Ik ben Vanden Broucke Jean Pierre, en gebruik soms ook wel de schuilnaam jipie.
Ik ben een man en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 21/12/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, fotografie en tuinieren.
Na een dikke maand van rusten ben ik vandaag mee met de bus naar Ekeren, waar de wandelclub De Bosgeuzen van de Voorkempen er hun Herfsttocht hielden.
Ekeren is een plaats in België en een district van Antwerpen. Ekeren was een zelfstandige gemeente tot 1 januari 1983.Na de fusie op 1 januari 1983 werd een gedeelte van Ekeren (het bevolkingsrijkste met het dorpscentrum) aangehecht bij Antwerpen, de wijken Hoogboom, Zilverenhoek en gedeelte Leugenberg bij Kapellen. Onderstaande bevolkingscijfers betreffen het district Ekeren, het gedeelte van de voormalige gemeente dat bij Antwerpen werd gevoegd. De volgende grenswijziging was op 1 januari 2019. Ekeren ligt deels in het Scheldepoldergebied. Naar het oosten toe gaat het landschap over in de Noorderkempen, waar het bosachtige gebied veel villabouw kent, met name in de wijken Sint-Mariaburg en Donk. Er zijn nog een aantal weilanden en akkers, o.a. de Puihoek tussen Ekeren centrum en Sint-Mariaburg en de Hoekakker in Ekeren-Donk. In het westen vindt men het Antwerpse havengebied met natuurgebied Ekerse Putten, later Muisbroek genaamd.
De inwoners van Ekeren staan ook bekend onder hun bijnaam "Bierpruvers", vanwege de vele bierbrouwerijen die zich eertijds op het grondgebied van de oude heerlijkheid Ekeren bevonden. De Ekerse carnavalvereniging De Bierpruvers dankt haar naam aan de bijnaam van de Ekerenaars. De bijnaam is vereeuwigd in het standbeeldje "De Bierpruver" dat oorspronkelijk een plaats kreeg op de hoek van Geestenspoor en Driehoekstraat. Op 30 juni 2015 is het beeld verplaatst naar het vernieuwde Kristus-Koningplein. Het beeldje werd op 9 september 1990 op zijn sokkel gezet en stelt een mannelijke "bierpruver" voor die een aker in de hoogte houdt, een koperen ketel waarin vroeger bier werd gebrouwen. Deze koperen ketels zijn ook verwerkt in het wapenschild van Ekeren. Door huisbrouwerij de 3 vaten wordt het bier Bierpruver gebrouwen.
De start was vanuit Zaal jeugd en cultuur en men kon uit een 6tal afstanden kiezen. Ik koos om te beginnen met de 12km.
Al vanaf de start gaan alle omlopen genieten van dit slechts enkele jaren geleden aangelegd park. Dit dus nog recent groendomein kuier je tussen het groen met watertjes, tripstenen, uitzichtpunten en bosjes.na deze te hebben verlaten ging met door naar de Oude landen. De Oude Landen bestaat uit de mooi kronkelende Oudelandse Beek, grillig gevormde rietkragen, bloemrijke graslanden en wilgenbosjes. Het gaat hier over grasveldjes, doorheen stegeltjes en over bruggetjes. Verwacht je alvast aan wat wellicht één van de mooiste natuurgebieden van Vlaanderen mag genoemd worden. De gekende Schotse Galloway-runderen helpen hier al gras-verorberend een handje bij het beheer.
Het parcours lag er hier en daar wat vettig bij en het was oppassen voor valpartijen. Daarna ging het richting Kasteelpark Veltwijck. Kasteelpark Veltwijck .Het Veltwijckpark heeft een prachtige rozentuin en een slotvijver met een groot vissenbestand. In het voorpark staan nog steeds enkele beuken uit een dreef die werd aangeplant in 1759. De oudste vermelding van het omwaterde ‘Hof van Veltwijck’ dateert van 1565. Zo genaamd naar de eerste eigenaar, Aert Van Veltwijck, een Antwerpse poorter die hier een zogenaamd hof van plaisantie (lusthof) liet oprichten. Het Veltwijckpark sluit naadloos aan bij de Oude Landen zodat je van het ene moois in het andere terecht komt. Wat verder kwamen we aan onze rustpost, dit was het cafetaria van het zwembad. Na iets te hebben gedronken en gegeten gingen we verder richting de Bospolder. De Bospolder in Ekeren was vroeger poldergebied. Bij de havenuitbreiding zo’n dertig jaar geleden werd het gebied opgespoten. Daarna veroverde de natuur langzaam opnieuw het vernielde gebied. Graslanden, ruigten, bos en moeras wisselen er af met ondiepe plassen. In 2002 werd het allereerste Vlaamse natuur-inrichtingsproject afgewerkt. Door moeras te herstellen en “wielen” of plassen die ontstaan zijn door dijkdoorbraken te ruimen, werd het gebied terug natter en waardevoller. En….bovenal, een magnifiek wandel-natuurgebied waarin zich trouwens ook de Galloways opperbest thuisvoelen. Ongetwijfeld een niet te versmaden exploratie.
Nooit gedacht dat we zoveel natuur gingen krijgen op deze wandeling. Het laatste gedeelte wandelde men door de Ekerse putten en Ekerse Meersen. De routes die deze contreien aandoen kunnen een blik werpen op de twee Ekerse Putten die in de jaren twintig werden uitgegraven in het kader van de aanleg van het rangeerstation Antwerpen-Noord (1925-1930). De grote vijver - die een maximumdiepte heeft van ongeveer 21 m - is één van de meest populaire duikplaatsen in Vlaanderen. Dit komt doordat in de loodrechte kleiwanden (van 5 tot 10 m diepte) duidelijk herkenbaar fossiele schelplagen voorkomen. En, uiteraard, natuur alomtegenwoordig. na deze passage kwamen we uiteindelijk terug waar we begonnen waren. Er restte ons nog wat tijd om een babbeltje te slaan en iets te drinken alvorens men terug met de bus huiswaarts keerden. Geniet even mee van de beelden.
Het was een hele mooie wandeling en prachtig herfstweer.
Vandaag was het een wandeltocht van de wandelclub WSK Marke, waar ik ben aangesloten. Deze tocht ging door te Stasegem.
Het gehucht Stasegem bevindt zich in de stad Harelbeke, gelegen in de provincie West-Vlaanderen. Het situeert zich in het uiterste zuiden van de stad en ligt wat van de andere stadsdelen verwijderd door het nijverheidsgebied Harelbeke-Zuid en het natuurgebied De Gavers. Het gehucht grenst ook aan Kortrijk, Zwevegem en Deerlijk, en ligt vlakbij het kanaal Kortrijk-Bossuit.
Het grondgebied dat vandaag Stasegem heet kent reeds een lange geschiedenis wat bewoners betreft. Dat bewijzen een aantal vondsten uit de Gallo-Romeinse periode. Bij de aanleg van de Collegewijk, gelegen aan het provinciaal domein De Gavers, zijn restanten gevonden van meerdere houten gebouwen. Eikenhouten waterputten, afvalkuilen, glas, brons, muntstukken en een cultusplaats wijzen op een zogenaamde vicus. Wellicht splitsten meerdere Romeinse wegen op wat nu de Collegewijk is. Een van die wegen liep via Stasegem naar Kerkhove. Langs deze vermoedelijke weg zijn in Stasegem meerdere Romeinse boerderijen aangetroffen. De eerste maal dat de naam Stasegem echter opduikt is in het jaar 1641, op een kaart van het burggraafschap Kortrijk uit het boek Flandria illustrata, een historiografisch werk van de Vlaamse kanunnik Antonius Sanderus. Het gehucht draagt de naam van het Goed te Staseghem, een belangrijke rentehoeve die vanaf 1580 tot het midden van de negentiende eeuw bewoond werd door de familie Deconinck. Gedurende lange tijd werd het omgeschreven als een heel landelijk gebied. Andere belangrijke hofsteden waren het Goed ter Halle en Het Gehucht, dat sinds 1747 bewoond wordt door de familie Hanssens.
De start was vanuit de Zuiderkouter en de wandelaars konden uit een 4tal afstanden kiezen. Ditmaal kon ik niet wandelen wegens een blessure aan de knie(ontsteking van de pees). Vrouwlief nam de taak op zich voor het maken van enkele mooie beelden.
Het Provinciaal Domein de Gavers stond centraal in deze wandeling. De grotere afstanden stapten dan richting Zwevegem. Deze foto's waren genomen op de afstand 12km.
Inschrijvingstafel
Fiere voorzitter
Het traject dat mijn vrouw volgde.
De Startzaal.
De Koutermolen.
De Koutermolen, een oude staakmolen uit de streek, werd in 1981-1986 gerestaureerd en in de Gavers heropgebouwd. Voor hij er terechtkwam was de molen al enkele keren afgebroken en herbouwd op een andere plaats. Zo had hij in Desselgem, Deerlijk en Stasegem gestaan. De molen is sinds 1944 erkend als monument.
De oorspronkelijke Koutermolen werd tussen 1775 en 1789 opgericht door Pieter Gheysens. Het was de eerste molen in Stasegem. Hij werd voor het eerst vermeld op een kaart van 1789, gemaakt door landmeter P.C. Steur, in verband met het kalseien van de weg van Harelbeke naar Zwevegem. De molen stond een 300-tal meter ten zuiden van zijn huidige standplaats, aan de oostzijde van de tegenwoordige Masteluinstraat, waar nu het speelterrein van Chiro Stasegem is. In een latere kadastertelling was hij vermeld als oliecot. Op Palmzondag 1891 brandde de molen door onbekende oorzaak af. August Gheysens, de toenmalige molenaar van de Koutermolen, kon nadien vrijwel direct de Brandemolen in Deerlijk kopen, die uit elkaar was genomen om de onderdelen los te verkopen. In 1917 sloopten het Duitse leger de molen voor de aanleg van een landingsbaan in de Gavermeersen.In 1919 zocht Victor Gheysens, de zoon van August, een vervangende molen. Door een gelukkig toeval stond de eveneens in Deerlijk staande Statiemolen te koop. Deze molen was in 1897 verplaatst van Desselgem naar Deerlijk Statie. De molenaar kocht het werktuig en bracht hem met paard en kar naar Stasegem. De familie Gheysens bemaalde tot 1948 de Koutermolen. André Gheysens liet de molen nog regelmatig draaien tot 1968. In 1976 werd hij door de gemeente Harelbeke aangekocht in een volledig vervallen toestand, waarop de provincie West-Vlaanderen hem voor 1 frank had gekocht. In 1981-1986 werd de molen volledig gerestaureerd en heropgebouwd in het provinciedomein De Gavers . In 1987 ging hij officieel open en prijkt op een zes meter hoge belt. Hij draait regelmatig dankzij vrijwillige molenaars. In 2020 trok de provincie 246.826 euro uit voor een nodige tweede restauratie.
Provinciedomein De Gavers is een West-Vlaams natuur- en recreatiedomein van 192 ha in de gemeentes Harelbeke en Deerlijk. Het Gavermeer van ongeveer 65 ha ontstond door zandwinning in de jaren 1960, die nodig was voor de aanleg van de nabijgelegen snelweg E17. Daarvoor was het een drassig meersengebied.Het beheer van de Gavers valt onder de provincie van West-Vlaanderen. Met ongeveer 800.000 bezoekers per jaar is dit het drukstbezochte provinciedomein van deze provincie. Faciliteiten omvatten een zwemstrand, speelweides, wandel-, ruiter- en fietspaden, cafetaria's en een avonturenpark. Ruimte voor recreatie laat watersporten op het Gavermeer toe zoals: zeilen, surfen en kajakken. Een deel van het domein is natuurreservaat waar vooral watervogels kunnen overwinteren.
