreiging gewoonweg kotsbeu zijn, willen we de sociale orde onverbiddelijk laten terugvallen op wat ze altijd is geweest: wij maken allemaal onze eigen wereld en handelen ernaar. Soms convergeren die werelden, soms botsen ze, maar zelden stappen we collectief dezelfde kant op. Is dat misschien democratie?[2]

Eigen verantwoordelijkheid

De vraag die we ons volgens sommigen moeten stellen bij de coronamaatregelen, is niet alleen of ze het gewenste effect zullen hebben op de verspreiding. Dat is belangrijk, maar er zijn duizenden maatregelen te bedenken die daaraan voldoen. Maatregelen moeten daarom niet alleen nuttig zijn, maar ook noodzakelijk. De cruciale vraag is echter of de voorgestelde maatregelen wenselijk zijn en passen binnen onze democratische levenswijze.

Meer dan ooit moeten we nu opnieuw de vraag durven te stellen met welk pakket aan maatregelen we willen leven (vandaag, over drie maanden of over een jaar).

In een democratie is het vertrekpunt namelijk dat alle burgers de verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen voor de samenleving waarvan ze deel uitmaken. Potentieel gesproken is dat wellicht juist, de praktijk echter bewijst vaak het tegendeel.[3]

Verontwaardiging

Misschien is het gepast om in inspiratie van politiek filosoof Thomas Hobbes (1588-1671) te spreken over de ‘verontwaardiging van iedereen tegen iedereen’. Of het nu gaat om mondmaskers, veilige afstand of winkelgedrag, de moralisering van ons gedrag is nooit veraf. Hobbes vertrekt in zijn hoofdwerk Leviathan van een zeer fatalistisch beeld van de mens: wij zijn van nature gericht op het uitbouwen van onze vrijheid en het nastreven van eigenbelang is daarbij ons enige motief. In zijn omvangrijke boek schetst hij hoe het er volgens hem in die natuurtoestand aan toe ging. Tot zolang er geen centraal gezag bestaat dat mensen in het gareel houdt, zal er sprake zijn van een oorlog van iedereen tegen iedereen, zo schrijft hij. Omdat elke mens vooral vrij wil zijn leeft ieder van ons in angst het slachtoffer te worden van de vrijheidsbeleving van anderen. Vrijheid slaat daardoor om in angst en een ‘oorlog van iedereen tegen iedereen’. Die komt pas tot stilstand indien sociale relaties centraal worden aangestuurd. Dit staat haaks op onze natuurlijke hang naar vrijheid, maar omdat we er bescherming voor in ruil krijgen en bijgevolg niet langer in angst moeten leven, zijn we uiteindelijk bereid onze vrijheid te laten inperken door het gezag van een sterke leider, zo besloot Hobbes zijn redenering. Hij had daarbij zeer goed begrepen wat de grote uitdaging is van een samenleving die de individuele vrijheid centraal stelt. Vrijheid vooronderstelt iets zeer radicaals: doen waar je zin in hebt. Als god noch gebod ons gedrag bepaalt, krijg je een samenleving vol vrije ikken die doen wat hen goed uitkomt, en die loopt volgens Hobbes uit op een sfeer van angst en vijandigheid.

Had hij het bij het rechte eind? De sfeer die hij in Leviathan schetst is vandaag tot op zekere hoogte aanwezig. Tegelijk is de alomtegenwoordigheid van verontwaardiging het ultieme ongelijk van diezelfde Hobbes. Verontwaardiging over het gedrag van medeburgers verraadt immers een ontgoocheling, een verwachtingspatroon dat anderen wel degelijk tot goed gedrag in staat zijn. De kernvraag die Hobbes in Leviathan stelt, blijft natuurlijk overeind: hoe bouw je een samenleving die vertrekt vanuit die individuele hang naar vrijheid? Zullen mensen zich nog willen schikken naar anderen of naar een vorm van gezag? Of slagen we er alsnog in onze vrijheid af te stemmen op anderen?[4]

Ongeduld

De coronavaccins zijn veel sneller ontwikkeld dan verwacht. De distributie en inenting zelf gaan minder snel. De coronamaatregelen blijven van kracht zo lang de cijfers van infectie, ziekenhuisopnames, verblijf op intensive care en overlijdens in onvoldoende mate dalen. Velen vinden dat alles te lang duurt. We kunnen niet wachten.

Onze moderne samenleving vat de wereld op als een verzameling middelen, die dienen om problemen op te lossen en zo veel mogelijk levensdoelen te bereiken en fixeert haar leden op beheersing, monitoring, efficiëntie en management. Zij kweekt het onvermogen tot geduld aan. Ze poneert ‘ongeduld-in-actie’, als hoogste deugd. Als het moment zich aandient, moet er zonder uitstel worden gehandeld, hoe rapper hoe beter.

Behalve het nobele ongeduld-in-actie en het modern alledaagse ongeduld zien we dat zodra de vaccins erkend zijn en de inentingen begonnen, nog een derde type van ongeduld: het popelende ongeduld van iemand die weet dat de onthulling of verlossing nakend is. Nog even, en dan … Maar juist dit ‘even’ lijkt zich eindeloos voort te slepen. De laatste tellen duren het langst.[5]

[1] De Standaard Weekblad nr. 484 – 6 en 7 maart 2021 – “Als ‘politiek correct’ een scheldwoord is” – Door Inge Schelstraete.

[2] De Standaard - 24 en 25 december 2020  “Het was altijd wat “. Door Ignaas Devisch.

[3] De Standaard – 28 januari 2021 - “Bevrijd ons van de avondklok”. Door Fons Dewulf.

[4] De Standaard – 29 en 30 augustus 2020 - “Hoe dienen we ons te gedragen?”. Door Ignaas Devisch.

[5] De Standaard – 9 en 10 januari 2021 “De ongeduldige samenleving”. Door Walter Weyns.

In het volgend deel gaat het over 'Digitalisering'.

20-03-2021 om 08:40 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
19-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 5

DEEL 5

REFLECTIES - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT? - DEMOCRATIE

In volle coronacrisis is democratie een veelgebruikt woord geworden, vooral bij degenen die niet zo’n voorstander zijn van (harde) coronamaatregelen. Dikwijls gebeurt dat in één adem met andere woorden die indruk maken: enerzijds rechtsstaat, vrijheid en waardigheid – het gebrek eraan – en anderzijds politiestaat en dictatuur – een evolutie in die richting.

Laten we proberen een en ander scherp te stellen.

Democratie is een omstreden en relatief begrip. De Nederlandse auteur van ‘Democratie? Ideaal en weerbarstige werkelijkheid’, Jan de Kievid, omschrijft democratie algemeen als ‘een politiek stelsel dat het mogelijk maakt op basis van meerderheidsbesluiten op vreedzame en ordelijke wijze conflicten op te lossen en afspraken te maken over de inrichting van de samenleving, waarbij belangrijke vrijheden en rechten van de burgers gewaarborgd zijn’.

Uit die definitie blijken twee duidelijk te onderscheiden, maar wel met elkaar verbonden, elementen: enerzijds een politiek stelsel of besluitvormings-proces en anderzijds grondrechten voor alle burgers. Als één van die twee ontbreekt, is er geen sprake meer van democratie.

Dit onderscheid is wellicht de aanleiding waarom sommigen spreken over liberale democratie. Liberaal verwijst hier naar ‘liber’, vrij. In een liberale democratie staat vrijheid centraal en dus de rechten die deze vrijheden mogelijk maken. En democratie kan niet zonder fundamentele rechten en vrijheden (zoals vrije pers, recht op vereniging, op vrije meningsuiting, op onderwijs enz.) die essentieel zijn voor de organisatie van de politieke gelijkheid. De politieke vrijheden zijn daar een bijzondere categorie van: bijvoorbeeld het recht van burgers om zich kandidaat te stellen, of om voor kandidaten te stemmen.

Maar – en dit is een belangrijke máár – er bestaan beperkingen op die vrijheden. Een liberale democratie moet zoveel mogelijk vrijheid voor zoveel mogelijk burgers zorgen. Om die vrijheid mogelijk te maken en te vermijden dat de vrijheid van de ene de onvrijheid van de andere wordt, zijn gemeenschappelijke normen en waarden, afspraken en regels nodig. Daar moet een politieke organisatie voor zorgen, de staat/de overheid. Maar de macht van die politieke organisatie moet duidelijk omschreven, afgebakend en voorwaardelijk zijn. Die beperking kan op verschillende manieren gebeuren - meerdere ‘checks and balances’ - zoals door de opdeling van machten, het limiteren van mandaten in de tijd, algemene rechtsprincipes, de concurrentie tussen meerderheid en oppositie, rechten en vrijheden in de grond- en andere wetten enz.

Aan een democratie kan de bevolking op verschillende manieren deelnemen. Alle stemgerechtigde inwoners kunnen hun stem uitbrengen bij de verkiezingen die de overheid organiseert. Dat is institutionele participatie. Inwoners kunnen ook deelnemen aan partijcongressen of meehelpen aan verkiezingscampagnes. Op die manier zijn ze partijpolitiek actief. Inwoners kunnen ook lid zijn van een organisatie die de politieke agenda en de besluitvorming rond een bepaald maatschappelijk issue wil beïnvloeden. Zo zijn ze maatschappelijk actief. En tot slot kunnen inwoners directe individuele contacten leggen met politici, door hen bijvoorbeeld aan te schrijven of te mailen.

Participatie kan in diverse politieke sferen verlopen.

Participatie in de ‘representatieve democratie’ is voornamelijk gebaseerd op de competitie tussen politieke partijen en politieke kandidaten. Verkiezingen vormen het centrale instrument, terwijl andere vormen van directe democratie ondergeschikt zijn. In de praktijk komt het er op neer dat de rol van de inwoners zich beperkt tot het verkiezen van de overheid, die daardoor een mandaat krijgt om enkele jaren aan de slag te gaan, om daarna te worden afgerekend aan de hand van nieuwe verkiezingen. Dit is eigenlijk de gebruikelijke gang van zaken.

Participatie in de ‘directe democratie’ focust op directe besluitvorming. Referenda en volksraadplegingen zijn populaire voorbeelden. Petities zijn geëvolueerd naar online-instrumenten.

De ‘deliberatieve democratie’ is dan weer een trend sinds de jaren 1990. Het is eigenlijk het sluitstuk van de burgerdemocratie. Men plaatst een uitgeloot staal van burgers bij elkaar om te delibereren over maatregelen. Men laat hen wel geïnformeerd discussiëren: eerst voeren uiteenlopende experts het woord. Vervolgens gaat men ervan uit dat in het daaropvolgende spel van woord en tegenwoord het beste argument het haalt. ‘Technocratie’ en burgerdemocratie lijken dus een gespannen huwelijk aan te gaan. De voorstanders van de deliberatieve democratie heiligen het oordeelsvermogen van de individuele burger, maar menen tegelijk dat het pas zijn werk kan doen op basis van voldoende deskundige informatie. Maar door de niet-representativiteit en het ontbreken van wettelijke voorschriften zijn de resultaten niet bindend.

Tot slot vallen onder ‘demonstratieve participatie’ legale of illegale demonstraties, sociale bewegingen en nieuwe vormen van demonstratie zoals civil society protest (niet-gedwongen collectieve actie rondom gedeelde belangen, doeleinden en waarden), flash mops (de samenkomst van een groep mensen op een bepaalde plek, waarbij zij iets geks doen en daarna weer snel uiteengaan)  en burgerinformatiesystemen.

Een handige voorstelling van hoe de overheid de bevolking kan betrekken bij de beleidsvoering is ‘de participatieladder’ (A ladder of Citizen Participation), in 1969 ontwikkeld door Sherry Arnstein.

