'PATATI PATATA
Een ontroerend verhaal over een liefdevolle relatie tussen dochter en haar dementerende moeder

The Breast Cancer Site
Klik deze site elke dag aan en help borstonderzoek betaalbaar houden

Archief per maand
  • 04-2010
  • 12-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 02-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008


    Feel good in TITI's elektronisch kletscafé waar het leven gezien wordt door een Oiljsterse vrouwenbril...en feel je niet good, dan retour à domicile!

    30-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Theomanistenclubje
    Wellustelingen....

    episode...

    32...

    Hij was een boom van een vent, die pastoor. In feite een dorre boom die zichzelf overleefde en het duidelijk een loodzware last vond. Hij leek vergroeid met het dorp. Een jaar of zestig schatte ik hem. Nooit naar zijn leeftijd of achtergronden gevraagd. Interesseerde mij geen bal.


    Vroeger, zo werd verteld, was zijn kerkje tijdens de zondagsmissen goed gevuld geweest. Dan konden hij en Bernard, de onderpastoor die hij deelde met de parochies uit naburige dorpen, hun salaris tegenover de gemeenschap verantwoorden. Doch met het uitvlakken van de geloofstrouw en de steeds uitdeinende kerkontvolking, verdween eerst Bernard en verloor -vreemd genoeg- pastoor Serge de belangstelling voor zijn afvallige parochianen, om zich meer en meer toe te spitsen op een handvol koppig verslaafden aan het kruisbeeld.

     

    Tot hen behoorde uiteraard Gerda. In mijn ogen vormden ze een nieuwsoortige sekte. De sekte van de theomanisten.

     Ze vergaderden een drietal avonden per week in de kerk. Er werd verteld dat ze zich daar opsloten, in een nauwe kring bij het altaar zaten, met alleen het flauwflikkerend licht van een enkele  hoge kaars op hun van aanbidding gespannen witgrijze gezichten.

    Gerda slofte, als een oude vrijster, iedere ochtend naar de kerk. Ze woonde trouw elke vroegmis bij. Maar als tempel had de kerk voor haar toch een beetje afgedaan. De kerk leek meer bij- dan noodzaak.

    De spirituele symbolieken met al de nieuwe, vreemdsoortige rituelen en eigen gezangen, die Serge van een kort verblijf in Salt Lake City had meegebracht, overtuigden de theomanisten méér dan het gewone bijwonen van een mis of het samen voorlezen uit de bijbel.

     

    Pastoor Serge, die zichzelf rechtstreeks afgezant van de Heer was gaan noemen - in feite nog tamelijk braafjes vergeleken bij zestig ministers   in Kongo,  die  “ambassadeur de Jésus-Christ” op hun visitekaartje vermeldden-  oefende  fysiek en psychisch een hypnotiserende invloed uit op Gerda en die enkele andere oudere vrouwen.


    Twee van haar clubgenoten hingen elke zaterdag, bij het piepen van de dag, rond in de stationsbuurten van Brussel. Daklozen opsporen, verworpenen, het gruis van de aarde, die tussen hun vodden, plasticzakken en kartonnen dozen lagen te vegeteren. Ja, ze werden gevoed, de sukkels. Geestelijk voedsel toegediend door twee begijnen: het noodzakelijk heil van hun Heer doorspoelen met een slokje leidingwater, gewijd door Serge.  

     

    Hoe de vork met Gerda’s sekte juist aan de steel zat, heb ik nooit willen weten. Ik vermoed alleen dat Serge sluw genoeg was (en dat was hij zeker) om er vooral eigen belang aan vast te knopen.

    Doorgewinterde kerkcommercant als hij was en gelet op de explosie van de rijkmakende geloofsbedrijvigheid in de States, was het hem vóór alles om de poen te doen. Dat zijn theomanisten hem niet in de steek zouden laten, wist hij zeer goed. Die brave besjes waren door hem zorgvuldig geselecterd: goedgelovig en goed bij kas.


    Twee ongehuwde  zussen  (hun vader was destijds gekend als welgestelde veeboer dus grootgrondbezitter), de weduwe van de notaris, een drietal dametjes, dat Serge graag en vaak met zijn wagen  naar Nederland en Luxemburg voerde. Buurvrouw Adrienne, manusje voor alle kerk- en pastorijwerk. En Gerda niet te vergeten. Gerda, die na het overlijden van haar moeder, laatstlevende ouder, meteen het huis had verkocht en de elf miljoen oude Belgische franken zéér voordelig bij Francis had belegd

    Ze deed met haar geld wat ze wou, maar ik was bijna  zeker van dat zij een deel van haar halfjaarlijkse intresten (en tegen 7.25%  was dat in die tijd beslist niet te onderschatten  aan Serge’s werken spendeeerde.Wat zou die zich dan bekommeren om vijftig of honderd parochianen meer of minder in zijn missen! Hij boerde op zijn eentje stukken beter met zijn dames van Maria en Inri. Die zaten op bankrozen stuk voor stuk.

    Reageer (2)

    29-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Diplomatie en hysterie
    Wellustelingen....

    episode...

    31...

    En ze deed het. Ze schakelde niet alleen Francis en zijn vrouw in. Ook haar zielenherder en hartenbroeder pastoor Serge, werd erbij betrokken.

    Later ontdekte ik, dat Pat me op een woensdagnamiddag in haar vlammend rode Honda als een oorlogsschip volgde. Ze deed volstrekt geen moeite niet op te vallen. Integendeel.

    Toen ik uitstapte bij het villaatje en achterom keek, stond ze al vlijtig het adres te noteren. Och, om dat “huiveringwekkend” woord van Gerda te gebruiken: dat ze allemaal naar de kloten lopen!

     

    Francis legde het diplomatischer aan boord. Eerst met verontschuldigingen ( ‘Echt, pa, ik meen het, dat was niet mijn bedoeling. Maar ja, die insinuaties van Freya. Ik wou je geheim helemaal niet verklappen. Ik wist wel wat een storm dat bij ma zou ontketenen. Maar je moet ook inzien dat er door die toestand opeens bepaalde zekerheden voor mij wegvallen’).

    Dan met een soort wijselijk overleg (‘Pa, ik weet het, het vlees is zwak en  zeker met een vrouw zoals je beschrijft. Elkeen kent al eens een avontuur, een langere of kortere relatie. Echtscheidingen zijn de doodgewoonste zaak van de wereld. Maar ma is geen, tja, hoe moet ik het zeggen, ma is geen normale vrouw. Dat overdreven religieuze heeft haar omzeggens teruggebracht naar de Middeleeuwen. Je moet haar ontzien. Laat haar je naar de brandstapel wensen. Verdraag haar gemeenste stemmingen. Zij is nu eenmaal een hysterica’).

     

    Ja, dacht ik erbij, noem haar maar zo. Dat is de best passende omschrijving. Een hysterica, een vrouw, die in een bestendig verkrampte en verlammende zenuwtoestand verkeert, toestand die meestal voortkomt uit storingen in het geslachtsleven. Voeg die afwijking bij haar erg overdreven godsdienstwaanzin en je hebt het perfecte schrikbeeld van iemand, die niet meer van deze wereld is en er toch haar gif wil blijven spuiten.

    En dan was er natuurlijk pastoor Serge! Ik zie hem nog die avond op de drempel van mijn huis staan. Weifelend een verboden hand naar de mijne uitstekend. Dan zorgvuldig de schoenen vegend en tussen de tanden mompelend:

    ‘Mole ruitsua.”

    Hij begroette me af en toe met een Latijns gezegde. Deze keer haalde hij Horatius aan: Het stort in puin door zijn eigen gewicht.

    ‘Amen’, knikte ik,  ‘Ze zit boven. Ga maar. Je kent de weg.”

    ‘Nee, Max,  ik kom niet voor Gerda.’

    ‘Als je niet voor haar komt,  dan kom je beslist voor een van mijn rode diamanten. Clos l’Eglise zevenennegentig! Perfect gechambreerd. Die goddelijke voorzienigheid toch! Chapeau!”

    ‘Deze keer geen wijn, niks. Ik wil slechts met jou praten, Max, onder vier ogen.’

     

    Reageer (0)

    28-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Met de mond vol tanden staan...

    Eindeschooljaarblues




    Neen, ons ventje heeft ze niet gehaald, zijn beloofde 85%. Nipt 80.

    “Niet slecht, toch beduidend minder dan verwacht, vriend.”. Hij antwoordde dat de juf dit jaar ook stukken minder was dan verwacht. Daar sta je dan als grootouder.

     

    Vooral die 7 voor “Frans” stoorde ons. Lang niet zoveel als hem beweerde hij en trouwens het was onze schuld. De schuld van zijn mama en van mij. Hij had ons toch met handen en voeten eerder uitgelegd en bewezen dat het Frans dat de juf sprak anders wat dan dat van ons. “Schoolfrans” en “thuisfrans” da’s een serieus verschil. Trouwens Sévérine, met haar Franssprekende mama had maar 8 gehaald. Indien het zo iemand niet lukt wat zou het hem dan gaan lukken! Hoe vaak had de juf aan Sévérine niet hoeven te vragen of de uitspraak wel juist was? Rolde de juf met de “R” zoals mama en meme? Neen! Vlaamse kinderen hoeven dat niet van haar, alleen Fransozen doen dat! Om het apezuur te krijgen zo'n mentaliteit, zou Theaatje zeggen. Daarbij de juf raakte nooit uit die Franse accenten uit en als ze een zin voorleest is het net kipkap. Begin er dan maar aan als het dictee is. Natuurlijk kon hij de woordjes en zinnen precies schrijven, doch hij moest nadenken door die verkeerde accenten en kipkap-taal. Nadenken vergt tijd, dat weet meme toch, door na te denken raakte hij soms een ietsiepietsie achterop en zo was hij een woordje of een deeltje van de zin kwijt.

    “Niet flauw doen, vent, een dictee wordt steeds herlezen” liet ik opmerken.

     

    Natuurlijk en ja, bij het herlezen trachtte hij de ontbrekende woordjes erbij te schrijven, doch dat vond de juf dan weer heel slordig van hem. Meme mocht niet vergeten dat 12 leerlingen “eronder “ zaten voor Frans. De directrice kon er niet mee lachen. Stom van haar! Ze wist toch dat de ouders van Nele en Sam reeds na de kerstvakantie haar over  de juf hadden aangesproken. De papa van Jeroen geeft Nederlands en Engels aan de grote jongens in de humaniora en die meneer had ook al van zijn oren gemaakt over de taallessen, vooral de zinsontledingen. Jeroen had het hem verteld. Daarom dat Jeroen het niet meer leuk vond in de klas en vaak weende. De juf lachte hem steeds weer uit om zijn meisjesmaniertjes en omdat hij zwak was in probleemstellingen. Om haar te foppen had ons ventje zijn vriendje geholpen, hem laten even spieken en ja…ze werden betrapt.

     

    Vandaar ook dat papa niet akkoord ging, toen mama de juf wou voorstellen om haar even bij te werken.

    “Stel dat ze zich beledigt voelt en de kleine daar de dupe van wordt” had papa gezegd. Ja, hij had het gesprek van zijn ouders afgeluisterd terwijl hij op het toilet zat. Af en toe gebeurde dat nog, luistervinkje spelen, doch alleen wanneer het over hem ging. Vroeger, toen hij nog klein was en hij iets niet mocht weten, bijvoorbeeld over mij, zijn meme of over peter, ging het er in het Frans of Engels aan toe. Dat kan niet meer, dus is het nu Duits geworden. Wat zijn ouders niet weten is dat hij op Runscape met Duitstalige jongens speelt!

     

    “En weet je wat, meme? Volgend schooljaar, zit ik in het zesde. Ik hoop dat ze onze klas gaan splitsen want die juf daar is ook niet veel zaaks!”

    Dat had hij opgevangen, tussen het spelen door, van de ouders van Dina omdat mama ernaar gevraagd had.

     

    “Bon, het is simpel” concludeerde opa “volgend schooljaar doe je gewoon zoals de juf het wenst in de klas en thuis zoals het hoort!”

    Kleinzoon keek mio marito aan en schudde onbegrijpend het hoofd. Zo’n onzin had hij van opa nooit voorheen gehoord. Neen, dat kon ons ventje niet maken, zie.

    “Waarom niet?” vroeg mijn man.

    “Omwille van mama” ,antwoordde hij beteuterd, “ met jouw systeem ga ik beslist alles verwarren. En weet je wat mama krijgt van dat schoolfrans? Grijze haren, zegt ze en dat wil ik niet!”

    Reageer (3)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Echtelijke verwijten
    Wellustelingen....

    episode...

    29...


    Het duurde geen week of Gerda onthaalde me krijsend en gillend met haar feestelijkste  verwijten.


    ‘Dat jij hier nog een voet durft binnen te zetten, jij schurftige hond. Ha, meneer heeft een hoer. En dat duurt al jaren. Nu weet ik wat ik aan die toot van jou miszag. Afgeleefd! Rot weg, schoft. O, ik wist het. God, mijn Heer, U bent mijn getuige dat ik het vermoedde. Al vele jaren komt hij niet meer af, ben ik lucht voor hem. Zelfs geen zoen met Nieuwjaar. Geen vriendelijk woord… Blijf met je tengels van mijn deuren. Wie weet wat je er bij die hoer mee uitgespookt hebt.  Vies, vies, ik ben vies van jou. Door het hoofd zal ik je schieten en dat spel tussen je benen afsnijden. O, God, Heer van mij, laat me toch zwijgen. Maria, ons aller moeder, leg andere woorden in mijn mond, ik smeek U. Je stinkt naar haar. Straks moet ik braken, zie. Al jaren de nagel van mijn doodskist en nu hoerenloper ook! Dat mankeerde er nog aan.’

     

    Ze draafde maar door. Er kwam geen eind aan. Almaar heftiger. Schreeuwend, met haar overslaande kraaienstem en maar dreigen met de vuisten. Zo had ik haar nog nooit gezien.


    ‘En denk maar niet dat ik jaloers ben! Ik geef geen sikkepit om jou. Maar mijn zoon en Pat, de buren, pastoor Serge, de omgeving, hoe gaan die allemaal tegen ons aankijken. Wij…’

    ‘We kunnen scheiden.’

    ‘ O ja, dat zou meneer en zijn violet goed uitkomen. Wie weet, heb je nog tijd om te scheiden, je kan tegen die tijd allang rondlopen met  aids aan je gat. Heer, vergeef mij dat laatste woord. Sta me bij, Heer, en heb begrip voor mijn woorden. Scheiden nooit! Hoor je mij, nooit.! Jamais! Wat de Heer verenigd heeft, kan niet gescheiden worden.’

    ‘Laat je god er buiten en trachten we dit af te handelen als volwassen mensen, ja?’

    ‘Hier valt niets af te handelen. Zelfs moest je me morgen vertellen dat het uit is met die troela, ik zou je niet geloven. Serge zegt het ook: eens dat een man van die kelk gedronken heeft, is hij verloren. Er zijn uitzonderingen, maar een leugenaar zoals jij, een geboren scheefmarsjeerder! Je het leven zuur maken, ja, met plezier. Scheiden? Over mijn lijk!’

    Reageer (1)

    27-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Almaar mokerslagen


    Wellustelingen....

    episode...

    28...


    Voor Marianne was mij trouwen geen utopie. Ze wilde nog alleen haar Max, met haar en huid. En ze had mij. Mijn frustraties en muizenissen lachte ze weg. Ja, soms voelde ze de tijdsklok tikken. Een kind, hoe graag ook,  bijna op haar veertigste? Pure waanzin of egoïsme, beweerde ze. Zij, Marianne, had geen kind als ultiem bindmiddel nodig om haar man vast te pinnen. Ik was er en ik bleef er. Als hij dat nu nog niet wist, tja…dan zat haar maatje met een groot probleem,  zij lekker niet.

     

    Natuurlijk had ik haar graag een kind gegeven. ‘t Liefst een meisje. Marianne in miniformaat. Verhaaltjes vertellen, luiers verversen, poppenkast spelen, nachten oplopen terwijl haar moeder sliep, ’t zou geen probleem zijn. Maar stel dat een klasgenootje nadien zou roepen: “Kijk daar is je opa!”

    Tien jaar jonger en ik had onmiddellijk ja gezegd. Slechts tien jaar en even vrij als Marianne. We  hadden wellicht  met z’n drietjes  de trouwzaal betreden. Gerda was er echter nog. En die wou niet scheiden.

    ‘Over mijn lijk’, gilde ze, “hoerenloper, varken, duivelsjong, Frankenstein!’

    Ik loop het verhaal echter vooruit. Sorry.

     

    De eerste tijd na mijn  confidenties over Marianne zinspeelde Francis met geen syllabe over haar. We spraken mekaar ook niet zoveel toen. Het werk slorpte hem totaal op. En zijn huwelijksleven! En het gekibbel met zijn vrouw over enkele financiële uitschuivers, die hij ontwijkend niemendalletjes noemde.


    Enkele maanden gingen voorbij.

    Ik bleef me super voelen. Gerda bestond niet meer. Ik leefde nog uitsluitend voor de lange namiddagen met Marianne, mijn gedichten voor haar, onze hijgtelefoontjes ’s avonds.

     Nu meer dan eens per maand een etentje in La Maison du Boeuf, de Sea-Grill of Le Croûton, haar lievelingsrestaurant in Anderlecht, waar  Rudy en Michel haar oprecht bewonderden en complimenteerden, haar als  mevrouw Cijnens aanspraken, iets wat haar neusje de ganse avond deed krullen.

    Voor Marianne keek ik op geen briefje van honderd zelfs geen twee van vijfhonderd euro.Ik kon het me veroorloven, Marianne was me alles waard.


    En toen, een late namiddag op kantoor, dat telefoontje van Francis. Eerst de gebruikelijke blablabla over de rentevoeten en dan, als terloops, op een wat jongensachtige-spottende toon van twee ervaren mannen onder mekaar:

    ‘En, hoe staat het met de liefde?’

    ‘Uitstekend,’ was mijn spontaan antwoord.

    ‘Dus ’t blijft duren tussen jou en die…hoe heet ze ook weer?’

    ‘ Marianne. Dat weet je maar al te goed. Verder?’

    ‘Mmm ja, zeg…Pat beweert…’

    Ik, stekelig geprikkeld:

    ‘Wat beweert Pat?’

    ‘ Bah, niks eigenlijk.”

    ‘Wat heb je Pat verteld over Marianne en mij?

    ‘Ik? Geen woord, echt niet.’

    “Francis, wat is er gaande?’

    Mijn stem sneed korzelig. Het bleef seconden stil aan zijn kant. Buiten, op de laan naar het centrum,  zoemde het verkeer bijna geruisloos voorbij.

    Ik staarde door het raam naar de opflikkerende lichtreclame van het Queen- Annehotel.


    Ik werd almaar wreveliger, ontstemder, bijna gekwetst om het gevoel van verraad. Dat had ik van hem niet verwacht.

    ‘Francis?’

    ‘Sorry, ik ben er weer. Wat vroeg je daareven?’

    ‘Wat weet je vrouw over Marianne en mij? Je weet verdomd goed wat ik…’

     

    ‘Toe, pa, je hoeft daar geen drama van te maken, ’t Sop is de kool niet waard. Freya, een van mijn klanten, heeft jullie gezien.  Tja, je loopt niet in zakken. Zeker niet op een zaterdagnamidag in Antwerpen. In de Schuttershofstraat nog wel. We waren eergisteren uitgenodigd voor een drink bij Carlos en Freya thuis. Ze hebben een drietal boetieken in het  Antwerpse. Weet je dat Freya  je haast niet meer herkende toen je de winkel binnenstapte?  By the way, Carlos was een en al lof over je vriendin. Prachtige vrouw en de manier waarop zij voor jou enkele danspasjes maakte in dat zwart voile kleed! Kon zo een scène zijn uit “Pretty Woman” zijn. Pat heeft dit niet gehoord hoor. Carlos deed me het ganse verhaal in zijn bureau. Op de terugweg kwamen de opmerkingen.   Ik liet me domweg iets ontvallen en zij pikte er meteen op in. Je weet hoe vrouwen zijn? En dan natuurlijk de onderste pieren naar boven willen halen. Niet aan mij besteed, hoor!’


    ‘Wat zei ze precies, Francis?’