Het gebied maakte in de vroege middeleeuwen (ca. 500 - 1000) deel uit van een groot woud, het Methelawoud. Dat woud verdween geleidelijk door houtkap, waarbij het vrijgekomen land werd gebruikt voor de landbouw. Rond 1600 waren de Gavers al een drassig weidegebied. Op de Vandermaelenkaarten (uit de 19de eeuw) wordt het huidige natuurdomein aangegeven als Gavere Weyde. Het oorspronkelijke Gaverlandschap bestond uit laaggelegen wei- en hooilanden met rijen knotwilgen of elzen en populieren langs de ontsluitingswegen. De natte weilanden aan de Gaverbeek stonden in de winter geregeld onder water. Voor de aanleg van de autosnelweg E3 (de huidige E17) was behoefte aan grote hoeveelheden zand. Dit werd in goede kwaliteit gevonden in de nabije Gavermeersen. Er werd een gebied van 80 ha onteigend en in augustus 1968 begon men de eerste gronden weg te zuigen. Tegen eind 1970 was 4.000.000 m3 weggespoten en had het oorspronkelijke landschap van natte hooilanden plaats gemaakt voor een grote waterplas van 62 ha. In 1974 kocht het Provinciebestuur van West-Vlaanderen het gebied aan van de Intercommunale E3 en de Intercommunale Leiedal. De totale oppervlakte werd vergroot en uitgebouwd voor recreatie en natuurmogelijkheden. De Gavers bestaan tegenwoordig uit een groot meer met daaromheen bossen, wandel- en fietspaden.
Het westelijke deel van het Gavermeer is een permanent vogelreservaat, en wordt 's winters fors uitgebreid om de dieren optimale rust te kunnen bieden. In het oostelijke deel huist een reigerkolonie met een zeventigtal nesten. Natuurpunt Gaverstreke neemt het beheer van de "Vlinderweides" (1 ha bloemen- en insectenrijk hooiland), de "Villaplasjes" (6 ha natte weiden met ondiepe plassen) en de Oeverzwaluwenwand voor haar rekening. Het meer wordt als wachtbekken voor drinkwater uit het kanaal Kortrijk-Bossuit gebruikt. Rond de waterplas loopt de volledig gescheiden Gaverbeek die vervuild water naar het waterzuiveringsstation aan de Leie in Harelbeke brengt. In 2006 werd aan een zuidoostelijke hoek van het meer een soort zwembad gebouwd. In 2021 vingen grote werken aan om het domein met ongeveer 20 hectare uit te breiden, tot 212 hectare. Drie nieuwe zones zullen ingericht worden voor natte natuur, natuureducatie en recreatie, een gecontroleerd overstromingsgebied en het herstellen van de natuurlijke loop van de Gaverbeek. Deze werken omvatten een aantal fases, waarbij het einde wordt voorzien in 2025.
Ik hoopte op ietsje meer wandelaars, maar er was veel concurentie qua wandeltochten in West Vlaanderen.
Ditmaal een wandeling dicht bij huis, ik ging wandelen in Rekkem, waar de wandelclub De 12uren van lauwe er hun Grenstocht hielden.
Rekkem is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Menen, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. Rekkem ligt in het zuiden van de provincie, ingeklemd tussen Wallonië (Moeskroen) en Frankrijk (Halluin). Rekkem-centrum ligt in het noorden van het grondgebied, meer naar het zuiden ligt het gehucht Paradijs. In het oosten van de deelgemeente ligt een stuk van het industrieterrein LAR, genoemd naar de drie deelgemeenten waarin het gelegen is (Lauwe - Aalbeke - Rekkem).
Rekkem ligt in Zandlemig Vlaanderen in de vallei van de Palingbeek. In het noorden vindt men de Leie. De hoogte varieert van 15 tot 67 meter, het hoogste punt is Castert, waar dan ook diverse windmolens stonden opgesteld. Ten zuiden ligt het verstedelijkte Moeskroen en ten westen liggen de, eveneens verstedelijkte, kernen Halluin en Menen. In het oosten ligt een bedrijventerrein en in het noorden vindt men eveneens veel bebouwing.
De start van deze wandeling was vanuit de gemeenteschool Barthel en de wandelaars konden uit een 5tal afstanden kiezen. Ik koos voor de 22km. iedere afstand ging richting Paradijs, waar de centrale rustpost was. Daar maakten de 2 grootste afstanden een lus van 8.5km richting Moeskroen en terug.
Paradijs is een gehucht in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Het ligt in het zuiden van Rekkem, een deelgemeente van de stad Menen. Paradijs ligt tegen de grens met Frankrijk en Wallonië en is van het dorpscentrum van Rekkem afgesneden door de snelweg A14/E17. Paradijs heeft een eigen parochie, genoemd naar de Heilige Maagd der Armen Op de Atlas der Buurtwegen uit het midden van de 19de eeuw staat het gehucht Paradis aangeduid. Het gehucht kende een sterke ontwikkeling door de groeiende industrie in Noord-Frankrijk..
Vandaag eens een wandeling maken bij onze Noorderburen. Ik reed naar Ijzendijke in Zeeuws-Vlaanderen.
IJzendijke (Zeeuws: Iezndieke) is een stad in de gemeente Sluis, gelegen in het westen van Zeeuws-Vlaanderen in de Nederlandse provincie Zeeland en telt 2.530 inwoners (1 januari 2023). Tot april 1970 was IJzendijke een zelfstandige gemeente, waarna het tot 2003 deel uitmaakte van de gemeente Oostburg. IJzendijke ligt in het zeekleipoldergebied op een hoogte van ongeveer 1,5 meter. De omgeving wordt gekenmerkt door akkerbouw. Er zijn enkele overblijfselen van de voormalige vestingwerken, en in het noorden daarvan vindt men het Bunkerbos, een natuurgebiedje met overblijfselen van vroegere militaire opslagplaatsen. In de omgeving liggen enkele kreken, zoals de Bierkreek, en in het zuiden ligt de Passageule, tegenwoordig een uitwateringskanaal, vroeger een militaire linie. In de Passageulepolder, ten zuidwesten van IJzenzijke, ligt een natuurgebied.
De start van deze wandeling was in de kantine van voetbalploeg Ijzendijke.De wandelaars konden uit een 4tal afstanden kiezen. Ik koos voor de 22km. Aan de start op de parking waren het bijna allemaal Belgische nummerplaten te zien.Deze tocht werd gerealiseerd door de wandelclub WV Voor De Wind. Wandeling rondom IJzendijke over verharde en onverharde wegen, door polders en natuurgebieden.
Mooie weidse landschappen
Hier aangekomen op een minicamping. Ik deed hier een mooie lus richting de Westerschelde.
Een 40tal opwaarts, daarna een 10tal afdalen en ik wandelde langs het strand aan de Westerschelde.
Ik wandelde langs Westerscheldepad richting Sasput en keerde via Slijkplaat terug naar de minicamping.
In de verte zicht op Breskens
Recht voor mij een zicht op de haven van Vlissingen.
Op de terug weg naar de rust.
Na de rust ging ik terug richting Ijzendijke via enkele mooie landelijke wegen.
De Amaliapolder (ook, foutief: Ameliapolder) is een polder ten noordoosten van IJzendijke, behorende tot de Polders rond Biervliet, in de Nederlandse provincie Zeeland. De polder werd ingedijkt in 1638 door landmeter Pieter Gilissen in opdracht van Pieter Rombouts. De polder is vernoemd naar Amalia van Solms en heeft een oppervlakte van 372 ha.In of aan de rand van de polder liggen de buurtschappen: Driewegen, Nieuwlandse Molen en Nieuwland. Voorts is er een boerderij met de naam: 't Oude Tolhuis. De gemeentegrens tussen Sluis en Terneuzen loopt dwars door de polder. De polder wordt omsloten door de Driewegenweg, de Hoofdplaatse Weg, de IJzendijkse Weg en de Schorerweg. Waar de laatste op de Driewegenweg uitkomt, bevindt zich Schorersgraf.
De Witte Juffer is een korenmolen in IJzendijke in de Nederlandse provincie Zeeland. De molen had lange tijd geen naam, maar in 2009 heeft de huidige eigenaar hem De Witte Juffer genoemd. De molen werd in 1841 als grondzeiler gebouwd. Later is de molen tot stellingmolen verhoogd. De molen kent een aantal Vlaamse kenmerken. In 1931 werd de molen onttakeld waarna in 1965 de molen weer in oude glorie werd hersteld. Later volgden nog enkele restauraties om de maalvaardigheid van de molen te verbeteren. Uniek aan deze molen is de Vlaamse constructie van de kap. De molen is eigendom van de gemeente Sluis en wordt regelmatig in werking gezet door een vrijwillig molenaar. De roeden van de molen zijn bijna 24 meter lang en zijn voorzien van het Oudhollands hekwerk (op Vlaamse wijze opgehekt) met zeilen. De molen is ingericht met één koppel maalstenen.
Onze Lieve Vrouw Hemelvaart Kerk.
Vanaf 1701 konden de katholieken in IJzendijke gebruik maken van een schuurkerk, die in 1720 en 1776 door een groter exemplaar vervangen werd. In 1824 werden plannen gemaakt voor een volwaardig nieuw kerkgebouw, compleet met koepeltoren, die sterk leken op die voor de nieuwe Joannes de Doperkerk in Sluis (1823-1830). De plannen werden echter niet uitgevoerd, en pas op 27 mei 1841 kon een nieuwe kerk in gebruik genomen worden, waarvoor op 25 maart 1840 de eerste steen was gelegd. Dit was een waterstaatskerk, gebouwd naar een ontwerp van ingenieur L. Rijsterborgh (1803-1864) uit Breskens, dat na diens vertrek door zijn opvolger D.J. Santijn Schovel was gewijzigd. Het gebouw is nadien in de loop der jaren regelmatig uitgebreid, en wel in 1869 met een nieuw koor, in 1913 met een nieuwe toren, en in 1929 met een nieuwe kapel. Eind 1944 werd deze kerk verwoest ten gevolge van de Slag om de Schelde.Tot 1951 werd vervolgens gebruik gemaakt van een noodkerk en in dat jaar werd een nieuwe kerk in gebruik genomen, naar ontwerp van J. de Lint.
Het betreft een driebeukige bakstenen kruiskerk met halfingebouwde vierkante toren waarboven een balustrade en bekroond met een smalle achthoekige lantaarn met daarop een kenmerkende spits. De kerk is gebouwd in traditionalistische stijl, met steunberen en een vieringtorentje. De kerk heeft een vijfzijdig afgesloten koor. In 2017 werd de kerk onttrokken aan de eredienst vanwege teruglopend kerkbezoek, en sindsdien kerken de IJzendijkse katholieken in de Mauritskerk, die daarmee tot simultaankerk is geworden.
Een rustige en mooie polderwandeling. Jammer van de heel magere opkomst. Er waren 525 deelnemers waaronder een 400tal Belgen.
Vandaag een busreis met de wandelclub WSK Marke naar Bray-Dunes, om daar deel te nemen aan de Picontocht, georganiseerd door de nog hele jonge wandelclub D&A (De Panne-Adinkerke).
Bray-Dunes (Frans-Vlaams: Bray-Duunen), is een badplaats aan de Duinenkust van Frans-Vlaanderen. Het ligt aan de Noordzee en is de noordelijkste gemeente van Frankrijk, tegen de schreve, de grens tussen Frankrijk en België, aan. De gemeente telde 4.380 inwoners op 1 januari 2021. Bray-Dunes werd in de 19e eeuw door de Duinkerkse reder Alphonse Bray gesticht als een tehuis voor oudere zeelieden. Van 1875-1880 werd de Église Notre-Dame des Dunes gebouwd. Er kwam een compleet dorpje tot stand dat door Bray aan de Franse staat werd geschonken. Bray-Dunes was oorspronkelijk een gehucht van Gijvelde tot het in 1883 een zelfstandige gemeente werd. Later werden er door een maatschappij uit Roubaix en Tourcoing ook villa's gebouwd, waarvan er ongeveer 800 aanwezig zijn. In 1927 werd de parochie Bray-Dunes-plage gesticht. De Heilig Hartkerk (Sacré-Coeur) werd na de Tweede Wereldoorlog gebouwd.