Daaruit blijkt dat de overheid het niveau bepaalt waarop ze haar inwoners wil betrekken bij het gevoerde beleid. De eerste trede op de ladder is informeren. De overheid bepaalt de agenda en houdt de bevolking door middel van communicatie op de hoogte. Een tweede trede is raadplegen. De overheid bepaalt de agenda maar luistert naar de mening van de bevolking, zonder de garantie dat dit tot verbintenissen leidt. Een derde trede is adviseren. De overheid vraagt het advies van de inwoners en genereert zo ideeën. Een vierde trede is coproduceren. Overheid en bevolking bepalen samen de agenda. De overheid werkt die uit en verbindt zich aan de overeengekomen oplossing. Raadplegen en adviseren vallen onder de noemer inspraak. Een vijfde trede is mee beslissen. Ook hier bepalen overheid en bevolking de agenda, maar ze beslissen samen. En de laatste trede is zelfbestuur. De overheid laat de agenda en de besluitvorming over aan de inwoners. Ook de beslissing wordt door de inwoners genomen. De ambtelijke diensten werken daarbij adviserend en ondersteunend.[1]

Democratie is nauw verwant met het begrip rechtsstaat. Ook daarvan bestaat geen eenduidige definitie. Zet tien geleerden in een kamer, en ze zeggen allemaal iets anders, zo stelt de Hongaarse rechtsgeleerde Timea Drinoczi. Wat de rechtsstaat in feite is, is nogal verwarrend en een kwestie van interpretatie. In het historische en theoretische Europese perspectief is de kortste omschrijving: ‘een rechtssysteem dat bescherming biedt tegen willekeurig machtsmisbruik’. Een belangrijk onderdeel is voorkomen dat de macht in één hand zit. Daarmee houdt de eensgezindheid wel zo’n beetje op.

Er bestaat een dunne en een dikke versie van de rechtsstaat. Op z’n smalst kan willekeur in een staat voorkomen worden door democratisch gelegitimeerde wetten, die helder en openbaar beschikbaar zijn en niet met terugwerkende kracht veranderen. In die lezing kunnen wetten gemaakt worden die de mensenrechten schenden, of zelfs de democratie afbreken en nog steeds is er sprake van een rechtsstaat. In de dikke interpretatie zijn drie elementen met elkaar verbonden: democratie, mensenrechten én een rechtsstaat.[2]

Aan de hand van de databank ‘Varieties of Democracy’ van de Universiteit van Göteborg in Zweden heeft de Duitse politicoloog Christian Welzel de ontwikkeling sedert 1900 van vier verschillende bewindsvormen in een schema gegoten, gedifferentieerd volgens hun democratisch gehalte: volledige democratieën, onvolledige democratieën, onvolledige autocratieën en volledige autocratieën. De opvallendste trend is de ononderbroken teruggang van de loepzuivere autocratie. Het is duidelijk dat het leven in hoogontwikkelde democratieën altijd het privilege was van een minderheid en hun aantal sedert de jaren ‘70 nauwelijks veranderde. In opkomst daarentegen zijn de halfslachtige, onvolledige democratieën.

De twintigste eeuw kende drie democratische golven: na de Eerste Wereldoorlog, na de Tweede Wereldoorlog en na de Koude Oorlog. Na elke liberale euforie volgde een neergang, alvorens de volgende opwaartse beweging vaart kreeg. Hoe zal de volgende golfbeweging eruitzien?

Democratie wordt gekenmerkt door vallen en opstaan. Dat is het vermoeiende van de democratie.

Het onderzoek van Christian Welzel biedt een grote antithese voor de actuele tijdsgeest, voor de alomtegenwoordige angst voor het einde van het grote liberale project gezien de ruk naar rechts en nieuw nationalisme.

Hij is ervan overtuigd dat de huidige angst voor een globale crisis van de democratie voor een populistisch en autocratisch keerpunt overtrokken is. Hij ziet in de data van zijn onderzoek geen fundamentele trendverschuiving wat betreft de aanvaarding van het liberale maatschappijmodel. Alhoewel ook Welzel niet ontkent dat het liberale project momenteel achteruitgang boekt.[3]

We dachten dat democratie zich altijd verder ontwikkelt in een soort dynamiek van de vooruitgang. Veel mensen zijn niet mee in de bus gestapt en we hebben dat niet gemerkt. De oorzaak daarvan ziet historicus Christopher Clark in de groeiende ongelijkheid, maar ook in het opkomen van de sociale media. Zij leidden tot een fragmentatie van de publieke opinie.[4]

De vraag kan gesteld worden of de coronaepidemie leidt tot uitholling van democratieën en meer geweld en onvrede in de wereld? Politicologen en economen vrezen het ergste. Toenemende armoede en ongelijkheid, onvrede over vrijheidsbeperkende maatregelen, regeringen die extra macht naar zich toetrekken in tijden van crisis. Het zijn ontwikkelingen die tezamen voor explosieve situaties kunnen zorgen. Als laatste katalysator noemen ze xenofobie en discriminatie gevoed door fake news.[5]

Democratieën zijn goed, wanneer er een minimale consensus bestaat. In tijden van corona bestaat die niet meer, omdat de versnippering van de afzonderlijke belangen te groot is. Bijgevolg bereikt de democratie haar limieten en ontstaat de vrees dat de klassieke democratie op een keerpunt komt.[6]

Als er over democratie gesproken wordt, is ‘vrijheid’ een sleutelwoord. En het is een tendens dat in Europa, over de landsgrenzen heen, vrijheid meer en meer wordt ingevuld als het gevecht tegen alle soorten regelgeving: gezondheid, klimaat en van alles en nog wat. Een andere trend is de degradatie, onder impuls van de sociale media en populisme, van ‘freedom of speech’ tot ‘freedom of hate speech’. Free speech is een fetisj geworden. Het betekent dat je mensen mag intimideren, dat je politici mag bedreigen of dat je gewelddadige plannen mag smeden. Vrijheid van meningsuiting gaat ver, maar stopt als het de menselijkheid aanvalt. Daarenboven is hate speech simpelweg illegaal.[7]

Nog een andere nieuwe maatschappelijke trend is dreigen met een juridische klacht. Dat is vandaag de dag bijzonder populair, in de politiek maar ook ver daarbuiten. Van het onderwijs tot de zorgsector, van openbare werken tot in de privésfeer, in alle domeinen van de samenleving zet de juridische klacht door als beproefde tactiek om gelijk te halen. Het past perfect binnen de hedendaagse klaagcultuur, waarin aanklagen en zelfbeklag hand in hand gaan.

Zo worden we verleid om niet meer na te denken over de vraag wat intrinsiek goed is voor een samenleving. Men hoeft het niet meer te hebben over de inhoud of grond van de zaak. Het is de tactiek van procedurepleiters. Iemand wint de discussie niet doordat zijn/haar argumenten inhoudelijk overtuigen, maar door anderen erop te betrappen dat ze procedures overtreden. Uiteindelijk hoeft men zelfs het gesprek niet meer aan te gaan met andersgezinden. Daarom geeft de klacht niet zelden blijk van onvolwassenheid. Van een onvermogen of misschien zelfs onwil om ‘zelf te durven denken’.[8]

Vrijheid is het hoogste goed. De burger kan zijn leven inrichten, zich professioneel ontwikkelen en zich politiek engageren naar eigen wens. Niemand legt iets in de weg. De overheid garandeert de naleving van de grondwettelijke rechten. Maar toch bestaat er her en der het gevoel dat de burger minder invloed heeft op de politiek en zij/hij helemaal niet zo vrij is om te zeggen wat zij/hij wil.

Volgens Machiavelli’s republikeinse idee slaat vrijheid niet op wat men ongehinderd kan doen. De kernvraag betreft iemands positie: welke mensen kunnen  – misschien impliciet en onuitgesproken – macht over hem/haar uitoefenen? En heeft de persoon in kwestie medezeggenschap over de wetten waaraan hij/zij zich moet onderwerpen? Dat zijn de echte criteria voor vrijheid.

Het liberale vrijheidsbegrip of het vrijheidsbegrip van de liberale democratie vertrekt vanuit één criterium: welke mogelijkheden tot handelen heeft iemand? Zijn die onbeperkt? Is er niets wat de vrijheid belemmert? In dat geval is die persoon vrij in negatieve zin. Op het politieke vlak komt niemand tussenbeide wanneer zij/hij wil handelen; zij/hij is vrij van interventie. Ook de staat doet dat amper. Want de staat is zo georganiseerd dat niemand het recht heeft om de uitoefening van een individu te verhinderen. Als burger moeten mensen zich wel aan de voorwaarde houden dat hun acties niemand schade berokkenen. Dat is een eerste model. In een tweede model wordt daarenboven de vraag gesteld: worden mensen gestimuleerd om te doen wat ze als mens kunnen doen? Hebben ze daar de middelen voor? Zijn ze niet alleen vrij van anderen, maar ook vrij tot iets? Zo ja, dan is iemand vrij in positieve zin, vrij tot het verwezenlijken van de menselijke essentie (wat die ook mag zijn).

Burgerrechten omvatten meer dan individuele rechten. Burgerrechten impliceren het door burgerschap deel uitmaken van een groep. De politieke gemeenschap geeft democratische rechten, maar kan ook iets eisen: dat de burger afwijst wat hij/zij als individu verlangt. Dat vergt ‘virtu civique’ – de burger denkt niet meer uitsluitend aan zijn eigenbelang, maar aan het algemeen belang.[9]

Mensen zijn er echter toe geneigd alles wat (juridisch) niet verboden is, te beschouwen als moreel toegestaan. Dat leidt tot een vicieuze cirkel. Als we steevast doen waar we zin in hebben, omdat het nu eenmaal niet verboden is, zal de staat nog meer spelregels produceren die onwenselijk gedrag aan banden leggen, waarna we klagen over de doorgeslagen juridisering van de samenleving en op zoek gaan naar nieuwe achterpoortjes in de wet. Zo rijden we onszelf vast in een hardnekkige paradox: terwijl we leven in een tijdperk van radicale individualisering en de vrijheid opeisen om onszelf te zijn, outsourcen we onze morele verantwoordelijkheid naar een andere instantie om daarna te mopperen over te verregaande controle en te weinig privacy.

Waarom hebben wij een wet nodig om ons te gedragen? We kunnen evengoed de leidraad van ons handelen in onszelf zoeken, eigenhandig ons moreel kompas afstemmen op het grotere geheel en meer doen dan onze individuele vrijheid maximaliseren. Wie met filosofie vertrouwd is, hoort de categorische imperatief van Immanuel Kant weerklinken: ‘Handel volgens die regel waarvan je zou willen dat het een universele wet is.’ Ook zonder exegetische lectuur van Kant begrijpt iedereen de inzet van het debat: vrijheid hangt samen met de verantwoordelijkheid zelf op zoek te gaan naar wat rechtvaardig is en ernaar te handelen.

Omdat onze vrijheid is toegenomen, moeten wij allemaal niet minder, maar meer individuele verantwoordelijkheid nemen. ‘Een situatie is rechtvaardig als je ze, zonder verlegen te worden, ten aanzien van je medemens kan rechtvaardigen.’ De vrijheid je eigen leven uit te bouwen vooronderstelt de opgave je te allen tijde te kunnen verantwoorden voor wat je doet. Daarmee komt het verbindende karakter van verantwoording nogmaals tot uiting: alleen vanuit relaties tot anderen kan je jezelf zijn.[10]

Als vrijheid van enorm belang is, dan geldt dat eveneens voor waardigheid.

Het begrip waardigheid kan benaderd worden vanuit verschillende invalshoeken. Vanuit juridische invalshoek komt de klemtoon te liggen op het algemeen belang en het ordelijk functioneren van de maatschappij. Filosofisch benaderd, telt vooral het microperspectief van het handelende individu en zijn of haar zingeving. Het krijgt een enge invulling in het neoliberale discours.

Historisch bekeken gingen in het algemeen alle invullingen van het woord waardigheid over plichten, die leiden tot respect voor mensen. Een fatsoenlijk mens moest zich waardig gedragen. Daartegenover wordt (menselijke) waardigheid gebruikt in verband met begrippen zoals: mensenrechten, menselijkheid, lichamelijke en geestelijke integriteit, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bescherming van de identiteit of respect voor de maatschappelijke positie. Menselijke waardigheid schept bijgevolg rechten én plichten en verantwoordelijkheden.

