Hallo beste lezers.
Ik ben Roger Van Goethem, uw gastheer.
Vorig jaar is mijn vierde boek verschenen.
Het boek heeft de veelbelovende tittel
‘Erop en erover’ Het is een verzameling van
ludieke verhalen en kwajongensstreken uit mijn jeugd.
Mijn vorige werken zijn: ‘De trap der wijsheid’, een jeugdroman, ‘Pinkske’ een kinderboekje, en ‘De zevende hemel’ een bikkelharde misdaadroman.
11-03-2008
De lente komt.
De lente komt
Onvervulde sneeuwdromen smelten in de nieuwe zon.
Op zijn pastelpaard verschijnt de fiere lenteprins, hij overwon.
De aarde barst voor bloemenpracht nog even toegevouwen.
De winter sterft een trage dood, wie zal er om hem rouwen.
Een vroege vlinder fladdert rond op zoek naar schaarse nectar.
De krantenjongen hobbelt fluitend voort op zijn gebloemde fietskar.
Zes mussen tjilpen, ruziënfel, zij vormen t juiste paartje.
Ook mijn hondje voelt zich blij, hij kwispelt met zijn staartje.
De hele wereld is tevree en smacht, en wacht naar lentekleur
Ik adem diep, geniet voluit de zachte, frisse, voorjaarsgeur.
Een merel stijgt weer vrolijk op met in zijn bek een vette worm.
De aarde krijgt zijn nieuw gezicht de lieve maartse vorm.
Zoals bijna iedere woensdagmorgen, ging ik vandaag ook weer, bij een lekker zonnetje, naar de markt in de Driehoekstraat. Mijn interesse gaat slechts naar een paar kramen: de viskraam, de groenten en fruit kraam (waar ik de vitaminen voor een ganse week inkoop), en tenslotte de snoepkraam, (waar ik de suiker die ik niet mag hebben vanwege mijn diabetes inkoop), omdat ik het niet laten kan.
Met zwarte muizen zondig dan overdadig omdat ik zo graag de smaak van anijs heb.
Tevergeefs zocht ik rond tussen de uigestalde lekkernijen.
Mijnheer heeft u al van die heerlijke zwarte muizen?vroeg ik vol verwachting aan de marktkramer.
Ik weet het mijnheer, u hebt er al een paar weken na elkaar naar gevraagd. Eergisteren nog heb ik woedend getelefoneerd naar de leverancier, en als ik boos ben mijnheer, dan weten ze er van! Volgende week zal ik er zeker terug bij hebben.
Diep teleur gesteld wilde ik mijn weg verder zetten.
Mijnheer, ik heb wel zwarte pieten die hetzelfde smaken!riep de man mij na.
Ik keerde terug op mijn stappen.
Ik had mij verwacht aan een drop in de vorm van de trouwe helper van de Sint.
Hier proef maar een eens ze smaken het zelfde als de muizen,verzekerde de man en hij dook onder de plank met uitgestalde snoepjes. Dan reikte hij mij een zwarte piet aan, zoals men dat in de jaren vijftig deed met seksboekjes die men vanonder de toonbank haalde. Verwonderd keek ik naar het snoepje in mijn hand. Het was een waarachtige zwarte penis, zij het dan in eerste communie formaat. Met wat twijfels stak ik de drop in mijn mond. Tot mijn verbazing smaakte hij net zo heerlijk als de door mij begeerde zwarte muizen.
Lekker nietwaar?vroeg de verkoper met een schalkse lach.
Inderdaad geef mij maar een half pond,zei ik.
Ja, ze zijn lekker en ik heb ook nog zwarte borsten bij. Nu wij geen negerinnen tetten meer mogen verkopen, beginnen wij met zwarte pieten en zwarte tetten,schaterde de man.
Als spoedig bleek het dat hij niet voldoende pieten meer in zijn bokaal had.
Ik ga even kijken of ik er nog in mijn wagen heb liggen,zei de man.
Weet je, onderbrak ik hem vul dan maar aan met borsten.
O, dat is gemakkelijker mijnheer.
Ik zuig toch liever op een borst dan op een penis, vindt u ook niet?lachte ik en maakte daarmee een grap die niet in goede aarde viel, want de marktkramer keek mij plots scheef aan en sloot nors af met:
Dat is een kwestie van smaak hé mijnheer, gewoon een kwestie van smaak.