Bray-Dunes ligt aan de Noordzee en is de meest noordelijke gemeente van Frankrijk. Tussen Bray-Dunes en de West-Vlaamse buurgemeente De Panne bevindt zich een ongerept duingebied, het natuurreservaat Dune du Perroquet, van 565 ha, aansluitend aan het Belgische Natuurreservaat De Westhoek. Tussen Bray-Dunes en Zuidkote vindt men het natuurreservaat Dune Marchand. Het brede zandstrand is een belangrijke toeristische trekpleister van het plaatsje. De hoogte bedraagt 0-29 meter, het laatste vanwege de duinen.
De start van deze wandeling was vanuit zaal Dany Boon en men kon kiezen uit een 5tal afstanden. Ik koos voor de 17km en het beloofde een mooie dag te zijn. Na iets te hebben gedronken, begon ik aan de wandeling.
We waren er vroeg bij, er gingen 16bussen hier aankomen, de zaal was nog een beetje leeg.
Het eerste gedeelte ging wat door het dorp alvorens we langs de dijk kwamen.
Hier een zicht op de Noordzee
Infobord met wat uitleg van de wrede oorlog.
Een eindje langs de dijk van Bray-Dunes
Zicht op een kalme zee en een verlaten strand
Op weg naar de duinen.
Het Dune du Perroquet is een natuurgebied in de tot het Franse Noorderdepartement behorende plaats Bray-Dunes. Het 179 hectare grote gebied bestaat uit duinen die rechtstreeks in contact staan met de Noordzeekust, en het is daarbij het meest noordelijke stukje Frankrijk. Sedert 1985 is het beschermd als natuurgebied en het meest oostelijke van een reeks duingebieden langs de Franse Noordzeekust (hier Opaalkust genaamd).In de duinen komen meer dan 350 plantensoorten voor, er zijn 70 broedvogelsoorten en ook zijn er diverse amfibieën te vinden. Tot de typische duinplanten behoren zeeraket, grote teunisbloem, kleverige reigersbek, blauwe zeedistel, parnassia en gewone rolklaver.Aan de oostkant van het natuurgebied, direct aan de Belgische grens ligt een camping in de duinen. Aan de Belgische zijde van de grens ligt het Natuurreservaat De Westhoek. Aan de westzijde is er de bebouwing van Bray-Dunes Plage, de badplaats van Bray-Dunes. In het gebied zijn veel bunkers te vinden. Voor een deel zijn het overblijfselen van de Atlantikwall uit de Tweede Wereldoorlog, maar er zijn ook een aantal bunkers die door de Fransen gedurende het interbellum werden gebouwd als deel van de Maginotlinie. Hoewel deze linie vooral sterk aanwezig was langs de Frans-Duitse grens, was ze ook in verzwakte vorm langs de Belgisch-Franse grens te aangelegd, om een eventuele doorbraak van Duitse troepen via Belgisch grondgebied tegen te houden.
Heel wat bunkers of wat er van overgebleven is.
Het Dune Marchand is een nationaal natuurreservaat, omvattende een deel der duinen tussen Bray-Dunes en Zuidkote.Het duin werd geklasseerd in 1974 en tussen 1980 en 2004 werd 108 ha duingebied verworven door het Conservatoire du littoral. Het natuurreservaat omvat hier 83 ha van. De duinen worden vaak blootgesteld aan stormen, waardoor er duinpannen ontstaan waarin tal van plantensoorten een toevlucht hebben genomen. Er werden 337 soorten geteld, waaronder wintergroen, diverse orchideeën, parnassia en gentianen, naast de typische duingrassen en grauwe abeel. Ook telde men 162 soorten gewervelden, waaronder 6 amfibieën (onder meer kamsalamander en rugstreeppad, 1 reptielensoort, 140 vogelsoorten waarvan 35 broedvogels, en zoogdieren waaronder de gewone zeehond.
Veel op en neer
Aangekomen bij onze eerste rust na 7km
Eerst een heel eind dit wandel-fietspad volgen alvorens we een volgend mooi natuurdomein kregen.
Hier zijn we terug op Belgische bodem in De Panne
Dit was een heel mooi stuk natuur
Nu naar de volgende rustpost
Dit was even een tussenstop, hier enkele clubleden.
Dit was onze 2°echte rustpost
Na deze rust gingen we terug naar de startzaal via enkele mooie paden en de Fossiele duinen.
Het is een gebied van oude binnenduinen en beslaat 112 ha. Het reservaat heeft, samen met het aangrenzende Domein Cabour in België, een lengte van 5 km en een breedte van ongeveer 600 meter. Het is een van de weinige overgebleven binnenduinen, daar de meeste zijn afgegraven en in cultuur gebracht. Het werd aangekocht door het Conservatoire de l'espace littoral et des rivages lacustres. Deze 5000 jaar oude duinen liggen op 3 km van de kust en zijn dus afgesneden van de aanvoer van zand en schelpen. Hierdoor zijn ze, door uitspoeling, in de loop van de eeuwen kalkarm geworden.De bodem is daarmee zeer voedselarm en, om verruiging te voorkomen, wordt ze begraasd met Haflingerpaarden.In het gebied is een wandeling uitgezet. Er liggen een aantal bunkers uit de Tweede Wereldoorlog, die deels worden benut als vleermuiskelder.
Heel mooi om er door te wandelen.Een prachtig stuk natuur.
Mooie zichten.
Terug in de bewoonde wereld, nog enkele honderde meters en we zijn terug aan de startzaal.
Dit was een hele mooie wandeling heel veel natuur gekregen. Er waren 16 autobussen voor deze mooie wandeling. Ongeveer 1500 deelnemers. Onze wandelclub was met 61 deelnemers aanwezig.
Het was al een tijdje geleden dat ik nog eens wandelde in de regio Brugge. Ik besloot om te wandelen in Assebroek.
Assebroek is een plaats in de Belgische provincie West-Vlaanderen en sinds 1 januari 1971 een deelgemeente van de provinciehoofdstad Brugge. Assebroek ligt ten zuidoosten van de historische binnenstad. De deelgemeente heeft een oppervlakte van 10,49 km² en telde op 31 december 2014 19.737 inwoners, die Assebroekenaren worden genoemd. Het aantal inwoners is sinds 1999 nauwelijks gewijzigd. Daarmee telt Assebroek ca. 16,75% van de Brugse bevolking. Sinds 1421 spreekt men van Assebroucq of Assebroek. Voordien was het Ursebroec (1201), Ersbroch (1231), Ars(e)brouc (1242). Ars(e)brouc betekent wellicht vochtige paardenweide. Het Oud-Nederlandse Arse of Ors staat dan voor paarden en brouc voor nat stuk land of meers.Opvallend is dat rond de Meersen in de middeleeuwen talrijke herbergen stonden, allen met paardennamen, waarvan alleen nog de bouwval Het Vliegend Paard te Oedelem overeind staat. Ook de buurt Peerdeke in Assebroek verwijst wellicht hiernaar. Sommige bronnen gaan ervan uit dat Arse slaat op Essen, zodat Assebroek zou betekenen moeras omringd door Essen. De historicus Jos De Smet heeft deze verklaring afgewezen, omdat rond meersen geen esbomen groeiden.
De start was vanuit Sparrenhof en men kon uit een 5tal afstanden kiezen. Vandaag nog eens wandelen met vader en zoon Vandewalle en we kozen voor de langste afstand(22km).
Heerlijk wandelen in de omgeving van de oude spoorwegbedding en in het rustig gelegen prachtige natuurgebied de Assebroekse Meersen. Op hun plan stonden er mooie stukjes natuur getekend zoals het Paaltjesbos en de Assebroekse Meersen.Na de inschrijving en iets te hebben gedronken begonnen we aan de wandeling. Er was lichte nevel te bespeuren op de landschappen en de zon begon zich te wringen door het ochtend grijs. Mooi schouwspel.
"De Zeven Torentjes", ook nog als "'s Heer Boudewijnsburg" of "Rabaudenburg" aangeduid, was een tweede belangrijk leenhof, en had eveneens een lagere rechtspraak. Op het huidige domein "De Zeven Torentjes" bevindt zich nog een duiventoren, wellicht uit de 16e eeuw, die wijst op de hoge status van dit voormalige goed
Het beloofde terug een mooie nazomer dag te worden, dus terug een dagje wandelen. Ik reed naar Deinze om daar deel te nemen aan hun Canteclaermarsen.
Deinze is een stad in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, langs de rivier de Leie. De gemeente fuseerde met Nevele op 1 januari 2019 en telde op 1 januari 2023 44.930 inwoners, die Deinzenaars worden genoemd. De gemeente bestaat uit 17 deelgemeentes waarbij Deinze en Petegem-aan-de-Leie een stedelijke kern vormen met 17.900 inwoners. Deinze heeft een oppervlakte van 127,38 km².De vroegste vermelding van Deinze stamt uit het jaar 840. De oudste geschriften verwijzen naar Donsa of Dunsa. Wat dit betekent, is nog onbekend, maar mogelijk verwijst het naar een mosrijk gebied. De stad telt 17 deelgemeenten, heeft drie treinstations (Station Deinze, Station Hansbeke en Station Landegem) en heeft zowel aan de E40 als de E17 een op- en afrit. Deinze ligt aan de Leie op een hoogte van ongeveer 7 meter. Iets ten zuiden van Deinze begint het Schipdonkkanaal met een loop in noordelijke richting, waar de Leie zich naar het noordoosten begeeft. De omgeving van Deinze is sterk verstedelijkt. Vlak bij het stadscentrum ligt het natuur- en recreatiedomein De Brielmeersen. In dit park is er een grote speeltuin, een dierenpark en een aantal sportvelden. De gronden werden in 1971 door het stadsbestuur aangekocht en vanaf 1975 werd het dierenpark ontwikkeld. Sinds januari 2015 wordt het park beheerd door de provincie Oost-Vlaanderen.
De start was vanuit het VTI en de deelnemers konden uit 6tal afstanden kiezen. Ik koos terug voor de 20km. Deze tocht ging richting Astene via enkele mooie stukjes natuur. Eénmaal aangekomen in Astene moest ik daar een kleine lus maken om dan terug naar de startzaal te komen. het was een mooie tocht en ook bijzonder goed weer.
Een aangename en rustige tocht. Er waren meer dan 2000 deelnemers.
Vandaag ging ik wandelen naar de gemeente waar meubelbedrijf Weyne is gevestigd. Ik reed naar Zarren, waar de wandelclub uit Kortemark( De Kreketrekkers) er hun Memorialtocht hielden.
Zarren is een landelijk dorp centraal in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van Kortemark. Zarren was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1971 toen het fuseerde met Werken, beiden werden echter al in 1977 deelgemeenten van Kortemark. De oudste vermelding dateert uit 1089 als "Villa Sarra". Vermoedelijk is dit afgeleid van het Keltische "Ser", dat "snel stromend" betekent. Het dorp had via de golf van Diksmuide een verbinding met de zee.[1] Deze -nu ingepolderde- verbinding is tegenwoordig bekend als de Vallei van de Handzamevaart.