De term menselijke waardigheid is nauw verbonden met de begrippen rechtvaardigheid en rechtszekerheid. Het heeft het karakter van een rechtsbeginsel, dat het verzekeren van de naleving van menselijke waarden beoogt. Als er sprake is van menselijke waarden, dat doelt dat op eigenschappen, gedragswijzen en omgangsvormen waarvan het belang niet in geld kan worden uitgedrukt. Naast waarden  die niet in geld waardeerbaar zijn en waaraan geen afbreuk mag gedaan worden, bestaan er ook waarden waarvoor een prijs de relatieve waarde uitdrukt en vervangbaar zijn. In de Duitse taal spreekt men van ‘Würde’ en ‘Werte’. Dat verklaart waarom de mens volgens de filosoof Emmanuel Kant verklaart dat een mens een doel op zichzelf is en niet tot een middel mag gedegradeerd worden.

Mensen kunnen aan mensenrechten rechten en vrijheden ontlenen. De overheid moet deze rechten en vrijheden respecteren, beschermen en verzekeren. Die laatste maatregelen moeten binnen de grenzen van het menswaardige blijven. Dat betekent echter niet dat het de mensen vrijstaat naar eigen goeddunken gebruik te maken van die vrijheidsrechten. Want waar de vrijheid van de ene eindigt, begint die van de andere en vice versa. De liberale filosoof John Stuart Mill poneerde dat in een geciviliseerde samenleving macht tegen de wil van een individu kan worden uitgeoefend ‘om schade aan andere te voorkomen’.

Waardigheid wordt in verband gebracht met ‘goed doen’. De mens is in principe in staat goed en kwaad te onderscheiden. Mensen zijn er zich van bewust dat goed doen voor elkaar niet alleen leidt tot wederzijdse tevredenheid, maar ook de samenleving als geheel ten goede komt. Het goede doen en menselijke waardigheid zijn daarom verankerd in ethische codes en rechtsregels. Recht en rechtvaardigheid zijn geïnspireerd door het waardigheidsbegrip. Ieder respecteert de medemens en dat beperkt onze vrijheid van handelen. De mens mag vanuit zijn natuur geneigd zijn het goede te doen en het slechte af te wijzen, ervaring leert echter dat ook op dit vlak de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Hoe komt dat? Wellicht houdt de mens te veel rekening met de relatie waarin hij tot de ander staat (ondergeschikt, wederzijds afhankelijk, dominant) en de vorm van wederkerigheid.

Menselijke waardigheid kan beschouwd worden als een kompas voor goed handelen. Maar het geldt ook als kwaliteit van het menselijk leven. Een belangrijk element van waardigheid is haar kwetsbaarheid of om het met een mooi Frans woord te zeggen ‘vulnérabilité’.

Zoals hoger gesteld is menselijke waardigheid een belangrijk concept in het neoliberale discours. Waardigheid verwijst namelijk naar het rationele en autonome individu, dat de vrijheid meent te hebben zijn eigen lot te bepalen.

Dit concept ligt ook aan de basis van het kapitalisme en het liberalisme. In het liberale wereldbeeld bestaan individuen los van elkaar en staan ze autonoom tegenover elkaar. Ieder individu moet de vrijheid hebben om zich in de markt te bewegen en zijn egoïstische doelen na te streven. Ieder moet de vrijheid hebben om te kunnen handelen en produceren wat hem goed lijkt. Men hoeft alleen de wetten van de markt te gehoorzamen.

In dit discours betekent waardigheid respect voor de autonomie van de mens en benadrukt ze het verschil tussen mensen. Menselijke waardigheid wordt dan gezien als een kenmerk van de kapitalistische samenleving.

De laatste decennia is er kritiek gekomen op dit idee van een autonoom individu. Dat miskent immers de relationele aspecten van ons bestaan, het feit dat we vanaf het begin met anderen verbonden zijn en dat het ‘ik’ het resultaat is van een samenklontering van invloeden van de cultuur en anderen. ‘No man is an island’; schreef John Donne, Engels metafysisch dichter, die leefde van 1572 tot 1631. Alhoewel zongen Simon & Garfunkel in de zestiger jaren van de 20ste eeuw hoog op de hitparade: ‘I am a rock, I am an island’.

We moeten mensen zien als onderdeel van een complex geheel. Daarin zijn ze geen willoze slachtoffers, maar bepalen ze actief mee wat er met hen en anderen gebeurt. Ze zijn lang niet zo autonoom als ze denken.

Ook vrijheid is een relationeel begrip. Anders verwordt vrijheid tot egoïsme en wordt ze begrepen als consumptie: het recht te doen en te laten wat men goeddunkt. Waardigheid staat veel dichter bij wat de Grieken ‘mathesis’ noemden, dan bij ongebreidelde vrijheid. Mathesis betekent: de juiste maat houden. Waardigheid is ten dele een individuele, maar vooral ook een sociale, gemeenschappelijke opdracht tot vormgeven. We zijn geen dikke-ikken die uitsluitend uit zijn op eigen gewin, op hedonistische behoeften-bevrediging. We zijn onlosmakelijk verbonden met anderen. De liberale samenleving legt de nadruk op individualisme en zelfbeschikking om met elkaar te kunnen concurreren, om deel te kunnen nemen aan de markt. Relaties zijn dan in essentie ruilrelaties. We staan dus in onze autonomie los van anderen. Het liberale individualisme verwordt zo makkelijk tot egoïsme en onbegrensd hedonisme. Waardigheid wordt in zo’n discours gewaardeerd omdat ze de zelfbeschikking onderstreept, ze past bij het kunnen maken van eigen keuzes. Menselijke waardigheid onderstreept een autonoom subject in een technische wereld. Waardigheid kan echter ook gezien worden als onszelf vormgeven in relatie tot anderen. Als openstaan voor invloeden van anderen en een bijdrage leveren aan de vormgeving van de samenleving. Deze waardigheid is veel meer een ‘Bildungsideal’ van groei en onderzoek naar eigen maat. Vormgeven houdt namelijk een zoektocht naar onszelf in. Waardig is degene die zichzelf vorm kan geven en tegelijkertijd een bijdrage levert aan de ‘vorming’ van ons allen. Dit is ook een interessant aspect van het pleidooi voor waardigheid.

Menselijke waardigheid brengt iets teweeg, namelijk een gevoel van verontwaardiging als ze ogenschijnlijk wordt geschonden. Onwaardig gedrag roept morele verontwaardiging op. Daarmee is waardigheid ook een normatief begrip: ze verdient respect en is categorisch in de zin dat ze nooit geschonden mag worden. Een mens hoort met respect bejegend te worden. Zo’n claim leidt dan uiteraard tot een idee van rechtvaardigheid. We horen iedereen met respect te bejegenen.

Waardigheid is dan zowel objectief een deel van de menselijke natuur als subjectief een erkenning van de ander: ‘Iemand waardigheid toekennen, betekent hem of haar daadwerkelijk zien staan’.

Door waardigheid toe te kennen, erkennen we de ander als een doel op zichzelf en wordt hij of zij niet als instrument gezien. Er zijn nog een aantal andere kenmerken of betekenissen van waardigheid die in de geschiedenis zijn ontstaan en die nog steeds als diepere lagen van het begrip voortleven. Allereerst is er een gelijkheidsbeginsel. We delen waardigheid met iedereen gelijkelijk. Ten tweede is waardigheid ook verbonden met verdiensten van mensen. Ze heeft van doen met sociale positie en reputatie. Hier speelt waardigheid als ‘dignitas’ een rol. Dat kan op grond van sociale klasse zijn, zoals in bepaalde culturen het geval is en waar sommige betekenissen van het woord ook naar verwijzen. Dignitas betekent letterlijk excellentie, distinctie, bijzondere positie en wordt vaak gebruikt voor hoogwaardigheidsbekleders. In onze moderne samenleving gaat het niet zozeer over maatschappelijk positie maar veeleer om verdienste. Waardigheid is gekoppeld aan wat iemand gedaan heeft en bereikt heeft. Ten slotte is er een persoonlijke waardigheid: hoe iemand is als persoon. Niemand hoeft zich gedwongen te voelen om zich anders voor te doen dan hij of zij eigenlijk is. Dat heeft te maken met iemand in zijn waarde laten.[11]

Historica Sophia Rosenfeld stelt in haar boek “Democracy and truth: a short history” de uitdagende vraag of de democratie waarheid nodig heeft? Een democratie leeft van het idee dat waarheid ertoe doet én dat nooit iemand het volledige eigenaarschap ervan heeft, aldus Rosenfeld. Dat maakt dat het debat erover gaande blijft omdat we er nooit in slagen het volledig te beslechten. Een democratie, wist Frans filosoof Claude Lefort al, is een vorm van georganiseerd ruziemaken. Zo is ze ook ontstaan in het oude Athene, als een samengaan van ‘logos’ (rationeel spreken over) en ‘polis’ (een stad die mensen op een groot plein samenbrengt om met elkaar in debat te treden).

Een democratisch bestel kan best functioneren zonder consensus over alle waarheidsclaims. Denk aan het aloude spanningsveld tussen expertenwaarheid en wat we omschrijven met de vage term ‘gezond verstand’ – dingen die we zouden weten zonder dat we ervoor moeten studeren. Zolang we de basis­assumpties met elkaar delen, hoeft dit niet problematisch te zijn. Als de instabiliteit te groot wordt, zoals tijdens het presidentschap van Trump met noties zoals ‘fake news’ en ‘alternative facts’ en een groep mensen afhaakt of de feitelijke orde niet langer aanvaardt, is het linke soep. Dan dreigt een vertrouwensbreuk die leidt tot woede (‘ze bedriegen ons’), apathie (‘het zijn allemaal leugenaars’) of een verlangen naar eenduidigheid dat democratische problemen wil oplossen met autoritair leiderschap en desnoods aperte of onmiskenbare leugens aanvaardt als prijs voor de hang naar een overzichtelijke wereld.

Ook dat nadeel heeft een voordeel, het zet de boel op scherp. Eind twintigste eeuw was de democratie een beetje ingedommeld. De Berlijnse Muur was gevallen en de ideologiestrijd leek voorbij. De steile opkomst van autoritaire en populistische leiders in het vrije Westen aan het begin van deze eeuw toont het tegendeel aan. Meer dan ooit is de ideeënstrijd aan de gang en met die dissensus – of het tegenovergestelde van consensus  - mogen we blij zijn. De democratie leeft ervan.[12]

[1] Een plattegrond van de macht. Inleiding tot politiek en politieke wetenschappen, 7de, herziene editie – Carl Devos (red.); De Standaard –21 en 22 maart 2015 - “Bent u burger, druk 1”. Door Marc Reynebeau.

[2] De Standaard – 7 december 2020 - “De EU moet ons, Hongaren en Polen, eruit schoppen”. Door Emilie van Outeren.

[3] Der Spiegel – Heft 1/29.12.2018 - “Gewissensfragen an die Welt”. Von Guido Mingels.

[4] Der Spiegel – Heft 46/10.11.2018 - “Nichts ist erledigt”. Von Nils Minkmar.

[5] De Standaard – 11 september 2020 - “Hoe covid-19 de wereld in langdurige ellende kan storten”. Door Tomas van Dijk.

[6] Der Spiegel – Heft 15/6.4.2019 - “Das Beste liegt erst noch vor uns”. Interview: Markus Brauck, Alexander Jung.

[7] De Standaard – 10 en 11 november 2020 - “Het nieuwe Europese politieke gevecht”. Door Caroline de Gruyter; De Standaard- 29 december 2020 -  “De wakkere slaapwandelaars”. Door Michael Van Peel; De Standaard – 16 en 17 januari 2021 - ‘Alles ligt klaar voor vier jaar extreemrechts terrorisme”. Door Ruud Goossens.

[8] De Standaard 10 en 11 november 2020 - “Wie niet klaagt, wie niet wint”. Door Marlies De Munck.

[9] Boek “Machiavelli’s lef – Levensfilosofie voor de vrije mens” – Tinneke Beeckman – Uitgeverij Boom.

[10] De Standaard – 19 januari 2021 - “Wat onze waardigheid bedreigt”. Door Ignaas Devisch.