    ‘Precies? Weet ik niet meer. Iets in de zin van: hoe ouder hoe gekker. Enfin, het verbaasde haar niet.’

    ‘En jij?’

    ‘ Ik? Pff…we hebben eens hartelijk gelachen. Niet direct om jou, pa, ook niet om de situatie. Zo maar in ’t algemeen om oudere bokken, die nog  graag een groen blaadje lusten.’

     

    Hij lachte opnieuw. Ik niet.

    ‘Bye, Francis.’

    Ik legde de hoorn neer, stak een sigaret op, schakelde mijn pc en het felle bovenlicht uit en bleef in de opkomende schemer voor mij uit staren.

    Dat was de eerste deuk, die mijn zoon me gaf. Er zouden er nog volgen. Onder de gordel, welbewust en zonder genade. Natuurlijk, hij had gelijk. Ik moest er niet te zwaar aan tillen.

    Au fond kon het me eigenlijk geen barst schelen. Elkeen mocht weten dat ik een kanjer van een lief had, van wie ik zoveel was gaan houden dat ik haar nooit meer wou opgeven. Laat ze maar kletsen en grappen over oude bokken.

    Maar het was zijn klikspaanachtig gedoe, vooral tegenover Pat. Zijn weloverwogen verraad. Een zomaar licht ontvallen woord! Mijn kloten! Uit opgekropte verontwaardiging of opstandigheid? Omdat hij niet kon aanvaarden dat ik zijn moeder bedroog? Omdat hij me opeens zag als een stiekeme lafaard, een smeerlapje in maatpak. Een op seks beluste oudere vrouwengek.

    Reageer (0)

    26-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afscheid na een biecht...
    Wellustelingen....

    episode...

    27...


    Hij kuchte driemaal. Op restaurant of thuis aan tafel, het typische Francisiaanse teken dat de aandacht van de aanwezigen vroeg. Voorbode van een speech of statement. Zijn specialiteit. Hier in de tuin, zat behalve ikzelf, geen kat. Alleen drie eksters verderop.

    ‘Pa, vooraleer ik doorga nog een statement. Dit was, voor jou en mij, een allesbehalve makkelijk gesprek. Er is gezegd wat moest gezegd worden.  Daarom, hoe pijnlijk en kies ook, vind ik ons onderhoud nog positief en …vrij constructief. Het spreekt vanzelf dat, gezien de delicate aard ervan, je beslist mag rekenen op mijn stilzwijgen en absolute discretie. Alles wat vandaag werd opgeworpen en…afgetast, is een zaak tussen jou en mij. Niemand anders. Absoluut niemand anders.’

    ‘Daar vertrouw ik zeker op, Francis, wel thuis en tot zondag.’

     Maar ik dacht: on verra!

     ‘Tot volgende week, pa… Misschien.’

    Heel beheerst klonk zijn stem. Even beheest-rustig liep hij naar het terras. Met zijn eigen verdoken waardigheid, Francis op z’n best.

     Zondag misschien?! Een flauwe handdruk, zelfs geen voorhoofdzoen. Een Francis die zijn ritueel doorbrak? Tiens! Te boude uitspraken of de choc van mijn intieme bekentenis?

    Bijlange niet! Je weet toch door wie hij opgevoed werd, giechelde mijn denkduiveltje. Pa zal niet meer gezoend worden. Eigen schuld dikke bult. Hij weet nu hoe Marianne met jou tekeer gaat! Stel dat er nog een spoortje van dat gefiolieter op je voorhoofd plakt. Tien liter javel volstaan voor hem nog niet om het weg te wissen, vriend. En het belangrijkste vergeet je. Kassa, Kassa! Wedden dat hij nu in de auto aan het cijferen slaat? Ja, juist om Marianne. Een geluk dat ik je mond tijdig heb gesnoerd! Geef toe, ’t lag op je lippen: de bontmantel, de briljanten ring, de Rosetti schoenen, de drie handtassen. Gedaan met haar tweedehandse spulletjes, om van de rest niet te spreken. Jij met je openhartigheid! Je had je mond moeten houden over Marianne. Hij komt ook niet alles aan jouw oren hangen. Wat een naïeve vent ben je toch!

     

    Denkduiveltje had gelijk.

    Misschien had ik er beter aan gedaan Francis niets te bekennen over mijn relatie met Marianne. Nu nog niet. Ik had haar verzoek moeten eerbiedigen: aan niemand een woord over ons, pas als we allebei helemaal vrij zouden zijn. Ze had me zelfs niet bij de uitvaart van haar vader gewild.

    Nu mijn zoon mijn geheim deelde, groeide er nochtans zo’n angel, die me waarschuwde dat, om een of andere domme reden, door een klein toeval of  een totaal onverwachte omstandigheid, hij wel eens misbruik kon maken van de situatie, vooral gelet op zijn laatste onderdrukt geschokte en duidelijk gemelijke houding.

     

    Meer dan ooit voelde ik me de egoïstische schuldige, de lafaard, die liever zijn wettelijke echtgenote en zoon bedroog dan open kaart te spelen en de ware vrouw van zijn leven te volgen.

    Waarheid was dat ik echt niet zo happig was naar een tweede huwelijk. Vijfentwintig jaar verschil leek een tè grote kloof. En dan die vurige frivoliteit van Marianne! Zelfs met mij kon ze het flirten niet laten. Gesteld dat ze reeds tal van mannen had gekend?

    Nu kon het mij  niet verdommen, die tijd vòòr mij. Stel  echter dat ik over een paar jaar lichamelijk aftakel, haar niet meer kan bijbenen? Stel een plots aanslepende ouderdomskwaal? Stel dat, hoe onwaarschijnlijk het nu ook mag lijken, toch sleur onze relatie binnensluipt? Stel zoveel!
     

    Wordt vervolgd 

    Reageer (0)

    25-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De waarheid


    Wellustelingen....

    episode...

    26...


    Ik onderbrak hem droog, hard:

    ‘Neen, Francis, er is geen andere vrouw als je het moet weten Er is wel dè vrouw, niet in hoofdletters, maar in koeien van letters. En ja, Francis, ze is een stuk jonger dan ik, jonger dan jij zelfs. Neen, ze werkt niet bij de groep. Ze is niet getrouwd, ook geen kinderen, maar vitaal en wilskrachtig genoeg om een waterpoloploeg op de wereld te zetten. Kan niet van iedereen gezegd worden, nietwaar? Beschrijving? Lengte een meter vijfenzeventig, gewicht twee, drieënzestig kilo. Lang, golvend, blauwzwart haar, en naturel, groene ogen, gaaf gebit, lichtjes zongebruind soms zonnebank, kuiltjes rond de mondhoeken als ze lacht, een kontje om in te bijten…’

    ‘Pa, dit volstaat ja!’

     

    ‘Nee, dat volstaat lang nog niet. Meneer eist, meneer krijgt. Waar was ik gebleven? Juist, bij haar kontje om in te bijten, maar dat wist je al. Wat nog? De tietjes, sorry niks tietjes, only the thought en katzwijm. IQ ? Geen idee, maar alert, adrem, humor troef, vlot drietalig, sportief, zwemt beter dan jij en ik samen, haar tennis is niet veel zaaks, gewoon balletje slaan. En zij schaakt, natuurlijk niet op jouw niveau, maar zet eender welke Kasparov tegenover Marianne en de sukkel neemt de loper voor een toren. Ook scrabble en kruiswoordraadsels, alle soorten kruiswoordraadsels! Doet ze in bad.

     

    ‘En wat je nu wil weten, maar niet durft te vragen: seks met Marianne! Wel, zet alle mogelijke en onmogelijke clichés met superlatieven in de derde macht en dan raak je er nog niet. Toen wij… toen ik haar… voor de aller, allereerste keer…toen  heb ik al wenend  op mijn moeder geroepen, jawel op mijn moeder…  het was net of de aarde scheurde met een kreet… een vrouw als Marianne neuk je niet ….Met Marianne bejubel ik de liefde. Liefde, Francis, liefde ook in koeien van letters.’

     

    ‘Hoelang al?’

    ‘Vier jaar juist, volgende week woensdag, de vierentwintigste. Daarom geen lunch die dag. Als het om Marianne gaat, moet alles wijken. De redactie, geld zeker en, indien nodig, jij ook. Duidelijk, ja?’

    ‘Rustig, pa, rustig. Ik heb er alle begrip voor. Je bent heus niet de eerste zestigplusser, die smoor raakt op een bloedmooi grietje…’

     

    ‘Wat? Een bloedmooi grietje! Mijn Marianne! Mijn vrouw is zeldzame, pure klasse, top of the bill. Marianne, dat is leven. Eindelijk na veertig jaar leef ik als man, maar vooral als mens. Ik kan en wil niet verder zonder haar. Als het moet, ga ik voor haar over lijken. Een grietje, jij onwetende sukkelaar! Ze zit in mijn vel. Elke porie snakt naar haar. Marianne en ik, dat is een onverbreekbare eenheid, tot de dood ons scheidt. Marianne is mijn wederalles.’

    ‘Jezus, pa, …die dame van jou…dat neigt naar obsessioneel gedrag…’

    ‘Ha, ha. Je begint het te snappen. Die dame van mij! Je verbetert. Wel, die dame van mij is méér dan een obsessie, Francis. Die dame van mij is pure verslaving. In de heerlijkste zin van het woord. Een verslaving waar elk mens recht op heeft, recht zou moeten op hebben. Een verslaving, die ik iedereen van harte toewens, jou zeker…’

     

    ‘Je vergeet dat ik gehuwd ben, gelukkig gehuwd.’

    ‘Getrouwd, akkoord. Gelukkig, I do hope so!’

    ‘Ik moet doorgaan nu. Nog iets, pa, die opmerking over de waterpoloploeg…’

    ‘Dat was pas …echt grof, nietwaar? Ja, ik ken dat gevoel,’ kaatste ik bitsig terug.

    Ik klikte de rug van de tuinzetel omlaag. Ging languit liggen en sloot de ogen. Soezen zou niet meer lukken. Ik was te nerveus, maar hij zou tenminste begrijpen dat het meer dan tijd voor hem was om op te krassen. Ik hoorde hem met de krant bezig. Eindelijk! Zijn pré-afscheidsritueel begon.

     

    Krant vouwen, neus snuiten, brilglazen poetsen, broekriem optrekken, plooien gladstrijken, schoenen inspecteren. Jas op stofrestjes of haartjes controleren, gouden manchetknopen goed zichtbaar maken. De alles-bij-en-alles-zit-goed-tastcontrole. En nu ogen open, Max, een weinig rechtop zitten, zijn traditionele zoen op het voorhoofd en Francis kan nadien de pot op.


    Wordt vervolgd

    Reageer (1)

    24-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aap komt uit de mouw...


    Wellustelingen....

    episode...

    25...


    Zijn stem was vlak, zijn bevel keihard. Nu komt het, dacht ik. Mijn betere-ik en zijn weloverwogen vragen. Behoedzaam uitgesproken. Elk woord een pijl, meteen in de roos.

     ‘Wat is er eigenlijk aan de hand, pa? Je gesnauw om je beleggingen, de  oude koeien die jij op een bijzonder irritante wijze uit de gracht haalt en je geleuter over je job. Man, je hebt al voor hetere vuren gestaan. Als er iemand Simonne De Grez  op een afdoende wijze kan aanpakken, haar van haar melk brengt, dan is het Max Cijnens en niemand anders. Je hebt haar al dikwijls een toontje lager laten zingen. Denk je werkelijk dat ik trap in de argumentatie die jij ophangt? Wat is er iedere woensdag gaande?....Geen antwoord? Oké… Facts!

     

    ‘Vorige maand heb ik tweemaal toevallig op een woensdagnamiddag naar de redactie gebeld. Neen, meneer Cijnens was er niet en kwam niet meer naar kantoor. Toen naar huis gebeld. Ma met haar ‘Moet je dat nu vragen, niet hier, bel maar naar de overkant’. Je weet wat ze bedoelt met de overkant: de redactie. Deze maand, wij zijn vandaag de twintigste, heb ik reeds drie opeenvolgende woensdagen, in de late namiddag, naar de krant gebeld en wees gerust, ik heb niet altijd je rechtstreeks nummer gedraaid of naar je secretariaat gevraagd. Instinctief wist ik dat discretie geboden was.

     

    ‘En neen, ik heb niet naar ma gebeld. Indien mijn vermoedens juist zijn en dat zijn ze, vrees ik… Tussen haakjes, de reden waarom ik je mobieltje ongestoord liet, dat zou pas echt …grof zijn! Enfin, het zou crazy zijn om door mijn telefoontjes ma… misschien tot nadenken aan te zetten. Ze heeft nu niet bepaald, tja…eh…ons niveau en hoe wereldvreemd ze soms ook doet, het vrouwelijke zesde zintuig mogen we  niet onderschatten pa.’

     

    Ik was sprakeloos. Niet om de essentie van zijn vermoedens, helemaal niet. Zijn uitgekiende methodiek, de hypocrisie met de telefoontjes, de voorgestelde lunch op woensdag, wàt een mise-en-scène. Te laf om op de man af dé vraag te stellen, gluiperig genoeg om mijn tijdsgebruik stiekem te registreren. Zijn gemelijkheid ‘ Dat zou pas echt grof zijn’ was niet één, doch tien bruggen te ver.

     

    Gerda’s jarenlange onverdroten opzet had wortel geschoten in mijn zoon. Ik had gefaald, zij was cum laude geslaagd. Ik keek hem aan, amper een halfuur geleden mijn trots, mijn boegbeeld. Nu haar toonbeeld, niks Cijnens, alles Vanbesien, een achterbakse regelneef, een tsjeef die drijft op wijwater. Het resultaat van genen aangedikt door zeven maanden moedermelk. Vanbesien melk.

     

    ‘Luister, pa, niemand kent de situatie hier beter dan ik. Je weet dat je alle vertrouwen in mij….’

    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    23-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geld en Cuba Libres



    Wellustelingen....

    episode...

    24...

    ‘Weet ik, pa, weet ik. Bon, dit gezegd zijnde iets anders. Let’s talk money. ’t  Zal je opbeuren. Kunnen wij  volgende week samen lunchen?  Zal ik laten reserveren bij één van jouw favourites? Bruneau? L’Ecailler ? Of nee, beter idee, even checken…’

    Francis prutste enkele seconden aan zijn gsm.

    ‘…de vierentwintigste. In orde? Dat is woensdag. Je vrij maken kan toch geen probleem zijn? Ik pik je omstreeks twaalf uur aan de krant op en wij rijden naar de Apriori.’

    ‘Ken ik niet.’

    ‘In Haaltert, Oost-Vlaanderen, onder de klokkentoren. Jonge chef, maar culinair genieten, hoor! En de wijnkaart, pa, wacht tot je die ziet. Ik rij en jij betaalt. A deal?’

    ‘Zo is’t gemakkelijk, ’t filiaaltje betaalt en de moederbank geniet!’

     

    ‘Je weet niet wat ik voor jou in petto heb. Ik heb overwegend met het kapitaal van opa Frans, tja, hoe zal ik het zeggen, eine kleine Spielerei gemacht en je zal woensdag versteld staan van de inhoud van je enveloppe. Gaat het niet? Wil je liever in Brussel blijven?  Lukt het niet op woensdag? Zal ik je agenda  halen?’

    ‘Nee, neen, niet nodig. Liever een andere dag. ’s Woensdags op de redactie kan het nogal uitlopen. Ik weet nooit…’

    ‘Uitlopen op de redactie? Nu woensdag? Met Anderlecht tegen PSV? De cruciale match! Komaan, pa, en je interesse voor voetbal! Anderlecht nog wel! Les excuses sont faites pour…’

     ‘Francis, woensdag niet! Ja?’

     

    De eerder argwanende blik van mijn zoon beviel mij  niet.

    ‘En Francis, die Spielereien van jou met mijn geld, in de toekomst liever ook niet. Goed, ’t is jouw domein,  je ben  daar thuis in.  Je moet maar de krant openslaan: de analist van Fortis zegt A, die van KBC zegt niks A, maar B. Dan die geliefde Pharma-sector van jou, nu met die generische producten! En je vriendjes vastgoedmakelaars? Je hebt toch weet van die hypotheekschandalen? Om niet te spreken van Bush en zijn pappenheimers. De crash in de States. Weet je nog dat ik je ooit heb laten opmerken dat Irak en Bush het begin van het einde voor Amerika inhield. Van Amerika gesproken, dat verlies van 750.000 oude franken door de hoge dollarkoersen, die je mij destijds had voorspeld, ligt me nog altijd op de maag. Akkoord, je had toen nog lang niet de ervaring van nu. Maar voortaan Schluss met je Spielereien. Begrepen!’

     

    Ik nam een slok van mijn cuba libre en keek strak voor me uit. Echt ontstemd.

    ‘Pa, geen enkele bank zal jouw vermogen beter beheren dan ik, tenzij ze op grote risicobanen gaan schaatsen. Mag ik er je opmerkzaam op maken, dat je al die jaren, bij het overhandigen van de intresten en andere opbrengsten, nooit vragen hebt gesteld. Grote smile en het geld de portefeuille in. Akkoord wat betreft dat ongelukje met de dollars. Ook ik heb er toen …’

    ‘Wablieft, Een ongelukje? 750.00 franken verlies, wat noem jij dan een catastrofe, verdomme !’

    ‘He, pa, ho ho, slow down. Wat heeft er je plots gebeten? Zeg, waar is je vertrouwen in mij?’

    ‘Oké, Francis, sorry, sorry, sorry. Natuurlijk heb ik vertrouwen. Wie zou ik meer vertrouwen dan mijn bloedeigen zoon, verdorie! De redactie, Francis, de redactie! Problemen en miserie. “Jool’s” loopt allesbehalve vlot. Ik ben hoofdredacteur, officieel toch, maar mijn voorspellingen van drie jaar geleden komen een voor een uit. Het blad is té low profile voor de beoogde doelgroep en té hip en té jong voor mijn lezers van “De Klapper”. De abonnementen beneden alle peil. En constant wijzigingen, nieuwe free-lancers, broekjes eigenlijk. Kunnen niet schrijven, niet spellen, alleen druk doen. Te weinig adverteerders. Personeel dat mort en ongerust wordt. En terecht! Maandag is er de zoveelste directievergadering, die op niks uitloopt want Simonne houdt het been stijf. “Jool’s” is haar baby, haar paradepaardje, snap je? Bovendien weet ik van de jongens dat er op de ondernemingsraad van donderdag meer dan serieuze vragen zullen gesteld worden. Ook terecht. Een rotzooi, Francis, en een rotklus. Op sommige dagen, baas, heb ik zin om de pijp aan Maarten te geven.’

     

    Francis’ mobieltje piepte. 

    ‘Even de benen strekken, doe maar’.

     Ik liep de tuin in, maakte in een opwelling een paar idiote stretchbewegingen. Hoorde een raam opengaan en zag hoe Gerda zich met beide handen frisse lucht toewaaide.

    Haar dagelijkse menopauze-opstoot of de inspanning van haar namiddagrituelen? Whatever! Afgaande op de ‘zachtaardige’ wijze waarop zij het raam dichtdeed, wist ik dat zij merkte dat ik haar observeerde. Het Chinese schimmenspel deel twee begon.

    Ik keerde langzaam terug naar mijn zoon en hoopte vurig dat mijn té radicaal afwijzen van de woensdaglunch, mijn bitsige opmerkingen en he  gekissebis over zijn transacties, geen al te indiscrete vragen  zouden ontlokken. Hij hoefde, ook als kind en tiener, vaak weinig woorden of gebaren om de juiste conclusie te trekken.

     

    Bovendien misten de twee cuba libres hun gewild weldoende uitwerking niet. Ik werd loom en verlangde naar de driezit in de salon, een tweetal uurtjes soezen, meer niet. Daarna aan de slag. De directievergadering voorbereiden, mantelzorg voor “Jool’s”. Ijdele hoop!

    ‘Pa, terugkomend op ons…’

    ‘Ach, Francis, streep erover. Over mijn geld en de reutemeteut op de redactie. Sorry to bother. Kom mee, je raadt nooit wat ik speciaal voor jou gechambreerd heb. Eén glaasje maar, kom.’

    ‘ Pa, ga zitten.’

     

    Wordt vervolgd

    Reageer (1)

    22-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voor het zingen de kerk uit...
    Wellustelingen....

    episode...