De kerk was oorspronkelijk een eigenkerk, toebehorend aan een familie van Doornikse kanunniken. In 1112 kwam het patronaatsrecht aan de Sint-Maartensabdij van Doornik. De heerlijkheid Zarren behoorde tot het Brugse Vrije. In de 13e en 14e eeuw behoorden de heren tot het geslacht van Zarren, en daarna tot het geslacht van Lichtervelde. Zowel omstreeks 1566 als omstreeks 1580 had de kerk te lijden van de beeldenstorm. Eind 16e eeuw was de streek ontvolkt en werd het gebied ten noorden van Zarren om militaire redenen geïnundeerd doordat de sluizen van Nieuwpoort werden geopend. Begin 17e eeuw werd de kerk hersteld, maar hij had van 1645-1658 nog te lijden van Franse troepen. De graancrisis noopte tot het telen van aardappelen, wat vanaf omstreeks 1675 gebeurde als een van de eerste plaatsen in Vlaanderen. Ook tabak, koolzaad en hop werd geteeld. In de 18e eeuw was ook de vlasverwerking van belang met thuisweverijen en -spinnerijen. De crisis in deze nijverheid, in 1840, leidend tot bedelarij, emigratie naar de VS en Canada, en seizoensarbeid in Frankrijk en Wallonië. In 1860 kwamen de Zusters van Liefde van Heule naar Zarren, om het onderwijs aan meisjes te verzorgen. Later kwam er ook een jongensschool en in 1897 werd een nieuw klooster gebouwd. In 1865 werd de Brouwerij Saint-Louis opgericht. In 1900 richtten de zusters ook het Instituut Sint-Jozef op, een verzorgingstehuis voor ouderen. Zarren kreeg het zwaar te verduren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 20 oktober 1914 was Zarren door de Duitsers bezet, waarbij aanzienlijke verwoestingen werden aangericht. In juli 1917, bij de Derde Slag om Ieper, werd het dorp zwaar beschoten. Het centrum werd grotendeels vernietigd en de bevolking werd op 27 juli 1917 geëvacueerd. Op 30 september werd Zarren bevrijd, maar het dorp was geheel ontvolkt en vrijwel geheel vernietigd.
Op 3 september 1944 werden in Zarren na een sabotagedaad 286 Joden bevrijd. Ze werden ondergebracht bij diverse families in Diksmuide, die daarbij groot gevaar liepen en overleefden het einde van de oorlog. Van belang voor Zarren was de vestiging van de orgelfabriek Loncke, die van 1972-1997 in bedrijf was. Zarren fusioneerde samen met Werken begin 1971 tot de gemeente Zarren-Werken, maar deze werd begin 1977 opgeheven en beide werden een deelgemeente van Kortemark.
De start was vanuit het OC Albatros en men kon kiezen uit een 5tal afstanden. Ik koos voor de 20km(21.6km volgens hun opmaak), maar in realiteit was het 25km. Het was een rustige wandeling, af en toe wat paden of weggetjes en de niet echte km's volgens hun plan. Het eerste gedeelte ging richting Houhulst en na zo'n 8.5km (9.3 echt) kwamen we aan bij de eerste rust. Na deze ging ik verder naar de 2°rust op zo'n 4.5km(5.9 echt) . Daar moest ik een lus maken van 4.3km waarvan een groot deel gelijk was als men van de 1° naar de 2° rust wandelde. Dit was niet prettig, zo'n stuk 2xmaal bewandelen. Naar het einde toe kreeg men de keuze natuur of verhard, natuur kreeg voor mij de voorkeur en ook dit stuk was meer dan een km langer. Eenmaal aangekomen aan de startzaal melde ik dit aan de parcoursbouwer en die was verbaasd dat dit zoveel afweek ten op zichte van zijn plan. Ook de 15km die volgens hen 17km was maar in de praktijk bijna 20km was. gelukkig zijn er nog heel veel andere tochten dan deze, volgend jaar zien ze mij daar niet meer.
De Vredesmolen (ook "Oude molen", "Van Couillie's molen" of "Afgeschoten molen") is een voormalige windmolen in het Belgische dorp Klerken (Houthulst). De vroegere houten graan- en oliemolen ligt op het hoogste punt van het dorp (43 meter) en werd daarom door de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog als uitkijkpost gebruikt. Tijdens het eindoffensief werd hij door de geallieerden veroverd, maar de Duitsers hadden de molen toen al verlaten via een ondergrondse gang. De molen is een zeldzaam voorbeeld van een molenruïne en werd op 1 april 1999 een beschermd monument. Op dezelfde datum kreeg hij ook zijn officiële naam "Vredesmolen" De huidige romp van de stenen windmolen werd voorafgegaan door een houten staakmolen om olie te slaan. Deze werd opgericht bij octrooi van 7 juni 1766 aan Jacobus Ferdinand de Necker uit Klerken. Op 1 augustus 1791 kon deze Jacobus Ferdinand de Necker het octrooi bekomen om zijn oliewindmolen ook in te richten als graanmolen. De molen kreeg aldus een dubbele functie: het slaan van olie en het malen van graan. Daartoe werd de houten molenkast ingericht met drie zolders. In 1879 liet de nieuwe eigenaar Louis Vandenbussche de houten staakmolen vervangen door een stenen stellingmolen met een ijzeren gaanderij. Deze had uiteraard een veel grotere productiecapaciteit. Er was een benedenverdieping (olieslagerij) en vier zolders (graanmolen). Bovendien werd in 1880 een stoommachine geplaatst in een bijgebouwtje aan de zuidzijde, zodat nu ook bij windstilte gewerkt kon worden. Het bijgebouw bezat een schoorsteen. Het huidige bijgebouw aan de oostzijde is van net na de oorlog (1920). In 1901 werd de olie-inrichting verwijderd, aangezien de oliemolens hun economisch nut toen al verloren hadden. De molen bleef in werking als graanmolen, tot bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
De Couchezmolen, ook wel de witte molen genoemd vanwege z'n witgekalkte romp, is een stenen windmolen in Zarren, een deelgemeente van de Belgische gemeente Kortemark. Met een lengte van 25,3m behoort hij tot de grootste stenen molens van België. De geschiedenis van de molen begon met Jan Couchez’ aanvraag om graan te mogen malen en olie te mogen slaan. Hij had echter onvoldoende rekening gehouden met de tijd die graan malen en olie slaan in beslag neemt. Z’n provinciale toelating om graan te mogen malen, liet hij dan ook al snel verwaarlozen. Hij liet in 1837 wel een olierosmolen en een staakmolen bouwen. De eerste jaren hield hij zich vooral bezig met de productie van olie.Enkele jaren later concludeerde hij dat de productie van de rosmolen tegenviel en besloot hij de molen te laten verbouwen tot een koren- en oliewindmolen. Daarvoor kreeg hij toestemming in 1845. In 1869 overleed Jan Couchez. Zijn weduwe Barbara Vandamme besloot in 1870 de molen alsnog te vernieuwen, en maakte er een bakstenen stellingmolen van, met een benedenverdieping -voor het slaan van olie- en zeven zolders. In 1894 werd er nog een stoominstallatie bij gebouwd. De molen kwam praktisch ongeschonden uit de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Duitse bezetting werd de stoominstallatie van de olieslagerij gebruikt om elektriciteit op te wekken voor de dorpskom van Zarren. Vanaf 1916 werd de stoominstallatie draaiende gehouden door Russische krijgsgevangenen, die o.a. ook een functie hadden op het pionierspark van Zarren. De molen overleefde zo goed als ongeschonden WO I.Een wiekbreuk zorgde ervoor dat in 1944 de molen met maar één roede (dus enkel twee wieken) draaide en in 1949 werd ten slotte besloten de molen buiten bedrijf te stellen. In 1967 werd de sinds 14 april 1944 tot monument geklasseerde molen, gerestaureerd door de molenbouwers Peel uit Gistel.
Weer raakte de molen echter in verval en er dreigde zelfs instortingsgevaar. In 1995 besloot de West-Vlaamse Molenwacht een noodoplossing door te voeren om verder verval te voorkomen. In 1997 werd de molen voor 27 jaar lang in erfpacht gegeven aan de gemeente Kortemark. De molen werd gerestaureerd door architect Carlos Rabaut - die afkomstig is uit de streek - en molenmakerij Wieme tussen 2002 en 2003. Slechts één jaar later brak, door een ongelukkige vangmaneuvre (remmen), de molenaskop en stond de molen er wiekenloos bij. Begin 2006 werd de reparatie van het monument door Wieme voltooid.
Een rustige wandeling, niet veel deelnemers en jammer van de niet correcte aanduiding.
Vandaag eens wandelen in Oost Vlaanderen, ik reed naar Gavere waar de wandelclub uit Zingem er hun Scheldevalleitocht gaf.
Gavere is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Gavere ligt aan de Schelde, tussen de steden Gent en Oudenaarde. De gemeente telt ruim 13.000 inwoners, die Gaverlingen worden genoemd. Gavere werd voor het eerst in het begin van de 10e eeuw vermeld en wel als Gavara naar gabra dat moeras betekent. In 1048 werd het, samen met het Land van Aalst waar het toe behoorde, onderdeel van het Graafschap Vlaanderen. De Heren van Gavere vormden een geslacht van machtige edelen. Het dorp Gavere was het centrum van een uitgebreide baronie die in 1518 tot graafschap en in 1540 tot prinsdom werd verheven. Lamoraal van Egmont werd de eerste prins. De burcht van de heren van Gavere dateert al van de 12e en 13e eeuw. Het speelde een rol in de Slag bij Gavere die in 1453 werd uitgevochten tussen de hertog van Bourgondië Filips de Goede en de Gentenaren die in opstand kwamen tegen de hoge belastingen. In de 16e eeuw was de burcht al in verval en in 1658 werd hij ontmanteld. Economisch was het stadje niet enkel van de landbouw afhankelijk, doch ook van ambacht en handel. Er was een weekmarkt en er waren drie jaarmarkten. In de 18e eeuw werd de linnennijverheid belangrijk. In de 19e eeuw ontstond er baksteennijverheid in de Scheldevallei. In de 2e helft van de 20e eeuw werd Gavere meer en meer een forensenplaats. Het vervult ook een streekfunctie met scholen en diensten. Vanaf 1952 was er ook een militaire basis.
De start was vanuit de nieuwe sporthal en de wandelaars konden uit een 5tal afstanden kiezen.ik koos vandaag voor de 22km. De wandeling ging van Gavere naar Vurste waar ik een hele mooie lus moest maken en daarna ging de tocht verder richting Dikkevenne omzo terug te keren naar Gavere. het was een hele mooie wandeling met heel veel variatie.
Hier een eindje de Schelde volgen
kerk van Vurste.
Hier door het domein Borgwal.Domein Borgwal is een groene oase met een missie. Dat klinkt misschien vreemd, maar toch is het zo. Want dit domein is veel meer dan een rolstoelvriendelijk wandelgebied van 18 hectare groot.
Het mooie kasteel
Een hele mooie wandeling met heel veel natuur. Een dikke pluim voor de parcoursbouwer.
Vandaag ging ik wandelen in eigen gemeente. Heel de maand augustus heb ik een rustpauze ingelast wegens werkzaamheden thuis en ook wat pijn gehad met de werken(geen 3x7 meer). De tocht was van de sportgroep Vaste Vuist en die ging van start in de Oude Statie.
Lauwe is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Menen. Lauwe was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. De leuze van de deelgemeente is: Lauwe Leeft. Lauwe is gelegen aan de rivier de Leie. De plaats is ook bekend om de 21 julifeesten (Nationale feestdag van België) (Summer@Lauwe), inclusief vuurwerk, waar jaarlijks veel volk op afkomt alsook de uitgebreide jaarlijkse kerstmarkt.
In 1917 werden voorwerpen van Gallo-Romeinse oorsprong gevonden, zoals een bijl en een slaghamer in silex. De Dronckaertstraat zou betrekking hebben op een heerweg van Roncq naar Kortrijk en verder.
