Van de paardentram naar de Dampoort tot de Hermelijn naar Flanders Expo
05-11-2007
Op. vervoer Gent (163)
Op 1 september 1971 werden de kasten van de rijtuigen 365, 367 en 368 naar een weiland te Sint-Denijs-Westrem overgebracht, samen met een aanhangwagen uit de reeks 55-64.
Bij de aanvang van 1971, het jaar waarin de eerste 29 PCC's in Gent hun intrede zouden doen, bevatte het rijtuigenpark van de MIVG nog 58 drie-assers, genummerd tussen 316 en 379.
Van de reeks 316-330, uitgerust met elektrische beremming voor aanhangwagens (sécherons) werden er zes buiten dienst gesteld:
Het merendeel werd gesloopt in het bedrijf Chimefer te Balgerhoeke. De kast van drie-asser 355 belandde op een koertje binnen de drukkerij Snoeck aan de Begijnhoflaan te Gent. De kasten van de rijtuigen 365, 367 en 368 vonden op 1 september een plaatsje op een weiland te Sint-Denijs-Westrem (zie foto). De kast van de 376 ten slotte werd in juli de blikvanger in een wijk te Deftinge nabij Geraardsbergen.
Van de 312 werd na afbraak de kast op 21 november 1969 afgevoerd naar het tweede terrein van Racing Gent nabij de spoorwegovergang Gentbrugge-Noord aan de Burvenichstraat. Ze verdween er na een brand op 1 juli 1971.
Chronologisch overzicht van het buiten dienst stellen van drie-assers in de periode 1968-1970.
1968: geen
1969: a) de ganse reeks 302 - 315, inclusief rijtuig 314 dat reeds in 1964 uit de omloop werd genomen. Rijtuig 305 was als eerste aan de beurt in september, de andere volgden eind november wegens de vervanging van tramlijn 3 door een dienst met autobussen.
De kast van drie-asser 387, in september 1967 verkocht aan een particulier die ze omvormde tot tuinhuisje in een weide aan de Scheldeoever te Zevergem. (foto: EDK - juli 1986)
Rijtuigkasten van de 391 en 396, in augustus 1967 verenigd voor een nieuw bestaan als voetbalkantine van Racing Gent te Gentbrugge. (foto: F. Coussens - 25 februari 1973)
Ex-drie-asser 386 (of 393) als werfwagen in dienst bij de firma Dhondt uit Brugge
In de meeste gevallen werden de rijtuigen na hun buitendienststelling van hun kast ontdaan. Het onderstel werd in de stelplaats van de MIVG afgebroken en als schroot verkocht. De kast werd meestal verkocht aan de firma Chimefer in Adegem (deelgemeente Balgerhoeke), die ze ofwel in brand stak, ofwel doorverkocht aan particulieren. Zo kocht aannemer Dhondt uit Brugge in juni 1965 zes rijtuigkasten (386, 393, 397, 400, 401 en 404) voor 27 000 BEF + 1620 BEF taks en voorzag ze van een onderstel op luchtbanden om als werfwagen te dienen.
Chronologisch overzicht van het buiten dienst stellen van 27 drie-assers in de periode 1962-1967).
1962: 301
1963: 381 (kast naar 361) 388 390
1964: 382 389 392 395
1965: 386 393 397 400 401 403 404 405
1966: 362 (kast naar 339)
1967: 383 384 385 387 391 394
Hierbij valt op te merken dat de volledige reeks 381 - 405 ("trage rijtuigen"), in feite het laatst vervaardigd in de jaren 1932-1934, het eerst van het Gentse tramnet verdween (alle voor het einde van 1967).
(deze gegevens, alsook de hierna volgende bekomen via F. Coussens, P. de Meyer en W. Gogaert) 396 398 399 402
Aan de loopbaan van de 357 als tramrijtuig in reizigersdienst kwam op zondag 11 juni 1972 onverwachts een einde, toen na de afwerking van het dagschema door een kortsluiting brand uitbrak, terwijl het zich in de stelplaats op spoor 14 bevond. Wat er naderhand van restte werd later ter plaatse ontmanteld en naar de sloper "Chimefer" in Balgerhoeke (Adegem) afgevoerd.
