Inhoud blog
  • Assenpoezen
  • Make love
  • Eindelijk heiden
  • Split
  • NX
  • Killmouski
  • Black Musk
  • Waakvrouw
  • Kwantum
  • Blaren
  • Kruistocht
  • Schuilen
  • Lichterveldestraat
  • Droomoord
  • Rigor fortis
  • In the Army now
  • Acetijd
  • De Egyptenaar
  • Curriculum Vitae
  • Gastronomie
  • Driekoningen
  • Rise & Shine
  • Morgana
  • Brainwashed
  • Art Old Skool
  • God van de kruimels
  • Waardigheid
  • De avonden
  • Spa
  • Bakkes
  • Peperkoekenhuis
  • Zoute-Watergem
  • Blonde woede
  • Verkleurmannetjie
  • Blinde vink
  • Het eeuwige leven
  • Kop-en-schotel
  • Om ter mooist
  • Ezelsoren
  • Charon
  • Het Boek J
  • Lotto
  • Luchtmisdrijf
  • French Fries
  • Cafépraat
  • Zwanenzang
  • Horen en zien
  • Man met ballen
  • Mama
  • Paaps
  • Grote kuis
  • De rode fontein
  • Moeskopper
  • Dakloos
  • Darwin, geen leven
  • Epoque
  • Weerzien
  • Weerzien bis
  • Essence
  • Robin Cruysse
  • No essef
  • De varkenshazy's
  • Mestgeur
  • Kunst met peren
  • Mystery shopper
  • Braaf!
  • Wild!
  • Bloed & Wonden
  • Rolex
  • Boeftie
  • Smashing
  • Japan
  • Mensenmepper
  • Winnetou
  • Zon & regen
  • Dood
  • Etappes
  • IJsdood
  • Wurgseks
  • Boren naar olie
  • Handelslapte
  • High Noon
  • Bibliografie
    Verhalen boven kamertemperatuur
    Foto
    Foto
    Knetterkunde
    Foto

    Moi by Magician Marcelino

    Foto

    Moi in the Mirror

    VRESELIJKE VERHALEN
    JORIS DENOO
    01-05-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eindelijk heiden

    EINDELIJK HEIDEN

    Eindelijk heiden. Het was eenvoudig. Had Mauwerik dat geweten, dan was het al veel eerder gebeurd. Om je te laten ontdopen, tikte je op de zoekmachine ‘ontdopen’ in. Een website, standaardformulering en mailadres wezen je verder de weg naar ontslag uit het leger van God met een hoofdletter. Twee dagen later al ontving Mauwerik een bevestigingsmail uit de provinciehoofdplaats, waar de administratie van het bisdom huisde. Men wilde alleen nog weten waar zijn ouders hadden gewoond ten tijde van zijn geboorte, om het juiste parochieregister terug te kunnen vinden. Dat was niet moeilijk: het was het huis waar hij nu zelf woonde, alleen en van geen mens gestoord.

    De timing voor dit afzwaaien zat goed. Het hart van Mauweriks vader had ongeveer een jaar geleden geweigerd verder bloed op te pompen en zijn vrouwelijke verwekker had ondertussen immer duidelijker de hyena’s in de verte horen lachen, zodat ze kort daarna op de derde verdieping van de laughing academy in het nieuwe ziekenhuis aan de rand van de provinciestad haar intrek mocht nemen. Van dit oude front viel dus geen weerwerk meer te verwachten. Mauwerik had er zijn oudjes ook niet over geüpdatet, bang voor aanvallen van het hart en opstoten van waanzin. Een nobel gebaar, dat hij evenzeer niet had kunnen maken. De natuur ging zijn gang. Voldongen feiten van lijf en leden hielden met niets rekening.