[11] Internet – “Wat is waardigheid? Een briefwisseling tussen een jurist en een filosoof” - Aart Hendriks en Ruud Kaulingfreks - Programma Ethiek en Gezondheid – ZonMw - Juni 2011.

[12] De Standaard – 10 en 11 november 2020 - “Vertrouwen in de waarheid”. Door Ignaas Devisch.

Het volgend deel behandelt onze corona-ervaringen  op het vlak van democratie.

19-03-2021 om 08:30 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
18-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 4

DEEL 4

REFLECTIES TEN TIJDE VAN PANDEMIE - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT? - HET PRIMAAT VAN DE ECONOMIE

De corona-epidemie heeft het een en ander blootgelegd. Zo onder meer op het vlak van – laat ons het zeer breed benoemen – de economie, waarbij we niet over het hoofd mogen zien dat economie nauw gelinkt is aan onder meer neoliberalisme, kapitalisme, de rol van de staat/de overheid, globalisering/mondialisering en elitarisme.

Dat het economisch gebeuren – de productie, consumptie en distributie van goederen en diensten – enorm belangrijk is voor de maatschappij, hoeft geen betoog. Het belang van de gezondheid, ook daar twijfelt niemand aan. En dan zijn er nog een paar moeilijk te definiëren en vooral moeilijk te interpreteren verschijnselen zoals vrijheid, waardigheid, rechtvaardigheid en gelijkheid, die we koesteren.

Het wordt echt turbulent wanneer een pandemie een spanningsveld creëert tussen al dat.

De ontdekking van het marktprincipe 10.000 jaar geleden is de grootste culturele uitvinding van de mensheid. Alleen markten kunnen prikkels geven, die individueel werken en de voor- en nadelen zo uitbalanceren, dat op het einde globaal genomen alleen het economisch allerbeste overblijft.

Maar economie is meer dan markt alleen. Het onbetwistbaar nieuwe aan het moderne kapitalisme, zoals dat sinds bijna 200 jaar vorm geeft aan de westelijke economie, is zijn dynamiek. Het ontstaat omdat ondernemingen het geld dat ze verdienen niet oppotten, maar onmiddellijk terug investeren, bij voorkeur in nieuwe technieken en technologieën, die ervoor zorgen dat er meer en goedkoper geproduceerd wordt en er nog meer geld verdiend wordt. De ongelooflijke ophoping van kapitaal, die zo plaatsvindt, heeft een volledig nieuwe concentratie van vermogen en economische macht met zich meegebracht.

Van het kapitalisme – dat nergens in zijn zuiverste vorm bestaat – wordt verwacht dat het ‘levert’, namelijk volledige tewerkstelling, sociale zekerheid, toenemende welstand, meer vrijheid en promotiemogelijkheden voor allen.

Het kapitalisme zit echter vol met tegenstrijdigheden. Een eerste is de basisovertuiging dat het streven van de enkeling naar het eigen voordeel op het einde tot een beter leven leidt voor allen. Het kapitalisme houdt zich echter niet volledig aan de die verwachtingen. Een tweede tegenstrijdigheid is de verhouding tussen arbeid en consumptie. Het kapitalisme fungeert op zijn best wanneer er bij de arbeid uiterste discipline heerst en bij de consumptie uiterst gebrek aan discipline.

Daarnaast geldt dat ieder op zoek is naar zijn eigen profijt. Ieder voor zich. De verregaande individualisering van de mensen in hun rol van deelnemer aan de vrije markt is het probleem.

Heden ten dage wordt het woord kapitalisme, dat trouwens afhankelijk is van politieke en ideologische ontwikkelingen, vooral gebruikt door zijn critici. In de eerste plaats bundelt het begrip het onbehagen over het hedendaagse economische systeem. Over de tendens om alles in prijzen uit te drukken. Over de tendens om morele overwegingen achterwege te laten en alles in functie te zien van economisch en financieel voordeel. Over de tendens dat veel niet genoeg is. Over de tendens naar meer ongelijkheid. Over de tendens mensen en hun omgeving uit te buiten.

Deze critici geloven in het goede van de mens en in het kwade van het systeem. Zij denken dat kapitalisme, neoliberalisme en globalisering geen welvaart brengen voor iedereen, doch enkel de rijken nog rijker maken. Zij zijn ervan overtuigd dat mondiale netwerken, digitale vooruitgang en ongebreideld financieel kapitalisme enkel een kleine elite dient en de meeste mensen van de rijkdom afsluit.

Meer en meer wordt het voor een utopie gehouden dat markteconomie automatisch tot democratie leidt. En ook groeit de twijfel dat economische groei de mensen werkelijk gelukkiger maakt, want de huidige verhouding van het individu ten opzichte van de economie is onderwerping. De minst vrije mens is de consument. Hij of zij koopt dingen die hij niet nodig heeft en wordt zo een doorgeefluik van de winkelketens naar de vuilnisbelt. Daar ligt geen geluk in verscholen.

We hebben te lang uitsluitend op efficiëntie gefocust en zijn de maatschappelijke en culturele effecten uit het oog verloren. De sociale ontwikkeling volgt de economische vooruitgang niet. De prijs die we betalen voor het achteloos alles herleiden tot efficiëntie is groot.

Veel perspectieven zijn aan het verschuiven. De nieuwe conflictlijnen verlopen niet meer tussen links en rechts, maar eerder tussen voorstanders van een open gezelschap en degenen die zich wil afsluiten.

Het is vanzelfsprekend dat het kapitalisme mee schuld heeft aan wat er in de wereld allemaal verkeerd loopt. Maar het heeft ook veel goeds gebracht. Denk aan welvaart, grote voordelen inzake individuele vrijheid en het terugdringen van de armoede in de wereld.

In tijden van crisis tieren de theorieën welig dat nieuwe tijden aanbreken. We hebben eindelijk begrepen dat we anders zullen moeten leven, werken en reizen. Er zal een andere economie, een andere politiek, een andere ecologie, een andere mens ontstaan. Dat moet dan leiden tot een samenleving die het kapitalisme niet afschaft, maar wel aanvult. Dat betekent de dynamiek van het kapitalisme en het marktmechanisme behouden en aanwenden, maar niet meer als doel op zich, maar wel om ruimte te scheppen voor nieuwe vormen van samenleven, arbeid en economie. Een utopie?

In normale tijden heeft de vrije markt geen burgers nodig. Dan wordt iedereen verondersteld een competitieve manager van zijn eigen leven te zijn. Gewoon hard werken voor het eigen loon en gewoon hard consumeren voor de eigen lol. De ‘Onzichtbare Hand’ van de markt maakt dan wel dat al de rest vanzelf gebeurt. Vandaar dat de staat moet uitgekleed worden, want die belemmert het natuurlijke economische proces. Vandaar ook dat alle domeinen van ons leven tegen het alleenzaligmakende licht van de winstberekening wordt gehouden. Wie succes heeft, verdient het dus om te blijven bestaan. Wie steun nodig heeft, heeft geen recht van bestaan. De goeie tijden hebben de ondernemers en de superrijken aan zichzelf te danken en we worden verondersteld hun voorbeeld te volgen.

Tot er een crisis komt. Dan mag de overheid de brand blussen. Met herstelplannen, bijzonder veel belastinggeld en (niet-populaire) ingrijpende maatregelen. Dan zien we voor onze ogen hoe het neoliberalisme ten grave wordt gedragen. Een soort van ‘keynesianisme’ is dan terug van weggeweest. Er wordt terug aanvaard dat de staat een beduidende en actieve rol speelt op economisch gebied, en dat dit noodzakelijk is om uit crisis te raken. Het dogma dat de staat zo weinig mogelijk moet tussenbeide komen in de economie en zo weinig mogelijk moet investeren, wordt voor even opgeborgen. Het primaat van de politiek komt in de plaats van het primaat van de economie.

Later, als de crisis afgewend is wordt het weer business as usual, met de handen gewassen in de onschuld. Dat is pas het echte mirakel van het marktfundamentalisme. Telkens als de economie gered is, overvalt haar profeten weer een acute aanval van geheugenverlies en wordt de ‘Alleenzaligmakende Markt’ opnieuw bewierookt. Gelijk worden de staat en bijvoorbeeld instellingen in verband met gezondheid, zorg, cultuur, onderwijs en academisch onderzoek weer te pletter gesaneerd en wordt opgeroepen voor ‘burgerzin’ en ‘solidariteit’. Dat is de onwasbare onzichtbare hand van de vrijemarkteconomie.

Maar gaan de twijfels over de legitimiteit van het kapitalisme niet veel verder, zelfs tot de vraag wat het voortdurend uitkijken naar het eigen voordeel en alles te linken aan prijs doet met de mens? Kapitalisme wordt niet enkel technisch-economisch in vraag gesteld, maar ook filosofisch. Kapitalisme is ook een vraag naar waarde en waardigheid. Intrinsieke motivatie en het behalen van solidaire effecten verdwijnen te vaak in het niets vanaf het moment dat er sprake is van geld.[1];[2];[3];[4];[5];[6]

Corona-ervaringen

Het is een boeiende oefening om tegen de achtergrond van deze theoretische bespiegeling een handvol gebeurtenissen te plaatsen uit onze coronaervaring. Want een aantal dingen zijn wel heel sterk aan de oppervlakte gekomen.

Wereldwijde toeleveringsketen

De pandemie is wereldwijd en toch vindt de wereld geen gemeenschappelijk antwoord. In tijden van een wereldwijde toeleveringsketen geldt een wederzijdse afhankelijkheid. Dat wordt niet als een bedreiging aanzien, zelfs integendeel. Tot er een pandemie uitbreekt die zich over de ganse wereldbol verspreidt. Dan beginnen landen plots die afhankelijkheid als een bedreiging te percipiëren en willen ze terugkeren naar het oude protectionisme. Eigenlijk zou de pandemie een aandrijver van de globalisering moeten zijn.[7]

En wat doet de bevolking in zo’n situatie? Toen een aantal bevoorradingen in gevaar kwam – of men dacht dat zulks het geval zou kunnen worden – werd onmiddellijk tot hamsteren overgegaan. Eerst het allerbelangrijkste, W.C.-papier, en dan alle andere levensnoodzakelijke producten. We moeten toch voorbereid zijn op het ergste en kopen zit ons in de genen.

Koop(zon)dagen, reizen, corona- en lockdownfeestjes

Van zodra er sprake is van een of andere vorm van lockdown, beginnen attente burgers als we zijn te shoppen en zelfs te funshoppen, alsof er hoegenaamd niets aan de hand is. Goed wetende dat het in de overvolle winkelstraten zelfs levensgevaarlijk kan zijn voor onszelf, de anderen en de hele maatschappij, schrijven en spreken de media over ‘een gezellige drukte’. Wat is er aan de hand met ons? Hoe zijn we erin geslaagd een maatschappij te worden die zo vreemd doet en zo cynisch is?

Wij gaan winkelen omdat het moet van onze godsdienst. Want consumptie is onze grootste religie. We gaan als het ware op bedevaart in de winkelstraat.

Hetzelfde geldt voor ons reisgedrag. Of het verantwoord is of totaal onverantwoord, reizen doen we toch. Testing en quarantaine gelden enkel voor de anderen.

En feesten, als dat al niet mag. Als we het hier niet kunnen, dan trekken we desnoods wel naar het buitenland.

Volgens al die zondaars is dat coronagedoe een inbreuk op onze waardigheid.

Is er dan iets mis met genieten? Natuurlijk niet. Een mens mag al eens gaan shoppen, wat flaneren, op reis gaan en feesten. Maar als we in acuut levensgevaarlijke tijden zo geobsedeerd blijven kleven aan onze gewoonten, bereiken we dan niet een ernstige graad van fundamentalisme?[8]

Vaccinaties

De farmaceutische bedrijven hebben voor Covid-19 sneller dan ooit vaccins ontwikkeld. Het was allemaal heel nieuw. Het moest snel gaan. Het moest in enorme hoeveelheden gebeuren. En eigenlijk ontbreekt er expertise op het vlak van dergelijke dringende en wereldwijde uitdagingen. Er bestaat ook geen aangepast juridisch kader. Corona laat zien dat de pandemiebestrijding rust op een fragiel systeem, met alle gevolgen van dien.