Averij liep als een rode draad door het verhaal over het definitief buiten dienst stellen van sommige drie-assers, voornamelijk ten gevolge van ernstige en vaak spectaculaire verkeersongevallen. Ik vermeld hier slechts de botsing tussen een vrachtwagen en de 361 in dienst op lijn 4 ter hoogte van het kruispunt Kortrijksesteenweg - Charles de Kerchovelaan op 24 oktober 1963 en de aanrijding van de 339, eveneens met een vrachtwagen, aan het kruispunt van de Vlaanderenstraat en het Laurentplein op 26 september 1966, waarbij een wielrijder om het leven kwam. In beide gevallen werden de rijtuigkasten vervangen door dat van de 381 en de 362, nummers die dus op die wijze werden geschrapt. Merkwaardig genoeg had het zijdelings omslaan van de rijtuigen 353 op lijn 8 aan de Sterre (15 augustus 1948), 356 op lijn 7 in de bocht van de Parklaan naar de Clementinalaan (21 januari 1953) en 352 van lijn 10 op de Rozemarijnbrug (1 juni 1966) geen noodlottige gevolgen en kwamen de drie-assers even later terug in dienst. Ook andere incidenten luidden soms het einde in van een loopbaan op het stadsnet, zoals bijgevoegde foto van de duidelijk illustreert.
Eén van de eerste drie-assers die van het tramnet verdwenen was rijtuig 388, hier nog in dienst op lijn "1 Eggermontstraat" opgemerkt tussen de Groentenmarkt en de Korenmarkt,
De eerste drie-asser die uit de circulatie werden genomen was rijtuig 301 (* het "tonneke", het prototype uit 1925), na de vervanging van tramlijn 8 Sint-Pietersstation - Sterre door de autobuslijn Sint-Pieters - Sterre - Maalte op 20 augustus 1962. De ontmanteling geschiedde reeds op 22 augustus. Volgens de ene bron belandde de rijtuigkast op de scheepswerven van Langerbrugge, volgens een andere op een speelplein langs de Moervaart. In 1963 werd de kast van rijtuig 361 na een ongeval door de MIVG afgebroken en in oktober vervangen door deze van de 381. Twee andere drie-assers werden buiten dienst gesteld: de 388 belandde op de scheepswerven van Langerbrugge en werd daar gesloopt, de 390 werd de eigendom van een personeelslid van de MIVG.
Wegens de afschaffing van de lijnen 3, 5, 6, 7, 8 en 9 in de jaren zestig en de inzet van PCC-rijtuigen in de eerste helft van de jaren zeventig, luidden de doodsklokken over de oubollige drie-assers. Meteen kwam er een einde aan het op- en afspringen vooraleer het rijtuig stilstond en het naar buiten leunen over de hekkentjes op de platforms tijdens de zwoele zomerdagen... (Tekening "Higro" - verzameling F. Coussens)
Begin 1969 kwam het ministerieel akkoord tot stand voor de bestelling van 30 PCC-rijtuigen, te vervaardigen door La Brugeoise et Nivelles, oorspronkelijk bestemd voor de tramlijnen 1, 2, 3 en 4. In juli 1970 volgde een tweede bestelling van 12 stuks (nummers 31 tot 42), bedoeld voor de lijnen 2 en 20. De eerste nieuwe tram kwam in Gentbrugge aan op 17 maart 1971. Op het net geschiedde de omschakeling naar PCC's op lijn 4 (*toen nog Sint-Pietersstation - Korenmarkt - Muidebrug) op 12 juli en op lijn 1 (* toen nog Moscou - Van Beverenplein) op 2 november van dat jaar. Op 4 december werd een laatste order voor nog 9 bijkomende rijtuigen geplaatst (47-54). De nieuwe trams vervingen de drie-assers op lijn 2 (* meteen herdoopt tot 21) vanaf 4 december 1972. Uiteindelijk was dit ook het geval op lijn 10 (Sint-Pietersstation - Rabot - Muide) vanaf 1 april 1974. Nog voor PCC 54 op 28 juni 1974 in de stelplaats te Gentbrugge verscheen, waren alle drie-assers buiten dienst gesteld en afgevoerd, op de 332 en 339 na, die van een pantograaf werden voorzien en bij de spoordienst werden ingelijfd. (* de nog bestaande drie-assers 328, 354 en 378 hadden intussen respectievelijk in Woluwe, het privé-terrein van Achiel Ryckaert te Sint-Amandsberg en het museum te Schepdaal een onderkomen gevonden) Na het afvoeren van de 332 naar Kalken op 17 september 1980 werd enkel de 339 in de stelplaats als "old-timer" bewaard...