    Hoe ouder Mauwerik werd, hoe meer hij besefte dat een religie van zonde, schuld en boete, gestut door een schijnheilig en corrupt systeem, generaties en samenlevingen kon besmetten, verstikken, vergiftigen en demoniseren. Van in de baarmoeder tot in het graf of de urne bemoeiden ze zich met je. Mauwerik vond het bij nader inzien jammer dat de term ‘ontdoping’ werd gebruikt. Die klonk alweer te negatief, zoals ‘bijgeloof’, ‘ongelovigen’ of ‘atheïst’. Misschien was het meest misbruikte woord wel ‘geloof’. In de Westerse wereld hadden katholieken en consorten het zich onrechtmatig toegeëigend. Andersdenkenden (weer zo’n woord!) leken voortdurend iets te ontkennen, tegen beter weten in.

    Mauwerik was dermate een humane mens dat hij de ijdele monopoliepositie van de geloofsbelijders en –verspreiders niet nodig had. In zijn jeugdjaren had hij in een magazine een geïllustreerd verhaal gelezen waarin een zekere Oude Hein bij een gevaarlijke put in de weg eigenhandig een petroleumlamp had gezet zodat er des avonds geen voorbijgangers in vielen. Vanuit zijn nederige stulpje hield deze Oude Hein vervolgens een oogje in het zeil. Mauwerik vond dat zo prachtig dat het zijn hele verdere leven bleef bepalen. Op den duur had hij er zelfs dat hele kerkgedoe niet meer voor nodig, en figuren in lange zwarte rokken die je op de mooiste of diepste momenten van je leven hun koude kerken in joegen om je met een verse portie schuldgevoelens op te zadelen. Alles wat op een dwarshout of een kruis leek, veroorzaakte splinters van woede in zijn aderen. Hij verafschuwde de sadistische en masochistische metaforen waarin ‘bloed’ en ‘lichaam’ de hoofdrol speelden. Hij vond het puur kannibalisme: ‘Drink Mijn bloed, eet Mijn lichaam.’ En moest zo’n god per se een man zijn? ‘In Hem, met Hem en door Hem’? ‘Ik ben die ben.’ Betekende dit waarachtig de ‘verlossing’? Waarvan moest de mens dan wel verlost worden? Van het fabeltje van de erfzonde? Waarom die ijdele hoofdletters? Die vage bezweerpraat? Nou: Mauwerik had uiteindelijk zichzelf verlost van zijn opgelegde lidmaatschap van het leger van God met een hoofdletter. Klare taal. Zuivere syntaxis. Eindelijk heiden.

    Vroeger moeiden ze zich vooral met de scholen. ‘Vrij’ onderwijs betekende decennialang ‘onvrij’ onderwijs. Hun invloed was overweldigend en verstikkend. Naarmate er in de loop der jaren minder zwartrokken (m/v) en kruisheren en –vrouwen waren, en de overgebleven kerkkompanen ouder geworden waren, verlegden ze hun aandacht naar de senioren. Hun klauwen en tentakels strekten zich nu uit naar bejaardentehuizen, serviceflats, seniorieën en andere instituten waar mensen op hun dood zaten te wachten. Ze zagen er ondertussen ook anders uit: undercover, in ‘gewone’ verpakking. De bevlekte soutanes en de muffe kappen waren afgegooid. Soms flikkerde er ergens nog een verborgen kruisje op van tussen wat textiel. Toch kon Mauwerik nog altijd van op een verre afstand een non of een priester herkennen. Het waas van bekeerdrift en een bepaalde tint van bemoeienisgrijs waren onmiskenbaar. Soms had hij dan zin om zo iemand die ene vraag te stellen: ‘Waarom laten jullie in godsnaam de mensen niet met rust?’

    De grote katholieke gezinnen van na de Tweede Wereldoorlog telden veel zonen en dochters. Zeven was een heilig getal. Statistisch gezien moest daar veel onheil uit voortkomen. Met zulke aantallen liep je een grotere kans mettertijd misdadigers, andersdenkenden, rare kwieten of schuinsmarcheerders gekweekt te hebben. Aldus geschiedde. Driekwart van Mauweriks generatie verhuisde later uit de provinciestad, uit ongenoegen met of in onmin met gezin, kerk, school, vereniging of club. Soms noodgedwongen. Wie er overbleven, hokten met elkaar en pasten ervoor op niet meer dan het ondertussen moderne gemiddelde aantal kinderen van 2,3 te nemen. De kerkstoelen bleven vrijwel leeg. In dat verband deed alweer een negatief woord zijn intrede. Kerken werden bij gebrek aan volk ‘ontwijd’ – die deden verder dienst als kunstgalerij, discotheek, bibliotheek of restaurant. Of ze vlogen in de fik.