    23...

    De signalen waren er. Ik zag ze echter niet. Maar ja, zaken zijn zaken. Zij verkochten nu eenmaal zo’n spullen.Voor ’t zelfde geld hadden ze koeien kunnen melken. En bovendien, een wijnhandelaar loopt er ook niet elke dag pimpelend bij. Neen, ik zag alleen de zwaar antieke meubels, het zilverwerk en porselein,  de gesculpteerde bidbanken, de schilderijen en bewonderde vooral de prachtige laat-middeleeuwse kerk- en gezangboeken. De  “Generali” van Hieronymus Verduffen  kreeg je trouwens van je moeder cadeau bij je huwelijk.Veel ervan was met zorg bijeengeschraapt via giften voor de selectieve ouderlingenhulp van de barmhartige Samaritanen, je tante-nonnekens.

     

    ‘Ik zag het decorum en het financieel potentieel. De verpakking, jongen. Ja, ik geef dit grif toe,  de verpakking trok mij enorm aan. Om het met een Amerikaanse term te zeggen: hebzucht is goed en brengt wel gemak. Maar ik nam het mezelf niet kwalijk een soort robberbaron te spelen! Wist ik veel wat de ware inhoud zou zijn! In wat voor een soort absurd puriteins katholiek nest ik verstrikt raakte.’

    ‘ Maar je wist wel ma zwanger te maken.’

     

    ‘Ho, ho fiston, zij wou het ook. De eerste minuut toch en nadien…ken je het volkse spreekwoord: vóór het zingen de kerk uitgaan  Je vader hier moest nog zijn zangboekje openen en hij vloog al buiten! Natuurlijk was ze niet zwanger, er was geen traantje sperma geweest. En je moeder maar voet bij stek houden dat ze wel zò was. Zwanger of in verwachting kreeg ze echt niet over de lippen. Enfin, ze was geen honderd maar driehonderd percent zeker. Ik, in paniek, medische boeken ontleend en  inderdaad, er bleek zoiets als voorlozing te bestaan, door de man zelfs niet voelbaar. Vooral als de man  opgewonden  is…’

    ‘En má had je opgewonden ?!’

    ‘Ja… euh, niet echt. Neen. Ik stond heet, ja! Ik wou neuken, punt. Barstte haast. Ik wist dat het vlug zou komen en ik wist ook dat zij maagd was en dat het daardoor voor haar misschien niet zò prettig zou zijn. Integendeel! Maar je bent jong en op zo’n momenten slaat je lichaam tilt en staat je verstand op nul. Nu duiken ze de koffer in  na de eerste Red Bull of uit verveling. Maar in die tijd! Ik moet je daar toch geen tekening bij maken? ’t Licht ging bij mij  uit toen  ik die grote vlag rond haar enkel zag flodderen…’

     ‘Vlag? O,  ma’s slipje!’

    ‘Haar onderbroek! Slipjes in de apostolische garderobe van de familie Vanbesien? Oei, oei! Slipjes, dat was voor de stadsmusjes. Onderbroeken droegen ze daar. Grote, witte, zedige onderbroeken.Met elastiek tot boven de navel. Door het wasgoed van mijn grootmoeder had ik er de voorgangers van gezien.

     

    ‘Interlock houdt de nieren warm en ‘t spel van Adèle droog’ was haar motto. Dus, jongen, the act bleef beperkt tot…  wel willen en  proberen, maar niet kunnen. Daarom wist ik dat ze pertinent zeker niet zwanger kon zijn. Later, twee dagen na onze trouwdag, bekende ze me, dat ze overtuigd was dat ze zwanger kon worden, zelfs door het luttele contact dat wij hadden. Ze vond zichzelf dom, naïef, onvolwassen, o, ze was zò beschaamd. Ze weet dit aan een totaal gebrek aan voorlichting, aan haar opvoeding, aan de sfeer thuis, aan  de school,  aan de KAJ, aan haar vriendinnen, aan dat rot dorp en die idioten van inwoners.

    Kortom, ze weet het aan tè veel en op een tè uitgesproken wijze om echt aanvaardbaar te zijn. Toen besefte ik wat ze wou: weg, weg van alles, van haar geboortedorp, van de winkel en vooral weg van moeke en vake. En ik was het instrument, zelfs het ideale middel daartoe.

     

    ‘Je oma fulmineerde: van zo’n flikflooier van een reporter mag je immers  alles verwachten, die weet wel dat de beste koeien op stal gekocht worden.

    Ja, Francis, dat soort dingen, plus alle mogelijke verwijten en verwensingen kreeg ik nog van haar ouders naar het hoofd geslingerd. Je ma zat er dan krokodillentranend bij. Ze werd op de koop toe telkens weer door moeke getroost. Toen heb ik foert gezegd. Zij pakt mijn leven, mijn dromen in ruil voor haar vrijheid. Wel, ik pak de poen. Een geluk, jongen, dat jij je kort daarop aanmeldde. Jij maakte zoveel goed. Nog altijd, jij bent mijn betere ik, zonder jou….’


    Wordt vervolgd 

    Reageer (0)

    21-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie zijn gat verbrandt...


    Wellustelingen....

    Episode...

    22...



    Toen Francis reeds een poos gehuwd was (later daarover meer, beste lezer), en we onder ons beiden zekere namiddag in de tuin zaten, een cuba libre in de hand, wees ik hem  op een van ramen, waarachter Gerda als een Chinese theaterpop tegen een achtergrond van geel staanlamplicht allerlei rituele handgebaren maakte, vroeg hij cynisch:

    ‘Waarom ben je eigenlijk met haar getrouwd, pa?’

    ‘Och, ja …’

    ‘Natuurlijk niet uit liefde!’

    Hij grijnsde breed, met scherp spottende flikkertjes in de ogen.

    ‘Nee, zeker niet.’

    ‘Een verstandshuwelijk dan?’

    ‘Veeleer een plicht, jongen’

    ‘Een plicht? Een fatsoenhuwelijk! Je bedoelt…’

     Zijn handen  maakten de beweging van een bolle buik. Grijnzend:

    ‘…mama een niet zò kuise Suzanna ! Niet te geloven. Ma, of all people, getrouwd van moetens… ’.

    Francis gierde het uit, stikte haast.

    ‘ Ja…nee. Luister…’

    ‘Dus ga je me nu vertellen dat zij een miskraam had, optie twee -hoe heette dat toen, ‘k heb er ooit nog in een woordenboek … een…een engeltjesmaakster, juist. Heeft die de klus stiekem geklaard?’

     

    ‘Idioot, ik strandde vlak vóór haar deur. Mijn eerste wagen, een derdehandse, gaf geen kik meer. Een rotweer ook. Dus ik de winkel van je grootouders binnen. Een boekhandel nog wel, vlakbij de kerk. Ik vroeg of ik kon telefoneren. Dat mocht. Een kennis van hen was garagist. Dus het ging nog vrij vlot. Hij een koord aan mijn auto, zijn zoon achter het stuur en de belofte dat het niet te lang zou duren.

    Dat niet te lang werd dan drie volle uren. De twee café’s op het dorpsplein potdicht. Ik vroeg of ik de krant mocht waarschuwen. Dat mocht ook. Haar moeder rekende mij 25 frank aan. Ik gaf haar een muntje van vijftig. Wou geen wisselgeld omwille van de moeite. Je latere oma glimlachte beleefd, nam toch wisselgeld uit de la en floepte het in de borst van zo’n plaasteren  beeldje , dat het hoofdje wiebelde als dank.

     

    ‘Voor de missiewerken van onze parochie, meneer, mijn man is schatbewaarder’.

     Je oma veegde vertederd  een denkbeeldig stofje van het zwarte ventje, keek me vragend aan. ’t Mens verwachtte beslist een of andere devoot aardigheidje als wederwoord. Ik zei gewoon: ‘Ah, bon.’

    Toen zag ik je moeder. Ze sleurde een grote kartonnen doos uit de privé-vertrekken de winkel binnen. Natuurlijk vroeg ik of ik kon helpen. Ik stond daar toch onnozel te staan. Dat mocht, zei je oma. Ik hielp je moeder met uitpakken. Het grootste uitstalraam diende gevuld met plaasteren beelden. Overwegend vrouwenbeelden. Lieve, mooie, droeve, ook misbaksels, vrouwtjes met open armen, meisjes geknield of rechtopstaand.

     

    En je moeder kende dat allemaal: geef mij de heilige Barbara, daar links naast Sinte Anna, nee dat is de heilige Rita. Die daar in rood en blauw met het gouden torentje in de hand. Na verloop van tijd begon ze stilletjes te gniffelen om mijn totale onwetendheid in die materie. De etalage raakte stilaan vol en mijn maag leeg. Je moeder moet het knorrend geluid opgevangen hebben.

     ‘Moeke, kunnen we meneer een hapje aanbieden? Voor zijn hulp’

    Haar onderdanige vraag en dan dat “moeke” voor een vrouw van achteraan twintig!

     

    ‘Die boekenwinkel, Francis, volgestouwd met alles en nog wat, bijbels in alle formaten en uitvoeringen, godsdienstboekjes voor het onderwijs, ongelooflijk wat die clan allemaal te koop had. In het midden van de winkel: een grote glazen étagère, daarin een resem paternosters in alle prijzen, zilveren en gouden halskettinkjes met kruisjes of medailles eraan, een reeks van die koorden met een stukje leder of plastiek onderaan, om aan de hals te dragen…’

    ‘ Schapulieren, pa, ik droeg die ook …vroeger’

      ‘…boekhandel-drukwerk stond in grote goudzwarte sierlijke letters op beide ramen. Boekhandel, mon oeuil! Gezelle vond je er misschien. Maar een Timmermans, na zijn sombere periode, een Walschap! Zelfs geen Aster Berkhof, Een Marnix Gijsen? Van die hadden ze nog nooit gehoord. En Boontje, die was so wie so in die middens taboe. Ik had het moet beseffen. Weet je wat er nog onder boekhandel-drukwerk stond? Vroom Leven! Ook in goudzwart, meer dan duidelijk leesbaar. '

    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    20-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Almaar beschudigingen...

    Wellustelingen....

    Episode...

    21...


    Haar vinger priemde naar mijn borst. Het beschuldigende vonnis van de inquisitie:

    ‘Beginnend journalistje was hij. Zijn hebben en houden bestond uit wat ondergoed, een elektrische schrijfmachine en een enorme bagage aan verbeelding over dames met vuile manieren. Rotzooi en niets anders.’

    ‘Maar opa Frans en moemoe…’

    ‘Zijn ouders! Ja, die hadden wat geld. Ze stonden beiden in het onderwijs. Maar gierig en godslasterend, vooral zijn vader. En tegen ons huwelijk! Vandaar dat het allemaal van mijn kant moest komen. Alles, jongen, alles. Mijn ouders deden hun plicht, hoewel ze echt niet stonden te springen om zo’n flierefluiter als schoonzoon te krijgen. Maar ja, hij stond zogezegd voor een goede carrière. En dat telde toen ook al, begrijp je? Mijn vader had links en rechts vrienden aangesproken om meneer dààr bij een treffelijke gazet binnen te krijgen. Uren in’t rond wisten de mensen je grootvader wonen, als het op een plaats bij de spoorwegen, bij de post, of op een of ander ministerie aankwam. Ja, jongen, je mag gerust fier op je grootvader zijn. Hij heeft veel mensen geholpen. En als je goed bent voor de mensen, dan vergeten die dat niet. Die kwamen hun gerief in onze winkel kopen. Al hun drukwerk kregen wij, voor de communies, de begrafenissen, voor de verenigingen en voor de pensenkermissen. En met de verkiezingen mochten onze vrienden hun affiches overal ophangen. Je grootvader stapte mee en de deuren gingen vanzelf open.

    Weet je wat het spreekwoord van je grootvader altijd is geweest? Gooi een kleine haring in zee en je krijgt een kabeljauw op je teljoor. Vroeger waren de mensen zo dankbaar. Meneer dààr, deed liever je grootvader de duivel aan door bij een gazet te blijven, die zelfs op de preekstoel verboden werd!’

     

    Hoe gemeen ik ook bestookt werd door Gerda, die zich aan de buitenwereld toch nog pauwachtig voorstelde als mijn voldane echtgenote, Francis bleef in die duels de stoïcijnse scheidsrechter. Hij toonde me nooit een rode kaart.

    Nee, hij verloochende zijn vader niet. Hij nam het ook niet op voor mij. Zijn houding was cool en neutraal. Hij had me beter gewezen op mijn liefdeloosheid en volkomen gebrek aan respect voor zijn moeder. Een open discussie over echtelijke relaties en religiositeit tussen ons tweetjes had ik zeker op prijs gesteld.


    Maar niets, niets van dit alles.

    Francis, de vlijtige boekenwurm, de honderd percent voorbeeldige student, groeide tussen mij en Gerda verder afstands op, een ongenaakbare mensenrobot gelijk, met de jaren eenzamer en geslotener.

    Soms, veel later dan, in een van die donkere momenten dat ik echt behoefte had aan een intiem uurtje met hem, zei ik, met in mijn stem meer vrees dan een eerlijk verlangen:

    ‘Kom, baas, laten wij eens serieus babbelen.’

    En hij, verrast-verveeld van zijn studieboeken opkijkend, te lacherig en te luid om oprecht en geïnteresseerd te klinken:

    ‘Hé ja, pa. Zeg, moet je horen. Ik heb net het laatste boek van de Naturalis Historia van Plinius de Oudere gelezen. Fantastisch, kijk hier…’

    En ik, bijna ongeduldig, grimmiger:

    ‘Francis, ik bedoel écht praten. Over jou. Over mij. Met open vizier. Over je gevoelens, je ideeën. Hoe je tegenover het leven staat, de politiek, de vrouwen.’

    ‘Politiek en vooral vrouwen interesseren me nog niet’, schokschouderde hij.


    ‘Francis, ik heb je zien opgroeien. Je wordt volwassen. Je bent een deel van mijn deel, maar wij delen ons leven niet, zoals ik het altijd heb gewenst. Eerlijk gezegd, soms vraag ik me af of ik je überhaupt wel ken.’

    ‘Prijs jezelf gelukkig, pa. Naar ik gelezen heb stellen mannen  in midlife crisis zich totaal andere vragen.’

    Een bemoedigend klopje op mijn knie en voor hem was de kous af. Niet voor mij. Ik negeerde zijn sarcastische opmerking:

    ‘Je dwaalt door het huis als een schim. Ja, als een schim. Met de weekends zie ik je nauwelijks. Kamerdeur altijd op slot. Opflakkers van harde muziek en dan weer grafstilte. Geen vrienden, geen meisjes, geen gesprek. Alleen de schim. Ga door en je wordt zoals je boeken, man: gesloten,  bestoft en saai.’

    ‘Jezus, je ziet er echt behoorlijk kwaad uit.’

    ‘Ben ik ook!’

    ‘Tja, ik heb eenvoudig niks te zeggen over mij. En jij hebt al last genoeg met ma.’


    Hij lachte flauw. Keek me recht in de ogen. Verstrakte en zei dan ernstig, overtuigend:

    ‘Dit moet ik nog kwijt. Ergens heeft ma gelijk. Je hebt je nooit veel bekommerd om mijn opvoeding, wel om mijn studie.’

    ‘Inderdaad, sorry, jongen.’

    ‘Hoor ik echt sorry? Terwijl ik altijd moest scoren? Zelfs in de kleuterklassen. Scoren zoals jij met je bankrekening. En ik deed het. Ik doe het verdorie nog altijd. Alleen doe ik het nu niet meer voor jou of ma, wel voor mezelf en voortaan liever op mijn eentje.’

    ‘Hoe bedoel je?’

    ‘Zonder die devote bemoeizucht van ma en zonder je gepush. Weet je waar je echte thuis staat? Op de redactie. En je leven, pa, dat is je weekblad en je lange vergaderingen, allerhande afspraakjes, recepties, debatten en etentjes.

    ‘Part of the job. Zal je later ook ervaren!’

    ‘Altijd dat blad, altijd werken, werken .’

    ‘En waarom? Omwille van je studies. Om je alles te kunnen geven waar je recht op hebt. Om je toekomst nu reeds veilig te stellen. Wat je ma ook bazelt tot vervelens toe, alles wat je hier ziet alleen Vanbesien? Integendeel. Daarom! Mag het?’

    ‘Eens ik hier thuis weg ben, dan….’

    ‘…zal ik je verdomd hard missen, man.’

    Hij keek me aan. Met medelijden dat pijnlijk schroeide. Zijn stem brak:

    ‘Pa, je leven met ma, dat rotleven met haar…’

    Hij zweeg abrupt. Een zwijgen dat meer zegde dan woorden. We keken mekaar strak aan. Ik had moeten toehappen. Dit was het echte beginpunt. Hem in een handvol, harde doch eerlijke woorden doen begrijpen wat het samenleven met Gerda voor mij precies inhield, al die jaren.

    Dàt zou de dam tussen ons doen wijken. Hem voor mij en ik voor hem meer open, meer mens maken. Ik deed verdorie niets. Ik bleef hem gewoon star aankijken.Gelaten en laf. En zo verloor ik mijn wensdroom. Ik hoorde mezelf slechts zeggen:

     ’Ach, Francis jongen, mijn leven met je moeder…’

     Hij reageerde niet meteen. Zuchtte. Haalde gelaten de schouders op. Glimlachte heel sereen en koeltjes. Zijn manier om zich een sterke houding te geven. Een houding waarop hij alleen het patent had.

    ‘Ik kan jullie niks kwalijk nemen. Noch ma, noch jou. Zand erover.’



    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    19-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lourdes of la Dolce Vita?
    Wellustelingen....

    Episode...

    21...


    Uiteraard is dat almaar vileiner dispuut tussen Gerda en mij reeds gestart in de prille maanden van onze verloving, de heetste steen des aanstoots om onze verdere kans als gezin definitief te redden of te kelderen.

    Hoe fanatieker zij Francis voorlichtte in haar retoriek van heiligenbeelden en hem voorbereidde op een, wat zij beschouwde “zinvolle geloofstoekomst”, hoe vinniger ik rebelleerde en mijn zoon kordaat naar een tegenpool dreef.


    Het raakte haar echter niet. Na de zoveelste heftige ruzie en een stroom van tranen, riep zij in extase uit:

    ‘Heer aanhoor Uw dienares en laat mijn zoon U aanschouwen, zoals ik U aanschouw, Heer.’

    Tja, destijds was een mens met Jehova-getuigen beter af. Die brachten tenminste nog het licht of ‘den elektriek’ zoals Ingrid, de poetsvrouw, grapte, dan met haar gekte. Want dit was gekte, doch Gerda was ook de moeder van mijn zoon.

    Ik kon daarom niet langer verdragen dat Gerda zich met Francis tegen mij wapende. Een jongen van goed zestien werd haar zwaard en schild. Haar schrille hoge stem geen snerpend geluid, maar het slijpen van tientallen dolken.

    ‘Wat is je vader, hé, wat is hij?’ gilde ze soms hysterisch. ‘ Een journalistje van niks. Een broodschrijver, een stuk onbenul en godslasteraar. Branden zal hij, jongen, branden in de diepste der hellen. Luister niet naar hem, mijn zoon. Hij zal je…wat wil je zeggen, jongen?’

    ‘ Gewoon, dat pa toch ferm de poen  binnenbrengt.’

    ‘En wat zijn wij, jij en ik, daarmee? Meneer geniet zelfs niet van zijn duiten op de bank. Meneer heeft nooit  tijd om met ons eens vakantie te nemen naar..’

    ‘Naar Lourdes zeker of een weekendje Scherpenheuvelen?’ spotte ik terug.

    ‘ Eerlijk gezegd, ma, Lourdes hangt mij ook na al die jaren danig de keel uit. Al dat gezang, die zieke mensen, altijd dezelfde ellende. Zo’n gezeik. No thanks, no longer my cup of tea.’ 

    ‘Francis, zo’n woorden! Bovendien, Lourdes is geen vakantie. Dat is mijn heilige plicht. Lourdes is een opdracht, dat weet je toch. Hoe is het in hemelsnaam mogelijk!’


    Gerda was geschokt door de reactie van Francis.

    ‘Liever Rome. Toe pa, Rome, la dolce farniente uit jouw tijd.’