AFLEVERINGEN 13 EN 14 - WEEK VAN 6 TOT 11 NOVEMBER 2006 - IN EEN INGEKORTE VERSIE TERUG BESCHIKBAAR !!! =============================
Drie-asser 401 aan de terminus van lijn 9 "Gentbrugge-Arsenaal" voor de modernisatie die het rijtuig tussen 1950 en 1954 zou ondergaan. (foto: van Witsen - juni 1946)
In aflevering 7 (items 74-78) had ik het over de thans nog bestaande motorrijtuigen uit het tijdperk van de ETG, te weten de vijf drie-assers 328, 332, 339, 354 en 378. Maar wat gebeurde er met de overige honderd ? Tijd dus voor een "in memoriam" over de 105 gele trammetjes die gedurende een periode van bijna 50 jaar deel uitmaakten van het Gentse straatbeeld...
Het prototype 301 werd voor het eerst als drie-asser ingezet op 15 november 1925. De reeks 302-315 kwam in dienst tussen 26 december 1925 en 7 april 1927. Eind 1929 was de reeks reeds aangevuld met 19 nieuwe rijtuigen: de nummers 318-329 en de rijtuigen 374-377. In 1930 werd de ombouw van ex- accu- en trolleytrams verdergezet aan een ritme van 3 à 4 per maand, zodat tegen het einde van dat jaar het aantal was opgelopen tot 78. In de loop van 1933 werden de zes nog overgebleven ex-accutrams op hun beurt omgevormd tot drie-assige rijtuigen. Ze kregen de nummers 381 en 383-387. Tussen 2 september 1933 en 16 juni 1934 werden de zes rijtuigen 388-393 in dienst gesteld. Ze vormden in 1912 de volledige reeks "type Melle". Tussen 12 juli 1933 en 11 juli 1934 werden 12 rijtuigen uit de Expo-reeks omgebouwd tot de nummers 394-405, met behoud van de zes kleine zijruitjes, de dwarsbanken binnenin en de lichtkap op het dak. Het getal 105 was hiermee bereikt. Bij heel wat rijtuigen werd reeds tussen 1932 en 1938 werk gemaakt van een betere beremming en heel wat motoren en controllers werden vervangen, zodat sommige trams tot 50 km per uur konden halen. De grootste moderniseringswerken hadden plaats tussen 1950 en 1954. Meest opvallend voor de stedelingen was de uitrusting van de rijtuigen 316-330 met zwarte rubberslangen (sécherons) voor de beremming van de aanhangwagens en de vervanging van de ronde geperforeerde nummerschijf door een veelkleurige rolfilm. De gelijkvormigheid van de ramen, de neon-verlichting binnenin, blauwe zetels met simili-leder, de elektrische verwarming en het uitrusten van de rijtuigen 316-362 met slofremmen (patins) mogen in deze opsomming niet vergeten worden. Merkwaardig genoeg zouden de rijtuigen die het laatst werden omgebouwd tot drie-assers, het eerst worden afgeschreven... (info via F. Coussens en P. de Meyer)
Twee tramrijtuigen op het Maria-Hendrikaplein. Op het voorplan PCC 21 op lijn 4 "Sint-Pietersstation - Muidebrug", nog voorzien van de oorspronkelijke lichten. Rechts PCC 52 op lijn 10 "Sint-Pietersstation - Rabot - Muide", geleverd op 10 juni 1974, uitgerust met de nieuwe signalisatie. (foto: F. Coussens - 16 augustus 1974)
22 oktober 1974(info via F. Coussens)
De nieuwe lichtsignalisatie voor de PCC-rijtuigen is aangekomen. Ze bevat aanvullende stop- en knipperlichten. Eén rijtuig werd er dadelijk mee uitgerust. In een tijdspanne van twee jaar zullen alle trams er van voorzien worden, behalve de reeks 47-54, bij wie de signalisatie reeds van bij de levering (* tussen 5 maart en 27 juni 1974) werd aangebracht. Negen aanvullende rijtuigen kregen een mobilofoon.