De naam Lauwe werd mogelijk in een boek van 804 aangetroffen, maar zeker in 1128 als Lauwa en in 1134 als Lauha. Het zou afkomstig kunnen zijn van aleu (lichtend) of in verband staan met Keltische benamingen voor water zoals lova (waterloop) en lavo (meer).De heilige Aubertus van Kamerijk (Obertus, †668) zou hier zijn gedoopt. Omstreeks 804 zou hier al een gehucht zijn geweest aan een doorwaadbare plaats over de Leie. In 1128 werd gewag gemaakt van de eerste bekende heer van Lauwe, Disderus van Halewijn. Deze was overste van het Sint-Pieterskapittel te Rijsel. Het patronaatsrecht van de kerk behoorde dat kapittel toe. Een romaans kerkgebouw zou omstreeks 1100 zijn gebouwd. Na de Slag bij Westrozebeke (1382) werden de goederen van de heer van Lauwe verbeurd verklaard. De heerlijkheid kwam in handen van de familie van Ghistelle en omstreeks 1430 door huwelijk van de familie van Halewijn. In 1544 kwam hij aan Philip de Croy. De laatste heer was Juliaan Louis Frans Bidé de la Grandville die tijdens de Franse Revolutie gevangen werd genomen en stierf in 1802. Tijdens de 19e eeuw groeide de bevolking, mede door de industrialisatie. Tussen 1838 en 1842 werd een spoorlijn aangelegd. In 1834 werd de Leie gekanaliseerd. Een brug naar Wevelgem kwam 1868-1869 tot stand en deze verving een veerdienst. In 1855 kwamen zusters vanuit Heule en betrokken een klooster. Ze leidden een school. In 1977-1978 werden klooster en school grotendeels gesloopt. Omstreeks 1900 ontwikkelde zich de vlas- en dakpannenindustrie. In 1898 kwam er een jacquardweverij, De Witte-Lietaer genaamd. Oorspronkelijk linnenweverij, werd na 1900 ook katoen verwerkt. Het groeide uit tot een der grootste weverijen van Europa, die vanaf de jaren '50 van de 20e eeuw meubelstoffen en autobekleding ging produceren. In 1910 werd dakpannenfabriek Lauwberg opgericht, deze werd in 1965 gesloten.
De wandelaars konden uit een 5tal afstanden kiezen, ik ging voor de 17km. Het beloofde een zwoele dag te worden, dus ben ik vroeg vertrokken. Het was een hele mooie tocht, met veel natuur. Jammer van de matige opkomst.
Een hele aangename en mooie wandeling.Proficiat aan de organisatie.
Met spijt nemen we afscheid van het haast ongerepte landschap met de zuivere lucht en de heerlijke bergwereld. In de 19°eeuw was Elbigenalp de zomervakantieplaats van het Beierse koningshuis. Met koffers volgeladen met mooie reisherinneringen wordt er huiswaarts gereden. Ook ditmaal hadden we afterekenen met heel wat vertraging aan de grens tussen Luxemburg en België (2u) wegens werkzaamheden.
Na een goede nachtrust en een flink ontbijt wordt er voor een halve daguitstap gezorgd. In Bach brengt de top moderne gondel je tot op een hoogte van ongeveer 1800m. Op deze grasberg geniet men van een mooi panorama op de omliggende bergwereld. Het is één van de mooiste uitzichten van de regio.
Bach is een gemeente in de Oostenrijkse deelstaat Tirol, en maakt deel uit van het district Reutte. Bach behoort tot het hofdistrict Reutte. Bach ligt in het bovenste Lechdal, vier waterlopen stromen door de gemeente, twee grote waterlopen, dit zijn de rivier de Lech (Tirools Lech Natuurpark) en de Alperschonbach en twee kleinere waterlopen: de Modertalbach en de Sulzlbach. De zeespiegel is 1070 meter. De plaats waar Bach voor het eerst in documenten wordt genoemd in 1427. Met fresco's versierde huizen herinneren aan de vroegere seizoenarbeiders in het Lechdal, die naar het buitenland verhuisden. Zoals gebruikelijk in het Lechdal, werd de gemeente Bach zeer laat gesticht. Om nieuw land en nieuwe boerderijen te verkrijgen, gaven eigenaren boeren de opdracht om land te ontginnen en het vervolgens in een speciale feodale relatie te houden. Bach was ondergeschikt aan het hof Ehrenberg en werd daar in 1500 toegewezen aan de advocaat Mitter Lechtal. In het hof Ehrenberg rond 1649 werden de politieke gemeenschappen aangeduid als parochies, met Bach maakte deel uit van de parochie Elbigenalp. Tot 1854 werd Bach altijd aangeduid als Stockach, pas in de tijd daarna werd de gemeentenaam Bach gebruikt.
De Jöchlspitze (ook gespeld als Jöchelspitze) is een 2226 meter hoge grasberg in de Allgäuer Alpen in het Oostenrijkse Tirol.De Jöchlspitze is de meest zuidelijke top van een kam die zich vanaf de Hornbachspitze via de Große Krottenkopf vanaf de hoofdkam van de Allgäuer Alpen uitstrekt in de richting van het Lechtal. Het is een kenmerkende met gras begroeide top zoals deze in de omgeving veel voorkomen. Meerdere gemarkeerde wandelwegen voeren naar de top. De makkelijkste loopt over het Botanische Lehrpfad vanaf het bergstation van de Lechtaler Bergbahn
Hier was er een leerschool van paraponte bezig.
Na wat te hebben gewandeld op de Jöchelzpitze keerden we terug naar ons hotel. In de namiddag waren we vrij en voor de liefhebbers hield Dominique een kleine wandeling door het dorp langs de houtsnijderij en nog een klimmetje naar een kapel.
Aangekomen bij de houtsnijderij.
Enkele mooie stukken
Binnenzijde van de kapel
Nog een mooi zicht op Elbigenalp. 2enmaal terug van ons klein wandelingetje, ging ik eens het kerkje van het dorp gaan bezoeken met ook het dodenhuisje.
De binnenkant van het kerkje is ook heel prachtig, het deed me denken aan de Wieskirche.
Hier het kerkhof bij de kerk.
Dit is de ingang van het dodenhuisje met rechts een trap naar de kelder.
Hier liggen de beenderen van de overleden inwoners.
Dan terug naar ons hotel
Hier nog een mooie chalet. Daarna nog een laatste maal genieten van een heerlijk avondmaal en na het eten was er nog door de eigenaars een Tirools optreden.
Heel veel ambiance
Na dit optreden was het intussen de tijd aangebroken om te gaan slapen. Morgen ochtend na het ontbijt was de terugreis voorzien.
Vandaag stond er een verrassing op het programma. Wel vandaag wordt het een aangenaam bezoek aan de Lechtaler Alpen.We verblijven de ganse dag in de bergwereld rondom het beroemde Lech. Verrassend genoeg zorgen we zelf voor wat op ons bord komt deze middag.
Lech is een gemeente in de West-Oostenrijkse deelstaat Vorarlberg, gelegen in het district Bludenz (BZ).Lech heeft in Nederland vooral bekendheid gekregen omdat de Nederlandse koninklijke familie er jaarlijks in de voorjaarsvakantie op skivakantie gaat. Lech is echter al sinds de jaren 30 een prominente wintersportplaats. Lech heeft een oppervlakte van 90 km². De plaats ligt aan het noordelijke einde van de Flexenpas (verbinding Lech-Stuben). Ten noorden van Lech ligt het dorp Warth. De verbinding Lech-Warth is in de winter doorgaans gesloten in verband met lawinegevaar. Het gebied is bekend om de sterke sneeuwval. Lech ligt op de grens van de Lechtaler Alpen en het Lechquellengebirge. Lech zelf ligt op 1444 m boven zeeniveau. De omliggende bergtoppen zijn rond 2500–3000 m hoog. Het dorp ligt vlak bij de bron van de rivier Lech, welke in de Donau uitmondt. Lech is gelegen in het zogenaamde Arlberggebied. Dit is genoemd naar de Arlbergpas, die de grens vormt tussen de deelstaten Vorarlberg en Tirol. Ook het net zo beroemde St. Anton is gelegen in dit gebied, maar dan aan Tiroler zijde van de Arlberg.
De Lechtaler Alpen vormen een bergmassief in de Noordelijke Kalkalpen in de Oostenrijkse deelstaten Vorarlberg en Tirol. Het grootste deel van het gebergte ligt in laatstgenoemde deelstaat. De Lechtaler Alpen hebben een karakteristieke aanblik als gevolg van de opbouw uit sedimentgesteente. Het bergmassief heeft de hoogste bergtoppen van de Noordelijke Kalkalpen en bovendien de enige bergtop hiervan met een hoogte boven de 3000 meter, de Parseierspitze (3036 meter). Met een oppervlakte van iets meer dan duizend vierkante kilometer vormen de Lechtaler Alpen verder de grootste subgroep van de Noordelijke Kalkalpen. De Lechtaler Alpen wordt in het westen begrensd door de Flexenpas. Van daaruit loopt de grens langs de rivier Zürser Bach via Zürs tot aan de uitmonding in de Lech in Lech am Arlberg. De Lech, die vervolgens stroomt door het Lechtal, vormt tot aan Reutte de noordelijke grens. Van daaruit loopt de grens via de pas Ehrenberger Klause tot aan de Fernpas in het oosten. Het Gurgltal ligt aan de zuidoostelijke zijde van de Lechtaler Alpen, waarna de Inn tussen Imst en Landeck een deel van de zuidelijke begrenzing vormt. De rivieren de Sanna en Rosanna scheiden het gebergte vervolgens van respectievelijk de Samnaungroep en de Verwall. Vanaf Sankt Anton am Arlberg verloopt de grens naar de Arlbergpas, om vervolgens vanaf Stuben am Arlberg weer naar de Flexenpas te lopen. Op sommige kaarten en in sommige atlassen wordt ook het gebergte ten westen van de Flexenpas tot de Lechtaler Alpen gerekend. In de indeling van de Alpen zoals gebruikt door de Deutscher, Österreichischer en Südtiroler Alpenverein wordt deze berggroep echter als apart gebergte gerekend, het Lechbrongebergte.
De verrassing was, we werden ingedeeld in groepjes en we moesten vissen op forel voor ons middagmaal. Eénmaal begonnen sloeg het weer om en begon het hard te regenen en waaien. Het hield maar niet op en werden we verplicht ons te schuilen. Ik had bewust geen foto's genomen om mijn toestel te vrijwaren. Dus niet veel vis gevangen, maar gelukkig konden we toch een heerlijke vismenu krijgen. Na de middag was het opgehouden met regenen.
Hier zijn we aangekomen bij onze verrassing.
Dreigende wolken verpesten onze activiteit.
Nu nog alles droog.
Een blik op de Lechtertaler Alpen. Na het verrassend middagmaal gaan we met de Rüfibahn de hogere sferen opsnuiven. Op de Rüfikopf geniet men van het wondere uitzicht en kinnen we wandelen op grote hoogte of genieten van het panorama.
De Rüfikopf is een bergtop in Oostenrijk. Het is gelegen in het district Bludenz en de deelstaat Vorarlberg, in het westen van het land, 500 km ten westen van de hoofdstad Wenen. De top van de Rüfikopf ligt 2.362 meter boven de zeespiegel,of 101 meter boven het omringende terrein. De breedte aan de basis is 0,73 km. Het terrein rond Rüfikopf is overwegend bergachtig, maar in het noorden is het heuvelachtig. Het hoogste punt in de buurt ligt op 2.613 m boven zeeniveau, 1,4 km ten zuidoosten van Rüfikopf. Rond Rüfikopf is het vrij dunbevolkt, met 27 inwoners per vierkante kilometer. De dichtstbijzijnde grotere gemeente is Mittelberg, 13,7 km ten noorden van Rüfikopf. Het gebied rond Rüfikopf bestaat voornamelijk uit graslanden
Op de Rüfikopf geniet je van het wondere uitzicht en kan men wandelen op grote hoogte of genieten van het bergterras.