    ‘Vita, Francis, Fellini’s ‘La dolce Vita’ voor ons en voor je moeder het Mekka van de pilaarbijters. Oké. Verkocht!’

    ‘Yes, Yes’,  riep Francis verrukt.

    ‘Max, nu is het genoeg. Ik leef hier eenzaam, zonder mijn familie, zonder goede vrienden alleen, Francis ook …’

    ‘Ik, eenzaam, ma? Vergeet het. Ik heb er trouwens geen tijd voor met mijn studies. By the way, ladies and gentlemen, jullie zoon heeft besloten economie te studeren. Nog anderhalf jaar en het wordt Gent. ‘t Liefst op kot.’

    ‘Gent! Wat zeg je Gent! Wat is er mis met Leuven? En op kot! Geen sprake van! Wat als pastoor Serge dit verneemt!’


    Ze gilde, vouwde de handen en keek smekend naar de kristallen luchter.

    ‘Van vorige week al’, merkte ik spottend op

    ‘Wat van vorige week?’ siste Gerda.

    ‘Twee lampjes, links, stuk.’

    Een krant werd door de kamer gekeild. “Kerk en Leven”, Gerda’s informatie-orgaan en database voor haar speciale zielszorg in de parochie.

    ‘Waaraan heb ik dit verdiend, God almachtig, had ik het ooit geweten!’

    ‘Had je ooit wàt geweten ma?’


    Dan fel heftig, de wijsvinger trillend naar mij gericht, Jeanne d’Arc  achterna met het zwaard uit de schede:

    ‘Ik was nooit zijn vrouw geworden. Nooit. Dat zweer ik bij alle heiligen!’

    ‘Ma, alsjeblief, hou er mee op. Trouwens, was jij niet met hem getrouwd, dan was ik er ook niet!’.

    ‘Dat is waar, mijn jongen, God, hoe dankbaar ben ik de Heer om jou. Jij, jij alleen geeft mijn aards bestaan nog wat kleur. Door jou verdien ik de hemel…’

    ‘…en ook door  pastoor Serge, Gerda, ook pastoor Serge’, onderbrak ik haar betoog.

    ‘…jij bent mijn roeping, mijn missie. Ja, ook Serge, ja. Was jij er niet geweest, jongen, dan…’


    Dat werd van toen af aan Gerda’s meest overtuigende basiszin. Eerst enkele diepe zuchten, de smalle en bloedloze lippen verbeten samengeperst en een blik waarmee geen enkel paar normale ogen  overleven kon: 

    ‘Dan, Francis mijn jongen…’ ,huiverde ze theatraal, ‘…dan had ik er een eind aan gemaakt. Hoewel de Heer met dat nimmer vergeven zou.’

     ‘Begin niet te overdrijven, ma. Zal ik je fotoalbum halen? Eens tonen hoe verliefd je was, hoe je naar pa opkeek! Zal ik, ja?’

    Gerda grimde honend, blafte meteen terug:

    ‘ Elk jong meisje kijkt uit naar de knappe prins op het witte paard. En je vader, die…’

    ‘Was heel knap’, vervolledigde ik, ‘uitzonderlijk knap zelfs.’

    ‘Zwijg jij! Je vader was geen prins. Het hart van die meneer hier, dat klopte alleen bij de gedachte aan het vermogen van mijn ouders.’

    Wordt vervolgd

    Reageer (2)

    18-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onwaardige vaders...
    Wellustelingen....

    Episode...

    19...

    ‘Jij, jij schoft, jij stuk ellende, jij verderf van mijn kind, jij onwaardige vader’, krijste zij.

    ‘Nu is het gedaan. Voortaan hou ik me onze jongen bezig, hoor je !’ reageerde ik kalm  doch beslist en riep daarop nog harder dan zij:

    ‘Zie je niet dat hij dit kotsbeu is. Die spoken van hierboven maken jou ziende blind, jij… jij kwezel.’

     Zij kwam op mij af en mepte met grote uithaal  op mijn gezicht.

    ‘Jij, hoe zou jij je om een kind kunnen bekommeren? Je bent haast nooit thuis en zit je niet in dat duivelsoord van een krant, dan kruip je naar je werkkamer. Jij stuk niets, jij goddeloze, jij satansloeder, monster ja, een monster dat verdelgd moet worden, dat ben je’.

    Dit was onze eerste slaande ruzie.

    Francis zat er stilletjes, onbegrijpend en angstig bij. Ach, die talloze hoogoplopende twisten, soms met een por, een slag, zelfs een schop toen Francis nog een jochie was. Vervreemd opgroeide tussen zijn ouders en later meer en meer wegkroop achter zijn studieboeken. Wij maakten hem in feite tot een verschrikte zwijger, en ik, ik wou me om dit alles nog meer aan hem hechten zonder echter ooit zijn kille schors van bange weerstand te kunnen doorbreken.

     

    Ja, beste lezer, die zinloze, overdreven godsvruchtigheid van Gerda! Ik zou er willen aan voorbijgaan, maar ik moet er blijven over schrijven. Het is immers de kern van mijn geschiedenis.

    Neen, ik ben nooit wat men noemt “gelovig” geweest. Te nuchter? Misschien. Zeker niet te simpel van geest. Hoe mysterieus het ontstaan van de mens ook is, kennis en weten zijn ten slotte stukken beter dan geloven. 

    Ik kan alle respect opbrengen voor de oudste volkeren ter wereld, de aanbidders van de zon, dat wonderlijk hemellichaam, dat ons licht en warmte geeft en dat, hoe verbazingwekkend ook, met miljarden jaren energie  zichzelf  dag na dag blijft opladen.

    Maar de leer van een  god volgen en eren, die, na drie eeuwen caritatieve werken, het pacifisme in het Westen verving door verheerlijking en wettiging van zinloos geweld. In wiens naam moorden, branden en folteringen, liefst honderden  jaren lang zijn gebeurd. Een leer volgen, die onze geschiedenis onteert door de gruwelijkse oorlogen, door vrouwen te onderdrukken en levend te verbranden. Een leer, die de Afrikaanse medemens ging mores leren met paters en nonnen als excuustruzen en met de stilzwijgende en welwillende medewerking van staatshoofden als exploitanten van de bodemrijkdom, als vampieren die naties leegzuigen. Een leer die nu fulmineert naar mensenhandel, maar eeuwenlang expert was in slavenhandel. Een leer die achttien eeuwen lang een spoor van bloed, vernieling en dood heeft achtergelaten. Een leer, die er maar niet in geslaagd is  het wereldbeeld  mooier, beter en leefbaarder te maken, neen, hondermaal neen. Spreek mij gerust tegen als ik fout zit, beste lezer, maar  dát kan er bij mij echt niet in. Daar bedank ik feestelijk voor.

     Het enige “religieuze” moment, dat mij kan boeien, is een fenomenale goal of schitterende pass van een Zuid-Amerikaanse voetballer, die op de knieën valt en de handen ten hemel steekt.

    Religie en voetbal? Waarom niet! Dus de Rode Duivels in het vervolg op retraite in een Norbertijnerklooster in plaats van een luxe resort ergens te velde!

    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    17-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leven met godswaanzin
    Wellustelingen....

    Episode...

    18...

    Afzonderlijke slaapkamers waren voor ons dan ook vrij vlug normaal. Haar kon het niet schelen. Integendeel, ze dankte er royaal haar Heer voor. Mij stoorde het evenmin. Eigen handwerk smaakt nog altijd stukken beter dan zoutloos gepomp, vooral gevolgd door een kruisteken en schietgebedje omdat die vunzigheid weer voor weken van de baan was. En dat, toen de “Make love, no War”-golf al geruime tijd Europa had overspoeld.

     

     Als moeder, beste lezer , faalde zij evenwel niet. Francis  werd nog meer hààr oogappel dan de mijne. Zijn strikt verzorgde levensbegeleiding werd haar heilige, dagelijkse plicht. Ze lette met argusogen op zijn voeding, hygiëne en gezondheid. Leerde hem zelfs lezen en schrijven vòòr de basisschool ermee begon. Zocht zorgvuldig de juiste vriendjes voor hem uit, liever twee of drie speelkameraaadjes dan eentje (met twee jongetjes in de speelkamer weet je maar nooit). En, waanzinnig religieus als zij was, bracht ze hem de ‘onschatbare waarden en normen’ van de rooms- katholieken bij .

     

    Ik steiger nog als ik terugdenk aan die te brave  kinder- en tienertijd van Francis. Zijn deemoedig verveeld gezichtje terwijl hij haar preken aanhoorde of zijn martelaarsuitdrukking als hij roerloos moest luisteren, terwijl ze met haar toonloze nonnenstem pagina’s voorlas uit haar bijbel.

     Zal ik u een voorbeeld geven? Francis moet zo’n tien jaar geweest zijn en haast elke avond, na de schooltaken, was een kwartiertje kinderbijbel luidop lezen het ritueel voor het slapen gaan. Het kind pruttelde tegen.  Wou Kuifje .

    ‘Taal is taal’, zei Gerda, ‘ en beter geestelijke taal dan de onozelheid die je vader meebrengt.’

    En vocht is vocht, beter geestrijk vocht dan jouw wijwater, dacht zijn vader en nam een deugddoende slok Ricard.

     

    Op haar programma die avond, dè goddelijkste en kostelijkste komedie aller tijden: het scheppingsverhaal.

    Ze zaten tegenover elkaar. Hij met zijn boek, zij ellebogen op tafel, gevouwen handen en vingertoppen tegen de mond, vroom aandachtig luisterend. Toen mijn zoon aan de passage kwam waarin  de schepper de aarde boven de lucht heeft geschapen en hij dacht dat zulks op niet veel leek, omdat het ene toch onder  het andere moet, stopte Francis  abrupt  zijn lectuur  en vroeg:

     ‘Maar wie schiep god dan eigenlijk?’

     Als iemand het in Keulen hoorde donderen, dan was het Gerda. De ogen wijdopen, een hand onmiddellijk op het hart. Het spreekwoord “Van de hand Gods geslagen” prachtig in beeld gebracht. Halleluja, eindelijk mijn beurt.

    Ik zei, drukkend op ieder woord:

    ‘De vriendjes van je ma, jongen. ’t Is te zeggen, heel lang geleden eerst  de volgelingen van Jezus, de bekendste Jood aller tijden, maar door de kerk van Rome altijd afgebeeld met een arisch gezicht. Ik heb je vorige week verteld over Hitler en zijn uitverkoren volk. Je weet dus wat dat betekent, een ariër, ja? Wel, die Jezus had de verdienste  breeddenkend en sociaal te zijn. En waarom, jongen? Omdat hij vertelde over goede waarden zoals naastenliefde, de hongerigen spijzen, de naakten kleden en dat alle mensen gelijk zijn voor god.

     

    Weet je Francis, mijn grootmoeder  was ervan overtuigd, dat die Jezus in feite de allereerste bekende socialist ter wereld was. Daarom ging zij steeds braafjes  en zo dankbaar naar de zondagsmis. Tot je pa haar veel later voorlas uit boeken, waarin stond dat die christelijke waarden al zo’n tweeduizend jaar vòòr de geboorte van Jezus door de Egyptenaren waren uitgevonden. Die mensen aanbaden ook een god. Die heette Amon. Alle mensen waren gelijk voor Amon. Vijfhonderd jaar vòòr de geboorte van diezelfde Jezus, wisten de Chinezen al, dat je een ander niet mag aandoen wat je niet zou willen dat die andere jou aandoet.

    Ja, jongen, mijn grootmoeder trok toen grote ogen. Zij had niet de kans gehad om naar school te gaan. Zij kon niet lezen. Ze kwam uit een kroostrijk gezin, met z’n elven waren ze. Brave mensen, arm maar proper en…gelovig. Zij luisterde naar de mooie verhaaltjes van meneer pastoor, ook de minder mooie. Verhalen die haar verschikkelijk bang maakten, waardoor ze nachtmerries kreeg. Over mensen die eeuwig brandden in de hel, de zondaars en de zondaressen.

     

    Dat waren mensen die niet luisterden en niet deden wat meneer pastoor wou. Meneer pastoor die wist alles veel beter. Die haalde zijn wijsheid uit  boeken geschreven door Rome. Wel, jongen, die volgelingen van Jezus, hun geschriften en hun verbeelding, die schiepen de god van het Westen. En al hun tralala werd nog zinlozer opgefokt en uitgebuit door pauzen, pastoors, nonnen, ook door de tante-nonnekens van je ma, jawel, en door de Jezuïeten. In feite door iedereen van die kliek, die er munt uitsloeg om vooral macht te verkrijgen en daarom nog meer bijbelse verhaaltjes uit de duim zoog.
     

     

    Zoals dat van die man, chef van een dorp, die de bergen introk. Daar hoogstwaarschijnlijk kauwde op bladeren van een of andere struik en hallucineerde. Een soor  lsd-trip, een hippie uit de oudheid dus. Ik heb je al verteld van de hippies en Woodstock. Wel in plaats van bloemenkransen te maken, te dansen en de meisjes te kussen, begon hij als een gek te beitelen. Eens zijn bui over, kwam hij naar huis, met  stenen vol tekens. Zijn mensen konden dat toch niet lezen in die tijd. Voilà, zei hij, voortaan gaan julllie zo leven. God heeft de wolken opengetrokken en mij een opdracht gegeven! Die man was dagen van huis weg. Hij moest toch een goed excuus hebben, vooral tegenover zijn vrouw. Natuurlijk werd zijn verhaal voortverteld en geloofd. Dat is zoals een leugen. Je blijft die altijd weer herhalen. Je wijkt er niet vanaf en op de duur wordt ze aanzien als een waarheid. Zelfs door de leugenaar. Die gasten, die schiepen haar god, baas, en niemand anders.’


    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tongen en mestkarren


    Bededictus wil tongen…



    zien. Het lichaam van Christus ontvang je beter direct op de tong, meent de man. Knielen aan de communiebank, handen onder het witte laken en tong uitsteken. Geen A zeggen hooguit amen, liever niets. De handen zedig gevouwen, kin op de borst naar de stoel schuifelen en dankbaar ingetogen vijfminuten silence absolue, kuchen foei. Met God bezig zijn en met jezelf en met werken van barmhartigheid zoals de vraag of je straks pruimen of appelmoes opdient bij het konijn. Jarenzestiggedoe!

     

    Net nu Anglicanen homoseksuele bisschoppen toelaten en de Joodse gemeenschap in ons land een vrouwelijke rabbijn aanstelt, gaat deze paus meteen een halve eeuw achteruit. Nu nog de pastoors verplichten om op de kansels te kruipen, de missen in het Latijn zodat de modale kerkganger er geen fluit van begrijpt en we zitten opnieuw begin vorige eeuw. Gregoriaanse gezangen herinvoeren, à la bonheur, doch uitsluitend omwille van de prachtige muziek.

     

    Wat zou de bedoeling van die man toch zijn? Zieltjes winnen? De Westerlingen zijn dat infantiele stadium al lang voorbij. In achtergestelde landen, daar trappen de mensen er nog in. Kerkelijke symboliek als pleister op hun miserabel bestaan. Een mens zou voor minder gaan.

    Maar hier bij ons? Hier wordt er voor heel wat andere zaken gegaan. Vermindering van accijnsrechten op mazout bijvoorbeeld. De camions moeten bollen, de koeienmelk afgetapt en vervoerd, BTW en belastingen naar beneden, landbouwregels herbekeken. Zaken die je niet verkrijgt door als gedweeë schapen naar de kerk te gaan telkens de klokken gaan bimbambeieren.

     

    Betogen gaan ze morgen, truckers en boeren, Vlamingen en Walen zij aan zij. Mannen met handen aan hun lijf, noeste werkers. De mannen met boerenlogica, met gezond verstand.Dus De Decker, jongen, jij morgen als voortrekker de mestkar op.

     

    Brood op de plank, ghodverdomme, dat is wat anders dan een hostie op de tong!

    Reageer (1)

    16-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onbeantwoorde vragen
    Wellustelingen....

    Episode...

    17...



    Zijn daarachter mijn bewondering en mogelijke afgunst te zoeken? Stel ik mij domweg aan alsof ik niet de vader en hij niet de zoon is, maar ik veeleer een sanguinistisch aanhangsel van hem met mijn zoon in de juistere rol van paternalisme?

    Begrijp dus mijn gemengde gevoelens van krenterige vreugde en onderdrukte prikkelbaarheid, toen hij met de grootste onderscheidingen zijn titels in Gent en Boston behaalde en het vrij vlug bracht tot Europees verantwoordelijke van een belangrijke Amerikaanse verzekeringsmaatschappij, een goed, blijkbaar gelukkig (!?) huwelijk sloot, een kast van een villa betrok in Keerbergen en die liet renoveren

    Francis legde de lat steeds hoger, startte ook een eigen zaak op: dienstverlening à la carte, dus hoofdzakelijk beheer van zwart kmo-geld, overname van kleine accountantbureau’s, beursspeculaties, adviseur van vastgoedyups.

     

    Naar buiten uit - zijn bedrijvigheden in het vage even terzijde gelaten -een heer van stand, een klasbak hors série, die zijn moneybijbel aan zijn kniebuigende omgeving dicteerde alsof het reële sprookjes waren. Moest er al eens aan de noodbel getrokken, de netwerkvrienden hielpen met de glimlach. That’s what friends are for!

    Zie mij dan, beste lezer, de afstandelijke toeschouwer-vader, in-tevreden en fier ondanks alles, tegenover de onkreukbare uitstraling van zijn zoon. Doch vader was inmiddels evenmin  bij de pakken blijven zitten.Vader had ondertussen “De Klapper” geschapen, het populairste weekblad van de groep ooit. Samen met de krant vetmester van de uitgeverij.

     

    Toen de oplagetteller na anderhalf jaar boven de 70.000 sprong, liet ik alle nevenactiviteiten vallen en volgden de royalties conform de stilzwijgende normen binnen de groep.

    Er was absoluut geen reden om mij een loser te voelen. Leuk villaatje, firmawagen en de eigen gedroomde bordeauxkleurige Rover, plus een kei van een zoon. Voor de buitenwereld was ik echt een geluksvogel met beslist goed gespekte bankrekeningen.

    Maar mijn huwelijksleven, van binnen uit gezien?

     

    Ma douceur de vivre werd eerst uitsluitend gecelebreerd aan mijn werktafel. In een achterkamertje, waar ik de eerste jaren mijn stationsromannetjes uittikte en er telkens opnieuw mijn hongerige hartenkreet in uitschreeuwde naar een eigen beleefde, passionele en hechte liefdesrelatie. Grote afschuw en schaamte van mijn eega voor dit soort werk! Wel haar goedkeurend knikje bij het nakijken van onze bankrekening.

    Dit wil ik eerst en vooral onderstrepen: mijn huwelijk met Gerda was in feite voor mij een schijnhuwelijk en voor haar een noodoplossing, een soort noodliefde. Een sacrale tussenfase, de tussenfase waarin zij wachtte op haar god.

    Eens getrouwd en al vlug vader, wou ik weer van haar af. En zij van mij. “Liefde” tussen ons was als een surrogaat van gewoonte en onverschilligheid. Wederzijds gedogen met geforceerde glimlachjes van welzijn voor de  naaste omgeving.  Op hoog- en feestdagen  gekruid met de voor haar verplichte vier- minuten- plafond-kijken.

     

    Gerda  had absoluut geen behoefte aan seks, laat staan aan eigen genot, ondanks mijn schuchtere pogingen ooit in een periode die wittebroodsweken heet. Op zich geen extreem geval. Er lopen beslist, nu nog, massa’s jonge vrouwen rond die onder andere niet eens weet hebben van de weldoende waarde van hun clitoris. Gerda was er zo eentje ontdekte ik te laat. Verdomme! Komt daarbij dat ze op jonge leeftijd haar devoot zieltje aan de goddelijke beschermheer had verpand.