    Mauwerik hielp daarbij een handje toen hij de toren van de hoofdkerk in brand stak.

    Morgen zou hij weer ‘zwaar haar’ hebben. Dat wist hij nu al. Hij werd er ook niet jonger op. Het werd namelijk een steile avond in zijn stamcafé De Heerlijkheid, tot diep in de nacht. Zoals vaak het geval was met geslaagde gebeurtenissen, werd niets vooraf gepland. Ze hadden er zelfs niet eens afgesproken: Geachte Heer, Heerschap, Heer God, Heerlijke Vlinder en Heerschaar, in het echte leven buiten De Heerlijkheid zijnde Dirk, Stefaan, Mauwerik, Carmen en Peter, allen gescheiden, voorlopig vrijgezel of aan een volgend huwelijk bezig. Iets na middernacht was zelfs Allerheiligen nog binnen gekomen. Die was getrouwd, maar ging vreemd. De pret kon niet meer op. Vooral door de gedachte aan de volgende dag, die officieel vrijverklaard was als Dag van de Arbeid. Er werd dus dapper gedronken en geklonken. Vooral Mauweriks ontdoping sprak tot de verbeelding. Ze zouden het allemaal doen, zeiden ze. En ze zouden voor de laatste keer in hun leven een kerk binnengaan. Morgen. Afgesproken. Jammer dat het vannacht niet meer kon. De deuren zouden nu wel gesloten zijn. ‘Als van een kerker,’ zei Mauwerik. ‘De vergrotende trap van kerk’. Dat was een goeie. Daar moest nog een beker des verbonds op gedronken worden. Omstreeks halfdrie in de ochtend leidde bazin Myrtille met zachte aandrang het gezelschap naar buiten, de grauwe werkelijkheid in, waar ze weer hun doopnamen aannamen.


    Mauwerik en Stefaan rammelden die nacht toch nog aan enkele deuren van de hoofdkerk. Tot hun stomme verbazing gaf er een mee: in het zijportaal waar het het ergst naar pis stonk.
    ‘Verdomme!’
    ‘Halleluja!’
    ‘Bellen we de rest nog?’
    ‘Maar die zijn nu al… ‘
    ‘Wacht… ‘
    Mauwerik probeerde Carmen, daarna Peter, maar geen van beiden reageerde. Hij haalde zijn schouders op.
    ‘Allerheiligen zal Heerlijke Vlinder wel weer het heilig oliesel toedienen.’
    ‘Laat maar. Gaan we… ?’
    ‘Ja.’
    ‘Sanctuary!’

    Het was niet helemaal donker in de kerk van Sint-Pietersbanden. Door de brandglasramen likte zich wat roze schijn naar binnen, net genoeg om het niet oudtestamentisch duister te laten zijn. Helemaal vooraan smeulde ook een rood lampje. Toch gebruikten ze het licht van hun smartphone om zich een weg te banen door de stoelenrijen. Hun dronkenschap leek plotseling gehalveerd. Zonder dat ze het hadden afgesproken, schuifelden ze in de richting van de deuren die aan weerszijden toegang tot de toren verschaften. Ze gingen voor rechts. De deur was open. In de ruimte erachter was een indrukwekkende hoeveelheid adembenemende rommel uit vroegere tijden opgeslagen. Molm en walm deden ze even naar adem happen. Een volgend deurtje gaf toegang tot een smalle stenen wenteltrap: het opstapje naar de hemel. Die was op een natuurlijke wijze miraculeus verlicht, zonder dat er een spoor van elektrisch licht was. Een soort schietgaten diep in de muur, afgewisseld met ronde kijkgaten, zorgden daarvoor.