Na het bezichten van dit mooie panorama begaven we ons richting autocar om terug te keren naar Elbigenalp.
Voor ons avondmaal nog een kleine wandeling gedaan in het dorp.
Na het avondmaal nog wat uitrusten op het terras alvorens te gaan slapen.
Na ons ontbijt gingen we in de voormiddag een bezoek brengen aan de Wieskirche.
De bedevaartskerk van Wies (Duits: Wieskirche) is een ovale rococokerk, ontworpen in de late jaren 1740 door de broers J.B. en Dominikus Zimmermann, van wie de laatste elf jaar van zijn leven in de buurt woonde. Het is gelegen in de uitlopers van de Alpen, in de gemeente Steingaden in het district Weilheim-Schongau, Beieren, Duitsland. Vanwege de uitstekende rococo-architectuur werd de Wieskirche in 1983 toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Er wordt gezegd dat in 1738 tranen werden gezien op een vervallen houten beeld van de Gegeselde Verlosser. De legende van dit wonder resulteerde in een pelgrimstocht om het beeld te zien. In 1740 werd een kleine kapel gebouwd om het beeld te huisvesten, maar men realiseerde zich al snel dat het gebouw te klein zou zijn voor het aantal pelgrims dat het aantrok, en dus besloot de abdij van Steingaden een apart heiligdom te laten bouwen. De bouw vond plaats tussen 1745 en 1754 en het interieur werd versierd met fresco's en stucwerk in de traditie van de Wessobrunner School. "In de hele kerk werd alles in het werk gesteld om het bovennatuurlijke zichtbaar te maken. Beeldhouwkunst en muurschilderingen gecombineerd om het goddelijke in zichtbare vorm te ontketenen". Er is een populaire overtuiging dat de Beierse regering van plan was het rococo-meesterwerk te verkopen of te slopen tijdens de secularisatie van Beieren aan het begin van de 19e eeuw, en dat alleen protesten van de lokale boeren het van de ondergang hebben gered. Beschikbare bronnen documenteren echter dat de verantwoordelijke staatscommissie duidelijk pleitte voor het voortbestaan van Wies als bedevaartsoord, ondanks economische bezwaren van de abt van Steingaden. Velen die voor het beeld van Jezus op het altaar hebben gebeden, hebben beweerd dat mensen op wonderbaarlijke wijze zijn genezen van hun ziekten, waardoor deze kerk nog meer een bedevaartsoord is geworden. [citaat nodig] De kerk onderging tussen 1985 en 1991 een uitgebreide restauratie. De Wieskirche heeft een ovale plattegrond, met een halfronde narthex. Binnenin ondersteunen twee zuilen voor de muren de uitgebreide kroonlijst, met uitgebreide stucversieringen (geschilderd door J. B. Zimmerman) en een lang, diep koor. De plafonds zijn geschilderd in een trompe-l'oeil-stijl, die zich lijkt te openen naar een iriserende hemel.
Hier een zicht op ons verblijf in Elbigenalp
Kijk eens diep in min ogen
Het sportcentrum vlak aan ons hotel.
Aangekomen bij de Wieskirche.
Prachtig interieur.
Na dit prachtig bezoek aan deze kerk reden we naar een restaurant om daar ons middagmaal te nemen.
Na het middagmaal brachten we een bezoek aan het eerste sprookjeskasteel van LudwigII, Neuschwanstein. Het kasteel was de inspiratiebron voor één van de Walt Disney tekenfilms. Ludwig wist één van zijn dromen fantastisch te laten bouwen tegen de achtergrond van de Tiroolse bergen. Ook hier mocht men geen foto's nemen.
Neuschwanstein in Beieren is een kasteel in het dorp Hohenschwangau in de gemeente Schwangau bij Füssen in de Allgäu, gebouwd in de tweede helft van de 19e eeuw in opdracht van (de later krankzinnig verklaarde) koning Ludwig of Lodewijk II van Beieren. Het is het beroemdste bouwwerk van Lodewijk II en met zo'n 1,3 miljoen bezoekers per jaar een populaire trekpleister (zo'n 10.000 mensen per dag in de vakantiemaanden juli en augustus). De bouw werd door Ludwig gestart in 1869 en zijn bedoeling was het oprichten van een middeleeuws ridderslot. Het ontwerp van de burcht werd gemaakt door de theaterarchitect en decorontwerper Christian Jank en voor de uitvoering waren Eduard Riedel en Georg von Dollmann verantwoordelijk.
De werken aan het kasteel werden bij het overlijden van Lodewijk in 1886 onmiddellijk stilgelegd. Het kasteel werd oorspronkelijk de Neue Burg Hohenschwangau genoemd, zijn huidige naam kreeg het in 1886 na de dood van Lodewijk.[1] De eerste naam ging terug op de burcht van de heren van Schwangau die zich op dezelfde plaats bevond. De middeleeuwse burcht Schwanstein bevond zich op de plaats van het huidige slot Hohenschwangau.Ironisch genoeg werd het kasteel, dat gebouwd werd voor één enkele bewoner, zes weken na de dood van Lodewijk II geopend voor bezoekers, en sindsdien is het een Europese topattractie geworden. Toeristen kunnen te voet naar boven of zich (zoals de koning) per koets naar boven laten voeren. Walt Disney heeft Neuschwanstein bezocht voordat de bouw van zijn eerste themapark begon en het stond model voor het kasteel van Doornroosje in Disneyland in Californië. Slot Neuschwanstein bestaat uit meerdere gebouwen die over een lengte van ongeveer 150 meter aaneensluitend gebouwd werden op een rotsplatform. Het uitgestrekte gebouw is met talrijke torens, siertorentjes, puntgevels, balkons, kantelen en beeldhouwwerk versierd. De vensteropeningen van het hoofdgebouw zijn in romaans aandoende dubbelbogen of drievoudige bogen uitgevoerd. Het gebouw met de Tegelberg en de kloof van de Pöllat op de achtergrond of voor het decor van de Voor-Alpen met zijn talrijke meren tussen de heuvels, biedt vanuit alle richtingen gezien een schilderachtige aanblik. In tegenstelling tot de meeste middeleeuwse ridderburchten die over eeuwen groeiden en werden uitgebouwd, werd deze zogezegde ideale ridderburcht in een keer ontworpen en in elkaar opvolgende fases uitgevoerd. De burcht was bedoeld als het prototype van een middeleeuws kasteel, maar de bouwelementen die essentieel waren voor de verdediging van een middeleeuwse burcht ontbraken volledig in Neuschwanstein.
Na dit bezoek was het terug tijd om naar ons verblijf te rijden.
Na het avondmaal, nog wat na gepraat en nog een fotootje genomen van de valavond.
Na het ontbijt brengt de bus ons naar het mooie Tannheimertal. Het Tannheimer Tal is een hooggelegen westelijk zijdal van het Lechtal in de Oostenrijkse deelstaat Tirol en ligt geheel in het district Reutte. Het buigt bij Weißenbach am Lech af uit het Lechtal. Het voert vervolgens over de Gaichtpas en via de Haldensee naar de Oberjochpas, die de grens vormt met het Duitse Beieren. Het dal wordt doorstroomd door de Vils, de Berger Ache, de Nesselwänger Ache, de Warpsbach en de Weißenbach. Het Tannheimer Tal vormde in de Middeleeuwen een belangrijke handelsroute voor zout vanuit Hall in Tirol naar het gebied rondom het Bodenmeer. Toen er in 1780 een weg werd aangelegd over de Arlberg werd deze route echter minder belangrijk. Het dal is gericht op het toerisme, waarbij zowel zomer- als wintertoerisme een belangrijke rol vervullen.
Op de Füssener Jöchl komt men onder de indruk van de ongerepte natuur. Het uitzicht is er indrukwekkend en wonderbaar. In dit uitzonderlijk berglandschap komen de wandelaars wel aan hun trekken.
Na ons middagmaal gaan we de bergwereld bekijken vanop een boot. Men vaart op de Plansee tussen de Zwieselberg en de steile Spieswand in, net alsof je je op een Noorse fjord bevindt.
Hier zijn we dan aangekomen bij de Plansee.
De Plansee is een meer in de Oostenrijkse deelstaat Tirol. Het meer ligt ten oosten van Reutte, dicht bij de gemeenten Breitenwang en Heiterwang in het district Reutte. Het meer, gelegen op een hoogte van 976 meter, heeft een oppervlakte van 2,87 km², bij een maximale lengte van zes kilometer en een maximale breedte van een kilometer, en is daarmee het grootste meer in de Außerfern. Op het diepste punt is het meer 78 meter diep. Het ligt hemelsbreed ongeveer zeven kilometer ten zuidwesten van de Ammersattel. Het ontvangt water via twee riviertjes en de waterafvloed van het meer gaat via de Archbach naar de Lech. De Plansee is via een kanaal verbonden met de Heiterwanger See. Beide meren hebben een belangrijke functie bij de opwekking van elektriciteit. Op de Plansee en de Heiterwanger See bestaat de hoogstgelegen commerciële scheepvaart van Oostenrijk, omdat er van eind mei tot in de herfst rondvaarten worden aangeboden. Langs de noordoever loopt de over de Ammersattel lopende weg tussen Reutte en het Duitse Ettal.
Na de rondvaart reden we terug naar ons hotel om ons avondmaal te nuttigen. Terug een mooie dag gehad.
Na een lekker ontbijt en een rustige morgen, maakte men kennis met Elbigenalp.
Elbigenalp is een gemeente in het district Reutte in de Oostenrijkse deelstaat Tirol. Naast het gelijknamige dorp bestaat de gemeente uit de dorpjes Köglen, Obergiblen, Untergiblen, Obergrünau en Untergrünau. Elbigenalp ligt halverwege het Lechtal, precies tussen Bach en Häselgehr in. Door de gemeente stroomt de rivier de Lech. Deze scheidt Obergiblen van de zuidwestelijk gelegen gemeente Bach, stroomt vervolgens ten noorden van Obergrünau en ten zuiden van Untergiblen en Elbigenalp langs. De naam is afkomstig van eelbigen Alpe, op Hoogduits elmige Alpe, wat met iepen begroeide bergweide betekent. Elbigenalp werd in 1312 voor het eerst in een oorkonde vermeld. Sindsdien vormt het een politiek en kerkelijk middelpunt van de grote parochie Lechtal. Elbigenalp staat bekend om zijn huizen versierd
met fresco's en stucco, welke herinneren aan de metselaars en stukadoren die ook in het buitenland werkzaam waren. Elbigenalp is verder bekend geworden door zijn houtsnijkunst. Sinds 1951 staat hier de enige Oostenrijkse school voor houtbewerking. In 1840 werd hier de portret- en bloemenschilderes Anna Stainer-Knittel geboren. Zij werd bekend onder de naam Geierwally en gold als een vroeg voorbeeld van de vrouwenemancipatie. Haar leven diende als basis voor de roman Die Geierwally van de Duitse schrijfster Wilhelmine von Hillern.De rodelbaan Wally-Blitz is er van afgeleid.
De ochtendwandeling werd geleid door de begeleider Dominique van reisbureau Patteeuw
Deze bruggen werden heropgebouwd na de zware overstromingen van 2005
In de namiddag bezoeken we het tweede sprookjeskasteel van LudwigII, Linderhof. Het rococo paleisje is eerder een verfijnd luxieus zomerverblijf. Niet alleen het kasteel is een juweeltje, maar ook de venustempel, de blauwe grot, het onthutsende theehuisje en de prachtige aangelegde tuin. In het kasteel kregen we een Nederlandstalige rondleiding en men mocht jammer genoeg geen foto's nemen.
