Starend naar de binnenkant van zijn lijf dat zeurt van wroeging probeert hij zijn ziel te vinden maar ze ontglipt hem steeds wanneer hij haar staart wil vatten.
maar de ziel lacht en lacht ach jongen ik heb geen staart zelfs op de zoom van mijn baljurk daar kan je niet op trappen
ik ben stofloos en zonder materie ik ben je geest en niet die kerel uit de fles luister naar mijn goede raad die hoor je als je maar wil dan moet je niet zoeken dan zijn we de beste maatjes en wroeging verdwijnt op staande voet. Probeer me jongen lacht de ziel en weg is ze weer op ronde in zijn lijf.
Ingrid Lenaerts
|