Een van die gevolgen is dat alle landen in de wereld afhankelijk zijn van een paar grote bedrijven. Die staan niet te popelen om kennis te delen. De vaccins zijn gepatenteerd, de farmaceuten in kwestie wensen geen discussie over de intellectuele eigendomsrechten en aanvaarden niet dat de vaccins een tijdelijk statuut van publiek eigendom zouden verkrijgen, zodat de vaccins ‘aan het volk’ zouden toebehoren. Dat het vanuit gezondheidsperspectief beter is infectieziekten wereldwijd in de kiem te smoren, voor ze de wereld in een crisis storten, daar heeft ‘big pharma’ geen boodschap aan. Zij drijven handel volgens de logica van de vrije markt. Dat kan tot de vraag leiden of ingeval van pandemie er tijdelijk een soort noodeconomie op poten gezet moet worden, op initiatief van de overheid, en gerund volgens een soort oorlogseconomie, met bijvoorbeeld dwanglicenties voor volksgezondheid, zodat iedere fabrikant aan de regering kan vragen het farmabedrijf in kwestie te dwingen hem een licentie te verlenen om het onder het patent staande vaccin te produceren? Een soort tijdelijk ‘communisme’? In tijden van crisis is het geen ‘business as usual’, dan gaat het om dingen gedaan krijgen, ‘getting things done’.

Een ander gevolg is dat van het vaccinnationalisme. Niettegenstaande de globalisering werd het vrij vlug duidelijk dat een aantal – rijke of invloedrijke – landen er met het gros van de vaccins vandoor wil gaan en landen van de derde wereld zullen moeten wachten op het overschot, als dat er ooit zal zijn. Het is rationeel om zoveel mogelijk vaccins te willen bemachtigen. Maar collectief kunnen we pas gered worden als iedereen een redelijke toegang tot de vaccinatie heeft, zodat we zo snel mogelijk een algehele groepsimmuniteit kunnen bereiken. Daar speelt echter het prisoner’s dilemma; een gedachte-experiment uit de speltheorie, dat aangeeft dat in bepaalde omstandigheden mensen uit gemeend eigenbelang niet samenwerken, ook al is het in hun belang dat wel te doen.[9];[10];[11];[12]

Rol van de overheid

Tijdens de coronacrisis heeft de bevolking hoge verwachtingen van de overheid. Er wordt van de overheid actie verwacht. Niets doen, wordt niet getolereerd. De mens is een onrustig wezen dat altijd meer wil en verontwaardiging ligt in zijn natuur. Van de overheid wordt niet enkel verwacht de pandemie zo vlug, daadkrachtig en efficiënt mogelijkheid te bestrijden, en de bevolking zo weinig mogelijk daarbij lastig te vallen, maar ook dat de overheid met aanzienlijke steunpakketten alle financiële gaten dicht, die het gevolg zijn van die pandemie. De overheid als ultieme redder en geldschieter in nood. De overheid doet daarbij beroep op de banken om zich voor de ondernemingen die door de coronacrisis in nood zijn geraakt flexibel en behulpzaam op te stellen op het vlak van leningen en terugbetalingen. Dat bij wijze van compensatie, omdat de banken ten tijde van de bankencrisis ook door de overheid en de belastingbetalers werden bijgesprongen. Een legitieme vraag, die niets afdoet van de vaststelling dat banken uiteraard banken blijven.

Niettegenstaande de inspanningen van de overheid wordt deze er vrij vlug van verdacht geen risicomanagement te hebben, alle macht naar zich toe te trekken, misbruik te maken van de situatie en meer bezig te zijn met zichzelf te profileren dan met hulp te bieden. Er vallen dan woorden als staatsdictatuur, politiestaat, inbreuken op de democratie, schending van de grondwet en diens meer. Met demonstraties tot gevolg, die vaak uitlopen op vernielingen en geweld, en waarbij de (re)actie van de politie wordt beschouwd als bevestiging van de vermoedens van politiestaat, schending van de democratische rechten en van de waardigheid van het individu.

Opvallend is ook dat de overheid overgaat tot een ander taalgebruik. Het wordt meer gericht op solidariteit en burgerzijn, dan op het bejegenen van publieke goederen als koopwaar. De taal die de laatste jaren gebruikt wordt in de politiek komt uit de commerciële context, waar consumenten en verkopers elkaar ontmoeten op een ‘vrije’ markt en er een tijdelijk contract sluiten. De gebruikte taal bulkt dan van de bedrijfseconomische termen, waarin bijvoorbeeld ‘efficiëntiewinsten’ de nieuwe term is voor ‘besparingen’. Mensen (burgers, kiezers, ingezetenen,...) worden systematisch ‘klanten’ genoemd. De ideale overheid heet ‘modern, innovatief en klantgericht’ te zijn. Zelfs belastingplichtigen worden ‘klanten’ van de fiscus. Er is geen publiek gesprek meer mogelijk als politieke rekenmeesters elk debat, elke tegenspraak of elk actief burgerschap dood meppen met strikt kwantitatieve, in geld uitgedrukte feitelijkheden – hoe wankel die zelfs in de economie vaak ook blijken te zijn, want de begrippen uit de economische wetenschappen zijn helaas geen natuurwetenschappelijke grootheden.[13];[14]

[1] Der Spiegel – Heft 19/5.5.2018 - “Schöne neue Welten”. Von Markus Brauck.

[2] De Standaard - 16 maart 2020 - “De Onwasbare Hand”. Door Tom Hannes.

[3] Der Spiegel – Heft 17/18.4.2020 -“Am Anfang war das Virus”. Von Ullrich Fichtner.

[4] Der Spiegel - Heft 15/6.4.2019 - “Das Beste liegt erst noch vor uns” “Das Beste liegt erst noch vor uns”. Von Markus Brauck, Alexander Jung.

[5] Der Spiegel - Heft 27/2017 - “Selbstbetrug mit System”. Von Alexander Jung.

[6] De Standaard - 15 oktober 2020 - “Het is nu officieel: het neoliberalisme is dood”. Door John Vandaele.

[7] Der Spiegel – Heft 27/27.6.2020 – “Wir sehen, was wir vorher nicht sehen konnten”. Von Lothar Gorris.

[8] De Standaard - 3 november 2020 - “Bedevaart in de winkelstraat”. Door Tom Hannes.

[9] De Standaard – 28 januari 2021 – “Farmaceuten niet voorbereid op nieuwe pandemie”. Door Chris Hensen en Karel Berkhout.

[10] De Standaard – 26 januari 2021 – “EU voelt zich belazerd, maar kan enkel eisen dat AstraZeneca contract naleeft. Door Bart Beirant.

[11] De Standaard – 30 en 31 januari 2021 – “Flipfloppen met patenten”. Door Ruud Goossens.

[12] De Standaard – 1 maart 2021 – “Haal alles uit de kast, ook de dwanglicentie”. Door Geertrui Van Overwalle.

[13] De Standaard - 21 en 22 maart 2015 - “Bent u burger, druk 1”. Door Marc Reynebeau.

[14] De Standaard - 29 augustus 2020  - “Hoe dienen we ons te gedragen?”. Door Ignaas Devisch.

Het volgend deel handelt over 'Democratie'.

18-03-2021 om 08:22 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
17-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 3

DEEL 3

REFLECTIES - CRISISSEN REIKEN EEN SPIEGEL AAN

De coronapandemie heeft ons ertoe aangezet opnieuw aandacht te hebben voor een reeks crisissen in  de wereld die reeds bestonden en dwingt er ons wellicht toe deze anders te bekijken dan voorheen. Ze heeft daarnaast een eigenheid, bepaald door de wijze waarop de samenleving omgaat met corona of Covid 19. Deze blik in de spiegel resulteert in een veranderende kijk op waarheid, gelijkheid, vrijheid en waardigheid. Dat, gekoppeld aan de invalshoeken links-rechts, boven-onder en individu-gemeenschap, is het onderwerp van dit hoofdstuk.

De overheid heeft een beroep gedaan op een aantal aanbevelingen, negatieve adviezen, verbodsbepalingen en boetes om de pandemie te bestrijden. Dat ging onlosmakelijk gepaard met een zekere mate van vrijheidsberoving, voor velen een financiële kater en voor de jeugd een belemmering bij hun studies en zelfontplooiing.

Op het vlak van hygiëne werd aanbevolen om vaak de handen te wassen, een mondmasker te dragen en afstand te bewaren. Het dragen van een mondmasker werd in bepaalde omstandigheden verplicht, zoals bijvoorbeeld bij het winkelen en het zich verplaatsen met het openbaar vervoer. Er werden beperkingen opgelegd met betrekking tot sociale contacten, niet-essentiële verplaatsingen en reizen. Sluitingen werden opgelegd aan niet-essentiële winkels, cafés en restaurants, scholen en crèches – gedeeltelijk gecompenseerd door afstandsonderwijs – en sport- en culturele evenementen, alsook religieuze plechtigheden, werden verboden. Telewerk of thuiswerk werd verplicht in de sectoren waar dat kon. Het gebruik van alcohol werd aan bijkomende beperkingen onderworpen. Coronafeestjes werden verboden en in voorkomend geval ontbonden en een avondklok werd ingesteld. Dat alles occasioneel en tijdelijk.

Testing en quarantaine werden in sommige gevallen verplicht. Contact tracing werd ontwikkeld en een corona-app werd geïntroduceerd.

Er werden boetes uitgeschreven voor de overtreders en aanhoudingen verricht van agressieve manifestanten.

Daarnaast communiceerde de overheid op brede schaal, werkte een uitgebreid pakket aan steunmaatregelen uit en organiseerde een brede vaccinatiestrategie. Op het vlak van wetgeving ontstond er een discussie. Is het gebruik van ministeriële besluiten om coronamaatregelen uit te vaardigen, niettegenstaande de Raad van State er blijkbaar geen graten in ziet, democratisch? Moet er in de plaats een coronawet komen, zoals dat in sommige ons omringende landen het geval is? Moet er geopteerd worden voor een (sanitaire) noodwet om in de toekomst gewapend te zijn ingeval van nieuwe pandemieën? De voors en tegens hebben steeds te maken met de ‘checks and balances’ (de rol van het parlement als toezichthouder), proportionaliteit (in buitengewone omstandigheden zijn buitengewone maatregelen verantwoord, maar altijd tijdelijk en in gelijke verhouding) en bescherming van het privéleven (sommige maatregelen zijn ingrijpender voor het privéleven dan andere). Een belangrijke vaststelling blijft dat het zeer moeilijk is om het effect van een maatregel op het aantal besmettingen zwart op wit te bewijzen en bijgevolg af te wegen welke maatregelen doeltreffend zijn en welke niet.

De kritiek vanuit de juridische hoek is in ieder geval snoeihard. Daar klonk dat sommigen menen dat je een maatschappelijke ordening kunt bijstellen, gewoon omdat wetenschappers of beleidsmakers, vanuit hun perspectief, dat als noodzakelijk of wenselijk beschouwen, of omdat de redelijkheid dat vraagt. Maar dat klopt eigenlijk niet. De maatschappelijke ordening is gebaseerd op juridische normen die zich ontwikkelen in een vooraf bestaand rechtskader, op basis van grondwet en verdragsrechtelijke bepalingen. Die ordening kan je aanpassen, maar dan volgens de regels van datzelfde rechtskader. Wie dat anders ziet, betreedt het domein van willekeur en machtsmisbruik, die uiteindelijk kunnen uitmonden in tirannie. Rechteloosheid vormt daarenboven een kweekvijver voor populisme en complottheorieën.[1];[2]

De bevolking is met het bovenstaande op diverse manieren omgegaan. Het gamma reacties van de mensen varieert van ontkenning dat er een ernstige pandemie is, weigeren om gevolg te geven aan de uitgevaardigde maatregelen, zoeken van uitvluchten (‘het is niet duidelijk wat er van ons verwacht wordt’ of ‘wij weten van niets’), burgerlijke ongehoorzaamheid of geweldloos verzet, rebelleren, tot complotdenken.