    Wordt vervolgd

    Reageer (2)

    15-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Snifsnif

    De snuifdoos van mijn oud-tante…







    een klein metalen doosje was het. Zoiets van vijf bij vier cm. In elke handtas zat er eentje. Tante ging nooit buiten zonder handschoenen, handtas en doosje snuif. Ik herinner me vaag de sierlijk gegraveerde letters op de dekseltjes, groen en zwart en in het Engels. Tante was niet de enige dame die snoof. Bij de generatie van mijn grootmoeder was dat blijkbaar in. Vaak lagen de doosjes naast het kopje koffie op tafel. Tante was een ervaren snuifster. Als kind was ik gefascineerd door haar snuifroutine. Een kleine tik van de duim en het dekseltje floepte open. De pinkvinger ging in de hoogte en met de toppen van wijsvinger en duim prikte ze een minieme dosis van het bruine goedje en duwde het spul in haar neusgaten. Even krachtig opsnuiven en tante was gezet voor een halfuurtje. Die neusgaten van haar, gaten is een te zwak woord, tante had neusholen, bruin beslagen neusholen. Ik vond het vreselijk voor zo’n elegante dame, doch mijn entourage zag daar geen graten in. Blijkbaar was snuiven een normaal iets onder bejaarde vrouwen in de vijftiger jaren.

    Ooit heb ik zo’n doosje uit haar tas gejat. Het bruine spul rook naar munt en peper. Op het toilet opgesnoven. Waarschijnlijk teveel genomen en een niesbui van jewelste gehad. Gevolg enkele kletsen op de billen, boze afkeurende blikken en vermanende vingers van iedereen.

     

    Jaren later heb ik het andere soort snuivers meegemaakt. Een chique party in het Brusselse. De start van een nationale publiciteitscampagne voor sportkousen, sponsoring voor een toptennisspeler toentertijd. Schoon volk en veel drank, teveel drank. Naast de uitgelezen borrelhapjes, zilveren schaaltjes daarop een hoopje wit spul en een soort van scheermesjes of zoiets. De schaaltjes waren erg in trek, de hapjes bleven gewoon staan. De provinciale trien die ik toen was wou weten waar het bij de schaaltjes om te doen was. Ik zag al die geëxalteerde mooie mensen heel hyperkinetisch doen en mijn frank die viel maar niet.  Uiteindelijk vertelde mij iemand dat het “white sugar” was. “ Go ahead, help yourself” riep iemand. “Afblijven, kind, het is pure cocaïne laat die gekken maar doen!” zei mijn baas. Dus heb ik die gekken maar laten doen. Nergens nog ooit zo’n stel idioten bezig gezien.

    Mijn eerste kennismaking met de zogenaamde gesofistikeerde beau-monde en de Brusselse jeunesse dorée: een weerzinwekkend spektakel.

    Op de terugweg vertelde mijn baas dat dit soort feestjes schering en inslag was in dat milieu, dat cocaïne het favoriete snoepje van die upperclass was, schandalig duur en vreselijk verslavend.

     

    Jaren later, einde tachtiger jaren, kreeg ik voor het eerst hasj in handenof was het cannabis?. Ja ja in handen! De flowerpower-prikkel.Een van onze secretaresses zat in een vechtscheiding en om haar heetgebakerde echtgenoot een loer te draaien, had ze zijn” voorraad” gewoon mee naar kantoor gebracht. Haar man vloog op lange afstanden en naar het schijnt leverde het smokkelen van hasj door boordpersoneel in die tijd geen enkel probleem op. Bovendien zeer winstgevend handeltje.

    Komt die man van haar op kantoor. Een stormram. Ruzie van jewelste. Slagen en dreigingen. De bedrijfsbeveiliging erbij gehaald. Gezorgd voor een tijdelijk onderkomen voor de jonge vrouw en toen gebeurde het:

    “Of ik de inhoud van een pakje mee naar huis wou nemen om in het huisvuil te kieperen.” vroeg ze. Bah ja waarom niet. Mocht ik weten wat het pakje bevatte? Nina liep rood aan, stotterde tenslotte: “ Twee brikken drugs”. Watte?  Ik daarmee de trein op naar Aalst! Geen denken aan! Met horten en stoten vertelde ze mij over het bijzonder lucratieve handeltje dat door tal van personeelsleden van onze toenmalige nationale luchtvaartmaatschappij was opgezet. Een mens gelooft zijn oren en ogen niet. Maar het bewijs lag op mijn tafel. Hoe we er finaal vanaf zijn geraakt? Overuren gemaakt en met een zwitsers mesje die samengeperste troep in mootjes gehakt, doorgespoeld in diverse toiletten. De heren wc’s raakten wel flink verstopt. So what, opgeruimd staat netjes.

     

    Tot daar mijn ervaring met dope: tienduizenden franken doorgeflost, de riolen in. Nu schijnt er dat in de riolen van Antwerpen-Zuid de hoogste concentraties cocaïne gemeten wordt. Maakt de uitstoot van vrouwelijke urine de vissen tot hermafrodieten, thans krijgen de sukkels nog een portie drugs erbij. Vijftig duizend lijntjes vliegen dagelijks door Belgische neuzen en dat spul moet geloosd worden. Vijftig duizend! Goed voor een jaarlijkse consumptie van 1,75 ton en een omzet van 70 miljoen euro. Ooit elitedrug nu allemansdrug aan het luttele bedrag van 50 euro voor 1 gram. Daalt de koopkracht voor primaire etenswaren, de hang naar het witte spul zit in de lift. Vandaar dat ik hoegenaamd niet begrijp dat de sportwereld op zijn kop staat omdat een wielergodje heeft gesnoven! België tiert en raast. Verwijten vliegen de ether in, sites staan bol van verontwaardiging. En die 49.000 duizend anderen die dagelijks soelaas zoeken in een lijntje? Wie schopt keet tegen die massa? Niemand. We kennen ze niet. Wat niet geweten is deert niet toch? Dat we met duizenden Vorst Nationaal of de weiden van Werchter bestormen om daar een troep snuivers de meest rommelige waardeloze muziek te zien brengen, dat stoort ons niet. Iedereen mag maar niet Tommeken. Tommeken heeft een voorbeeldfunctie, zeer belangrijk zo’n functie voor onze kindjes!

     

    Hoezo belangrijk? Dragen alle fans van Eddy Wally rode hoeden en roze brillen? Neen toch? Moeten alle beginnende schrijvers aan het fiolieteren gaan met een pornosterretje omdat hun grote Vlaamse voorbeeld het deed? Moet ik omwille van mijn jarenlange begeestering voor een bepaalde schrijfster de lesbische toer opgaan? Waarom moeten onze kinderen zich dan spiegelen aan de handel en wandel van een wielrenner? Zijn we té slap, of te overstressed of té laks geworden om de noodzakelijke opvoedingslijnen uit te zetten en hebben ze daardoor thuis geen afdoend voorbeeld meer?

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flash backs
    Wellustelingen....

    Episode...

    16...


    Van vroeger tot nu

     

     

     

    Beste lezer, ik zou u de rest van dit verhaal kunnen presenteren als een journalistiek verslag. Zakelijk-koel. Beknopt. Met een paar sensationele titels. Zoiets gaat er altijd als koekenbrood in. Of als thriller, een pakkende thriller, gekruid met onvermoede medische en juridische toestanden, bewogen verbale duels tussen ondervragers en verdachten. Een mengeling van Silent Witness, een diepmenselijke Frost in het bourgondisch vel van een Witse of een vaderlijke Baantjer met de accuratesse van Poirot. Kan niet. I haven’t got the latters little grey cells, om niet te spreken van de overkill aan thrillers op de markt.

    Geloof me, u zou er ten slotte veel bij verliezen. Ik wens dat u de hele zonderlinge geschiedenis kent zoals ik ze heb ondergaan. Zonder franjes, met alle onthutsende, pijnlijke en pikant-erotische details. Ik wil, beste lezer, dat u er van het begin tot het eind live bij bent. Om juist te kunnen oordelen.

     Of te veroordelen.

     

    Nu ik me, als de donkerste schaduw van mezelf, voor een spiegel het vel afstroop, stel ik vast dat het allemaal een zelfgezochte hel werd en dat ik er kermend in opbranden moest, met geen enkele kans om er nog uit te raken en me een wijzer, gelouterd man te weten. Gedane zaken nemen nimmer een keer. Alleen dwazen dragen een boetekleed  vóór de zonde.


    Mijn enige zoon, Francis, economist en financieel expert, op het mierenneukerige af (soms tot het frauduleuze toe), heeft één devies: ‘The painting is on the canvas, not behind it’. Waarmee hij bedoelt dat een kunstwerk (of het leven, dat toch het allerbeste kunstwerk aller tijden is) eigenlijk iets is om verstandelijk-emotioneel te ondergaan, niet om er heel diep over na te denken en er een soort van schaakspel van te maken

     

    Ik heb mijn zoon altijd bewonderd. Of was die jubelende trots, die glunderend-vaderlijke waardering, meer onderdrukte jaloersheid omdat hij het verder had geschopt dan ik?

    Die jongen van mij had echt schitterende studies gedaan. De kroon op het werk: een mastership aan een Amerikaanse universiteit. Ik echter was gestopt na de eerste kandidatuur rechten, nadien slechts een jaartje journalistenschool. Francis was precies, hardnekkig, een volbloed doorzetter. Ik niet. Ik wou meteen scoren. Poen scheppen. Zelfs  door een koel berekend huwelijk? Waarom niet?

     

    Als tiener keek ik uit naar mijn American Dream. Als zestienjarige kon ik, tot mijn grote verbazing en trots van mijn ouders, mijn avonturenverhaaltjes en speurdersstories geplaatst krijgen. Natuurlijk bracht het niet veel op, meer zakgeld eigenlijk.Verleidelijke smaakmakertjes waren het echter, die me, na mijn vervelende studies, geleidelijk aan in de richting van de journalistiek dreven.

    Eerst enkele feuilletons, zoals dat toen heette (o, dankbare, kitcherige dorpsromantiek) en daarna meer de sensatietoer op, succesvol reportagewerk, onderzoeksjournalistiek toen en nu eldorado voor de populaire pers. Kortom mijn springplank naar een vaste zit op een krantenredactie.

     

    Door Gerda te trouwen zat ik pas echt op rozen. Althans zo dacht ik, en, op de keper beschouwd, heeft die hang naar geld me inderdaad geen windeieren gelegd. Francis echter is altijd van een ander kaliber geweest, al moet ik toegeven dat hij met de jaren een financieel aardje naar zijn vaartje kreeg. Eén groot verschil: ik was door mijn job ietwat bohémien, liet graag geld rollen; hij, financieel expert, pietje-precies, harde doorduwer en zonder scrupules. If need be, schaamteloos hypocriet.
     

    Wordt vervolgd 

    Reageer (0)

    14-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dat verwoestende telefoontje...
    Wellustelingen....

    Episode...

    15...


    Max vloekte binnensmonds en ging weg, mokkend om haar bevel, vergat zelfs zijn afscheidskus. Hij ergerde zich aan zichzelf. Was korzelig, humeurig om dat telefoontje.

    Onderweg dacht hij dat het hem, eerlijk gezegd, geen barst kon schelen wat er met die hysterische kwezel was voorgevallen. Waarom had ze Francis of zijn Trien niet laten oproepen, zelfs Serge of een van haar paternosterzusters. Natuurlijk niet! Ze wist immers met wie hij ’s woensdagsnamiddags was. Mevrouw wou gewoon zijn leven verzuren. Ze was er weer in geslaagd, vooral na dat goddelijk wellustig vrijen. En dat voor hem zo belangrijk gesprek. Een volledig jaar hunkeren naar die ene bepaalde dag om eindelijk zijn leven een andere wending te geven. Lap! Magistraal! Weer stoken en stokken in de wielen. Nu met een ongeval. Proficiat, jij  bitch.


    Toen Max zijn villa naderde, wist hij meteen dat er iets meer dan ongewoons was gebeurd. Op de oprit een politiecombi, de Porsche van Francis, een voor hem vreemde wagen en ook een lichte vrachtwagen. Een vrij jonge man wachtte aan de deur. Aan de overkant een vijftal toeschouwers. Een eigenaardig gevoel van verbazing, kille nieuwsgierigheid en vooral vrees maakten zich van hem meester.

    Hij stapte weifelend uit. Zijn ogen zochten zijn zoon. Hij zag hem nergens. De jonge man  kwam hem tegemoet.

    ‘Meneer Cijnens?”

    Hij herkende de stem van de man die hem  had opgebeld.

    ‘Ja! Wat is hier aan de hand? Wat is er met Gerda? Waar is ze?’


    De jonge man nam hem bij de arm en leidde hem met zachte dwang in het salon. In een flits zag hij achteraan in de hal, onderaan de marmeren trap, drie personen in hurkzit. Tussen hen een grijze voet en een deel van een been. Een grijs been! Gerda droeg uitsluitend grijze nylons. Zij ligt daar! Gerda ligt daar!

    Max draaide zich meteen om. Wou zich overtuigen. Wou Gerda zien. De jonge man met koelbeheerste stem sloot even koelbeheerst de salondeur en stelde zich voor:

    ‘Gert Van Haverbeke,  politie Wemmel, ik sta in voor…’

    Max hoorde vaag iets over hulp aan nabestaanden, slachtofferbejegenaar. Hulp aan nabestaanden?! Al die mensen. De drukte buiten. Zijn vragen kristalliseerden  zich tot een concreet beeld:

     ‘Ze is dood. Gerda is overleden, nietwaar, zeg het toch! Wat gebeurt hier?  En mijn zoon? Waar is mijn zoon? Is er  iets met mijn zoon?’

    “Uw zoon is in de keuken, meneer Cijnens, samen met een collega. Gaat u nu rustig zitten, meneer. Er is een ernstig ongeval gebeurd hier in huis. Mevrouw Cijnens, uw echtgenote, is inderdaad …overleden en de omstandigheden zijn …’

    ‘Al dat volk hier, de politie! Neen, geen ongeval! Dit is geen ongeval. Ze is overvallen. Ze hebben haar…!’

    Hij schreeuwde de woorden uit alsof ze zurig braaksel waren en herhaalde verslagen:

    ‘Vermoord, godverdomme, vermoord nog wel!’

    Wordt vervolgd


     

    Reageer (0)

    13-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het langverwachte gesprek...


    Wellustelingen....

    Episode...

    14...


    Hoe meer hij haar onderging, zich letterlijk door haar liet verpletteren en leegzuigen, hoe minder hij haar begreep en hoe meer hij op haar verslingerd raakte.

    Nu eens vleide ze, als verpersoonlijkte Marianne de eerlijkheid zelf:

    ‘Jij bent de enige, de echte man voor mij. Jij hebt mij ontbolsterd. Mon amour, que je suis  femme  avec toi.’

    Dan weer haar fijn spottend lachje, toen hij bij een tweede of dappere (bijna) derde vrijpartij in gebreke bleef:

    ‘Je zit niet op de redactie hoor, je zit op mij. Volgende week, voor je vaderdag, vier dozen Viagra. Een glas water en drie pillen tegelijk binnen. Compris?’

    Max glimlachte er beteuterd bij. Hij kon haar niets kwalijk nemen. Zij was een eigenaardige vrouw met een dubbele bodem. Brutaal. Radicaal. Eigenzinnig cool en toch zo hypergevoelig. Overdreven passioneel vooral.

    Het kwam hem voor dat hij in haar niet één vrouw beminde, maar velen, totaal verschillend van elkaar, maar allen even hypnotiserend.

     

    Hij kon Marianne daarom niet zien als gehuwde vrouw. Zeker niet als Gerda, zijn machochel. Verdomd niet!  Een bolide vergelijk je niet met een tweepaardje! Gerda was…nee, niet aan denken nu. Zijn namiddagen met Marianne liever inlijsten en in verblindende spots zetten. Haar tot monument verheffen. Haar zijn wedergeboorte, zijn lichtjaren noemen. Dat moest hij.

    Hij zei haar eens:

    ‘ Je bent bijzonder knap, intelligent, warmbloediger dan welke vrouw ook. Jij had met een vingerknip een rijke vent aan de haak kunnen slaan.’

    ‘Trouwen! Moi! En die echtgenoot opzadelen met die sukkel van mijn vader. Nooit!  Gelukkig gaat het momenteel goed met zijn gezondheid, ondanks de hartklachten van de voorbije maand.’

    Enkele weken later was haar vader er plotseling niet meer. Longoedeem.

     

    En nu vandaag, dag op dag, een jaar geleden: haar belofte, zijn geduld. Zijn hoop. Hij had er bij het binnenkomen van de kamer willen over beginnen, doch ze had hem direct de mond gesnoerd met haar wulpse beten van kussen.

    Nu misschien? Hij keek haar aan. Zo meteen zou ze ontwaken uit haar lichte slaap. Hij moest erover beginnen. Zij had het hem beloofd. En hij had haar verzekerd nog een vol jaar te wachten. Zelfs niet één keer was hij bij haar thuis langs gekomen.  Nu, vandaag was die termijn om.

     Max kreeg zin in een sigaret, een laatste neut cognac uit de vergeten glazen. Hij draaide zich naar haar toe. Rook het beste van henzelf op haar fijne huid. Beroerde omzichtig het dichte dons van haar venusberg en hoorde haar zachtjes kreunen. Alsof het onbewust gebeurde, zocht haar hand zijn hard wordende penis, maar duwde ze hem daarop bruusk van zich af en riep:

     ‘Zo laat al! Kom, enough is enough. Kleren aan! Time to go!’

    ‘Goed, ik ga douchen!’

    Marianne rekte zich als een voldane poes. Ze geeuwde:

    ‘Ik lekker niet. Ik wil je in mij blijven voelen. Jouw liefde uit mijn lichaam wassen, dat is pas zonde.’

    Max wipte uit bed en verdween in de badkamer. Buiten floot, piepte, groende en lispelde nog de prille lente van de verlate zonnedag, een ode aan de serene avond.

    ‘Max?’

    ‘Ja!’

    Hij keerde in de kamer terug, zijn hemd dichtknopend. Ze stond in zwart slipje en beha.

    ‘ Sache que votre  peau porte merveilleusement bien le noir, madame.’

    ‘ Gekkerd, even ernstig ja ? Wij moeten praten. Vandaag is het precies een jaar geleden, weet je nog…’

    Ze nam zijn handen in de hare.  Haar stem trilde:

    ‘Max, na de begrafenis heb ik je gevraagd één jaar geduld te oefenen. Met ons. Met onze toekomst. Nu wil ik er opnieuw over beginnen. Nu, vandaag, kunnen we er open en eerlijk over spreken.’

    ‘Ik wil je trouwen, Marianne.’

    ‘Dat weet ik. Ik ben vrij. Maar jij, Max, jij bent …’

    ‘We gaan scheiden’.

    ‘We? Jij, ja, Maar zij? Nooit geeft zij je op. Nooit, hoor je? Dat kneuterige geloof van haar en financieel…’

    ‘Dààr draait het absoluut niet om. Dat weet je toch. Trouwens, Francis vindt het de juiste oplossing voor beide partijen.’

    ‘Jouw zoon, die windhaan? Die zou zich absoluut niet verheugen in ons huwelijk. Zeker weten! Vandaag praat hij jou naar de mond en morgen staat hij vierkant achter zijn moeder. Als puntje bij paaltje komt, weet je wat die zoon van jou samen met zijn ijsranonkel zal doen? Aan hetzelfde zeel trekken, dat van Gerda, niet het jouwe.’

    ‘Laat mijn zoon en zijn vrouw er buiten. Ik wil  coûte que coûte van haar af en daarmee basta!’

    De stem van Max  was schor en basta was net één van die woorden, die op Marianne werkten als een rode lap op een stier.

    ‘Wat ben jij toch een naïef klootje, Max. Zie je echt niet wat jou te wachten staat? Zal ik het jou op een plaatje geven? Jouw eega, opgejut door schoondochter en maatje Serre…’

    ‘Serge’, verbeterde Max.

    ‘…dat stuk pastoor. Man toch! Gerda vertolkt de rol van haar leven. De madonna met de zeven weeën. Troosteloos, tierend om de overspelige echtgenoot, nadien zwaar depressief en maar pillen slikken. …’

     ’Marianne, alsjeblief!’

    ‘…verloren, ontredderd,  machteloos lijdend en strijdend als oudere vrouw tegen een bloedmooie rivale, à propos zelfs jong genoeg om haar dochter te zijn. Shakespeare kan hier serieus een punt aan zuigen.’

    ‘Marianne, genoeg. Ik kan je staaltje pathos best missen. Vanavond spreek ik met Gerda en ten laatste morgen met mijn zoon. Je zult zien, hij zal beslist…’

    ‘…niet aan jouw zeeltje trekken. Mag ook niet, dat is alleen van mij!’

