Uitgezonderd bij de echte poëzieliefhebbers, zal het aantal gedichten dat wij paraat in het koppeke hebben, wel niet zo groot zijn. Het zou ons ook niet verbazen dat wij per generatie allemaal voor een flink deel dezelfde gedichten kennen, ze ons heel goed herinneren of er tenminste het bestaan van af weten? De aanbieding van vandaag is geen wereldliteratuur, en de schepper ervan ook geen nobelprijswinnaar, maar het handwerkje hoort ontegenzeglijk in de hogergenoemde galleria thuis en komt trouwens ook voor in de lijst van de 100 meest geliefde gedichten in Vlaanderen.
Alice Nahon was tussen 1896 en 1933 een Antwerpenes. Zij was verpleegster maar dat kon niet verhinderen dat zij van 1917 tot 1923 in een sanatorium verbleef als longpatiënte. 4 jaar later werd zij bibliothecaresse in de stad waar kardinaal Danneels nu woont. In haar eenvoudige verzen, die een gevoelige vrouwelijke toon weten te treffen, gaf zij uiting aan haar eenzaamheid, haar liefde zonder uitzicht, haar innig geloofsbeleven en haar verlangen naar geluk. Verscheidene van haar gedichten verwierven grote populariteit. Haar eerste bundeltjes (1920-21) trokken de aandacht door hun bekoorlijke eenvoud. Later echter, toen Alice meer aan literatuur deed, heeft zij de stille weemoed en de zacht-milde zuiverheid van haar eerste werk niet meer geëvenaard. Tussen 1896 en 1933 liggen helaas slechts 37 jaar.
Pieter Nicolaas van Eyck werd geboren in 1887 in Breukelen. In 1954 stierfhij in Wassenaar. van Eyck studeerde Rechten en verdiende zijn boterhammeke achtereenvolgens als journalist en als hoogleraar te Leiden. van Eyck behoorttot de generatie van 1910, de zgn Symbolisten. Als doorsnee poëzieliefhebbers kennen wij uit onze jeugd van Pieter vooral of misschien uitsluitend het mooie gedicht: "De tuinman en de dood" waarin de dichter ons minzaam aanbeveeltniet teveel energie te verspillen aan het vluchten voor de dood.
De Tuinman en de dood (1926)
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, een oogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij.Daar stond de dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zjn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslag gaan,
Voor de avond nog bereik ik lspahaan !" -
Van middag - lang reeds was bij heengespoed -
Heb ik in t cederpark de Dood ontmoet.
'Waarom", zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt.
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht bedreigd ?"
Glimlachend antwoordt hij :"Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ikwas verrast,
Toen k s morgens hier nog stil aan t werk vond staan,