Ook de soorten van ongehoorzaamheid nemen verschillende vormen aan: weigeren van het dragen van een mondmasker, geen voldoende afstand houden, de avondklok niet respecteren, lockdownfeestjes organiseren, de regels in verband met verplicht testen en quarantaine aan de laars lappen en de aangeboden vaccinatie weigeren. Negatieve adviezen van de overheid om niet naar het buitenland te reizen of niet te gaan funshoppen  - of recreatief winkelen - worden als onbestaande beschouwd, want ‘wat niet uitdrukkelijk verboden wordt, is toegelaten’. In bedrijven en instellingen wordt telewerk tegengewerkt, stelselmatig teruggeschroefd of gekoppeld aan extra verplichtingen, zoals het permanent bereikbaar zijn.

Vanwaar dit uiteenlopend negativisme? En wat motiveert degenen die wel in de pas lopen?

De keuze die gemaakt wordt – ervan uitgaande dat er wel degelijk sprake is van een (rationele) keuze – wordt bepaald door mindset en het behoren tot een bepaalde groep.

François Levrau, Doctor in de Sociale Wetenschappen (UAntwerpen), beschrijft zes types van mensen.

De eerste groep is de ‘almachtsdenker’. Zij/hij  gedraagt zich volgens de wet. ‘Dura lex, sed lex’ (de wet is de wet). Zij/hij  gelooft in de almacht van de regels.

Voor de tweede groep, de ‘utilitarist’, is plichtsbesef niet genoeg om de regels te volgen. Zij/hij vraagt zich af of die wel nuttig zijn, voor zichzelf en voor de samenleving. Zij/hij moet overtuigd worden. Alleen wanneer zij/hij ervan overtuigd is dat de regels zinvol zijn, zal zij/hij zich aan de maatregelen houden. ‘Eerst zien en dan geloven’.

De ‘narcist’ is de derde groep. Zij/hij bekommert zich uiteindelijk alleen maar om het eigen lot.

Een vierde groep wordt gevormd door de ‘fairnessdenker’. Zij/hij voelt zich verplicht om een bijdrage te leveren, omdat zij/hij niet als profiteur wil worden afgeschilderd.

De ‘cynicus’ of ‘scepticus’, de vijfde groep, houdt zich vooral tegen haar/zijn zin aan de regels of treedt die met voeten. Sceptici zijn niet zelden sterke persoonlijkheden die voor- en tegenstanders hebben.

Een zesde groep tot slot is de ‘duivel’. Dat is iemand die heimelijk de regels overtreedt. De ‘duivel’ snapt het belang van de maatregelen, maar gunt zichzelf de uitzondering. Zij/hij overtreedt de regels stiekem en dat zal zij/hij soms met enige moeite toegeven, omdat zij/hij zich anders openlijk tegen het algemeen belang kant en niet het risico wil lopen als vijand van het volk te kunnen worden gezien.[3]

Een zevende groep die hieraan zou kunnen toegevoegd worden is die van de ‘haters’. Hun haat richt zich tot alles wat hen niet bevalt: de elite, de rijken, de staat, de politici, de experten, de farmaceutische industrie, de banken, de intellectuelen, de democraten, milieubeschermers, de vreemdelingen, de holebi’s en noem maar op. Deze groep kickt op conflict, polarisatie en anarchistische toestanden.

Een andere interessante benadering is die van Alain Van Hiel, professor psychologie aan de UGent, die een onderscheid maakt tussen ‘proself’ individuen en ‘prosocial’ individuen. ‘De proself individuen zien vooral opportuniteiten voor zichzelf, terwijl de prosocial individuen morele afwegingen maken in functie van het groepsbelang. Sommige mensen in onze samenleving zijn minder empathisch en meer egoïstisch in het leven dan anderen. Het is dan ook onvermijdelijk dat deze twee groepen met elkaar in botsing komen. In de psychologie staat dit bekend als ‘de tragedie van de meent’, of het ‘commons dilemma’. Dat gaat over een gemeenschappelijke weide waar het vee graast (het ‘meent’). Elke boer wil natuurlijk zo veel mogelijk verdienen aan zijn melkvee, maar als een paar gebruikers te veel vee laten grazen, schiet er voor niemand nog wat over. De ‘tragedie van het meent’ is eigenlijk het tegenovergestelde van de ‘onzichtbare hand’ en houdt in dat het streven naar maximale opbrengst van de individuen niet leidt tot collectieve welvaart. De baten gaan naar het individu, de kosten naar de collectiviteit.[4]

Een derde benadering kwam tot stand tijdens een jaarlijks filosofencongres van Duitstaligen in het najaar van 2019, in Lech aan de Arlberg in Oostenrijk, over het thema ‘Die Werte der Wenigen. Eliten und Demokratie’. Daar werd een onderscheid gemaakt tussen ‘anywheres’ en ‘somewheres’.

‘Anyweres’ of ‘geglobaliseerden’: zijn constant onderweg en kunnen in feite overal leven. Ze geven hun lifestyle ook een moreel tintje, namelijk openheid en diversiteit. En velen denken ook nog groen. Deze mensen zijn liberaal – met een tendens naar linksliberalisme – welgesteld, creatief, progressief en cultiveren de levensstijl en mentaliteit van een internationale klasse. De ‘somewheres’ daarentegen hebben behoefte aan een thuisbasis (‘Heimat’), tradities, zij doen niet mee met al dat mondiale gedoe en schamen zich daarvoor niet. Een heterogene of diverse samenleving wordt door hen in één grote veronderstelling tot een volk gehomogeniseerd of verwerkt, dat door hen wordt belichaamt. Ze zijn rechts.[5]

Er mag geen twijfel over bestaan dat in de bovenstaande benaderingen er overlappingen bestaan en de opsommingen niet apodictisch of onomstotelijk waar zijn. Daarenboven is het tijdens protesten tegen de coronamaatregelen – en vooral ook tijdens de rellen in verband met de Amerikaanse verkiezingen van 2020-2021 – opgevallen dat diverse groepen met diverse belangen de handen in elkaar slaan.

Naast de mindset - of manier van denken en oordelen en houding tegenover bepaalde zaken – van een individu, wordt haar of zijn gedrag beïnvloed door het behoren tot of het zich associëren met een bepaalde groep. Die groep kan sociaal, economisch, religieus, filosofisch, cultureel, ideologisch of politiek van aard zijn. En zelfs leeftijdsgebonden.

Wat dat laatste betreft, kan een onderscheid worden gemaakt tussen de generaties. Zo hanteren onderzoekers grosso modo de volgende leeftijdscategorieën:

- De Stille Generatie (75-92 jaar)

- de Babyboomers (56-74 jaar)

- Generatie X (40-55 jaar),

- Millennials (24-39 jaar,

- Generatie Z (0-23 jaar).

Hun leefwerelden onderscheiden zich door grote politieke en economische evoluties. De Stille Generatie maakte het einde van de Tweede Wereldoorlog mee, de boomers de counterculture van de jaren 60, de millennials groeiden op in een globale recessie, GenZ heeft 9/11 niet (bewust) meegemaakt. Maar zeker bij de jongste ­generaties worden de belangrijke breuklijnen vooral gevormd door de steeds sneller evoluerende technologie en de grote impact ervan op de maatschappij. De Stille Generatie kende nog een tijd zonder koelkasten thuis, babyboomers maakten de opkomst van de televisie mee, GenX de revolutie van de ‘personal computer’, millennials groeiden op met het internet en GenZ met de smartphone.[6] Zijn we nu aan het begin van GenC (de generatie corona)?

Ook hier geldt dat de scheidingslijnen tussen de generaties wazig zijn en elkaar overlappen elkaar. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een onderzoek van de Duitse politicoloog Christian Welzel. Hij spreekt over de oudere generaties, die weliswaar overtuigd zijn van de democratie als regeringsvorm, maar niet van de emanciperende waarden die de persoonlijke vrijheid met zich brengen: gelijkberechtiging van de geslachten en acceptatie van andersgelovigen, homoseksualiteit, abortus en echtscheiding. Hij noemt dat aantal conservatieve mensen ‘onliberale democraten’. Dat zijn doorgaans de oudere, vooral mannelijke, blanke, vaak minder geschoolde, meer landelijke lagen van de bevolking. Anderzijds is er de jonge, progressieve generatie die voorstander is van de emanciperende waarden: de ‘liberale democraten’. Het is echter duidelijk dat zich onder de ouderen evengoed liberale democraten bevinden, en onder de jongeren onliberale.[7]

Burgers -  en ook ondernemingen en regeringen - passen allemaal hun gedrag aan. Vaak gaat het om een vorm van collectief zelfbedrog. Dat biedt geen uitweg uit het fundamentele dilemma tussen het inzicht dat we verkeerd bezig zijn, enerzijds en de gewoonte om door te gaan zoals voorheen, anderzijds. Het is ook de oude tegenspraak tussen ‘overtuigings- of gezindheidsethiek’ (ethiek van de intenties of van het verwachte resultaat) en ‘verantwoordelijkheidsethiek’ (ethiek van het resultaat). In het ene geval gaat het om een handelen dat zich niet bekommert om de gevolgen, terwijl een verantwoordelijkheidsethiek juist wil nadenken over de voorzienbare gevolgen van de gemaakte keuzes.

Er bestaan manieren om de wereld rechtvaardiger te maken. Het is vooral nodig dat burgers, ondernemers en politici eerlijk leren zijn. Dat ze niet alleen het juiste zeggen, maar ook het juiste doen en weliswaar consequent. Dat ze de moed hebben radicale veranderingen door te voeren en de implementatie te laten beginnen met het kleine, want het radicale en het grote liggen in het kleine.[8]

[1] De Standaard – 10 februari 2021 - “Moet ook de rechtsstaat straks aan de beademing?”. Xavier Van Gils, Paul Lefebvre en Peter Callens.

[2] De Standaard – 1 maart 2021 – “Deze pandemiewet bestendigt de ongrondwettigheid gewoon’. Door Patricia Popelier.

[3] De Standaard – 14 december 2020 – “Iedereen moet de regels volgen! (Behalve ik)” – Door François Levrau.

[4] De Standaard – 6 januari 2021 - “Van reizen komt ruzie” – Door Pieter Van Maele.

[5] Der Spiegel – Heft 41/5.10.2019 – “Das schlechte Gewissen der Klugen. Von Dirk Kurbjuweit.

[6]De Standaard -  26 en 27 december 2020  – “O, heerlijke jeugdige vervelendheid” – Door Michael Van Peel.

[7] Der Spiegel – Heft 1/29.12.2018 – “Gewissensfragen an die Welt”. Von Guido Mingels.

[8] Der Spiegel – Heft 27/2017 - “Selbstbetrug mit System”. Von Alexander Jung.

Volgend deel handelt over 'REFLECTIES - IN WAT VOOR EEN WERELD ZIJN WE VERZEILD GERAAKT?

“Als gewone dingen

Ineens niet meer gewoon zijn

Besef je hoe bijzonder

Gewone dingen zijn”

17-03-2021 om 08:38 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
16-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 2

Deel 2

CRISISSEN

Covid-19 heeft bruusk de wereld geschokt en ons tegelijkertijd anders dan voorheen leren kijken naar een aantal crisissen, waarin onze samenleving zich op dat moment reeds bevond.

Deze pandemie heeft ons hevig geraakt door de gelijktijdigheid van het onverenigbare. Alles wordt gelijktijdig zichtbaar en vecht om een plaats in de genetwerkte communicatie wereldwijd. We zijn in een universum van opzichtige contrasten en polarisatie binnengevallen. We beleven een soort systeemwedloop en een strijd om mensbeeld, zelfbeschikkingsidealen en levensbeschouwing. Dat gebeurt in een spanningsveld tussen nationaal egoïsme, globale solidariteit, vrijheid, zekerheid, gerichtheid op de mens, economisch vernuft en koel rendementsdenken. Ze is ook een test voor de liberale democratieën. Die strijd en test kunnen pas echt beoordeeld worden na volledige indijking van de pandemie en nadat alle brokstukken die de pandemie heeft achtergelaten op economisch en menselijk vlak zijn opgeruimd. Het zijn de alomtegenwoordige zichtbaarheid van verschillen en de gelijktijdigheid van onverenigbaarheden die elke overhaaste beoordeling van de crisis bemoeilijken.[1]

Welke andere crisissen bestonden er al vóór corona? Er zijn er tal van.