     Haar klein-meisjesstemmetje deed wat het doen moest: Max laten smelten.

    Op dat ogenblik zong zijn mobieltje de tonen van de brabançonne en Marianne trompette mee. Hij viste het geluid uit zijn binnenzak. De display toonde het nummer van zijn vaste telefoon thuis. Merkwaardig. Gerda belde hem nooit. Wat krijgen we nu, vroeg Max zich af. Zijn stem klonk echt bitsig, stug:

    ‘Ja, en! Ja, met Cijnens. Hoezo een ongeval? Is het ernstig? Waar ligt ze? Thuis! Als u erop staat…ja ik kom eraan!’

    De verbinding werd verbroken. Max staarde perplex naar zijn mobieltje en toen naar Marianne, vol vragende nieuwsgierigheid in haar ogen.

    ‘Wat is er met Gerda? Een ongeval?’

    Hij haalde nonchalant de schouders op en kleedde zich verder aan.

    “Blijkbaar. t Was de politie van Wemmel. Ze willen dat ik onmiddellijk naar huis ga. Aangereden zeker. Ik kreeg geen verdere uitleg. Kan de politie het in drie woorden zeggen, dan gebruiken ze er geen vier. Ze hebben haar niet moeten afvoeren, ze ligt thuis. Erg kan het niet zijn!’

    ‘Die mensen roepen niet iemand op als het niet ernstig is, Max.’

    ‘Och, voor mijn part kan ze de pest krijgen. Dat ze hen naar haar zoon of schoondochter laat bellen, maar niet naar mij.’

     ‘Verwittig je zoon. Bel hem onmiddellijk.’

    Marianne klonk meer dan beslist. Max zuchtte en deed wat ze vroeg.

    ‘Tiens, hij is momenteel niet te bereiken. Wat krijgen we nu? Francis gaat zelfs met zijn gsm naar toilet! Trouwens, op dit uur zit hij normaal bij haar. Met een bakje  slappe decaf  te luisteren naar haar chagrijn. Hij kan natuurlijk in een file hangen, maar zijn mobieltje uitzetten, that’s unlike Francis.’

    Marianne legde haar hand op zijn mond. Rustig, doch vrij bevelend zei ze:

    ‘Je rijdt nu naar huis. Gerda is je echtgenote. Doe je plicht en vertrek. Nu meteen, Max!’


    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    12-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenschat


    Blog·`tok (zn. de ~)

     

     

    Steeph introduceert een woord dat we al heel lang wilden hebben: blogtok. ,,Blogtokken is op meerdere blogs simultaan kakelen als kippen in een legbatterij over een klein maar schijnbaar smeuïg nieuwtje.”

    Reageer (5)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 13


    Ze heeft gelijk, hij was een rotzak, een jaloerse dwaas. Hij keek haar aan. Zijn hart kromp. Ze staarde verdoofd voor zich uit. Weg de glans in haar ogen. Weg de lichte blos op haar wangen. Weg de grappige lachkuiltjes rond haar mond. Uitgelopen mascara lieten zwarte sporen na op een lijkbleke teint. Neusvocht vermengd met speekselslierten langs de mondhoeken. Hij had zijn prachtige vrouw als het ware een dodenmasker aangemeten.


    Bij Gerda zou hij daarom beslist meer dan één fles champagne gekraakt hebben. Zoals Marianne er nu uitzag, deed hem met beide handen op het stuur bonken. Wat jaloersheid aanrichten kan! Hij nam haar in zijn armen. Ze liet begaan als een slappe pop. Totaal versuft, weerloos. Hij kuste haar wangen, voorhoofd en kin. Slikte haar speekselresten in. Likte haar gezichtje letterlijk schoon.

     

    ‘Mijn engel, mijn alles, verdomme wat doe ik je toch aan? Nooit meer, nooit meer, ik zweer het. Hoor je mij, zoetje? Toe, lieveke, zeg dat je het me vergeeft. Bieke, alsjeblief zeg toch iets. Gaat het?’

    Ze knikte. Hij voelde het naschokken van haar tenger lichaam tegen zijn borst.

    ‘Wil je naar huis, zoetje? Mag ik eerst je nog even in de armen houden?’

    Marianne staarde hem aan. Verslagen. Met in-trieste blik.

    ‘ Dit nooit meer, Max. Nu wil ik rust, alleen rust.’

    ‘Zou ik…kunnen mijn armen je die rust brengen.. in…ons nestje, ja ?’

    Ze glimlachte flauwtjes. Door zijn jongensachtige, stuntelende verlegenheid kwamen haar lachkuiltjes beetje bij beetje terug. Hij kuste teder haar handpalm, startte de wagen en reed langzaam door.

     

    Straks zou hij haar als een jonge bruid naar bed dragen. Zich tegen haar aanvlijen en de warmte van zijn liefde in haar lichaam laten overgaan. Zij de baby, hij de moederschoot. Hij zou haar zachtjes strelen. Zelfs een wiegeliedje zingen of een sprookje vertellen. Zijn klein meisje in slaap wiegen, dat zou hij. En dan, bewegingsloos en ademloos, dat prachtig mensenkind, dat goddelijk geschenk gemaakt voor hem alleen, dankbaar en teder bewonderen.


    Vrijdag, en alle daaropvolgende woensdagen en misschien vrijdagen, zou hij haar nog meer verwennen, de allerkleinste wens in haar ogen lezen en vervullen. Meer nog dan het beste van zichzelf wou hij haar schenken. Als ze de liefde bedreven het laatste vocht uit zijn lichaam persen. Hij wilde zijn godin terug. Zijn Aphrodite kirrend bij hem in de wagen, wijn proevend in het restaurant, sensueel flanerend, dansend cheeck to cheeck.


    Kunstjes wou hij voor haar maken, pirouettes, een draaiende derwisj, zelfs op stelten lopen als clown in de Nieuwstraat, op een zaterdagnamiddag nog wel.

    Hij wenste zijn laaiende amazone terug, vooral in bed. Zijn blauwe engel, von Kopf bis Fuss auf Liebe eingestellt. En hoe!

    Zij kon zich dan, nog niet eens helemaal uitgekleed, soms met het onderdrukte gebrul van een uitgehongerde tijgerin op hem storten. Bijtend, klauwend, krabbend, likkend, strelend, flemend, woest en dan weer verrassend teder, moederlijk bijna, in een caleidoscoop van de meest tegenstrijdige gevoelens, die haar in een mum van tijd naar de diepste hoogtepunten voerden.

    Dan jubelde ze, heftig naar adem snakkend : ‘ Ik ben op de Himalaya!  Hoger, nog hoger!’.

    Wordt vervolgd

    Reageer (1)

    11-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 12


    Hoe onvergetelijk, goddelijk zalig, inniger en almaar vernieuwender hun woensdagnamiddagen de volgende maanden ook waren, het gevoel van onbehagen, telkens hij ‘Maison Magnolias’ naderde, raakte Max maar niet kwijt.

    Zijn denkduiveltje bleef doordrammen, telkens weer: achteraan, Max, de parking is achteraan. Numero uno nu en nummer hoeveel op de schaal van vroeger? Kind aan huis is ze daar. Vraag het haar, durf toch, broekschijter!

    ‘Zullen wij eens uitkijken naar een ander adres in de buurt, of een knus appartementje huren. Wat denk je?’

    Max vroeg het quasi nonchalant.

    ‘Waarom? Ik zou echt niet weten waarom. Enfin, Max, ons nestje, ons plekje van de eerste keer! Trouwens, ik ben daar graag. Wij zijn er bij wijze van spreken thuis. Mevrouw Céline kent ons. Heel goed zelfs. Ik begrijp niet…’

    ‘Bah! Kwestie van variatie.Verandering van spijs doet eten, nietwaar.’

     

    Losjes rolden de woorden over zijn lippen. Losjes maar té cru en echt ongewild. Hij verwachtte weerwerk, kreeg echter vuurwerk:

    ‘Zeg, wat heeft ze jou opgegeven vanmorgen? Amper drie weken geleden kreeg ik je prachtig gedicht over dat villaatje en wat het voor ons betekende. Nu komt de aap uit de mouw, zie. Meneer moet nodig verandering van spijs hebben. Besef je wel goed wat je…foert!’

    Marianne kruiste de armen en bleef door het zijraampje naar de voorbijgangers kijken. Mokkende vrouwen zijn òf op de zere teen getrapt òf ze gaan menstrueren, wist zijn denkduiveltje.

    ‘Liefje, komaan, forget it. Boos om zo’n futiliteit? Beetje kinderachtig toch?’

    ‘Wablieft? Kinderachtig! Merci! Weet je wat? Stop, kom, stop maar.  Ik zal vragen waar meneer kan neuken. Want meneer moet dringend variatie hebben. Jij…jij rotzak. Allemaal dezelfden, die mannen, allemaal.’

     

    Bingo! Nu doorgaan, vriend, meteen gaat ze aan het snotteren, niet week worden, hé! Wagen parkeren en doordrammen. ’t Is nu of nooit, hoor je mij?

     

    Max parkeerde kalm de wagen. De daverende vrachtwagens. De rijdende disco’s. Zijn denkduiveltje. Niets hoorde hij. Zintuigen verlammen als de ogen van een vrouw, die liefheeft, zeggen dat ze vermoedt dat het voorbij is, alle hoop verloren heeft. Terwijl toch niets minder waar was. Hij zou verdorie zijn leven geven voor haar. Ze was er altijd en overal. Hij stond ’s morgens met haar op en ging ’s avonds met haar slapen. Zij wist dat hij zonder haar niet kon.

     

    Had hij zijn liefde voor haar al niet honderdvoudig beschreven, bezongen, uitgeschreeuwd? Wat bezielde haar toch? Liefde stoelt ook op trouw, respect en eerlijkheid. Nooit leugens, recht voor de raap. Dat was de afspraak. Zij was een open boek voor hem. Maar enkele pagina’s ontbraken en ook die wou hij lezen.

    Hij had geen geheimen voor haar. Hij had zich nooit met andere vrouwen ingelaten. Mogelijkheden zat, maar te trots, te veel eigenwaarde. Wablieft, te veel eigenwaarde hoonde denkduiveltje. Gedegouteerd ja! Je vergeet zeker die  keer jaren geleden in die goedkope pied-à-terre met dat telefonistje. Haar kut stonk als de pest. Daardoor gebeurde er niets, door de stank. Heeft Marianne hier ook weet van, jaloerse meester-masturbist?

    Wat bezielde hem?
     
    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    10-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 11


    Halfeen. Max wachtte op de parking van Darcy. De Mégane niet te bespeuren. Natuurlijk zou ze komen. Trouwens, met mobieltjes had niemand nog een valabel excuus. Haar vader zal toch niet…? Hij had haar sedert woendag niet meer gehoord. Wou wel bellen, maar dan was daar zijn verwittigend denkduiveltje: slow down, don’t move too fast, old chap.  Materiaal ophalen of afleveren bij klanten zat ook in haar takenpakket. Gebeurde meermaals per week, had zij hem verteld. Dus dat kon het zijn. Shit, het verkeer op dit uur zat al evenmin mee.

    Eindelijk, la voilà. Ze had zijn Audi herkend en wuifde hem vrolijk toe.

    Zo meteen zou hij zich spiegelen in de groene pretlichtjes van haar ogen, haar discreet parfum ruiken en de prikkelende weldaad van haar aanwezigheid ten volle ondergaan. Wat een vrouw! Die wiegende stap. Dat prachtig blauwzwart haar, zwierig dansend rond haar fijngevormd gelaat en dat gave gebit in dat vranke mondje.  Nee, Max, niet vergelijken met zuster Synforosia thuis. Thuis is de Sahara, nog twee meter en je wordt overspoeld door de Niagara, maande denkduiveltje.

     

    ‘Hallo, here I am!’

    ‘Dag Marianne, je ziet er schitterend uit. Je wagen…waar staat je Folieke?’

    ‘Ik heb vanmorgen de trein genomen. Je brengt me toch wel naar het station?’

     Ze legde haar roestbruine regenmantel en paraplu netjes op de achterbank. Het viel hem op dat ze opnieuw haar crèmekleurige Escada jasje droeg, geen jeans zoals woensdag, maar een halflange, hazelnootkleurige suède rok met split tot net boven de knie. Ze nestelde zich in de zetel. Zelfs het zwarte leder zuchtte van genot bij de aanraking van dit goddelijke lichaam, dacht Max

     ‘En nu …en route!. Wil je de oude steenweg nemen?’

    Zij beval en Max gehoorzaamde, ook aan zijn denkduiveltje dat hem aanraadde niet naar dat lange, gebruinde been met fijngevormde enkel te kijken, noch naar de lichtroze gelakte teennagels en zeker niet naar die knie en die half ontblote aantrekkelijke dij met zijn hand vlakbij. Pook vasthouden,  vriend, de hand aan de pook en het oog op de weg.

     

    ‘Hier ergens moet het zijn, Max, beetje afremmen. Voilà, daar, de oprit met de hoge dennen. Oprijden en dan achteraan, Max. Daar is de parking.’


    Een kleine villa met rieten dak, enkele vensterdeuren vooraan, maar geen ingang, denkelijk opzij. Een wagen op de parking, een Jaguar in de openstaande garage. Achteraan een zware eikenhouten deur met kijkkastje, afgesloten met traliewerk. Daaronder, heel discreet, een koperen plaatje met  ‘Maison Magnolias – Sonnez s.v.p./Bellen a.u.b.’

     Nee, Marianne, dit toch niet meteen. Een vrouw zoals jij toch niet. Daareven nog de Niagara, nu de afgrond, zo leek het hem. Een diep donker gat, ijskoud met stalagmieten die zijn lichaam priemden. Hij volgde haar zonder een woord. Hij hoorde haar vaag cognac en koffie vragen. Ze bleef staan op de eerste traptrede, keek hem uitdagend aan. Liet een sleutel voor zijn neus bengelen en zong hees lispelend:

    “Happy birthday, mister editor, happy birthday to you”.



    Omstreeks tien uur kwam hij die avond thuis. Liet de Audi op de oprit staan en de malse lenteregen zijn huid koelen. Maakte enkele tapdanspasjes in de hal en zong luid:

    “ …what a glorious day, I am happy again.

              I’m singing and dancing in the rain

              Papiripidoe paah!”

    en klakte met de hielen.

     

    ‘Awel, ben je maboel geworden, ketterszoon! Er was zeker weer iets te doen aan de overkant. ’t Zou me niet verwonderen, juist vandaag. Dat vermaledijde  gazettenvolk!’

     

    De krijsende kraaienstem van Gerda, dat afschuwelijk donkere haarnetje tot vlak boven de wenkbrauwen, die benige neus en daarop de hoornen bril. Als een wandelende tak in blauw flanel bovenaan de trapleuning. Max kon het niet aan. Nu zeker niet.

    ‘Jij, jij, verderf van mijn leven, de wereld treurt en bidt. En jij..., Heer vergeef hem, hij weet niet wat hij doet, jij zingt en jij danst, jij…’

    Zij volgde hem naar de keuken, briesend, stampvoetend.

    ‘ Ook zin in tapdansen?’ spotlachte hij.

    ‘Jij schoft, jij ketter, Heer waarom, waarom moet ik dit aanhoren?’

    Haar handen trilden en de houten bollen aan het touw van de paternoster, een familie- erfstuk, kletterden tegen elkaar.

    ‘Olé, olé’, antwoordde hij en wenkte een denkbeeldige stier met de keukenhanddoek.

    ‘Onze Lieve Heer is vandaag gemarteld en gekruisigd, moest je het nog niet weten. Het is Goede Vrijdag, hoor je mij, Judas, Goede Vrijdag!’

    ‘Veel meer dan dat, Gerda’, schetterde zijn stem in triomf, ‘het is de beste, de schitterendste, de meest waanzinnige vrijdag ooit, zeker voor mij. Hop, naar je kapel, jij, en ik naar bed.’



    Wordt vervolgd 

    Reageer (0)

    09-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Speciaal voor Thea, het beste wat Zeeland voor mij te bieden heeft...

    HOLLANDSE MAATJES!!



    Gefopt!! Neen, lieve Thea, ik ga het niet hebben over jullie overheerlijke, doch prijselijke delicatesse. Waarover dan wel? Gewoon over jullie, onze bovenburen.

    “De Standaard” dat is een van de betere kranten in Vlaanderen. Meerwaardekrant heet dat hier. Nou ja een van, we hebben er in feite maar twee van dat soort, drie met “De Tijd” erbij doch voor mij iets te hoog gegrepen deze laatste. Té economisch, té financieel getint. “ De Tijd” is er voor de CEO’s, de yups and the yawns. Wat een yawn is? Nieuwe term om de jongere grootverdiener, die lak heeft aan elke materialistisch zichtbare vorm van verworven welstand te omschrijven. Een yawn tuft rond in een solide tweedehands, draagt geen merkkledij, drinkt in het openbaar pilsjes en thuis Dom Perignon of Kruger m.a.w. opgestoken middenvinger in het openbaar tegen het establishment, eens thuis in zijn bescheiden fabrieksloft…laat hem maar los!

    Wel, Thea, de redactie van “De Standaard” heeft dus besloten om ons Nederland en de modale Nederlander te leren kennen. Het echte ding dus. Misschien willen ze ons afhelpen van enkele stereotiepe waanbeelden die wij over jullie nog altijd hebben: tulpen en kaas, schaatsen en grote bek, Oranje gekte, slecht eten, Bolletje en fluitjesbier dat soort ideeën dus. Drie weken lang worden wij overspoeld à la Hollandaise. Vanaf 14 juni ek. Waarom? Logisch toch vanaf half juni vangt de komkommertijd in de media aan. Gazetten moeten verkopen en de betere kranten zien geen brood in de sexperikelen van een of andere BV ( BV, Thea, staat voor bekende Vlamingen, babes met siliconentits, nichterige zangers, politici die met de moed der wanhoop trachten dit landje te besturen en voetballers die slechts own goals kunnen maken en door geen enkele interland raken).

    Anderzijds, Thea, begint het links en rechts te stinken in ons landje. Meer rechts dan links dat wel, vooral met jullie zot uit Venlo en diens natte droom van aanhechting bij jullie, kwestie van de historische vergissing van een paar eeuwen geleden ongedaan te maken. Aangezien wij in onze Brusselse Wetstraat met een bende navelstaarders en grootsmoelknikkers zitten die van geen hout pijlen weten te maken en nog een maand te gaan hebben vooraleer knopen dienen doorgehakt, is het wellicht geen slecht idee in het vooruitzicht van een dreigende definitieve boedelscheiding even na te gaan hoe veilig het bij jullie wel is. Een verwittigd mens is er drie waard en je bedje opmaken vooraleer slapen te gaan is een goeie zaak. Vandaar dus.

    Onze kennismaking met het echte Nederland komt er dus aan, anders gezegd hoe “Holland” voor de Vlaming “Nederland” wordt. Al jullie facetten worden belicht, dus jullie gaan met de billen bloot, Theaatje. Ben ik benieuwd ja! Vooral jullie life style intrigeert me, want, en nu op risico dat alle banbliksems over mijn hoofd komen, voor de doorsnee Vlaming heeft de Hollander van levensstijl weinig kaas gegeten. Doch errare humanum est, Joost mag weten welke markante feiten jullie voor ons in petto hebben. Een voorsmaakje, voor mij veeleer een achterovervallertje, ondekte ik gisteren heel toevallig op een Nederlandse site:

    “Fijn dat u belangstelling hebt voor refdag.nl, de nieuwssite van het Reformatorisch Dagblad. Vandaag is het zondag. We wijden deze dag in het bijzonder aan de dienst van God. Wij beschouwen de zondag als een rustdag, een opdracht van God en een geschenk, waar we dankbaar voor mogen zijn. Om die reden actualiseren we onze site vandaag niet. Staat het nieuws dan stil op zondag? Nee, dat niet - we leven in een jachtige tijd waarin het verschil tussen zondagen en werkdagen helaas steeds kleiner wordt. Morgen brengen we u graag weer op de hoogte van de dagelijkse gebeurtenissen, voorzien van achtergronden, commentaar en opiniërende artikelen. Zoals u dat van ons gewend bent. Hoofdredactie Reformatorisch Dagblad”

    Of Nederland …waar de tijd soms lijkt stil te staan, toch?