Aangekomen aan het Slot Linderhof.
Hier op weg naar het kasteel
Zicht op de prachtige tuin
Slot Linderhof (op de achtergrond)is een barokslot in het Graswangtal in Ettal bij Oberammergau, in de Duitse deelstaat Beieren. Het is het kleinste van de drie kastelen gebouwd in opdracht van Lodewijk II van Beieren en het enige dat vóór diens dood werd voltooid. Het kasteeltje ligt op 948 meter boven de zeespiegel. Linderhof was voor Lodewijk II zijn lievelingsverblijf, dat hij steevast "Mein Villa" noemde. Slot Linderhof was ooit een koninklijk buitenverblijf (Königshäuschen) van zijn vader Maximiliaan II. In 1867, nadat Lodewijk II het Kasteel van Versailles had bezocht, maakte hij plannen voor een nieuw buitenverblijf. Lodewijk II besloot in 1869 het kleine huis te verbouwen tot een 'Koninklijke Villa'. Het werd uitgebreid en verbouwd onder leiding van Georg Dollmann tussen 1870 en 1872. Gelijk aan het origineel, was ook dit gebouw een houten constructie. In 1874 werd de houten buitenkant ontmanteld en geheel vervangen door steen, het origineel werd zo'n tweehonderd meter verderop weer opgebouwd.
Hier een beter zicht op het kasteel
De Sint Anne's Kapel, gebouwd in 1684 door Roman Schretler. Het is een klein gebouw met maar één ruimte.De Moorse Kiosk. Dit werd door Lodewijk II gekocht in 1876. Het gebouw stond eerst bij kasteel Zbiroh in Bohemen. Een jaar later werd het overgebracht, deels uitgebreid en opnieuw opgericht op een kleine heuvel in het park. In dit kleine paviljoen staat een pauwentroon, gemaakt door Le Blanc-Granger, te Parijs. In het midden van de ruimte staat een Moorse fontein, verder is het ingericht met op Moorse stijl gebaseerde meubelen. Lodewijk II ontving hier ('s nachts) zijn gasten, compleet met oriëntaalse kostuums en Turkse tabakspijpen.
Het Marokkaanse Paviljoen. Dit was het Marokkaanse gebouw voor de Wereldtentoonstelling van 1878 in Parijs. In datzelfde jaar bestelde Lodewijk II er een en liet het opbouwen buiten het domein van Slot Linderhof, vlak bij de grens met Oostenrijk. Na de dood van Lodewijk werd het gebouw verkocht aan de gemeente Oberammergau, tot het uiteindelijk in 1982 werd herbouwd in het park van Linderhof.
Na dit prachtig bezoek aan het slot Linderhof, reden we terug naar Elbigenalp voor ons avondmaal en nog wat na te praten over onze dag.
Deze keer besloten we onze vakantie door te brengen in Oostenrijk.
Oostenrijk (Duits: Österreich), officieel de Republiek Oostenrijk (Duits: Republik Österreich), is een binnenstaat in Centraal-Europa. Het land grenst in het westen aan Zwitserland en Liechtenstein, in het noorden aan Duitsland en Tsjechië, in het oosten aan Slowakije en Hongarije en in het zuiden aan Italië en Slovenië.Oostenrijk ligt in de Alpen en heeft een oppervlakte van 83.871 km², waarvan slechts 32% onder de 500 meter ligt. De hoofdstad is Wenen, die ook met afstand de grootste stad van het land is. Van de inwoners spreekt het merendeel Duits, dat ook de officiële taal is.De geschiedenis van Oostenrijk gaat terug tot de Romeinse tijd, maar het huidige Oostenrijk is een overblijfsel van het Keizerrijk Oostenrijk, dat in de 19e eeuw tot de Europese grote mogendheden behoorde. Het land was van 1867 tot 1918 onderdeel van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije en na de kortstondige Republiek Duits-Oostenrijk ontstond in 1919 de Eerste Oostenrijkse Republiek. Na de Anschluss (de annexatie door het Derde Rijk) in 1938 en de bezetting door de geallieerden in de periode na de Tweede Wereldoorlog, werd Oostenrijk in 1955 door het Oostenrijks Staatsverdrag weer zelfstandig en werd de Tweede Oostenrijkse Republiek gevestigd. Staatkundig gezien is Oostenrijk een federale parlementaire republiek met negen deelstaten. Het staatshoofd is de Bondspresident, de Bondskanselier is het regeringshoofd. Oostenrijk is lid van de Europese Unie, de Verenigde Naties en een groot aantal andere internationale organisaties.
We vertrokken aan de parking van het reisbureau Patteeuw te Moorslede om 5u in de morgen. Langs de Duitse autosnelwegen stopten we eerst voor een ontbijt en wat later om het vrije middagmaal te nuttigen. Er was heel veel verkeer en werkzaamheden op het grondgebied Duitsland. Via Ulm vervolgden we onze weg om onze verblijfplaats Elbigenalp te bereiken. Elbigenalp, de hoofdplaats van het dal, ligt in het hartje van het Lechtal. Een stukje hemel op aarde midden de Tiroolse bergen.
Het Lechtal is een dal in de Oostenrijkse deelstaat Tirol en omvat het stroomgebied van de rivier Lech tussen Warth (op de grens met de deelstaat Vorarlberg) en Reutte. Met een lengte van 60 km is het een van de langste dalen in Tirol. Bij Weißenbach am Lech mondt het kleinere Rotlechtal in het Lechtal. Het Lechtal vormt samen met Tannheimertal, Reutte en Zwischentoren de streek Ausserfern. Het dal vormt bovendien de grens tussen de Allgäuer Alpen en de Lechtaler Alpen.
Met heel wat vertraging die dag(ongelukken op de snelweg, waarbij we meer dan een uur vertraging opliepen) kwamen we in de vooravond aan op onze bestemming. We werden feestelijk onthaal door de eigenaars met een heerlijke typische Oostenrijkse drink en een muziekale intrede. Daarna gingen we aan tafel voor een uitgebreid avondmaal en nadien was het tijd om onze bagage naar de kamer te brengen. Na het uitpakken nog iets drinken en dan genieten van een goede nachtrust.
Vandaag ging ik mee met onze wandelclub WSK Marke naar Edegem, om daar deel te nemen aan een wandeling die werd georganiseerd door de plaatselijke wandelclub WSV Dauwstappers.
Edegem is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Antwerpen. De gemeente telt net 23.000 inwoners. Edegem behoort tot het kieskanton en het gerechtelijk kanton Kontich. Sedert de eeuwwisseling, maar meer nog sedert de Tweede Wereldoorlog, werd Edegem het grote inwijkingsoord en groeide meer en meer uit tot een villadorp. Tussen 1925 en 1930 kwamen de Elsdonkwijk en een aantal landelijke leien of lanen in de richting van Kontich tot stand. Later voltrok zich de grootste metamorfose, door de verkavelingen Molenveld en Buizegem, die een nieuwe stroom inwijkelingen naar Edegem bracht. De niet eens 1.000 inwoners die de gemeente in 1831 telde, waren in 1930 aangegroeid tot bijna 7.000 inwoners en in 1972 werd de 20.000ste inwoner ingeschreven. Het bevolkingsaantal kende in 1981 de piek van 23.802 inwoners. Edegem heeft een hoogte van 9-22 meter en is gelegen tussen de Edegemsebeek en de Kleine Struisbeek. Edegem maakt onderdeel uit van de Antwerpse agglomeratie en is sterk verstedelijkt. Groengebieden zijn: Park-Centrum, het Meihof en de recreatiegebieden Romeinse Put en Fort 5. Daarnaast zijn er de domeinen van Kasteel Arendsnest bij de grens met Kontich, Kasteel Mussenborg aan de grens met Hove, de Hazeschrans bij de grens met Kontich en Wilrijk, het eigenlijke dorpskasteel Hof ter Linden, en Hof ter Elst.
Na een uurtje rijden kwamen we aan bij de startplaats Hangar 27. Eénmaal binnen in de startzaal , uitkijken voor een zitplaats en eerst een kop koffie drinken en daarna beginnen aan de wandeling. Men kon uit een 6tal afstanden kiezen, met een groepje besloten we de 13km te wandelen. We hadden de hele dag om dit te overbruggen.
Wandelen in de prachtige omgeving van groene forten en het kasteelpark Hof Ter Linden en Cantincrode. Langere afstanden gaan ook naar natuurgebieden Edegemse Beek en Bergen. Wij gingen via Hof ter Linden naar de rust, daar moesten we een lus maken via Fort Mortsel, door domein Cantecroy en langs natuurdomein Klein Zwiserland terug naar de rustpost. daarna richting start via Fort5.
Eerst nog wat drinken in de startzaal alvorens te beginnen aan de tocht.
Op weg richting Mortsel naar de centrale rustpost.
na de controle maakten we hier een mooie lus.
In het noorden van de Stad Mortsel bevindt zich een pareltje natuur in eigen buurt. 'Klein-Zwitserland', gelegen naast de historische Dieseghemhoeve, is een groene ruimte van 6 hectare in het midden van een verstedelijkte omgeving. Het terrein vormde van 1878 tot 1970 een spoorwegknooppunt en dankt zijn naam aan de opgehoogde spoorwegbermen. Sinds 1990 verzorgde de Werkgroep Ecologie Mortsel (WEM), later met de lokale groep Land van Reyen - vzw Natuurreservaten, vandaag het huidige Natuurpunt Land van Reyen, het beheer in het gebied. Klein-Zwitserland is vrij toegankelijk voor wandelaars, en biedt in elk seizoen iets nieuws. Klein-Zwitserland biedt een erg divers landschap met een afwisseling van reliëfrijke bermen, jong opkomend berken- en eikenbos, dichte ruigten en open grasland. Je vindt er een waaier aan biotopen, die een breed scala aan levensvormen met zich meebrengt. Natuurliefhebbers kunnen het hele jaar door genieten van al wat leeft en beweegt in het gebied. Ruigtekruiden zoals Gewone bereklauw, Bijvoet, Fluitenkruid, Boerenwormkruid en Honingklavers zijn alom aanwezig. Kom een kijkje ne men naar prachtige planten zoals Wilde reseda, Kraailook, Grasklokje, Rapunzelklokje, Avondkoekoeksbloem, Peen, en tot laat in de herfst bloeiende composieten zoals Schermhavikskruid, Bitterkruid en Jakobskruiskruid. Ook de vele wilgenkatjes, en vruchten van Wilde Kardinaalsmuts springen in het oog.
Kasteel Cantecroy (ook wel gespeld: Kantekrooi) is een kasteel te Mortsel. De naam heeft niets met het Huis Croÿ te maken, maar is een verbastering van Cantincrode. Dit kasteel is van oorsprong een der oudste kastelen van de provincie Antwerpen en is mogelijk ontstaan uit een Frankisch allodium.De oudste delen van het huidige kasteel gaan terug tot de 13e en 14e eeuw. Er is een kapel uit de 15e eeuw, waarvan de voorgevel in de 17e eeuw gewijzigd is. Er is een poortgebouw uit de 15e en de 16e eeuw, een overblijfsel van een ringmuur uit 1576 en een onderbouw met ronde hoektoren van een oudere ringmuur uit ongeveer 1450. Ook is er een oude gotische hoeve en een schandpaal van de plaatselijke vierschaar. De huidige voorgevel stamt van omstreeks het einde van de 17e eeuw, toen de graven van Fiennes het slot bezaten. Dezen hebben ook de huidige tuinen doen aanleggen.