De multiculturele naoorlogse orde met haar wereldorganisaties blijkt slechts een schaduw, deels vervallen door de desinteresse van de grote landen en gedeeltelijk moedwillig verstoord door een man in het Witte Huis. De internationale gemeenschap slaagt er niet in oorlogen en conflicten te beslechten waardoor deze blijven smeulen. Een gevolg is dat verdrijving, vlucht en omzwerving op alle continenten zorgt voor migratiestromen en steeds nieuwe menselijke tragediën.

De kapitalistische economie en consumptie lijken in een fase van verval te zijn beland. De kloof tussen arm en rijk, niet-elite en elite wordt breder en dieper. Sociaal onrecht zit in elke vezel van onze maatschappij.

Het internet en zijn platforms, artificiële intelligentie, algoritmes, digitalisering, automatisering, robotisering … ontplooien, niettegenstaande de vele voordelen die eraan verbonden zijn, een ontbindende kracht die zich diep in de samenleving invreet.

De wetenschappelijke en technologische vooruitgang heeft zich ontkoppeld van de morele vooruitgang.

Het milieu wordt zienderogen verwoest en de klimaatverandering wordt onvoldoende ernstig genomen.

De klassieke democratie heeft het moeilijk. De traditionele politieke systemen komen onder druk te staan. Het populisme zet zijn stempel op politiek en maatschappij. Bewegingen zijn in opmars.

En tot slot: Het vertrouwen in de waarheid heeft een flinke deuk gekregen en termen als ‘fake news’, ‘post truth’ ‘alternative facts’ en complotdenkers worden gemeengoed. De gevolgen daarvan zijn ingrijpend en bedreigend.

Daarenboven dringen een aantal van hogergenoemde factoren, met stip het internet en het kapitalisme, tot diep door in ons taalgebruik. Macht heeft taal maar taal heeft ook macht.[2];[3];[4]

Telkens als crisissen zich voltrekken stelt zich de vraag of na de crisis de normaliteit terugkomt, of dat ze zal resulteren in fundamentele veranderingen. Onheilsprofeten noemen elke crisis ‘existentieel’. Anderen dromen van een historisch keerpunt en van leereffecten. Alles zal beter worden, een nieuw begin dient zich aan. Andere willen zo snel mogelijk terug tot de orde van de dag overgaan.

Winston Churchill, een Brits politicus van de ‘Conservative Party’ en premier van het Verenigd Koninkrijk van 1940 tot 1945 en van 1951 tot 1955, geloofde erin dat crisissen ook voordelen kunnen hebben. Een van zijn bekende uitspraken luidde: “Never waste a good crisis”. Hij gaf daarmee aan dat de Verenigde Naties nooit hadden bestaan indien er niet de 2de Wereldoorlog, een minder leuke periode, aan was voorafgegaan.

Een variante op die spreuk is: “Never allow a crisis to go to waste”, een uitdrukking om te zeggen dat men in crisistijd snel actie moet nemen desgevallend met middelen andere dan de gangbare.

Volgens Ivan Krastev, een Bulgaars filosoof en politicoloog, veranderen crisissen zoals epidemieën en pandemieën de wereld niet, maar leren ze ons wel de waarheid over onze maatschappij. We zien wat we voorheen niet konden zien. Na afloop van crisissen hebben we altijd gedaan alsof de wereld de oude is gebleven. We hebben nooit een diagnose gemaakt van de eerdere aandoeningen van het systeem. We hebben aan de gang zijnde crisissen altijd beschouwd als een banale voortzetting van vorige crisissen. We zien enkel dat wat we gewend zijn.[5]

We kunnen er echter niet omheen dat omwentelingen effectief plaatsvinden, het collectief denken verandert, meningen en waarden die door de leden van een samenleving worden gedeeld verdwijnen en worden vervangen door nieuwe (paradigma shift). Af en toe is er nood aan een nieuwe dieptestructuur voor ons denken en handelen die beter past bij de nieuwe uitdagingen. Wellicht gebeurt dat volgens een slingerbeweging zoals van hoop op openheid, vrijheid en zelfrealisatie, naar verlangen naar orde, zekerheid en inperking, en terug, wat meer van het ene, wat minder van het andere, over en weer.

Het is hier zeker op zijn plaats even te blijven stilstaan bij de coronapandemie zelf, al is het duidelijk dat corona, of Covid-19, niet het onderwerp is van dit gelegenheidsgeschrift.

Vooreerst is het wellicht niet onbelangrijk vast te stellen dat de coronacrisis zich voor een groot deel voltrekt in een wereld gekarakteriseerd door het trumpisme – genoemd naar een Amerikaanse president die als lijfspreuken had ‘America first’ en ‘Stop the steal’– en de brexit – of het proces van uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, met als slogan ‘take back control.’ Beide trends laten diepe sporen na in onze samenleving, vooral op het vlak van waarheid en leugen.

De coronacrisis heeft zich gepresenteerd als een onmiddellijke bedreiging, voor allen zonder onderscheid van rang of stand, als een direct gevaar voor het eigen leven en dat van de eigen familieleden en vrienden. Ze sluit perfect aan bij de angstreflexen en waarnemingspatronen van de mensen. Zonder onderscheid van rang of stand, is eerder relatief, omdat het mattheuseffect speelt, genoemd naar een vers uit het mattheusevangelie: ‘Aan hem die heeft, zal gegeven worden’. Nemen we de gezondheidszorg. Wie al onderliggende medische problemen heeft, wordt zwaarder getroffen. Voor andere aandoeningen dan Covid-19 wordt de zorg vaak uitgesteld. Ook in andere domeinen speelt hetzelfde effect. Corona maakt velen werkloos, maar hoger geschoolden worden minder getroffen. Vervangingsinkomens aan werknemers en zelfstandigen die werk en inkomen verloren hebben, houdt hen even uit de armoede, maar ze moeten op de duur toch naar het OCMW en de voedselbanken. Leerlingen met een leerachterstand bevinden zich het meest in de gezinnen onderaan de sociale ladder. Afstandsonderwijs is voor deze jongeren niet evident en betaalde bijlessen is zeker geen optie. Die verdomde Mattheus![6]

Met deze pandemie zijn we in een kwaadaardige situatie terechtgekomen: destructief, zonder genade, grenzeloos. De pandemie is globaal (geglobaliseerd?) en toch vindt de wereld geen gemeenschappelijk antwoord. Eigenlijk zou ze een aandrijver voor globalisering moeten zijn.[7]

Toch beleven we hoe adembenemend beweeglijk en eigenlijk snel mensen veranderingsbereid kunnen zijn, al geldt dat niet voor allen. De staat heeft ook geprobeerd in deze crisis de idee ‘dreigende catastrofe’ te verbinden met de idee van een nieuw ‘wij’, dat niet staat voor getemd egoïsme, maar wel voor voorzichtigheid, derving, verdraagzaamheid, solidariteit.[8];[9]

Het is ook doorgedrongen dat een pandemie aanpakken niet kan zonder een actieve overheid, los van het feit of die als democratisch of dictatoriaal geldt.[10] Dat neemt het wantrouwen niet weg dat mensen – terecht of onterecht - hebben tegenover maatregelen van de overheid die genomen worden in naam van de bestrijding van catastrofes of crisissen en die dan beschouwd worden als uitholling van de democratie, niet-proportioneel of heimelijke toe-eigening van meer macht.

In dat verband kunnen we ons twee dingen afvragen. Wat als het land niet op slot was gegaan? Hoe groot zou de ravage dan zijn geweest? En wat als we allemaal – zonder uitzondering – plichtsbewust en volhardend alle maatregelen zouden nageleefd hebben? Hoe lang zou de pandemie dan geduurd hebben? Het zijn twee (alternatieve) scenario’s, waarvan we de resultaten alleen maar kunnen gissen.[11]

Zal de coronacrisis veel veranderen in de wereld? Het zal vermoedelijk vele decennia duren vooraleer het duidelijk wordt of er in 2020 iets heel groots en bepalends is gebeurd en of 2020 een belangrijk keerpunt zal zijn. De pandemie kan geduid worden als een ‘memento mori’: ‘denk aan je zwakte, denk eraan te moeten sterven’. De schijnbare zekerheden worden in twijfel getrokken, maar op de lange termijn volgt er niets beslissends. De geschiedenis is altijd het vertrek naar het onbekende, maar tot nu toe zijn epidemieën altijd beantwoord met onderdrukken en vergeten. Ze veranderen de houding en de mentaliteit van de mensen niet.[12]

Covid-19 kondigt echter zeer waarschijnlijk toch een historisch moment aan, waarin de constante zorg voor de gezondheid een nieuw belangrijk element wordt van het heden. Van nu af aan geldt: ‘na de pandemie is vóór de pandemie’. We krijgen er een constante angst bij, namelijk die voor dodelijke virussen. Iets onzichtbaars zoals een pandemie heeft de zwakheden van ons systeem zichtbaar gemaakt. We weten hoe vatbaar de mensheid geworden is voor nieuwe ziektes en hoe belangrijk hygiënemaatregelen zijn. Virussen en pandemieën dwingen ons dan ook tot nederigheid.[13];[14]

Virussen en pandemieën zijn waarschuwingsschoten van de natuur.

We kennen onze plaats niet meer. We hebben dringend behoefte aan een realistischer zelfbeeld. De natuur kan zonder ons, wij kunnen niet zonder de natuur.

Velen denken buiten en boven de natuur te staan en dat ze naar eigen goeddunken de natuur kunnen gebruiken en veranderen, voor ons eigen welzijn. Daar zal een prijs voor betaald moeten worden. Het mateloze geloof in het eigen kunnen maakt dat we het niet nodig vinden om onze levensstijl fundamenteel te wijzigen, in de illusie dat de problemen die er nu zijn, straks als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen op grond van nog te ontwikkelen technologieën. Wat de deskundigen, biologen en klimaatwetenschappers, al geruime tijd naar voor schuiven, ontkennen we en we maken het zelfs verdacht. Wij zijn de heersers van de wereld, de blik trots voorwaarts gericht. Wie ons tegenspreekt, is dom of onwetend, leve de vooruitgang! Zo’n ernstige afwijking op het vlak van zelfkennis heeft in de psychiatrie verschillende benamingen gekregen:  megalomanie, psychopathie, narcisme, telkens met de vermelding dat deze stoornis nauwelijks te behandelen valt.[15];[16]

Crisissen met nog grotere risico’s voor de mensheid dan de coronapandemie, en die moeilijker te vatten zijn, zoals de klimaatverandering, vormen de grote uitdaging voor de moderne wereld. Dat impliceert dat we ons voorstellings- en reactievermogen radicaal moeten verruimen. Corona heeft ons geleerd hoe slecht we voorbereid zijn op echte schokken. Covid-19 is slechts een kleine voorbode van wat we kunnen verwachten eens de klimaatverandering op kruissnelheid komt.[17]

Al voor de derde keer leiden een epidemie en een klimaatverschuiving tot een zingevingscrisis, schrijft Tom Hannes, boeddhistisch meditatieleraar, theatermaker en coach, in een krantenartikel. Het gaat over de Atheense pest uit de vijfde eeuw voor onze jaartelling, de veertiende-eeuwse epidemie die Europa murw sloeg en de huidige  coronapandemie van 2020-2021. Telkens ging het om de combinatie van een epidemie en een klimaatverschuiving.

