Fred Bervoets (Burcht, 12 mei 1942)[1] is een Belgische schilder, tekenaar en graficus. Hij werd geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog en groeide op in de rook van de fabrieken in de haven te Zwijndrecht en in de schaduw van dekerk van Burcht. Hij volgde opleidingen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen en aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten aldaar. Zijn leermeesters waren Antoon Marstboom, Rik Slabbinck, Julien Creytens en René De Coninck. Reeds tijdens zijn studies genoot hij erkenning, zo ontving hij de Laurent Meeusprijs (1961), de Camiel Huysmansprijs (1963) en was hij laureaat van ‘300 jaar Academie’ (1964). Het œuvre van Bervoets vertoont geen homogeniteit of continuïteit in de strikte zin van het woord. Zowel thematisch als stilistisch ondergaat zijn werk nogal wat veranderingen. Men deelt dan ook zijn œuvre vaak in ‘reeksen’ in. De periode van 1964 tot 1970 werd gekenmerkt door invloeden van de Cobrabeweging hoewel de werken steeds nauw op de leef- en ideeënwereld van Bervoets blijven aansluiten. Vanaf 1970 duiken er vaakslangen en darmachtige figuren op in zijn werken. Ze zijn de voorbodes van de Spagetti's - drukke vertellingen in een psychedelische sfeer op steeds grotere canvassen. In de periode 1972-1974 verlaat hij deze intensieve werkwijze en komen totems en kasten op de voorgrond. Daarnaast maakt hij steeds vaker gebruik van de assemblage-techniek, waarbij hij etsen combineert, verknipt en bijkleurt en ze op de doeken kleeft, of met spijkers en touwtjes vastmaakt. Hij maakte in deze periode vooral gebruik van grijs, blauw en groen met rode - agressieve - accenten. Deze gaat over in een reeks Grijzen ('75). In zijn werken volgend op deze periode weerklinkt woede en verdriet om het verlies van zijn verfbroeder Jan Cox in 1980 en het drama van Wounded Knee op 27 februari 1973. Daarnaast vergroot hij kleine anekdotische krabbels met de episcoop en herschildert ze. In 1982 exposeerde hij in de KMSKA te Antwerpen en een jaar later ontving hij de Lobende Anerkennung van de jury van de Europese grafiek te Baden-Baden, na zijn deelname aan de 17e Biënnale van São Paulo. Voorts illustreerde hij onder meer werk van de dichter Marcel van Maele en als schilder-graficus maakte Bervoets meerdere grafiekedities (etsen, zeefdrukken, lithografieën en affiches) en grafiekmappen. Vanaf 1987 worden zijn werken gekenmerkt door verminkte zelfportretten en littekens en worden zijn werken minder narratief. Ze werden veelal in de duisternis van de nacht gemaakt met acrylverf op ongeprepareerde doeken. Datzelfde jaar werd tevens gekenmerkt door de Nevada-cyclus, een reeks impressies - veelal op bruin inpakpapier of camouflagedoek - van zijn reis naar naar de Mojavewoestijn en zijn bezoek aldaar aanAlbert Szukalski. In 1991 ontving hij de Staatsprijs voor Beeldende Kunst en in 1994 exposeerde hij zijn werk naast dat van Jean-Michel Basquiat(1960-1988) onder de titel A Museum in the making in het Scottsdale Center for the Performing Arts te Scottsdale. In 2007 stelde hij tentoon in het MUHKA te Antwerpen en in 2009 verscheen van de hand van de fotograaf Dirk Vermeirre een fotoboek over Bervoets, waarbij hij hem portretteerde in zijn dagelijks leven. Opmerkelijk in zijn recente werken is het feit dat hij steeds vaker in zijn eigen taferelen figureert. Zo is hij er op te zien als gespierde Aboriginal, motorrijder of in een pijnlijke constellatie bij dedokter ]Bekende werken uit deze periode zijn Klokken voor kanonnen (2002-'04), Welcome Home - De visvangst (2000), Buite-verblijf (2009) en De val van Fred (2012). Deze zijn te bezichtigen in een permanente tentoonstelling in Galerij De Zwarte Panter te Antwerpen[ Daarnaast gaf hij lange tijd les aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen; hij was er de leermeester van onder anderen Tom Liekens, Vaast Colson, Guy Donkers, Lieven Segers en Cindy Wright. De in Antwerpen wonende en werkende Bervoets exposeerde onder meer in Antwerpen, Deurle, Gent, Heusden-Zolder, Knokke, Mechelen, Moskou, in de Amerikaanse Nevadawoestijn,Oostende, Turnhout en in zijn geboortestreek Burcht-Zwijndrecht.