    Reageer (3)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 10


    Hij parkeerde zijn wagen naast de Mégane. Keerde zich naar haar toe, greep dit keer niet haar hand.

    ‘Mag ìk je nu een zoen geven?’ vroeg hij geamuseerd.

    Geen neen ook geen ja. Enkel een verlegen glimlach als antwoord. Zijn lippen bereikten bijna haar wang, wat trouwens de bedoeling was, maar zij drukte met een voorzichtig  aftastende, streelzachte beroering haar mond op de zijne.

    ‘Marianne…’ verder kwam hij niet, hoefde ook niet. Zij kwam hem   tegemoet. Met een passie die geen tegenspraak duldde. Dierlijk hongerend, bijtend, de beten van het wijfjesdier dat haar prooi verdooft en totaal verlamt. Marianne hapte erbij naar lucht. Hij zag haar halsslagader trillen. Hij verwachtte in haar groene ogen victorie te zien stralen. Niets daarvan. Verwonderd en opgetogen ja, lichtjes ontroerd maar zo verrast, keek ze hem aan en floot daarop zachtjes tussen de tanden.

    ‘Nooit gedacht dat een man van jouw leeftijd nog zò kan kussen, Max, nooit.’

     

    Hij staarde haar verbluft aan. Het overkwam hem zelden, maar zij had hem flink van zijn stuk gebracht. Hij had haar verdorie niet gekust! Een zoentje ja, vriendschappelijk, ook teder. Dát had hij gewild, meer niet. Zij, zij had zijn tong, zijn lippen, zelfs zijn zinnen gewoon verkracht!

    Had hij te maken met een bijzonder ervaren en geraffineerde vrouw of  met een  schat van een meisje, in de ban van een onverwacht romantisch rendez-vous en twee kopjes warme chocolade in een voor haar nooit geziene omgeving?’

     ‘Wanneer, Marianne?’

    Hij hoorde zijn  weifelende stem, was zich niet bewust wat de reactie van zijn vraag bij haar zou kunnen teweegbrengen… kunnen doen vermoeden wat hij helemaal niet bedoelde, of nu nog niet bedoelde. Draaien de brains vierkant, Max, dan wordt de stem ratio,  giechelde zijn denkduiveltje.

    ‘Vrijdag! Kom je me ophalen aan het agentschap? Eén uur stipt. Oké?’

     

    Voor het eerst dacht Max er niet aan  de deur van haar wagen te openen. De Mégane was al geruime tijd weggereden toen hij uiteindelijk besloot terug te keren naar de redactie. Hij had behoefte aan muziek, aan een heftige Wagner, aan pauken en cimbalen, aan hoorngeschal. Marianne had echter aan de zenders geprutst. Ze wou absoluut de sterkte van de tuners horen tijdens de rit van de Méridien naar de parking.

     ‘Kom op Klara ,wo bist du’ , riep hij lichtjes geërgerd.

    ‘…ook Donna kan haar niet vergeten, hoe zouden we… een grootst talent, Vlaanderens prachtigste stem,  Ann Christie beklijft , ze blijft …’

    Anneke, dat klein musje. Ze verscheen op zijn netvlies. Anneke in de ziekenkamer van het AZ in Jette. Hij zag haar verloren lijfje, de ingevallen bleke wangen, de blauwige lippen. Doch vooral haar ogen, haar fantastische ogen, dankbaar stralend, niet voor de journalist maar voor de vriend die haar bezocht. Ook Max bracht haar nu een hommage. Hij zong samen met haar, voor haar, maar vooral voor de vrouw die zich zo pas in zijn leven had vastgebeten :

    “Dat heet dan gelukkig zijn,

     een deur die soms opengaat.

    Dat heet dan gelukkig zijn

    ’t gevoel niet alleen te zijn…”

     

    Wordt vervolgd afhankelijk van het weer en...mijn humeur!

    Reageer (0)

    08-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 9


    ‘Zullen we de begroeting overdoen, Marianne?’

    Ze knikte en zoende hem op de wang. Kort maar hartelijk. De handkus van Max verwarde haar zichtbaar, want ditmaal niet volgens de etiquette en tè lang

     

    ‘Prachtig, wat een luxe hier! Had ik nu maar mijn fototoestel bij!’

     Marianne bleek onder de indruk van de omgeving..

     Het intrigeerde Max dat een jonge vrouw met zo’n allure, zo stijlvol gekleed, zo ogenschijnlijk werelds, rondkeek met het enthousiasme van een kind, dat voor het eerst de poorten van Disneyland ziet opengaan.

    ‘Niet te geloven! Die planten! Die zachte kleuren van de  fauteuils en die luchter, Max, zo’n stuk heb ik nog nooit gezien. Hoe die ramen bekleed zijn!’

     Nu pas merkte hij dat ze, op het fijn gouden kettinkje na, helemaal geen juwelen droeg, Zelfs geen nepdingetje.

    ‘Wat mag ik je aanbieden, Marianne?’

     

    Hij reikte haar de kaart aan. Zij kon van het interieur niet genoeg krijgen. Daardoor nam ze de kaart ondersteboven aan, vond natuurlijk niet wat ze wou, boog voorover en fluisterde eerder timide:

    ‘Warme chocolade, lukt dat hier?’

    ‘Hier lukt alles, Marianne, en zeker voor jou.’

    Hij wenkte lachend de ober.Ze nam een brochure van het tafeltje en stopte ze in haar tas.

    ‘Souvenir! Mijn budget laat geen viersterren toe, zelfs geen drie.’

    Wat bedoeld was als luchtige opmerking, eindigde in een duidelijk hoorbare zucht.

    ‘Tiens, betaalt de reclamesector niet zo best?’

    ‘Goed is anders. Ik werk deeltijds en bij Darcy, allez, door Michèle, heb ik eigenlijk bepaalde faciliteiten. Full-time zit er voor mij niet in, laat staan carrière maken… omwille van mijn vader.’

    ‘Je vader?’

    ‘MS. Papa heeft mutiple scelerose. Dus…’

    ‘Hoelang al?’

    ‘Toen ik mijn diploma middelbaar haalde, redde hij het nog met een stok. Daarna volgde het looprek en nu… al jaren rolstoel.’

    Marianne trommelde nerveus met de vingers op het tafeltje. Max nam haar hand en streek zachtjes over de fijne knokkels.

    ‘En je moeder?’

     Een schril, honend lachje volgde. Ze schampte:

    ‘Foetsjie! Al jaren. Met onze magazijnier dan nog wel. Plus een serieus pak geld van de overname van onze bierhandel. Geen mens weet waar ze uithangt. Ik moet het trouwens niet  weten…Papa treurt nog steeds… een infarct heeft ze hem nagelaten …maar ik.. voor mijn part mag ze… creperen.’

     

    Max liet haar hand niet los. Zachtjes ging haar wijsvinger nadien over zijn knokels heen en weer.

    ‘Je hebt prachtige handen, Max. Lange slanke vingers, sierlijk voor een man en zo… troostend.’

    Marianne strengelde in een opwelling haar vingers tussen de zijne.

    ‘Kom op, kindje, ik luister.’

     

    Ze schetste rustig, met chronologische preciesheid haar tienerjaren, beheerst door de MS-kliniek in Melsbroek. Hoe haar droom, de studio Teirlinck volgen, opging in rook. Hoe ze door de scheiding van haar ouders, nadien te vlug had toegehapt op het aanbod van hun notaris uit een naburig dorp. Een rotjob, een echte catastrofe. Uitbuiting vier jaar lang. Haar dagelijkse timing: ontbijt maken, opruimen, op de verpleger wachten, de wagen in, naar kantoor, terug naar huis, avondeten , papa voeden, zijn avondtoilet samen met iemand van de gezinszorg, tussendoor zijn  kine-oefeningen  die ze na jaren vrij goed onder de knie had, helpen uitvoeren.

    ‘Hoe speel je het dan klaar? Elke dag, Brussel heen en weer?’ wou hij nog weten.

    Ze had gelukkig hulp van haar naaste buren. Een echtpaar, zestigers en beiden gehoorgestoord, zwaar zelfs. Schatten van mensen, zeer betrouwbaar en bijzonder hulpvaardig. Altijd paraat. Uiteraard vergoedde ze hen, een welgekomen aanvullend inkomen.

    Sinds vorig jaar had ze meer ademruimte. Jenneke, de enige nicht van papa, was met brugpensioen. Ze woonde vlakbij. Een kordate vrouw die van aanpakken wist. Ongehuwd. Zijn troost en haar stuwkracht. Een beetje vervangmoeder, veel vervangmoeder eigenlijk.

     

    ‘Gisteren is ze blijven overnachten. Het gebeurt zo zelden, Max. Als het dan gebeurt, ga ik soms uit de bol, allez, in feite  domme dingen voor een vrouw van vijfendertig. Dit hier nu… je weet niet wat het voor mij betekent…Dit heeft geen naam, zo’n luxe!’

    Luxe was ook de aankoop van de Mégane geweest, haar enig folieke, tevens de naam van haar wagen, haar troetelkind. Overgenomen van Angie,  een zwangere collega, die een gezinswagen nodig had, en vooral dank zij de financiële hulp van Michèle. De afbetaling was bijna rond.

    ‘Michèle wou geen intresten verrekenen. De dag van vandaag vind je nog zelden zo’n mensen. Af en toe  werkt ze wel op mijn systeem,  maar allez, al bij al is ze toch een goeie ziel…  En je vrouw heeft problemen met haar zei je gisteren?’

    ‘Gerda, mijn gade’, repliceerde hij korzelig-spottend, ‘heeft problemen met iedereen die niet volgens haar normen leeft. Normen opgelegd door Rome. Een vrouw zoals Marietta leefde bijvoorbeeld volgens die normen in zonde, want geen kerkelijk huwelijk.’

    ‘Allez,  Max,  wie denkt nu nog zo?’

    ‘Nu? Logisch denkende mensen niet langer, maar Gerda en haar clubgenoten nog altijd. En vroeger, kindje, dertig jaar geleden, in de kleine dorpen bijna iedereen. Mijn vrouw is, bij wijze van spreken, met, nee wat zeg ik, in wijwater grootgebracht. Soms denk ik dat ze religieuze visioenen heeft, zelfs op de minst religieuze plaatsen. Iedereen in haar familie heeft bindingen met de kerk. Ze hebben er blijvende roepingen en roepingen, die na een tijdje forfait moesten geven, zogezegd om te gaan en zich vlug te vermenigvuldigen. Name it they’ve got it: pastoors, nonnen, paters-oblmaten diakens. Ofwel zitten ze in de kerkfabrieken, ooit ook drukker-kosters, en  als kers op de taart, laveert  er eentje al jaren in het Vaticaan. Mijn zoon Francis bijvoorbeeld heet officieel Franciscus, Johannes, Serafinus. Franciscus, naar mijn vader François, en Serafinus naar vader Vanbesien. ’t Zal je maar overkomen, zo’n naam als jochie, zelfs als volwassene. Enfin! Mijn zoon kennende, kadert dit nu perfect in zijn imagebuilding. Zie je zijn naamkaartje al: Francis  J.S. Cijnens!’

     

     ‘Maar jij bent zo te zien toch van een ander kaliber. Gezellig, zeg, tussen…’

    ‘…tussen die apostolische bende? Dat is leven en laten leven, kindje, en niets toegeven, bijna zevenendertig jaar lang!’

    ‘Wablieft?  Ben jij al zo…zo…’

    Marianne aarzelde en keek hem verrast-ongelovig aan.

    Ja, hij was inderdaad al zo oud, peinsde hij er koeltjes bij.

    ‘Nu ben ik er, Max! Weet je aan wie je mij doet denken, aan  die Nederlandse acteur, hij heeft ook in Hollywood gezeten….ook zo’n schandalig  knappe vent, maar jij bent een stuk slanker, misschien een beetje grijzer… Hij speelt dikwijls de elegante versierder,…allez, zijn naam ligt op mijn tong…’

    ‘Jeroen Krabbé zeker, heb ik al vaker gehoord. En ja, Marianne, ik ben al zó oud. Vandaag nog zestig, vrijdag komt er een jaartje bij… En  nu  ga ik je naar de parking voeren. Je vader wacht. Oké?’

    Reageer (1)

    07-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 8


    De redactievergadering verliep zoals verwacht: veel geblaat weinig wol. De kindertuin was in haar nopjes en laaiend enthousiast. Het volgende nummer zou integraal gewijd zijn aan de intro-party van “Jool’s”, dus veel foto’s en weinig tekst. De prachtige close-up van Marianne gleed ongemerkt in zijn map. Max liep naar zijn bureau en belde Darcy&Masius op.

    ‘Darcy en Masius, goeie middag. Met Marianne Dries.’

    Heerlijk toch die stem, dacht Max.

     ‘Met Max. Goed thuisgeraakt?’

     ‘Max! ’t Is niet mogelijk, zeg! Allez, dat is nu echt telepathie, zie. Ik wou je net een mailtje sturen om je nog eens te bedanken voor die fantastische avond, gisteren. Heb ik genoten, zeg! Toen Michèle vanmorgen binnenkwam zag ik je one-man schow opnieuw.’

     

    ‘Mag ik de eer hebben je vanavond nogmaals te laten genieten, Marianne?’

    Hij schrok van zijn lef, Marianne blijkbaar ook. De lijn leek even dood.

    ‘Tja, Max, vanavond…allez, ’t is altijd moeilijk voor mij ’s avonds. Gisteren was een uitzondering, een grote uitzondering. ’s Woensdags en vrijdags stop ik om één uur, sorry, echt waar.’

    ‘En nu, ná dertien uur? Een kwartiertje? ’t Is toch woensdag. Gewoon ergens een slaatje eten of een koffie  drinken ? Je stopt toch.’

    ‘Oké waar?’

    ‘Laat eens kijken … de lounge van de Méridien? Ja, tegenover het Centraal Station… Half twee? …. Nee, hoeft niet. Ik breng je met de wagen terug naar de Keizerinlaan en dan kan je meteen doorrijden.

     

    Het was behoorlijk druk in de grote hal van het hotel. Aan de balie, een vijftigtal Aziaten, tussen een berg reistassen en valiezen, drukdoende met hun camera’s. In de anders zo knusse en rustige Jermyn’s Street Bar keken een achttal Britten gepassioneerd tv. Ook te druk.

    Gelukkig was er achteraan in de lounge, tegen het vensterhalfrond, plaats zat. Max koos bewust een tafel met zicht op de ingang, bestelde een Ricard en wachtte.

     

    De chauffeurs buiten keken de jonge vrouw in de draaideur na. De kwetterende Aziaten verplaatsten ongevraagd een deel van hun reistassen. Marianne liep er elegant en gehaast omheen.

    Net een plaatje uit Vogue, dacht Max en ging haar tegemoet. Ze liet de zachtglanzende roestbruine regenmantel van de schouders glijden, kwam eerder moeizaam lachend op hem toe.

    ‘Max, ik moet …waar is het toilet hier?’

    Ze bloosde beschaamd en klonk een weinig buiten adem. Had ze gelopen? Toch niet door opwinding om hun afspraakje? Ze duwde haar regenmantel, paraplu en handtas in zijn armen en keek wanhopig rond.

    ‘Die gang door en achteraan rechts, naast de gymzaal. Ik haal het deurpasje bij de barman.’

    Hij besloot op haar te wachten en ging een eindje verderop staan. In de spiegeldeur zag hij hoe een rijzige man met damesregenmantel, paraplu en handtas in de armen hem geamuseerd aankeek. Gisteren pispaal, nu óók kapstok. Het kan verkeren, Max. Hij knipoogde tegen zijn spiegelbeeld.


    Wordt vervolgd

    Reageer (1)

    06-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 7


    ‘Nog  zo’n  vijf kilometer, voorbij de overweg, rechts  houden.’

    Max trachtte de stilte te verbreken. Marianne schraapte de keel, zei vlakjes:

    ‘Merkwaardig, ik had vanavond niet de indruk dat Michèle tot jouw intimi behoorde!’

     ‘Vriendschappen kunnen verwateren, Marianne. Zelfs goeie. Eerlijk gezegd, ’t Lag aan Gerda. Ze kon Marietta gewoon niet luchten.’

    ‘Gerda? Je vrouw?’

     ‘Jep…Ik heb een vrouw, een zoon, een schoondochter, jouw leeftijd of iets ouder, geen kleinkind, nog niet, jammer, ook geen hond of kat, wel twee kippen omwille van de eitjes bij het ontbijt. Tiens, dat Marietta-Michèle je dàt niet heeft verteld.’

    Zij stak schalks de tong uit, net  een zevenjarige die  het vertikt ongelijk toe te geven en parkeerde de wagen ietsje verder dan het  villaatje, dat hij had  aangewezen.

     

    Max klikte zich los, draaide zich naar haar toe en legde zijn arm op de hoofdsteun van haar zetel. De veiligheidsriem naast hem klikte ook.

    ‘Ik ben thuis, maar jij, jij moet nog een ommetje doen,  toch?’

    Ze knikte, voelde de onopzettelijke druk van zijn knie tegen haar dij. Ze bewoog niet, de Mégane liet niet veel ruimte. Een vinger liftte haar kin. Ze rook vaag een aangename mengeling van dennenappels en kruiden aftershave. Voelde zijn adem. Shit, dit had ze niet verwacht, van hem toch niet. After all, why not. Vooruit met de geit en dan wegwezen!

    ‘Niet liegen, hoor. Dat ommetje van jou, hoelang? Zes of vijftien minuten, kom op, eerlijk zijn tegen de meester!’.

    ‘ Zes plus vijftien.’

     Ze giechelden als twee uitgelaten tieners.

    Max nam hoffelijk haar hand. Na zijn ‘ Gestatten Sie, gnädige Frau?’ volgde een handkus, perfect uitgevoerd volgens de regels van de etiquette, ei na en toch net niet.

    ‘Bedankt, Max, bedankt voor de schitterende avond. En ja, je hebt gelijk Michèle is een ingoed mens. Vader en ik, wij… wij bellen elkaar toch nog een keertje?’

    ‘Tuurlijk, gordel niet vergeten, klikvast is veilig’.

     

     

    Nog vier jaar en geen dag langer had Max zich voorgenomen. Vier jaar en met drastische wijziging van werkinstelling en -tempo. Zinde het de groep niet, so what. De boom in!

    Zijn zoon kwam zondag op bezoek. Perfect, dan had hij alle tijd om met hem de diverse contracten, die hij in de loop der jaren met de groep had afgesloten, onder de loep te nemen. Bovendien zou Francis, met al zijn netwerken, beslist een raadsman kunnen aanduiden beslagen in die materie. Safety first! Met een wijf als Simonne, nu ook in de raad van bestuur, wist je maar nooit.

     

    Eefje, zijn secretaresse, bracht de correspondentie, de kranten en natuurlijk een espresso en wees erop dat hij verwacht werd voor de redactievergadering.

    Max gaf op dat ogenblik geen moer om budgetcontrole noch om die redactievergadering. Hij klikte met de muis tot hij op het scherm de database van marketing vond. Hij noteerde het algemeen agentschapnummer en besloot Marianne in de loop van deze of volgende week een telefoontje te geven. Hoe zei ze het ook weer? Noblesse oblige. Precies.


    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    05-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 6


    ‘Opgelet. Oversteken!’

    Max nam haar onderarm en duwde haar de straat over.

    ‘Al maanden zijn we dit account aan het bewerken, intensief zelfs en…’

    ‘Geen mens die daaraan  twijfelt, Marianne!’

    ‘Ja, goed, ik weet wat je denk. Maar die vader, die ouwe zak is zo vreselijk oerconservatief…’

    ‘Tiens, niets van gemerkt, integendeel’, spotte Max.

    ‘Auw, Max  je doet me pijn. Kan jij knijpen, zeg! Kijk, daar staat mijn wagen, die Mégane. Even de sleutels…et voilà.’

    Max hoorde de elektronische ontgrendeling en haastte zich, zijn aangeboren hoffelijkheid getrouw, om het portier voor haar te openen.

    ‘Heerlijk, zo’n gentleman.’

    ‘Graag gedaan.’