Zij wandelden samen arm in arm, kinderen amper vijftien jaar. De mensen lachten cynisch spottend, toch waren zij echt een paar. Van seks was er toen nog geen sprake, neen, daar dachten zij niet aan. Elkaar wat kussen en wat strelen meer werd er niets gedaan. Maar dan enkele maanden later, ver weg verborgen tussen t gras. Bevend, en na lang gestamel vond hij de hoogste hemel pas. Zij had zich wel aan hem gegeven, doch het was voor haar te vroeg. Ze kon het haarzelf niet vergeven, en brak met hem spijtig genoeg. Liefde eerst zo puur en zuiver was voor haar niet langer waar, Want wat er met haar gebeurde, daarvoor was zij nog niet klaar Hij kon het maar niet begrijpen, het ging mis, voorgoed maar waar.
Hij was lief en zo voorzichtig, God hij hield zo veel van haar.
Het was een smalle hoge kerselaren kast met een lang schuifraam vooraan. Zij was onderverdeeld in drie schabben. Op de onderste verdieping stond een Arabisch mokkaservies. De wijnrode kopjes, verfraaid met een gouden randje, keken op naar de koffiepot die hooghartig met zijn nek over hun heen boog. Om het geheel te vervolledigen glom er achteraan een antieke Turkse waterpijp waaraan misschien ooit nog een sjeik aan gelurkt had.
Op het bovenste vak stond het zilverwerk in zijn opgepoetste glimmende pracht. Het middelste gedeelte was mijn afdeling, de porseleinen beeldjes de koets met het markiezinnetje en op de bok de fiere koetsier, daarachter de verliefde herder en zijn blozend herderinnetje, de hondjes en de poesjes die op hun glazuren achterpootjes dansten, ik kon ze urenlang bewonderen.
Niemand behalve moeder mocht de kast openen het was haar domein, alleen zij besliste wat er in stond en wat er mocht bijkomen. Alleen de vrijdag wanneer zij alles uit het heiligdom haalde om het af te stoffen en op te poetsen mocht ik voorzichtig de beeldjes aanraken. Ik genoot dan van het vrij uitgestalde keramiek en de vrijdaggeur van zilverpoets.
Ik had er nooit aangedacht om zelf in die kast te komen tot op die bewuste dag een nieuw relikwie in de kast kwam, iets dat er naar mijn gevoelens niet in thuis hoorde.
Op een dag kwam vader naar huis met een fototoestelletje, dat hij aan boord had gekregen, niet groter dan een luciferdoosje. Het had de kleur van witte chocolade. Mijn ouders keken door het zoekertje naar het licht en deden nogal geheimzinnig over wat er te zien was.
Wanneer ik vroeg om ook eens te kijken, kreeg ik te horen dat het nog niet aan mij besteed was. Het toestelletje kreeg een plaatsje rechts achteraan op de middelste etage van de zilverkast, recht tegenover het ondeugende herderinnetje.
Wanneer mijn ooms op bezoek kwamen werd het apparaatje te voorschijn gehaald en ging het van hand tot hand terwijl er bewonderend en wat smalend door gekeken werd. Daarna werd het weer veilig opgeborgen.
Mijn nieuwsgierigheid werd steeds feller geprikkeld, het was voor mij zowat het doosje van Pandora.
Telkens ik voorbij de zilverkast kwam werd mijn blik door het fototoestelletje aangezogen. Uiteindelijk werd het mij te machtig. Donderdagavond werkte mijn moeder drie uur als poetsvrouw. Mijn vader stond in ploegen en had die week de late shift. Ik was dus alleen thuis en had nu de kans om door het toestelletje te kijken. Ik had alles van dagen te voren uitgedokterd. Ik ging te werk als een geroutineerde dief. Niemand zou erachter komen dat ik in de kast geweest was. Met mijn maatlatje in aanslag opende ik heel voorzichtig de glazen schuifraam. Op de millimeter na mat ikhoever het hebbedingetje van de kanten stond. Met bevende hand nam ik het begeerde apparaatje van zijn plaats. Ik ging onder de luchter staan en net op het moment dat ik door het glaasje naar het licht wilde kijken ging de deur open. Mijn vader, die vroeger met zijn werk gestopt was, stond als een bedreigend gedaante voor mij. Ik verborg het toestelletje vlug achter mijn rug maar ik kon mijn angst niet verbergen. Vader keek van mij naar de geopende kast en fronste het voorhoofd.
