Honger, sociale politiek en protest tijdens de Eerste Wereldoorlog in België
Auteur: Giselle Nath
Er zullen de komende maanden heel wat boeken verschijnen in verband met de Eerste Wereldoorlog (1914 1918), of De Groote Oorlog zoals hij ook genoemd wordt. Volgend jaar is het honderd jaren geleden dat die begon. En die oorlog is niet zomaar aan ons voorbij gegaan.
Oorlog kent vele facetten: de grote principes, de slagvelden, wapens, politieke achtergrond
maar Giselle Nathe laat ons deze oorlog beleven vanuit de sociale geschiedenis: hoe beleefden concrete mensen deze vier jaren?
Mensen zijn verschillend, ook in oorlogstijd. Daarom neemt de auteur met de invalshoek van honger de geschiedenis onder de loep. Wie leed er honger, hoe werd er op gereageerd?
Om haar benadering begrijpelijk te maken, laat de schrijfster de lezer kennismaken met de situatie van 100 jaren terug. Dorp en stad zijn twee totaal verschillende werelden. In haar algemene bespreking toont ze dit al aan. Later, wanneer de concrete invulling aan bod komt, zal ze de theoretische omkadering invoelbaar maken door feiten, nagelaten in dagboeken, verhalen, officiële papieren en minder officiële humor.
Eerst en vooral: de arbeiders kenden niet dezelfde arbeidsomstandigheden als nu. Voor de arbeider was ook voor de oorlog geen rooskleurige toekomst weggelegd
een gemiddelde levensduur hadden van 45 jaar. Dat was al een stuk beter dan de 39 jaar waarop men in 1843 mocht rekenen, maar toch. Een volop industrialiserende maatschappij is niet altijd vriendelijk voor de lichamen van het werkvolk. (p. 17)
Daarbij was er een kerk die, door haar morele opstelling, voor de armen gewoon wreed was, zoals de onderpastoor van Sint-Pieters-Buiten het stelde: de armen droegen zelf schuld aan hun verloedering. Ze moesten heropgevoed worden, gestraft of tegen zichzelf beschermd. De onderpastoor van Sint-Pieters-Buiten repte met geen woord over uitbuitingslonen, huisjesmelkers of het feit dat arbeiders bijna niets konden sparen. (p.27)
Hoewel België als een democratie ontworpen was, was het een democratie van een bezittende klasse en dit leidde tot een algemene staking (1913) onder het motto: één man, één stem (van de vrouw was nog geen sprake). De democratische eisen verzeilden in de koelkast toen de Duitsers binnen vielen, want andere problemen dienden zich aan. Het vaderland had eenheid nodig. Er werd honger geleden: Voor stedelingen bestond de hoofdmaaltijd uit een bekertje soep en een sneetje brood. Het tijdperk van autonoom initiatief en politieke emancipatie eindigde met een nooit gezien vertoon van aalmoezenpolitiek en ontbering. Dat rijken broden uitdeelden en armen stilzwijgend hun hand moesten uitstrekken, was een pijnlijk maar zeer reëel anachronisme. (p.38)
Dan laat de auteur de politieke achtergrond oplichten: hoe raakte het zo noodzakelijke voedsel van buiten de grenzen tot bij de concrete mensen. Wie waren de actoren in dit politieke spel? We krijgen zicht op de rol van de Société Général en twee diplomaten: de Spaanse markies Van Villalobar en de Amerikaan Brand Whitlock. Commissies worden opgericht: de Commission for Relief in Belgium dat voor voedseltoevoer zorgt en Comité National de Secours et d Alimentation dat voor de concrete voedselverdeling zorgt. Het vraagt heel wat diplomatisch kunst- en vliegwerk om voedsel vanuit het buitenland in België te krijgen zonder dat het door de bezetter in beslag wordt genomen. Deze acties brengen de nodige spanningen met zich mee. Zo zijn er vaak conflicten tussen botsende egos van initiatiefnemers. Ook het verschil in visie op hulpverlening( het pragmatisch management- en efficiëntiegerichte van de Amerikanen tegenover de patronageopvattingen van de Belgen) zorgt voor wrijvingen. Het plaatselijk onbekend zijn met de regelgeving van het Centraal Comité en vooral doordat
de lokale comités haast altijd op de hand van de heersende politici stonden. Bestaande conflicten tussen oppositie en bestuur werden heel snel uitgevochten in het lokale Hulp- en Voedingskomiteit. (p. 91) laten de hulpverlening vaak stroef verlopen.
Terzijde: in het bestuur van het centrale comités is geen enkele vrouw te bekennen. Wel zullen vrouwen naam maken op plaatselijk niveau.
De hulpverlening blijkt sterk klassengebonden. De armen kwamen terecht in soepkantines, de burgerij kon zich richten tot de restaurants économiques, waar de burgerij de drie gangenmaaltijd door een kelner geserveerd kreeg.
België was verdeeld in Generalgouvernement (ook bekend als het Okkupationsgebiet) en een Etappengebiet, met steeds wisselende regels en bezettingstroepen (p.41). Het Etappengebiet kreeg een veel zwaarder regime te verduren. Het is in dat gebied dat de auteur op zoek gaat naar twee verschillende vormen van samenleven: een dorp (Aartrijke) en een stad (Gent).
De interpretatie van wat gebeurt, verschilt volgens de sociale situatie van de bron. Een dagboek geschreven door een welstellend iemand, die voedsel uitdeelt verschilt duidelijk van het verhaal van een toen dertienjarig meisje uit een arbeidersmilieu, dat voedsel ontvangt.
De reactie op de problemen is erg verschillend in beide gebieden. Aartrijke, een boerendorp, kent eigen overlevingsmechanismen. Gent, een industriestad met een groot aantal arbeiders, zoekt vooral via het ontwikkelen van arbeidsverenigingen en consumentencoöperaties oplossingen.
Het is een ongelooflijk boeiend boek omdat het zo inleefbaar is, zelfs al ligt de beschreven periode honderd jaar achter ons. Het laat zien dat oorlog meer is dan wapengekletter, veldslagen en heldendom. Oorlog is ook tekort, honger en dood door gebrek. Door het onderzoek te beperken tot twee plaatsen, Aartrijke en Gent, kan er ruimte genomen worden voor een meer diepgaand onderzoek wat een meer genuanceerde benadering toelaat. Daardoor wordt de geschiedschrijving zeer levendig en herkenbaar.
Het boek leest heel vlot. Geen zware theorieën (hoewel de inleiding voldoende omkadering geeft) maar heel concrete feiten, waarbij je soms je eigen onmacht voelt opborrelen: zo oordeelt men toch niet over mensen, zo gaat men toch niet met mensen om?
Aanbevolen voor iedereen die graag wil kennismaken met de leefwereld van vroegere generaties die De Groote Oorlog moesten overleven.
|