Léon De Smet (Gent, 20 juli 1881 – Deurle, 9 september 1966) was een Vlaams kunstschilder. Hij is de broer van Gustave De Smet, ook een kunstschilder. Léon De Smet studeerde aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten samen met zijn broer Gustave De Smet. Léon en Gustave behoren tot de tweede groep van Sint-Martens-Latem, de kunstgroep die in de streek rond Sint-Martens-Latem ging wonen om er in contact met de eenvoud van de Leiestreek tot een nieuwe kunst met een dieper inhoud te komen. Léon was daar onder andere bevriend met de kunstenaars Valerius De Saedeleer, Maurice Sys, Constant Permeke, Frits van den Berghe,Gustave Van de Woestyne en zijn broer Karel Van de Woestijne, een dichter. Bij het begin van de Eerst Wereldoorlog vluchtte Léon naar Groot-Brittannië, waar hij grote roem kreeg, Hij kreeg een individuele tentoonstelling in januari 1917 in de Leicester Gallery in Londen. Toen hij in 1920 terugkeerde naar België kreeg hij een grote tentoonstelling in de Brusselse Galerie Georges Giroux. In 1953 werd hij geëerd in het Gentse Museum voor Schone Kunsten met een grote, individuele tentoonstelling. Het oeuvre van Léon De Smet wordt gerekend tot het impressionisme, expressionisme en pointillisme. Hij schilderde voornamelijk met toetsen, zoals in De verliefden(1911), maar hij had ook periodes waar hij grote vlakken schilderde zoals in Dame met waaier(1924). Zijn kleurenpalet is meestal iets meer gedempt, hoewel telkens een grote diversiteit van kleuren ontstaat in zijn werken. Zijn composities zijn voornamelijk zeer evenwichtig
Gustave Franciscus (Gustaaf) De Smet (Gent, 21 januari 1877 – Deurle, 8 oktober 1943) was een Vlaams kunstschilder. Samen metConstant Permeke en Frits Van den Berghe behoort hij tot de grote drie van het Vlaamse Expressionisme. Hij signeerde zijn werken vaak metGust. De Smet. Zij vormden, voor en na de Eerste Wereldoorlog, de tweede kunstenaarsgroep van de Latemse Scholen, aan de Leie te Sint-Martens-Latem. Gustave De Smet was, in deze groep, wel de kunstenaar die het langst onder kubistische invloed werkte. Hij werd de schilder van het Vlaamse vrolijke leven, in sereen sterke composities. De Smet werd geboren als zoon van de huisschilder-decorateur en fotograaf Jules De Smet. Gustave had een 4 jaar jongere broer, de impressionistische Léon De Smet. Beiden volgden de Gentse Academie. Terwijl Gustave eerder onregelmatig volgde, was Léon een schitterend student. De Smet trouwde in 1898 met Gusta Van Hoorebeke en bleef in Gent wonen. Eerst in 1908 volgde hij zijn broer Léon naar Sint-Martens-Latem. Daar ging hun aandacht eerder uit naar het impressionistische luminisme van Emile Claus, die in het nabijgelegen Astene verbleef, in zijn villa Zonneschijn. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, week Gustave met zijn gezin en zijn vriend Frits Van den Berghe uit naar Nederland. Van 1914tot 1922 verbleven zij te Amsterdam, te Hilversum, te Laren en te Blaricum. In Nederland leerde hij zowel het Duitse als het Hollandse expressionisme kennen, waarbij de Franse schilder Henri Le Fauconnier een voortrekkersrol speelde. Dit betekende het grote keerpunt in zijn kunst. In 1922 keerde hij naar België terug, om samen met Frits Van den Berghe bij Permeke in te trekken, te Oostende. Toen had hij toch al de Sélection-beweging op gang gebracht, met de Brusselse kunstkenners André de Ridder en Paul-Gustave van Hecke. Na enige maanden trok hij weer naar zijn Leiestreek en in 1923 ging hij in Bachte-Maria-Leerne wonen en daarna in Afsnee, om zich ten slotte in 1927 in Deurle te vestigen. Zijn expressionisme, met de eigen kubistische inslag, had op dat moment een hoogtepunt bereikt, met zijn circus- en kermistaferelen, zijn accordeonspelers en zijn evocaties van dorp en huis, doordrenkt van zijn specifiek coloriet. Op dat ogenblik stond zijn expressieve kracht mijlenver van de visie van zijn broer Léon. De Smet overleed op 66-jarige leeftijd te Deurle. In reactie op De Smets dood zei Permeke: "Hij was nooit klein." De Smets woonhuis wordt bewaard als lokaal museum, dat een duidelijk beeld geeft van de leefomgeving en het atelier. Om de tand des tijds een beetje bij te vijlen heeft de gemeente geopteerd om het museum te restaureren onder leiding van architect Maarten Dobbelaere.
Albijn Van den Abeele, ook wel Albijn Van Den Abeele, soms ook Albijn van den Abeele, (Sint-Martens-Latem, 27 augustus 1835 – aldaar, 22 december 1918) was een Vlaamsekunstschilder uit de Latemse school. Van den Abeele was aanvankelijk schrijver en begon pas op veertigjarige leeftijd te schilderen. In zijn eerste werken domineren de zwart-bruintonaliteiten. Vanaf 1890 begon hij met zijn serie bosgezichten, waarin nieuwe en verfijnde kleurschakeringen naar voren treden. Hij schilderde met veel nauwgezetheid vooral natuurgezichten en landschappen. Valerius De Saedeleer onderging de invloed van zijn werk Van den Abeele werd gemeenteraadslid in 1863 en schepen in 1867, alsook burgemeester van 1869 tot 1876 van Sint-Martens-Latem. Nadien werd hij gemeentesecretaris van zowel Latem als van Afsnee.