Wel, wat heb je daar achter je rug?vroeg hij streng.
Niets pake,beefde ik.
Kom, laat mij je handen eens zien.
Het fototoestelletje kwam te voorschijn.
Heb je erdoor gekeken snotaap?
Neen, paantwoordde ik naar waarheid.
Geef hier dat ding, het is niet mooi wat erin staat.
Waarom kijken jullie er dan altijd naar pa?
Omdat het alleen voor grote mensen is snotneus.
Ik mocht een week niet buiten spelen.
Het fototoestelletje werd niet meer in de zilverkast gezet. Ik heb het nooit meer terug gezien. Het zal voor mij altijd een raadsel blijven wat er in te zien was. Heeft er iemand een suggestie?
Een keer in de maand ging mijn moeder naar haar zuster op bezoek. Toen ik nog heel jong was ging ik met haar mee, maar vanaf mijn acht jaar mocht ik die paar uurtjes alleen thuis blijven. Zeker als het vakantie was, bleef ik liever op straat spelen dan bij die twee kletsende dames te zitten. Bovendien was dat het moment om deugnietstreken uit te halen. Wat moeder mij ten strengste verbood was met lucifers spelen en vriendjes mee in ons huis te nemen. Twee dingen die ik heel graag deed. Die middag nog geen tien minuten nadat ma vertrokken was, zat ik met minstens zeven bengels van mijn leeftijd in onze woonkamer. Ik had de deur op het nachtslot gedraaid zodat men ons niet zou kunnen storen.
Wij deelden ons in twee kampen en speelden cowboy en indiaan. Het was een enorm tumult. Er werd gevochten of ons leven er vanaf hing.
Ik was cowboy en had een vel te grote gleufhoed van pa op mijn hoofd. De indianen hadden rode oorlogsstrepen met moeders lippenstift in hun gezicht getrokken. Kareltje, die altijd het kneusje was, en de bijnaam bloemkool had vanwege zijn blonde krulletjes en zijn bleke huidskleur, werd door de vijand gevangen genomen en vast gebonden. Het knevelen, daar zorgde Walter de spitsmuis voor. Wij noemden hem zo vanwege zijn smal gezicht en zijn spitse neus. Walter was al een jaar of twee bij de padvinders en was een kei in het knopen leggen. Als hij je vast bond was er geen loskomen aan. Zo werd Kareltje gebonden als een worstje en in de Yale het bezemhok geworpen tot hij zou berecht of bevrijd worden.
Intussen ging de strijd verder. Ik zat met twee kompanen op mijn bed, dat ons fort was, de vijand te bekampen met hoofdkussens. Er werd zwaar gevochten en ik zag na een poosje zo rood als mamas boulanaisesaus en het zweet rolde over mijn voorhoofd.
Roger er is iemand aan de deur bezig,zei de spitsmuis.
Miljarde, dat is ons moeder, verstop jullie vlug.zei ik doodsbang.
In één oogwenk hadden mijn vriendjes zich verstopt.
Bevend op mijn benen draaide ik het nachtslot los.
Woedend kwam moeder binnen gestapt.
Wel, waarom zit gij binnen bij dit prachtige weer en waarom is die deur op het nachtslot?vroeg mijn moeder boos.
Voor de veiligheid ma,zei ik.
Hoezo, voor de veiligheid wat is dat nu weer voor onzin. Je bent zo rood als een kreeft, wat gebeurt er hier allemaal?
Intussen had ik de tijd gekregen om een plannetje te verzinnen. Ik moest kost wat kost moeder buiten krijgen zodat de anderen konden weglopen.
Dus ik begon verschrikkelijk te wenen.
Ik ben geslagen door een grote jongen make,snikte ik.
Een grote jongen?
Ja, hij is zeker zestien jaar en hij heeft mijn tol afgepakt. Ja, en omdat ik mij verweerde heeft hij mij hard geslagen make. Zie maar ik heb een bult vanachter op mijn hoofd.