    ‘Max, toe, wees niet koppig, allez, stap verdorie in. Ik heb zo’n zin in jou als gesprekspartner. Bovendien is de taxistandplaats nog een eindje lopen. Thanks. Dat is gewerkt! Eerst vastklikken en dan Max, wil ik niet alles, maar wel heel, heel veel over jou weten.’

     

    Ze startte de wagen, schakelde iets te vlug en stoof weg.

    ‘Soft music, Max?’

    ‘Ik dacht dat je wou praten. A propos, wie heeft je verteld waar ik woon?’

    ‘Domme vraag! Michèle natuurlijk, de wandelende ‘Who’s Who’ in de pub-business. Wil je weten wie, wat, waar of wie met wie, go and see Michèle.’

    ‘Ken ik niet. Was die er ook vanavond?’

    ‘Enfin, Max, zij heeft ons samengebracht, allez voorgesteld… Voorbij de lichten links zeker?’

    ‘Ja… Marietta. Bedoel je. Is zij die Michèle? Jongens, jongens!’ Max kraaide het van pure verbazing  uit.

    ‘Da’s Edmond, typisch Edmond!’ Max bleef maar schokschouderend lachen.

    ‘Edmond?’

    ‘Haar man, Marianne, haar man. Lang overleden. Michèle verdorie! Zelfs  haar naam heeft hij veranderd, die sakkerse franskiljon. Niet te geloven!’ Opnieuw schaterend gebulder van Max.

    ‘Weet je, Marianne, dieu créa la femme, maar Edmond, hé, Edmond schiep de zijne en geloof me, Mariettaatje wist van aanpakken. Zo’n koppel! Nooit meegemaakt. Zelfs een kind kan er een trilogie over schrijven.’

     ‘Allez, Max, hij moet toch ooit haar echte voornaam gebruikt hebben.’

    ‘Neen. Echt niet. Trouwens van Marietta naar Michèle, dat zou me toch gefrappeerd hebben, zoiets als Marieke, Marieke die Margot werd. Weet je, die twee gebruikten geen voornamen, koosnaampjes ja. In alle talen, behalve in het Nederlands. Bij mijn weten heeft hij me zelfs nooit aangesproken met Max…. Voyons, cher ami, voyons … mais enfin, mon très cher,…- en afhankelijk van het gesprek-…  et vous,  monsieur le journaliste, qu’en pensez- vous…’

     

    Max  had zijn studentenstokpaardje van stal gehaald : een imitatie van de franstalige Brusselse bougeoisie, eind jaren 70 vorige eeuw, in accentloos, bekakt Frans, met aangepaste gebaren. Nu bracht hij Marianne aan het gieren, bijna aan het huilen van het lachen zelfs.

     ‘Hou op, Max, alsjeblief, hou op, man, ik moet sturen, hoor.’

    Max was op dreef. Zij genoot van zijn nummertje, hij nog meer. Alle remmen los. Weg “Jool’s”, weg ouwe Griek, weg tergende salsa. Alles overboord. Vrij, zorgeloos, dartel, ongebonden, speels, Pallieter…  in een cabrio en dat goddelijke kind naast hem.

     

    Hij vertelde over dé Eliza Doolittle en dé professor Higgins, die hij jarenlang had meegemaakt. Over Marietta Marriman, knap snoetje, rank lijfje, vranke tong, eentalig Vlaams, lager middelbaar en daarna de destijds habituele dactylolessen bij Meysmans. Arbeidersmilieu, geboren en getogen onder de klokkentoren van een dorp in het Pajottenland, oud-chiroleidster want thuis katholiek. Over haar droom ooit een grote vis aan de haak te slaan en over haar doel dat alle middelen heiligde. Over haar durf: weg vriendje-tandarts in spe, welkom groot-industrieel.

     

    Over Edmond Vandam, dertig jaar ouder, eigenaar- zaakvoerder van een gerenommeerde drukkerij en enkele aanverwante kmo’s, ongehuwd, meertalig, bourgeoismilieu, vermoedelijk logebroeder, zeker liberaal. Over hun zakenrelatie, die vriendschap en ware genegenheid werd na de overname van de drukkerij door hun mediagroep. Over het afkeurend geroddel in bepaalde kringen. Over zijn uitgedund haar dat hij voortdurend zorgvuldig liet bijkleuren om het leeftijdsverschil een beetje weg te werken. Een Edmond, die stapelgek was op Marietta. Haar een metamorfose liet ondergaan via Channel Parijs, een taalleraar Frans, skilessen in Gstaad, haar stulpje in St. Genesius-Rode, haar knalrode Alfa-Romeo Sport, haar pertes-totales, haar geklieder met kreeft à l’amoricaine en afkeer voor oesters. Haar hang naar cigarillo’s en Veuve Cliquot Brut.

     

    Hij vertelde hoe een vrouw maandenlang onverdroten haar verlamde man verzorgde na een zware hersentrombose. Hoe ze zelfs enkele dagen vóór zijn dood, teder voorzichtig, de plukjes haar aan zijn slapen met een wattenstaafje bijkleurde. Zijn stem werd zachter:

    ‘...zijn blik,  Marianne , zijn  dankbaar glinsterende  ogen, elke beweging van haar volgde hij. Ze las hem voor, ze zong, ze kuste hem, nog steeds dankbaar en echt verliefd, zelfs hem kietelen deed ze, verdorie. Daar, Marianne, in die ziekenkamer heb ik voor het eerst liefde gezien. Wat een vrouw, Marietta toen, een hart tè goed en tè groot, veel te groot voor deze wereld’.

     

    Max zuchtte diep. En jij, wat een man ben jij, dacht Marianne  Nooit eerder had iemand haar zo lang en intens kunnen boeien. Zelden had een stem haar zo gefascineerd en vooral ontroerd. Beter dan de beste Decleir in zijn beste monologen. Die stem en haar verteller, een duo waar ze maar niet genoeg van kreeg. Ze zwegen allebei. Er zijn momenten waarbij elk woord er een te veel is. Dit was er zo een.

    Marianne nam een tissue van het dashbord en wreef over haar neus.

     ‘Sorry, hoor, Max, maar dat verhaal van Michèle en dan de manier waarop jij dat vertelt! Alsjeblief, zeg! Voel ik mij nu kleintjes, allez, geëmotioneerd eigenlijk. Zie, ‘k begin er weer mee.’

     ‘Waarmee, Marianne?’

    ‘Mijn allez-taal.  Vader wordt er horendol van!’

     ‘En  ik, kindje,  ik vind jouw allez-taal  en je stem, vooral je stem, als hemelse harpen die elke man naar dromenland begeleiden.’

    Max kneep  zachtjes  even in haar dij, wou haar in feite opnieuw aan het lachen brengen door de opzettelijk theatrale tremolo’s in zijn stem.Ze lachte niet, omklemde het stuur met beide handen en concentreerde zich voor het eerst totaal op de weg.

    Reageer (1)

    03-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 5


    Wat een geraffineerd schepseltje toch en dan de manier waarop zij theatraal haar jasje uittrok om haar charmante leugen te bevestigen! Te drukkend hier? Met een airco die op maximum draaide? Fris was het, eerder kil. Alleen het personeel liep er verhit bij. Zelfs de giechelkonten hadden een vestje of sjal over de schouders.

    Hij was haar dankbaar voor dat naïeve leugentje. Stel dat zij gevraagd had wat er loos was. Wat dan, meester in creatief denken en schrijven, maar archislecht wanneer het om een aanvaardbare uitvlucht gaat.

    Zo terug bleek een méér dan rekbaar begrip voor haar. Ze bleef maar weg. Max twijfelde. Zou hij haar tegemoet gaan? Liever niet. Marianne leek hem een creatuurtje van wie je niet met zekerheid kan zeggen wanneer, hoe en waar het zou opdagen. Hij ging op de toppen van de tenen staan.

    ‘Zal ik je even omhoog tillen, Max?’ grijnsde Gerard, personeelchef van de groep.

    ‘Kijk eens aan, prachtig jasje. Escada, beslist Escada en dat parfum. Weet je wat La Monroe er ooit over zei? The only thing I wear in bed is Channel Cinq en de avond is nog jong, vriend. Tot overmorgen zeker?’

     

    Hij kneep Max in de arm, knipoogde samenzweerderig en grijnsde opnieuw. Die zelfingenomen kwal, de overjarige gazettendekhengst! Geen zinnig mens begreep waarom de uitgeverij zo’n hufter in dienst nam, laat staan bleef houden! Er circuleerden geruchten over hem en Simonne, doch geruchten zijn in elk groot bedrijf schering en inslag. Wie weet, misschien kwam hij nu aan de beurt door dat jasje en die handtas. So what! Verdorie, waar blijft ze

    ------

    Max vond zichzelf voor pispaal staan. Hij rekte zich opnieuw, keek rond en zag dat prachtig glanzend blauwzwart haar. Nonchalant langzaam liep hij op haar toe.

    Ze was omringd door drie bijzonder knappe mannen, dertigers, eerder meridionale types in driedelig maatpak. Tiens, dat hij hen niet eerder had opgemerkt. Max observeerde haar fronsend. Ze ratelde onafgebroken, gesticuleerde met de handen. Vuur in de ogen, schouders en borsten accentueerden nog feillozer haar lichaamstaal. Zo te zien genoten de dertigers en hoe!

     

    Hij vond haar tè bewust koketteren. Dit was op het randje van het flirten af, puur opzwepen, met liefst drie mannen tegelijkertijd. Toen pas merkte hij een plomp, oud heertje op. Marianne toornde boven hem uit. Hij leek wel het voorwerp van al haar aandacht, het doelwit van haar bodylanguage.

    Wat moet een vrouw zoals zij met dat gedrocht? Haar plagerig lachje bracht hem en de dertigers aan het gieren. Hier en daar keken mensen op. De dwerg staarde haar echt dweperig aan, gulzig zelfs.

    Nog even en het kwijl loopt uit zijn mond, dacht Max. Ze zet die ouwe geilaard aan tot hoerige gedachten.

     

    Hij ontdekte een andere Marianne. Hij stond perplex, was echt geshockeerd. Dit dametje was duidelijk niet aan haar proefstuk. Idioot, idioot die hij was. Amper een kwartier geleden had hij zich licht, zelfs merkwaardig prettig gevoeld. Een verademing na die sombere weken. Hij had geneuried, bijna luidop gezongen. De pijn uit zijn lichaam geperst, verlangend, ja, om dat prachtige mensenkind terug te zien. Tuurlijk had haar nabijheid hem die kolieken bezorgd. Wat anders?

    Hij hoorde de maffioso en zijn acolieten bulderen. Marianne wiebelde bevallig met dat prachtige kontje van haar. En maar katoen geven! Ze greep zowaar de kweilende bulldog vast en maakte enkele danspasjes met hem. Hij gaf haar onmiddellijk hoffelijk door aan één van zijn dertigers.

     

    Salsa. Zij dansten godgebetert een salsa! En hoe! De dertiger kleefde zijn gespierd lichaam aan het hare. Streelde haar schouders, boetseerde, opgezweept door de muziek, de lijn van haar lichaam met zijn handen.

     En zij wreef wulps een perfect gebruind been tegen het zijne. Omstanders klapten ritmisch in de handen. Toegegeven, een schitterend koppel. Tja, hij zuiders met zonovergoten temperament en zij, alles behalve sanseveria! Zie haar genieten als stralend middelpunt van de belangstelling!

    ‘ That’s it’, zei Max.

    Hij wrong zich tussen de kijklustigen door en tikte Marianne op de schouder.

     ‘Moet weg, taxi wacht’, sprak hij sec. Zij keek hem echt verbaasd aan, vertraagde het dansritme en wou beslist iets opwerpen. Doch de dertiger sleurde haar extatisch glimlachend mee in de zoveelste sensuele salsadraaikolk of hoe ze dat gemanoeuvreer ook mogen noemen. Max hing haar jasje op de schouder van de ouwe.

    ‘Kapstok, oké’, beet hij en verdween.

     

    In de lounge werd hij tegengehouden door de portier.

    ‘Excusez-moi,  monsieur, madame vous fait signe.’

    ‘Max, hé Max, je vergeet iets.’

    Die stem en voor het eerst zijn naam door die stem. Tergend langzaam draaide hij zich om en daar stond ze. Marianne zei eerst niets. Alleen haar wijsvinger wees naar zijn hand en het tasje. Zij nam het rustig aan en begon dan wat nerveus:

    ‘Taxi, Max? Mijn wagen staat vlakbij. Kan ik je een lift geven? ’t Is maar een ommetje voor mij, allez, amper tien minuten en op dit uur misschien zes. De taxistandplaats is …’

    ‘Neen, hoeft niet.’

    ‘Max, please!’

    Zij plantte zich pal voor zijn neus en vouwde haar handen in gebed, vervolledigde het plaatje met een Bardot- pruillipje en ratelde door:

    ‘Allez toe, als compensatie voor de gemiste toast. Eigenlijk heb jij het laten afweten bij de eerste keer en voor de tweede keer beken ik schuld. Belangrijke prospects, die Grieken. Ze bezitten…’

    ‘Waar staat de wagen?’ Zijn stem klonk koel professioneel.

    ‘Verderop, een eindje de Broekstraat in.’


    Wordt vervolgd

    Reageer (2)

    01-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wellustelingen 4

    ‘Hallo, meneer Cijnens, leuke party, leuk blad, alvast succes, hoor’. Stereotiepe woorden, maar wat een stem! Ook dat nog, kreunde Max binnenin. Een harp, leek het hem, meesterlijk bespeeld; neen, veeleer Chopin, ja Chopin’s Ballade nr.1 in G mineur Opus 23. Bevallig, lieflijk, monter, aangenaam ontspannend en bijzonder onderhoudend. Haar lichaam, haar stem, gans haar verschijning, niet het geniaal grandioze, maar een uiterst verfijnd in elkaar vloeiend geheel.

     

    Max kreeg het benauwd. Dit loopt mis, dacht hij, misschien zelfs goed mis. Zweet parelde tegen zijn halsboord. De stress, de strijd, de wekenlange hoogoplopende ruzies met Simonne en haar pippo’s, die zenuwslopende onrust bij zijn team, dat wreekt zich hoe dan ook. En nu die vrouw, een vrouw die Chopin en Shamoshko platwalste. Die gevoelsgeladenheid en gewaarwordingen die zij opwekte in zijn onderlichaam, zijn zwakke plek: zijn endeldarm.

    Max vloekte binnensmonds. Hij herkende al te goed de afschuwelijke voortekens: aanhoudende vreselijke krampen, en dat onmiskenbaar rotelend geluid binnenin. Zou zij het ook horen, vroeg hij zich kleintjes af.

     

    Hij moest weg vooraleer hij zich onsterfelijk belachelijk maakte. Weg, weg! Uitgerekend toen wenkte zij de ober, nam twee coupes van het dienblad, reikte hem een glas aan.

     ‘Zullen we samen toasten op het blad en, waarom niet, ook op onze ontmoeting, meneer Cijnens?’ vroeg zij vrijpostig en uitdagend. Opnieuw die melodieuze stem!

    ‘Sorry, sorry’, stamelde hij, duwde de champagne terug in haar hand en baande zich haastig en met dichtgeknepen billen een weg tussen de menigte.

     

    Max haalde nipt de men’s room. De winderige salvo’s vlogen in het rond. Verdorie toch, hoe bestaat het. Zo lang geleden en uitgerekend nu!

    Hij besefte pas dat hij luidop sprak door een beleefd waarschuwend gekuch achter een van de deuren. Max bleef zitten tot de salvo’s afnamen en de pijn uit zijn lichaam gleed. Die verdomde borborygmi! Beslist te veel ijsgekoelde troep gedronken en dan die charade hier. Hij verdrong de tweede optie: die jonge vrouw en alles wat zij uitstraalde. Te gek om los te lopen.

    Een ontmoeting van hoelang? Amper enkele minuten. Een gesprek van hooguit twee zinnen. Heel even haar hand vastgehouden. Komaan zeg! Doch die sprankelende melodieuze stem, dat zweempje zwoel, prikkelend parfum bij elke beweging, de gracieuze manier waarop zij hem met haar persmap koelte toewaaide net vóór zijn spectaculaire afgang.

     

    Max waste zoals altijd, dit in tegenstelling tot het merendeel van zijn seksegenoten, zorgvuldig de handen, inspecteerde zijn uiterlijk in de spiegel, dasje zat goed, het haar viel mee, de ogen ietwat vermoeid. Dju, die baardstoppels. Hoe laat was het? Kwart voor acht? Even paniek, zijn wagen bij de garagist, rats vergeten! Dan maar een taxi straks.

     Hij keerde terug naar het atrium. Zijn ogen zochten instinctief Marianne. Hij stak heel bescheiden even de hand op. Zij knikte en lipte ‘Ik kom’. Tenminste, hij veronderstelde dat, neen hij hoopte het.

     

    Ze verliet lachend wuivend haar gezelschap en kwam naar hem toe. Wat een charme, wat een charme, dacht hij vertederd. Niet zijn hart bonsde sneller, bij hem zongen de hersenen: een aria uit South Pacific, “Some enchanted evening, you may see a stranger across the crowded room”.

    ‘Beter, meneer Cijnens? Jawel, stukken beter zo te zien. Niet langer pips, hé? Eerlijk gezegd, ook ik vind het hier te drukkend en ik ben pas rond zessen gearriveerd. U, al uren neem ik aan? Tja, noblesse oblige! O ja, die uitgestelde toast! Zullen we? Nu? Even kijken wat ik voor ons kan vinden. Ben zo terug Dit keer geen sorry, sorry!’

    Prompt duwde ze haar jasje en handtas in zijn handen. En fladderde weg.


    Wordt vervolgd

    Reageer (4)

    Inhoud blog
  • Zomaar
  • Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • Kinderen of beestjes?
  • De duivel zit erop!
  • De nakomelingen van Boer Bavo
  • NJET
  • Ontmoetingen na bijna een halve eeuw
  • Olala
  • Op de vooravond van 21 juli...
  • 20-07-2009
  • 't Bakkerietje
  • Hilarische realiteit
  • Jammeren
  • A final curtain
  • Kamwielpaniek
  • Moederdagen
  • Impossible mais vrai!
  • Een zaterdagochtend
  • Omtrent Sarah en DeeDee.
  • Met de E van evolutie
  • In de nasleep van WO-lessen...
  • Mijn gedacht
  • Voor en spellen!
  • Smoelentrekkers
  • Titi is boos!
  • 't Groot Zot
  • Ik zie, ik zie...
  • Valentijn
  • Viva Leterme!
  • 18/12/2008
  • Voilà...
  • Sintje Merten in het land van Aalst
  • Vorstelijk eten.
  • Achtergesteld!
  • Voor mama

    Laatste commentaren
  • zeeppoeier-reclame (maart)
        op Wellustelingen 2
  • WO-16/05/2018 wordt het verhaal hernomen (maart)
        op Wellustelingen 1
  • sterk geschreven (maart)
        op Valentijn
  • paf (maart)
        op For every problem there's a solution...
  • Op wandel (Myette)
        op Zomaar
  • Levensverhalen (Joël)
        op Theomanistenclubje
  • kus (miekemuis en maatje)
        op Zomaar
  • Hoeraa... (ERnst)
        op Zomaar
  • Finalemente !!!!! (Chris (lilac))
        op Zomaar
  • Nogmaals ... (ERnst )
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • ....kus (miekemuis en maatje)
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • Jou ook... (jacqueline)
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • ? (miekemuis en maatje)
        op Kinderen of beestjes?
  • hallo titi, (redpoppy54)
        op Kinderen of beestjes?
  • Weet je Titi (thea)
        op Kinderen of beestjes?
  • Ja, (ERnst)
        op Kinderen of beestjes?
  • Grrrrr (Titi)
        op Kinderen of beestjes?
  • Hoi Titi (thea)
        op Kinderen of beestjes?
  • knuffel (miekemuis en maatje)
        op Kinderen of beestjes?
  • En ja... (ERnst)
        op De duivel zit erop!
  • dat mont er van (hercule)
        op De duivel zit erop!
  • weg en verdwenen (miekemuis en maatje)
        op De duivel zit erop!
  • varen ??? (Chris)
        op NJET
  • de slager (Chris)
        op 't Bakkerietje
  • Vele groetjes uit Zonhoven (sloefke)
        op De nakomelingen van Boer Bavo


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!