Zowel overheden als burgers zullen moeten inzien dat we moeten afstappen van de idee dat alles draait rond de redding van onze eigenliefde, onze individuele vrijheid, onze winstgroei en het halsstarrig weigeren om in te zien dat we niet langer centraal staan en moeten overgaan tot een zingeving gebaseerd op complexe interacties met al wat en wie we op deze planeet delen. We zijn een onderdeel van een groter geheel, dat geregeerd wordt door wetmatigheden en toeval die ons grotendeels overstijgen. Het zal moed en geduld vergen en heel veel schakelwerk om dat inzicht te bewerkstellingen.[18][19]

Dat na corona of Covid-19 de wereld er plots anders en beter zal uitzien, is niet waarschijnlijk. Als de nood het hoogst is, is de redding nabij, zegt het spreekwoord. Bij geluk van leven zullen we dat aan de lijve kunnen ondervinden. Al weet niemand hoe dat verhaal zich zal voltrekken. Na neergang volgt euforie, om dan weer plaats te maken voor neergang. De geschiedenis herhaalt zich of komen er steeds nieuwe variaties op wat voorafgaat? Voor het overige is het menselijk brein de enige grote machine die verhalen uitvindt. En verhalen kunnen alleen maar plaatsmaken voor… nieuwe verhalen.[20]

Dat brengt ons tot het echte thema van dit geschrift: wat leert de pandemie ons over in het bijzonder ‘waarheid, vrijheid, gelijkheid, waardigheid, rechtvaardigheid’ en dat gerelateerd aan de tegenstellingen links-rechts, boven-onder (elite-volk en/of volk/staat) en individu-gemeenschap?

[1] Der Spiegel – Heft 14/28.3.2020 – “Die verletzliche Zivilisation”. Von Bernhard Pörsen.

[2] Der Spiegel – Heft 17/18.4.2020 – “Am Anfang war das Virus”. Von Ullrich Fichtner.

[3] Der Spiegel – Heft 32/1.8.2020 – “Das Virus ist ein Warnschuss der Natur”.  Spiegel-Gespräch met dem Pilosophen Markus Gabriel. Von Susanne Beyer

[4] De Standaard – 21 en 22 maart 2015 – “Bent U burger, druk 1. Hoe de taal van de economie de politieke betrokkenheid smoort”. Door Marc Reynebeau

[5] Der Spiegel – Heft 27/27.6.2020 – “Wir sehen, was wir vorher nicht sehen konnten”. Spiegel-Gespräch mit dem Philosophen Ivan Krastev. Von Lothar Gorris.

[6] De Standaard – 28 januari 2021 – “Mattheus blijft doorwerken tijdens de pandemie”. Door Guy Tegenbos.

[7] Der Spiegel – Heft 27/27.6.2020 – “Wir sehen, was wir vorher nicht sehen konnten”. Von Lothar Gorris.

[8] Der Spiegel - Heft 14/28.3.2020 – “Die verletzliche Zivilisation”. Von Bernhard Pörksen.

[9] Der Spiegel – Heft 16/11.4.2020 – “Die Stunde des offenen Herzens”. Von Elke Schmitter.

[10] De Standaard – 15 oktober 2020 – “Het is nuofficieel: het neoliberalisme is dood”. Door John Vandaele.

[11] De Standaard – 5 maart 2021 – “Fantasieloze verontwaardiging” – Door Jelle Dehaen.

[12] Der Spiegel – Heft 3/16.1.2021 - “Epidemien locken die bösen Kräfte hervor”. Von Lothar Gorris.

[13] Der Spiegel – Heft 17/18.4.2020 – “Am Anfang war das Virus”. Von Ullrich Fichtner.

[14] Der Spiegel – Heft 32/1.8.2020 – “Das Virus ist ein Warnschuss der Natur”. Von Suzanne Beyer.

[15] Der Spiegel – Heft 32/1.8.2020 – “Das Virus ist ein Warnschuss der Natur”. Von Suzanne Beyer.

[16] De Standaard – 14 december 2020 – “We kennen onze plaats niet meer”. Door Paul Verhaeghe.

[17] Der Spiegel – Heft 14/28.3.2020 – “Die verletzliche Zivilisation”. Von Bernhnard Pöksen.

[18] De Standaard – 21 en 22 november 2020 – “Tijden van nobele verwarring”. Door Tom Hannes.

[19] De Standaard – 14 december 2020 – “We kennen onze plaats niet meer”. Door Paul Verhaeghe.

[20] Der Spiegel – Heft 13/21.3.2020 – “Yuval und die Neandertaler”. Von Lothar Gorris.

Het volgend deel draagt als titel 'Reflecties'.

“Misschien hebben we veel te lang geloofd dat we niet kwetsbaar zijn, dat alles altijd sneller, hoger en verder gaat.

Dat is een vergissing.” Frank-Walter Steinmeier, Bondspresident Duitsland

16-03-2021 om 09:13 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
15-03-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reflecties ten tijde van pandemie - deel 1

Deel 1

VOORWOORD

Na mijn beroepsloopbaan ben ik als ‘gepensioneerde met veel tijd’ vrij vlug begonnen met het schrijven, in eigen beheer, van drie boekjes die gerelateerd zijn aan mijn laatste jaren als stafmedewerker en projectleider bij de gemeentelijke overheid. In 2012 verscheen het boek “Vonken”, een managementnovelle over verandering en organisatieontwikkeling en datzelfde jaar “Organisatiebeheersing – Ontwikkeling naar maturiteit”, dat handelt over de organisatie van lokale en provinciale overheden. Een jaar later volgde dan tot slot het boekje “ViertaktFOCUSmanagement”, dat handvatten aanreikt om anders, en zonder kladderadatsch tot gevolg, om te gaan met strategie, organisatie, processen en prestatiemeting, en bijgevolg ook met het bezweren van crisistijd.

Uit de proloog van “Vonken”, neem ik volgend stukje over:

“Een oude schoendoos, daar begon het mee.

Een politicus vertelde in een interview op televisie dat hij een oude schoendoos gebruikte om daar losse aantekeningen in te stoppen over alles wat hem op bepaalde momenten belangrijk leek. En telkens de doos vol zat, had hij stof voor een boek. …

… Deze tactiek zag ik onmiddellijk zitten en al vrij vlug legde ik beslag op een schoendoos en begon ik zinnetjes te verzamelen. Die doos stond daar, ergens bovenop een hoge kast. Soms stak ik kleine notities in mijn doos, maar vervolgens verloor ik de schoendoos uit het oog. Toen ik de doos toch nog eens in het vizier kreeg, besefte ik dat de tijd rijp was om mijn inspanningen te verhogen. Tegelijkertijd drong het tot me door dat ik eigenlijk al jaren bezig was een boek voor te bereiden. Ik had mijn kijk-, luister- en voelsprieten uitgezet. Alleen had ik de informatie die ik op diverse wijzen verzameld had nog niet gebundeld en met mekaar in verband gebracht. Toen die klus voor een deel geklaard was, volgde vrij vlug mijn besluit om met het echte schrijfwerk te beginnen.”

Met dit gelegenheidsgeschrift verliep het eigenlijk gelijkaardig. Enkele jaren geleden nam ik een abonnement op het Duitse tijdschrift Der Spiegel. Alle weken een 130-tal bladzijden actueel nieuws over Duitsland en de rest van de wereld in mijn brievenbus. Eigenlijk las ik dat tijdschrift voorheen al sporadisch. Daar ik al geruime tijd artikels bijhield uit de krant De Standaard, waarop ik naar schatting toch al een 40-tal jaren geabonneerd ben, besloot ik de lijn door te trekken en ook de naar mijn mening meest interessante artikels uit Der Spiegel te bundelen in fardes. Op dat ogenblik wist ik: ‘Daar ga ik vroeg of laat iets mee doen’.

Toen ik op een doordeweekse dag voor mijn boekenkast stond en mijn blik viel op een boek dat ik met veel plezier en interesse gelezen had, kreeg ik een eerste prikkel. Het gaat om het boek “Een naoorlogse achtbaan – Europa 1950-2017” van Ian Kerkshaw. Dat boek beschrijft de Europese geschiedenis vanaf 1950 - mijn geboortejaar - en op die manier het werelddecor waarbinnen mijn leven zich heeft afgespeeld. Geschiedenis lezen die jezelf hebt meegemaakt – hedendaagse geschiedenis -  is op zijn minst een speciale ervaring, waarbij in elk geval de vraag zich opdringt: “Hoe juist is het beeld dat ik hiermee krijg?“.

In zijn monumentaal werk “Kulturgeschichte der Neuzeit”, uitgegeven in 1927, houdt de Oostenrijkse cultuurhistoricus Egon Friedell vast aan de idee dat tijdgenoten nooit een historische gebeurtenis als geheel kunnen zien, zij bekijken die altijd in stukjes[1].

Volgens historicus Volker Reinhart is het een fundamentele menselijke behoefte om de geschiedenis te structureren. Zodat we begrijpen waar we vandaan komen en ons superieur voelen ten opzichte van het verleden. We structureren het verhaal om betekenis te geven aan ons eigen verhaal en leven. Wat het heden betreft wordt zingeving zelden bereikt. De geschiedenis is geen leraar van het leven, ze biedt geen conclusies voor de toekomst.[2]

En toen kwam er onverwachts en ongezien het virus corona of Covid-19 en deze pandemie bezorgde me een tweede prikkel. Want speciaal aan zulke crisissen is, dat ze vaak ontwikkelingen en problemen scherp stellen waar we in normale tijden niet of veel minder oog voor hebben. Alhoewel had ik al geruime tijd de perceptie dat er iets fundamenteels aan de hand was in onze samenleving, met een breuklijn tot gevolg. Breuklijn – een begrip uit de sociologie – staat voor een verdeeldheid in de samenleving die ontstaat uit conflicten. Die conflicten kunnen al achter ons liggen en zelfs geheel of gedeeltelijk opgelost zijn; toch blijft er een breuklijn bestaan. De breuklijn waaraan ik denk, heeft te maken met onze veranderende houding ten opzichte van waarheid en leugen.

Komen we bij de titel van dit geschrift. De doos staat voor de tactiek hierboven beschreven. Daarenboven heeft een doos zes zijden, waarvan er zich telkens twee regelrecht tegenover elkaar bevinden. Dat past perfect in de benadering die ik gekozen heb voor deze publicatie: links tegenover rechts, boven tegenover onder (waarbij boven slaat op elite en/of staat, en onder voor volk en/of burgers), en individu tegenover gemeenschap. De doos wordt gevuld met ideeën over waarheid, gelijkheid, vrijheid, waardigheid.

Het woord reflecties in de subtitel duidt op nadenken en zich bezinnen over en geeft ook aan dat de bedoeling van dit gelegenheidsgeschrift er niet in bestaat te beïnvloeden (‘influencen’) of te overreden.

Tot slot wens ik nog even stil te staan bij het tekstmateriaal waardoor ik mij heb laten inspireren bij het schrijven. Het zijn in overgrote mate tijdschriften- en krantenartikelen, naast enkele boeken. Daarbij ben ik mij bewust van de vraag: “Hoe betrouwbaar is de informatie die vermeld staat in de geschreven pers?”. In dat verband moet ik aanstippen dat ik een redelijk – maar niet blind - vertrouwen heb in de mainstraim media. En door middel van vergelijking, gezond verstand en buikgevoel, kan men een zekere mate van fact checking bereiken. Voor de goede orde heb ik, telkens waar het aangewezen is, aangegeven uit welk artikel ik de ideeën in kwestie geput heb en heb ik dat continu gedaan in verband met de geraadpleegde boeken. Dat er geen echt brononderzoek gedaan is, speelt eigenlijk weinig rol. Het schrijven van dit geschrift is namelijk niks meer dan een denkoefening, gekruid met een vleugje (semi-) filosofische, sociologische en politicologische pistes; nadenken om de dingen beter te begrijpen en te kunnen plaatsen.

[1] Der Spiegel – Heft 17/18.4.2020 – “Am Anfang war das Virus”. Von Ullrich Fichtner.

[2] Der Spiegel – Heft 3 / 16.1.2021 – “Epidemien locken die bösen Kräfte hervor”. Von Lothar Gorris.

Volgend deel is gewijd aan Crisissen.

15-03-2021 om 13:30 geschreven door Danny Vonken

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • Coronadoden
  • Protest is permeabel
  • Recht op idiotie
  • Vrij zijn
  • Complexe problemen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 27/12-02/01 2022
  • 20/12-26/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!