Fort 4 is een fort gelegen te Mortsel en onderdeel van de onder Henri Alexis Brialmont gebouwde Brialmontgordel. Er werd in 1859 aangevangen met de bouw en het werd voltooid in 1864. Fort 4 maakt deel uit van de Stelling van Antwerpen. Dit fort van Mortsel is ook als Fort Kapitein Wagner bekend Tot de Stelling van Antwerpen was besloten door de keuze voor Antwerpen als Nationaal Reduit in 1859. België was neutraal. De natuurlijke bondgenoot was Engeland. In Frankrijk was in 1848 Napoleon III aan de macht gekomen. Dit gaf aanleiding tot de mogelijkheid van inneming van België door Frankrijk. Het idee achter het Nationaal Reduit was dat het Belgische veldleger niet in staat zou zijn voldoende stand te houden tegen een vijandelijk leger. Antwerpen zou als laatste verschansing dienen tot de hulp van bondgenoten zou kunnen arriveren. Antwerpen had het voordeel dat het gemakkelijk bereikbaar was, door inundaties te beschermen was en op verdere afstand lag van de potentiële vijanden Frankrijk en Duitsland. Op 30 augustus 2000 wordt het fort in Mortsel definitief verlaten met een plechtige sleuteloverhandiging. Stad Mortsel wordt de nieuwe eigenaar van Fort 4. Het fort is thans toegankelijk als groengebied. De stad Mortsel stelt het domein open voor sport, recreatie en culturele activiteiten. Het buitenglacis is altijd open, het binnenglacis kent wisselende openingstijden. Tijdens de zomermaanden is er een zomerbar met de naam Bar Brial.
Mooi zicht
zomerbar met de naam Bar Brial.
hier was er twijfeling, zullen we hier picknicken of niet
Toch iets eten in de zomerbar.
na een tussenstop in de zomerbar, was het nog een kleine 2km tot aan de centrale rustpost
Onze laatste stop alvorens we terug stapten richting startzaal
Terug richting einde via fort5
Fort5 maakt deel uit van een 1° Fortengordel rond Antwerpen, een verdedigingsgordel bestaande uit o.a. 8forten. Deze forten lopen van Wijnegem(fort1 is verdwenen en vervangen dor Shopping Center) tot Hoboken (Fort8). De forten zijn tussen 1854 en 1858 aangelegd. Vandaag de dag zijn de forten naast hun historische waarde een oase van groen waar talrijke verenigingen en sportclubs hun thuis vinden.De domeinen met prachtige wandelpaden zijn ook een begeerdfe plek voor wandelaars en natuurliefhebbers. Fort5 vormt samen met het domein Hof ter Linden met zijn prachtige koetshuizen één groot groengebied van bijna 90ha.
Terug aan de startzaal.
Nog wat napraten over de mooie wandeling, en daarna was het terug tijd om naar huis te rijden. Het was een hele mooie wandeling met heel veel variatie , proficiat aan de parcoursbouwer.
Ditmaal een wandeling maken in het Noordwesten van West-Vlaanderen. De wandelclub uit Beernem organiseerde een tocht in Oedelem.
Oedelem is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de gemeente Beernem, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. In het oosten van Oedelem ligt het gehucht Oostveld. Oedelem is sinds 906 terug te vinden in geschreven bronnen. De schrijfwijze was toen Udelhem. De naam komt van "odila" en "haima" en betekent "woning van het erfgoed of van het domein", een naam die geen verwondering wekt gezien de heren van Praet al in de jaren 900 een heerlijkheid stichtten in Oedelem. De Oedelemse geschiedenis gaat echter veel vroeger terug in de tijd. In een grafheuvel op Wulfsberge zijn sporen teruggevonden van prehistorische bewoning. Er zijn ook sporen van Romeinse aanwezigheid. In de kleiput van de vroegere steenbakkerij is zelfs een waterput uit de Romeinse tijd teruggevonden. In die tijd waren Oedelem, Maldegem en Aardenburg de meest noordelijke bewoonde plaatsen in de streek. Wat noordelijker lag was een groot moerassig gebied. Bij Oedelem ondernam Filips van Artevelde op 3 mei 1382 een verrassingsaanval op de aanhangers van graaf Lodewijk II van Male die hij versloeg, in wat men de Slag op het Beverhoutsveld noemt.
Oedelem behoort tot Zandig Vlaanderen en het landschap wordt gekenmerkt door de cuesta van Oedelem-Zomergem, welke leidt tot een golvend landschap op 10 à 23 meter hoogte. De drempel van de kerk ligt op 18 meter hoogte. De bodem bestaat uit lemig zand. Er zijn enkele bossen te vinden ten oosten van Oedelem, namelijk het Koningsbos bij Oostveld en het domein van Kasteel De Wapenaer. Ten noorden van Oedelem ligt een bescheiden hoogte, Berg genaamd, van meer dan 23 meter. Beken lopen in westelijke richting, zoals Hellepoelbeek en Bergbeek.
De start was vanuit de Sporthal "Den Akker" en de wandelaars konden uit een 5tal afstanden kiezen. Van 4km -7km-11km-15km- 18km en 21km. De 15 en 21km deden de afstand van de 4km + de 11 of de 18km erbij. Ik koos voor de 18km zonder de lus van de kleinste afstand. Wandelen is niet alleen een geweldige manier om fit te blijven, maar biedt ook de kans om te genieten van de frisse lucht en de schoonheid van de natuur.
Ik verkende nu vooral het Zuidoosten van Oedelem. Een bezoek aan de Govaerts kapel, gebouwd in 1884, ook wel “Bedevaartskapel” genoemd, behoort tot de mogelijkheid. Dit is eigenlijk een “genezingskapel” gewijd aan Maria. In de kapel is er dan ook een beeld van de gekroonde Maria te zien. Verderop wordt er een klein stukje geproefd van het Beverhoutsveld.(483 ha groot). De wind heeft er vrij spel en tevens kan je er tal van akkervogels observeren zoals de kievit, de torenvalk en de patrijs. Ook de haas en de vos voelen er zich thuis. Na een deugddoende rustpost, trek ik verder en kom zo in de buurt van “Het hoogste van Oedelem”. Hier moesten de 18 en 21km een mooi lusje maken doorheen het Beverhoutsveld en langszij de Assebroekse meersen. In 1382 was het Beverhoutsveld het strijdtoneel waar graafgezinde Bruggelingen en opstandige Gentenaren elkaar bekampten. Er is een (klein) monument geplaatst om deze slag te herdenken. Het slagveld was toen nog onherbergzaam en moerassig.Omstreeks 1845 werd begonnen met het in cultuur brengen van dit woeste landschap tot landbouwgrond. Het natuurlijke uitzicht van heide en moeras veranderde in omheinde akkers en weiden, die afgebakend werden door lange dreven en bomen. Verderop kan u genieten van het waterrijke gebied van de “Assebroekse Meersen”. Een oase van rust.
Dit netwerk van vochtige weiden en hooilanden omringd door knotwilgen en populieren is een toevluchtsoord voor zowel wilde flora en fauna. Na de 2° rustpost ging ik terug richting Sporthal via kleine paden en enkele autoluwe wegen.
De startzaal
de Govaerts kapel, gebouwd in 1884, ook wel “Bedevaartskapel”
wie kent er herberg “Het Vliegende paard niet” Herberg het Vliegende paard staat er nu wat troosteloos bij, maar heeft een heel lange geschiedenis achter de rug. Volgende gegevens werden ontleend aan het “Agentschap Onroerend Erfgoed”.
Voormalig gemeentehuis van Oedelem, tot 1973 in gebruik als herbergen, zogenaamd “Herberg Het vliegende paard” (links) en “Herberg Het zwart paard / C. D’Hollander” (rechts). De herberg zogenaamd “het vliegende paard” wordt voor het eerst vermeld circa 1100. Op de kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus van 1571 is op deze plaats reeds bebouwing opgetekend. Het gehucht is aangeduid als “Vilighent peert”. In 1636 bevinden zich op de site twee vrijstaande breedhuizen met een bijhorende aangelegde tuin en boomgaard, “herberghe ‘t Vliegende Peirdt” genaamd. De volumes staan reeds weergegeven op de kaart van Ferraris (1770-1778) als twee afzonderlijke woonhuizen. Op het primitief kadasterplan (circa 1830) aangeduid met de naam ” ‘t Vliegend paard herberge”. Volgens het kadaster wordt het onregelmatig volume in 1858 volledig gereconstrueerd, de achterliggende bijgebouwtjes blijven behouden. In 1877 wordt het linkergebouw afgebroken en wordt er een kleiner volume in het verlengde van het woonhuis/herberg opgetrokken. Linkervolume wordt opgesplitst in tweewoonst in 1888. In 1911 wordt het kleiner rechter volume aangebouwd.
Enkele weken geleden had ik hier een rustpost tijdens een wandeling van de Vredeseilanden.
Een hele aangename wandeling rond Beernem. Heel veel variatie gekregen.Oedelem, het Beverhoutsveld en de Assebroekse Meersen, samen vormen ze een drieluik van natuurlijke schoonheid en historische betekenis.Een plek waar elke steen en boom een verhaal te vertellen heeft. Deze wandeltocht is dan ook een uitnodiging om deze streek te verkennen en deel uit te maken van de voortdurende geschiedenis van dit Vlaamse dorp.
Na gisteren te hebben gewandeld in Egem, besloot ik vandaag eens naar Krombeke te gaan om daar deel te nemen aan de Witsoonrtocht.
Krombeke is een dorpje in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Poperinge. Het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1971 toen het fuseerde met Proven. Proven ligt ten noorden van Poperinge centrum. De patroonheilige van Krombeke is Sint-Blasius. Krombeke werd voor het eerst vermeld in de 9e eeuw als Crumbeke, dat in 875 geschonken zou zijn aan de Abdij van Sint-Bertinus te Sint-Omaars. In 1134 werd het patronaatsrecht geschonken aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Terwaan. Krombeke was een heerlijkheid, die achtereenvolgens toebehoorde aan de geslachten Van Stavele, Van Hoorn en De Vilain. Nabij de Heidebeek lag een kasteel dat tegenwoordig verdwenen is. Hier lag een losplaats van schepen die toen de Heidebeek konden bevaren. Hier werd hout en fruit geladen en bouwmaterialen aangevoerd.
Witsoonestapper verwijst naar ridder Cornelius Witsoone die volgens de legende ooit verdwaalde in de uitgestrekte bossen rond Krombeke. Na 72 uur rondzwerven, de uitputting nabij, hoorde hij plots de Angelusklokken luiden. Hij ging af op het geluid en kwam uiteindelijk in Krombeke terecht. Uit dankbaarheid schonk hij de armen van het dorp 72 ellen lijnwaad en liet de klokken elke avond evenveel keer luiden als het aantal uren dat hij rondgedwaald had. Tot op heden houden iedere avond, ’s winters om 18u en ’s zomers om 20u, 72 “doolklops” de herinnering aan ridder Witsoone levendig. Krombeke is hét Witsoonedorp.
De start van deze wandeling was vanuit het OC de Bampoele. De wandelaars konden uit een 6tal afstanden kiezen. Ik koos vandaag voor de 25km. Zeer rustige wandelwegen door Bardelenbos en omgeving, de Sint-Sixtusabdij van Westvleteren en het Sint-Sixtuswandelpad. Grotere afstanden trekken door het Loviedomein met het bos 't Jagershof, gehucht 't Vogeltje. Wandelplezier in het Hoppeland! Het was een hele aangename en mooie wandeling. Ook het weer was beter dan gisteren, minder warm en aangenamer. Er waren 1178 deelnemers, waaronder 24 clubgenoten.
Ik ben Vandevoorde Dorine, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Doortje.
Ik ben een vrouw en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is weefselcontroleuse.
Ik ben geboren op 20/10/1963 en ben nu dus 61 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: sport in het algemeen.