Die buil had ik tijdens het kussengevecht opgelopen.
Moeder voelde over mijn hoofd.
t Is waar, je haar is helemaal nat en je beeft als een espenblad. Waar is dat gebeurt?
Ginds achter het Kapelletje van de Heilige Rita. Hij is zo groot make en sterk. Ik ben weg gerend en toen heb ik van schrik de deur op slot gedraaid. Willen wij eens gaan kijken, misschien is die gast er nog make.
Met rasse schreden liepen wij naar het kapelletje.
Schijnheilig zocht ik mee naar de grote jongen.
Die kerel is natuurlijk al lang weg,zei moeder met spijt.
Walter kwam ons tegemoet.
Als je die schoelje zoekt die Roger geslagen heeft, hij is twee minuten geleden op zijn fiets weg gereden.loog de spitsmuis tegen moeder.
Oef, het gevaar is voorbij,dacht ik.
Een uurtje later toen moeder in de keuken de spaghetti bereidde hoorde zij gestommel en gekreun.
Roger, ga eens kijken in het bezemhok ik denkt dat er muizen zitten.
Ik was Kareltje al lang vergeten en trok de deur van het hok met een zwaai open om de muizen af te schrikken.
Als of zij lood in had kin had viel moeders mond open, toen zij Kareltje gans verward, met zijn handen op de rug gebonden, uit de Yale zag komen.
Ik liet een vloek.
Godverdomme, bloemkool wat zit jij daar nu te doen,vroeg ik met de verbazing in mijn ogen.
Ik zit hier op de tram te wachten. Zotteke je hebt mij hier zelf
Ingestoken. Waar is de spitsmuis om die knopen los te maken?
Hij liegt zenne make, ik heb hem vandaag nog niet gezien!
Dat was het laatste dat ik te zeggen had, want even later zag deze keer mijn achterste zo rood als haar boulanaisesaus.
Ik verzamelde mijn tranen in een schrijn. Na t ploffen van de aarde op jouw kist. Trommelvliezen barstten, hart verscheurt door pijn. Ik bewaarde t schrijn eerst naast mijn bed. Dan in de gastenkamer voor iedereen in het zicht. Later in vergetelheid op de zolder weggezet. Vandaag is het schrijn weer even losgeraakt. De tranen dertig jaren oud volledig opgedroogd. In vlaag van nostalgie heb ik het schrijn weer vol gemaakt. Met tranen minder bitter maar met liefde even groot. Wat mis ik je mijn moederlief. Waarom moest jij toch dood?
Wij ontdekten geschikte wezens op de blauwe planeet zei Yaakov tot Ayyub.
zijn ze intelligent?
Zon 54 IQ en ze lopen rechtop, mits genetische manipulatie kunnen wij ze gemiddeld op 100 brengen enkelen tot 150 IQ en zelfs iets meer
Dat is nog laag Yaakov.
Hoog genoeg om als slaaf te dienen zoals onze grote leider dit wenst.
Goed, stuur een paar engelen naar die planeet en laat ze de belangrijkste vrouwen bevruchten. Noem die nazaten mens en maak ze oorlog zuchtig. Programmeer ze zodat zich binnenkort na ongeveer 20.000 jaar tegen onze galactische vijanden keren. Indien ze dit overleven roei ze dan uit want anders worden zij voor ons een bedreiging.
Aan gene kant stond een rij trompetten te schitteren in het gele zonlicht.
Zij braakten schetterende klanken uit hun glanzende koperen muilen.
Over de groskest heen zag zij hem stralen met trillende tot het uiterste opgeblazen wangen.
Op zijn bezwete voorhoofd klopte een blauwe ader centimeter dik telkens hij zijn longen leeg blies in het van speeksel verzadigde mondstuk, zodat een straal spuug van zijn kin afdroop.
Wat is hij knap dacht de spitse griet en zij tikte gedoseerde pings uit haar zilveren triangel.
Onder aanzwellend geroffel als bij de inleiding voor de dodensprong ontmoetten hun blikken elkaar.
Toen gebeurde het ongelooflijke, zijn testosteron schoot de hoogte in,
zijn gelaat bolde zich nog meer op, maar dat konden zijn opgezette wangen en slapen niet meer aan.
