Na het mooie Voor een dag van morgen is het vandaag weer tijd voor een echte klassieker uit de oude doos (niet ouder trouwens dan we bijna allemaal zelf zijn) die zeker niet mag ontbreken in ons aanbod.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In dit pareltje van Hiëronymus van Alphen wil de dichter ons op een gepassioneerde wijze diets maken dat iets niet fout, zeg maar "kwaad" is omdat het uitkomt of omdat anderen het weten of zien, en dat het uiteindelijk goed gezien is dat "eerlijkheid het langst duurt". De hoofdpersoon in onderhavig strak gebonden maar toch vertederend werk kan, maar wil niet en mag tenslotte wel. Vooral dat laatste grijpt rechtstreeks naar de keel: kunnen maar niet willen en dan toch mogen. Wie van Alphen is, vertellen we later nog eens een keertje.
De Pruimeboom (nu: pruimeNboom)
Jantje zag eens pruimen hangen,
O ! als eieren zo groot.
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn vader 't hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
Noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
Mist men vijf, zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
En niet plukken: ik loop heen.
Zou ik om een handvol pruimen,
Ongehoorzaam wezen ? Neen.
Voort ging Jantje: maar zijn vader,
Die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het lopen tegen,
Voor aan op het middelpad.
Kom mijn Jantje ! zei de vader,
Kom mijn kleine pruimendief !
Nu zal ik u pruimen plukken;
Nu heeft vader Jantje lief.
Daarop ging Papa aan 't schudden
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
En liep heen op een galop.
|