4 november 1974(info via F. Coussens)
Aan het Sluizeken werd een installatie opgesteld om boringen op 30 meter diepte uit te voeren in de Sleepstraat, in verband met de geplande werken voor de pre-metro. In opdracht van de MIVG had het personeel van het Rijksinstituut voor Grondmechanica, verbonden aan de Rijksuniversiteit, enkele dagen daarvoor al grondboringen uitgevoerd rechtover het Gerechtshof.
PCC O5 op het Sint-Baafsplein. Het rijtuig begeeft zich via Klein Turkije naar de Korenmarkt voor een dienst op lijn "4 doorstreept" naar het Sint-Pietersstation. Drie-asser 328 berijdt het traject van lijn 1, richting Van Beverenplein. Op die lijn zouden vanaf 2 november ook PCC's worden ingezet. (foto 7 september 1971)
16 oktober 1971(De Gentenaar)
Het is bekend dat het inschakelen van de moderne trams (*PCC's) op lijn 4 (*sedert 12 juli) de MIVG tot dusver meer kopzorgen dan gelukkige momenten heeft bezorgd. Met zoveel woorden durft men het niet zeggen, maar toch is het een feit dat sinds de nieuwe trams rijden, zich twee tot drie pannes per week voordeden. Directeur Wissart noemde het kinderziekten, vermits de rijtuigen nog niet op punt stonden. De pannes betekenden bijna telkens zoveel ongerief voor het verkeer, dat er dikwijls reusachtige opstoppingen uit voortvloeiden. Een ander gevolg was dat de reizigers aanzienlijke vertragingen opliepen, te laat op hun werk arriveerden of hun trein zagen rijden. Thans zeggen sommige abonnenten dat men rapper van het centrum van de stad naar het Sint-Pietersstation rijdt met de oude tram 2 dan met de "snellere" tram 4. De reizigers hebben daar evenwel gedeeltelijk zelf schuld aan, omdat zij dikwijls geen tramkaart hebben of zelfs geen pasgeld voor de bediende die nu tegelijk geleider en ontvanger is, niet snel genoeg doorschuiven en te traag uitstappen via de automatisch sluitende deuren. Mechanische defecten hebben echter een grote weerslag op de goede gang van zaken. Zij kunnen veelal niet direct hersteld of achterhaald worden, met het gevolg dat dan een oude trekker het moderne voertuig moet komen wegslepen. Het is intussen met zekerheid komen vast te staan dat de technische uitrusting van het parcours niet was aangepast aan de nieuwe voertuigen. De meeste gevallen van panne vonden daar hun oorsprong. Het meeste ongemak blijkt een plots uitvallen van de stroom in een bepaalde sector te zijn. Dit gebeurde vooral als er veel rijtuigen werden ingelegd, op de spitsuren dus. Een andere veel voorkomende oorzaak, doch uitsluitend in de bochten, is dat de pantograaf contact verliest met de voedingslijn. Wel werden de tramsporen in de bochten aangepast ten behoeve van de nieuwe trams, maar de kabels moest men meestal op dezelfde plaats laten hangen om de problemen niet over te zetten naar de sleepbeugels van de oude rijtuigen die nog verder rondjes doen op het net. Een zwak punt op dit vlak vormt zeker de Schouwburgstraat. Daar is het al herhaald voorgevallen dat de pantograaf wegsloeg. Soms vlogen de stukken op het voetpad. Op lijn 4 is overigens het hele traject tussen de Korenmarkt en de Nederkouter één knelpunt.