Het was verschrikkelijk, zijn kop spatte uit elkaar, evenals de stoet.
Bloed en hersenen vlogen in het rond.
De leden van de fanfare zagen met afschuw hoe een prille liefde in hun midden, vroegtijdig explodeerde.
Vaak denk ik nog met weemoed terug aan mijn eerste jaren op de arbeidsmarkt.
Nadat ik de school had verlaten op mijn vijftien jaar, werkte ik 10 jaar als scheepshersteller, daarna ging ik verder studeren en stapte ik over naar het verzekeringswezen, waar ik tot mijn pensioenleeftijd werkzaam bleef.
Ik begon op mijn vijftiende als leerjongen en op mijn drieëntwintigste was ik volwaardig stielman. Men kon in die tijd enkel scheepshersteller worden als je vader, dat ook was. De job ging over van vader op zoon en was een van de best betaalde beroepen in die tijd. Er was geen enkele kennis vereist de enige norm was, je vader moest er werken en je moest recht van de school komen. Dit systeem heeft jaren gewerkt, maar het is begrijpelijk dat het niet kon blijven duren, want wie een zoon had die niet wilde of kon studeren, omdat hij te lui of te dom was, loodste hem naar de scheepsherstelling. Veel van de jongens die er werkte hoorden in feite thuis in een beschermde werkplaats.
Er werd veel met de nieuwkomers gedold.
Fonske, ga eens naar het magazijn om een linkse ladder.werd er vaak gecommandeerd aan een nieuwe leerjongen.
De argeloze knaap werd dan van het kastje naar de muur gestuurd.
Spijtig Fons, ik heb de laatste linkse ladder uitgeleend maar ga eens kijken naar het magazijn aan kaai 271 misschien hebben ze daar nog linkse ladders.
Na een kwartier stappen was de sukkelaar dan eindelijk ter plaatse maar daar werd hij opnieuw voor de gek gehouden.
Neen, Fonske ik heb alleen nog rechtse ladders maar ga eens naar schele Frans die heeft een zwengelsjars daarmee kan je dan die rechtse ladder links trekken.
Zo werd dan het kneusje bezig gehouden tot hij de zolen van onder zijn schoenen had gelopen.
Ja, er waren echte sukkelaars bij, met een IQ zo groot als hun schoenmaat.
Je kon je aan alles verwachten het domste het eerst.
Een van die gasten zal ik nooit vergeten, Tommeke. Ik was nog niet lang tot stielman gepromoveerd, mijn vaste helper was ziek geworden en ik kreeg een jongen bij mij die net van school kwam, Tommeke.
Het bleek al vlug dat hij geen groot licht was en hij beging de ene stommiteit na de andere. De beschaving was nog niet tot hem doorgedrongen en zelfs met meest essentiële vorm van hygiëne werd door de jongen verwaarloost. Ik kan je verzekeren dat het werk aan boord smerig is. Zeker als je aan de motor of op de ketel werkte hingen je handen vol vet of roet. Voor het eten waste dan ook iedereen grondig zijn handen, behalve Tommeke hij deed dat nooit.
Komaan, Tom ga je handen wassen vetzak.zei ik dikwijls
Lachend beet hij dan in zijn zwarte, van vuiligheid doordrongen boterham, en met een smile tot achter zijn oren zei hij:
Dat glijdt goed naar binnen Roger.
Ik zie hem nog zitten met een heerlijke peer. Het sap liep over zijn handen en vermengd met olie en roet likte hij het van zijn polsen op. Dat hij er nooit ziek van werd heb ik nooit begrepen.
Dikwijls moest ik tegen hem opspelen als hij weer eens wat verkeerd had gedaan.
Op een keer stuurde ik hem naar het magazijn om een boor van 30mm.
Een half uur later kwam hij terug.
Op zijn gezicht stond te lezen dat hij zo fier was aan een koetspaard.
Hij reikte mij twee boren aan.
Roger, deze keer heb ik mijn verstand gebruikt hoor.
O Ja?vroeg ik terwijl ik met verbazing van de twee boren keek.
Kijk maar eens, er was geen boor van 30mm in voorraad, maar ik heb er twee van 15mm meegebracht. Koppie koppie hé zei hij glunderend van trots.