ACETIJD
Trine Selleslags, auteur van Het luchthavengevoel en Tien in de lucht, staarde somber voor zich uit. Drie maanden lang al was er geen enkel vliegtuig opgestegen noch geland in haar hoofd. Nee, dit was niet de angst voor de witte bladzijde. Dit was een blokkade. Een schrijversblok.
Maarten Biesheuvel… Sergej Rachmaninov… Paul Marlee… hadden het ook meegemaakt. Gedichtloosheid op de Schaal van Dichter.
Wat is inspiratie?
De geur van verse regen op het tarmac vlak voor het opstijgen naar een warmer continent. Het uitzicht op een uitgebreid verslag na een verblijf in boeiende buitenlanden. Een sneeuwbui van kattebelletjes in de wasmachine.
Het was eind februari. Trine keek naar de Luftwaffe van vogels die in verband met hun nieuwe nestplaatsen prospectie kwamen doen in de tuin.
‘Gij zoudt daar eens een boek over moeten schrijven.’ ‘Amai, daar zit een heel boek in!’ ‘Ge moest dat een keer allemaal opschrijven.’ ‘Voila, ge weet weer waarover geschreven hé.’ ‘Zijt ge weer op een idee aan het broeden?’ En het allerergste: ‘Ik zou er een boek over kunnen schrijven.’
Vier kleinere vogels namen het nu op tegen een grote zwarte. Gekwetter alom. Trine kende niks van vogels. Ze was er bang voor. Soms scheerde er zo’n Stuka vlak boven haar hoofd, wanneer ze door de tuin naar de garage stapte. Een luchtaanval omwille van territoriumdrift. ‘Potverdorie, wiens tuin is het hier, pluimvee?’ mompelde ze, terwijl ze het glas gin naar haar mond bracht en tegelijkertijd op het raam klopte. De vogels stoven op.
Drie slokjes later doken ze alweer op.
Langzaam achterwaarts stappend deinsde Trine haar werkkamertje weer in. Even later was ze verbeten piano aan het spelen op het gebit van haar laptop.
Vogels tellen in je tuin? Het is omgekeerd. De vogels komen ons tellen. We worden geteld, en onze dagen zijn geteld. Met hun holle beenderen en extra luchtzakken zullen ze over afzienbare tijd weer over de wereld heersen. En alsmaar groter worden. Het luchtruim waarover ze vroeger de baas waren, zullen ze opnieuw inpalmen door onverschrokken doodseskaders op vliegmotoren, drones en ander vliegend tuig af te sturen. Omdat ze per duizend of honderdduizend zestienmaal vlugger (en collectief) reageren dan de mens halen ze het van gevechtsvliegtuigen. Puur vogelcommunisme. Weldra duiken, buitelen en bidden de gevleugelden weer ongehinderd aan het zwerk. Wijzelf zullen onderworpen zijn: de laagste soort in de pikorde.
Met een doffe bons vloog eensklaps een vogel tegen het raam van het werkkamertje. Trine schrok zich een bult. Een wraakactie? Absurd toeval? Verdwaasd warrelde hij weer weg – ze had gedacht dat hij na die rotsmak op de grond zou eindigen.
Een falanx van gevogelte en gesnavelte boort zich krijsend, happend en klauwend een weg door een menigte van mensenvlees, die in een oogwenk herschapen wordt tot een bloederige brij hapklare brokken. Het ongedierte vreet zoals uilen dat doen: ze slikken alles op zijn geheel door – de braakballen zijn voor later. Die zullen bestaan uit brillen, haren, porseleinen en gouden tanden, textiel, portefeuilles, horloges, smartphones en protheses.
Trine Selleslags keek naar het raam waar die onnozelaar tegenaan gebotst was. Een vage impactvlek markeerde de plek waar de moleculen van de materie zich niet onderworpen hadden aan de energie en de snelheid van de cellen. Holle beenderen, veren en luchtzakken hadden het niet gehaald van transparantie. Doorzichtigheid had het gevederde ondier tegengehouden. Zijn hersentjes waren te klein geweest om te beseffen dat er ook quasionzichtbare materie bestond, ontstaan uit zand, vuur en menselijke adem.
De vuurvogel maakte zich angstwekkend groot, maar één mens week niet. Die mocht een wens doen. Drie vlammende seconden lang dacht die na. Toen zei ze:
Trine stond op en ging naar het raam. Met haar wijsvinger reisde ze over de contouren die de kamikazekus had achtergelaten. In een hoek van de tuin lag een verloren tennisbal. Een ace? Trine kreeg het vuilgele ding in het vizier door de vage afdruk op het raam heen.
‘Acetijd,’ mompelde ze.
Ik wou dat het voor altijd weer gisteren was.
JORIS DENOO
|