Spoorwerken op de Ketelbrug stelden in oktober 1966 het geduld en het begrip van de automobilisten en andere weggebruikers danig op de proef. (persfoto)
6 oktober 1966(Het Laatste Nieuws)
Het aantal openbare werken in Gent neemt voortdurend toe. Het stadsbestuur gaat immers stelselmatig verder met het aanleggen van een net moderne weg-assen met zwartverharding. Hierbij worden in de eerste plaats die wegen aangepakt waarop de tramsporen overbodig zijn geworden. Het vervangen van tramlijn 5 door autobussen (* op 1 juni 1965) heeft korte tijd geleden het klaarkomen mogelijk gemaakt van een eerste invalsweg, van de viaduct onder de spoorlijn aan de Burggravenlaan tot aan de Marcellisbrug voorbij de Lammerstraat. Half november hoopt men gereed te zijn met het moderniseren van de nevenas op de Ringlaan, ter hoogte van de Terplatenbrug. De werken op de Rooseveltlaan en de Tentoonstellingslaan, waar de sporen van lijn 7 werden uitgebroken, zijn nog volop aan de gang en reeds staan er andermaal nieuwe in het verschiet. Velen hadden gedacht dat de rijweg tussen het Frankrijkplein en het Van Arteveldeplein (* de Zuidstationstraat) nu aan de beurt zou komen. Dat zou logisch zijn geweest en lag dan ook in de bedoeling van de stedelijke wegendienst. Voorlopig ziet men daar echter van af omdat de MIVG voornemens is de tramlijnen 1, 2, 3, 4 en 10 te behouden. Plans zijn sedert twee jaar in de Gewestelijke Commissie voor Gemeenschappelijk Vervoer ter studie voor het ombouwen van sommige lijnen in semi-metro. Vermits men hiervoor de bedding van de drooggelegde waterlopen zou gebruiken, zullen daarmee ongetwijfeld nog heel wat jaartjes zijn gemoeid. Er zijn echter andere ontwerpen, zoals de aanpassing van het Maria-Hendrikaplein, met de bouw van voetgangerstunnels en een grondige wijziging van de bestaande tramsporen in de Kortrijksesteenweg, de Elisabethlaan, de Albertlaan en de Groot-Brittanniëlaan, waarvan de verwerking voor een veel nabijere toekomst in het vooruitzicht wordt gesteld. (* uitgevoerd in 1968 en 1969) Het onmiddellijk gevolg is dat de MIVG de lus van sporen en wissels in de Stationsstraat en rondom het Van Arteveldeplein wenst te bewaren voor het gebeurlijk omleiden van haar diensten bij optochten, zware ongelukken of wanneer het tramverkeer op een bepaalde plaats door werkzaamheden onderbroken is.
Lijn 9 kende de kortste levensloop.MIVG-krant - winter 1988 - E. De Keukeleire)
Rijtuigen 397 en 405 in dienst op lijn 9 ontmoeten elkaar ter hoogte van het voormalige gemeentehuis aan het Ledebergplein.
Op zondag 13 oktober 1963 bolden de rijtuigen van lijn 9 voor het laatst tussen het Arsenaal en het Sint-Pietersstation, langs het Ledebergplein, de Sint-Lievenspoort, de Heuvelpoort, de vijver van het Citadelpark en de Clementinalaan. Ze werd destijds in het leven geroepen om na de sluiting van het Zuidstation op 6 oktober 1928 voor de inwoners van Gentbrugge en Ledeberg een nieuwe en kortere verbinding met Gent-Sint-Pieters te verwezenlijken. Die klus was snel geklaard, vermits zowat het hele traject er al lag, namelijk het deel van lijn 1 tot aan de Sint-Lievenspoort en dat van lijn 7 tussen de Terplatenbrug en het station. Het leggen van een paar honderd meter spoor op de Sint-Lievenslaan volstond om de beide eindjes met mekaar in verbinding te stellen. Gaan we aan het rekenen, dan komen we al gauw tot de vaststelling dat de lijn slechts 35 jaar en één week heeft bestaan, het kortste leven van alle dus. Tram 9 had zo zijn eigen bijzondere kenmerken. De kortste planning ooit ging er aan vooraf, aangezien de sluiting van het Zuidstation pas in januari 1928 als een donderslag bij heldere hemel was aangekondigd geworden. Het betrof hier ook een vrij korte lijn: 4150 meter, reisduur 14 minuten. Op de rolfilm stonden net als bij lijn 2 "Sint-Pietersstation" en "Arsenaal", zij het dan in groene kleur met witte lettertekens. Dan had je verder nog "Eggermontstraat", voor de rijtuigen die aan het wisselspoor op het Ledebergplein terugkeerden. De trams van lijn 9 stonden elke dag iets later op dan de andere (om 6 uur 31 de eerste rit van het Arsenaal naar het station), maar hielden vooral van een lange nachtrust (laatste afrit naar Gent-Sint-Pieters om 21.35 uur). Gewoonlijk werd de lijn bediend met rijtuigen uit de reeksen 302-315 en 391-405 die lichtere motoren bezaten, maar vanaf 16 april 1956 kwam een bijzondere avonddienst in voege, waarbij de lijnen 9 en 10 werden versmolten tot één lijn van het Arsenaal over Gent-Sint-Pieters naar de Muide. Vier rijtuigen met zwaardere motoren werden daarvoor ingezet en voorzien van de lijnplaatjes 9 en 10. De laatste rit werd afgelegd met motorrijtuig 331.
Boven:Tijdens de werken aan de nieuwe Dampoortbrug volgden de rijtuigen van lijn 3 de goederenlijn van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen over de spoorwegbrug van de Kasteelsluis. Onder: Drie-asser 354 aan de terminus van lijn 6 te Meulestede. Let op de rolfilm en het plaatje aan de zijkant, beide met de vermelding "4". (Foto: R. Temmerman - 21 februari 1960)
20 oktober 1952(Het Volk)
Nadat de aanbesteding voor de nieuwe Keizerbrug op 1 augustus was toegewezen, wordt thans aanvang gemaakt met de bouwwerken. Anderzijds werd de laatste hand gelegd aan de voltooiing van de nieuwe Dampoortbrug. De definitieve heropbouw van de Albertbrug zal volgende maand worden aangevat. De aanbesteding werd op 16 augustus toegewezen aan het bedrijf Baert & Albouwwerk.
1 oktober 1955
Afschaffing van de exploitatie met spoorauto's op de lijnen Sint-Lievens-Houtem - Oordegem - Wetteren en Oordegem - Aalst.
5 oktober 1957(dienstbericht ETG)
De rijtuigen van lijn 4 zullen insgelijks lijn 6 bedienen. Tot 9 uur zullen die om de beurt tot de Muidebrug en Meulestedebrug rijden. De rolfilms zullen in de avonddienst vanaf de Sint-Niklaasstraat de vermelding "Meulestede" dragen.
Op 31 juli 1946 deed rijtuig 339 een eerste rit op lijn 2, voorzien van nieuwe motoren, een nieuw laagje lakverf en een rolfilmkast voor de lijnaanduiding. Alles liep gesmeerd totdat de drie-asser aan de Vogelmarkt op een auto met aanhangwagen terecht kwam die stilstond. Het ganse voorgedeelte van de tram werd daarbij opgelicht . De geleider en een reizigster die op het platform had plaatsgenomen werden licht gekwetst.
5 oktober 1945(De Gentenaar)
De trammaatschappij toont grote belangstelling voor een nieuw type van lijnaanduiding. Het moet het onderhoud en de wisseling van de huidige ronde, geperforeerde nummerplaten overbodig maken. Anderzijds zal daardoor de verwarring bij de tramreizigers volkomen weggenomen worden. Een gespecialiseerd Brussels bedrijf heeft daaromtrent in de stelplaats te Gentbrugge, in het bijzijn van de ingenieurs en de directeur van de maatschappij, toelichtingen verstrekt bij een stelsel dat bestaat uit een opgerolde band lijnwaad, die bij middel van veelkleurige opdruk de nummers en de eindbestemmingen van elke lijn bevat. De rol past in een cilindervormige koker met venster die ter hoogte van de huidige plaat zal worden ingebouwd. Dank zij een bijzonder mechanisme dat de geleider met de hand kan bedienen, kan de gewenste aanduiding voor het raam geschoven worden. De toepassing ervan houdt evenwel in dat de rijtuigen hiertoe aan de beide platformen enkele grondige wijzigingen zullen moeten ondergaan, waardoor een eventuele veralgemening slechts geleidelijk kan uitgevoerd worden, tegelijk wellicht met de vele andere modernisatiewerken welke op til zijn. De bevoegde instanties van de maatschappij waren alvast zeer enthousiast over de uiteenzetting aangaande de nieuwe wijze van lijnaanduiding op een rollende band.
23 oktober 1945(nota van de ETG)
Ingevolge het schrijven van het Commissariaat-Generaal voor de Passieve Luchtbescherming hebben wij besloten ons de luchtbeschermingswerken welke uitgevoerd waren in onze instelling te Gentbrugge, tot last te nemen. Al onze schuilplaatsen zijn reeds voor zoveel weggenomen, dat we in de mogelijkheid zijn gesteld, de gebruikte materialen ervan terug te winnen.
Drie-asser 311 van lijn 4 op de overloopwissel aan de Muidebrug. De lus langs de Sassekaai zou pas in 1946 aangelegd worden. Uiterst rechts de schuin oplopende voetgangersbrug naast de vernielde Muidebrug.
oktober 1943(anekdote van wijlen J. Bontinck)
Ongelooflijk en toch echt waar... zo waar als de wereldbol om zijn as draait! Bobby was de hond van Grietje, woonachtig aan de Meulesteedsesteenweg. Het beest was een gewone verbasterde fox, een "straatjee" zoals ze in Gent zeggen. Waar Grietje zich ook begaf, hij ging overal mee, ook op boodschappen naar de stad met de trams van de lijnen 6 en 4. Maar in de "vrijerstijd" stapte Bobby het alleen af. Aan de terminus in Meulestede sprong hij op tram 6. Aan de Muide stapte hij af, liep met de andere mensen mee over de noodbrug en wachtte daar op tram 4. Daar hadden ook de rijtuigen van de lijnen 5 en 10 hun terminus, maar Bobby nam nooit de verkeerde. Aan 't Seleskest" (* de Heilig Kerstkerk) gekomen, alwaar zijn amazone woonde, stapte hij doodgemoedereerd af en geloof het of niet, hij kwam op dezelfde manier weer naar huis!. Een slimme en wel opgevoede hond! Hij baste of jankte nooit op de tram en had zo zijn eigen hoekje op het platform. Als er alarm was moest iedereen de tram verlaten. Bobby profiteerde er steeds van om op de ledige tram te springen, zijn hoekje met een "geurig plasje" af te bakenen, om dan met een zekere waardigheid tussen de wachtenden te gaan plaatsnemen. Het was een propere hond, hij deed het liever zo dan tegen uw benen...
Zicht op de Hamerbrug (* thans Guislainbrug) met dubbel spoor van de in juli 1942 ingereden tramlijn Gentbruggebrug - Rooigemlaan - Van Beverenplein.
26 oktober 1943 (Interne nota ETG)
De nieuwe nummerplaten voor de rijtuigen van de lijn Gentbruggebrug - Ruwaertlaan (* tijdens de oorlogsjaren de benaming voor de Rooigemlaan) - Van Beverenplein over de Hamerbrug (* noodlijn wegens de vernieling van de De Smetbrug, in gebruik sinds 12 juli 1942),zijn in het atelier aangekomen. Ze dragen het nummer 31 in plaats van het Romeinse cijfer III en zullen vanaf zaterdag 30 oktober in dienst gesteld worden.
30 oktober 1943 (Interne nota ETG aan NMVB)
Ingevolge de herhaalde diefstallen die gepleegd werden in de statie van Gent-Rabot, werden wij genoodzaakt bij dag een wachtdienst in te stellen buiten de openingsuren van de statie en twee wakers te voorzien bij nacht. Vermits wij bestatigd hebben dat geladen wagons welke toebehoren aan buurtlijnen van uw uitbating insgelijks in deze statie verblijven, stellen wij voor de kosten te verdelen op basis van de helft voor elk van onze maatschappijen. Bovendien werd overeengekomen dat volgende onderrichtingen zullen gegeven worden aan het personeel van de buurtlijn Evergem - Bassevelde. Het in- en uitstappen voorbij het hekken, dus op het terrein van de statie zelf, zal voortaan verboden worden. Het hekken zal in principe gesloten blijven wanneer geen goederenverkeer op komst of vertrekkensklaar is. Gezien de belangrijkheid van Gent-Rabot als goederenstatie en de steeds toenemende gevaren voor diefstallen, menen wij dat die maatregelen noodzakelijk zijn.
Drie-asser 325 met aanhangwagen uit de reeks 65-72 geparkeerd op het Emiel Braunplein, richting Klein Turkije, klaar om de rit langs lijn 4 naar het Sint-Pietersstation aan te vangen. Foto uit 1958, kort voor de afbraak van de huizenrij. Rechts een gedeelte van het belfort.
NOG VEEL MEER OVER HET GENTSE OPENBAAR VERVOER!!!
Bekijk ook het blog "MIVG" van Dany !!!! ________________________________________