    ‘Doen?’
    ‘Doen.’

    Mauwerik stak een sigaret op. Ze vatten de steile tocht aan. Onderweg passeerden ze twee kerkerachtige ruimtes met een plankenvloer. Gefladder en geritsel verraadde de aanwezigheid van gevogelte en knaagdieren. Misschien werden hier vroeger heidenen opgesloten en gefolterd tot ze het ware geloof uitschreeuwden. Mauwerik en Stefaan dwaalden even in zo’n torenkamer rond. Ze schrokken zich een ongeluk toen de klok drie uur sloeg. Mauweriks sigaret belandde per ongeluk tussen de kieren in de vloer, onbereikbaar.

    ‘Verdomme.’
    ‘Die dooft vanzelf wel. Kom.’
    ‘Toch even checken.’
    Door zijn gepeuter zocht de peuk nog diepere oorden op, nu onzichtbaar geworden.
    ‘Dedju. Kan er niet meer aan.’
    ‘Pis dan in die kier.’
    ‘Moet niet. Kan nog niet.’
    ‘Kom.’
    Ze klommen verder, tot in de frisse ochtendlucht.
    ‘De hemel is in zicht.’
    ‘Harba lori fa!’

    Mauwerik stak een verse sigaret op; Stefaan volgde zijn voorbeeld. Minutenlang staarden ze naar oneindigheid. Daarna deed zich het onvermijdelijke voor, wanneer twee zatte mannen op een meinacht een kerktoren beklommen.

    ‘Aahh, dat deed deugd.’
    ‘Leeglopen: veruit het leukste wat er is.’
    ‘O ja?’
    ‘Veruit, zei ik.’
    ‘Hoog en droog. Met een peuk tussen je lippen. Zo zondig.’
    ‘Ik krijg een aanval van hoogtevrees.’
    ‘Opzouten dan.’
    ‘Straks krijgen we weer zo’n dreun van die klok in onze oren.’
    Zacht wiegend op zoek naar wankel evenwicht ritsten ze hun gulp weer dicht. Hoewel het niet geregend had daarboven, vatten ze de spiraalvormige afdaling aan met bespikkelde schoenen, steun zoekend tegen de muren.
    ‘Waarom deden we dat nu eigenlijk?’
    ‘Om eh… daarboven te zijn?’
    ‘Ja, en dan?’
    ‘Of eh… om voor de laatste keer in een kerk te verschijnen?’
    ‘Ik vrees dat dit niet onze laatste keer zal zijn.’
    ‘Is dat weer die hoogtevrees van je?’
    ‘Ha ha.’
    Stefaan veroorzaakte een vuurwerkje door zijn peuk tegen de muur af te schrapen en weg te schieten.
    ‘Hé, pyromaan!’
    Mauwerik deed hetzelfde.
    ‘Vurige tongen.’

    Zo stond anderhalf uur later de complete inboedel en het binnenwerk van de toren van de kerk Sint-Pietersbanden in lichterlaaie. Tegen de glorieuze meiochtend bleef alleen nog een reusachtige holle kies over, zonder kroon en zwartgeblakerd. Het middenschip van de kerk liep vooral nevenschade op, door de gedrevenheid van de brandweer.

    ‘Wat bezielde jullie toch?’ vroeg Geachte Heer.
    ‘Niets, dat was het nou net,’ antwoordde Heer God. ‘En we hebben ook helemaal niets gemerkt. Niets gezien… Niets geroken… ’
    ‘Eindelijk heiden hé,’ mompelde Heerschap dapper.
    ‘Ik ben gelukkig al twee maanden gestopt,’ zei Heerlijke Vlinder. ‘Je ziet wat ervan komt.’
    ‘Maar is het wel jullie schuld?’ opperde Heerschaar.
    Allerheiligen knikte: ‘Zo’n kerk barst toch van de kaarsen?’
    ‘… en die zijdeur was eigenlijk makkelijk open te krijgen. Die gaf zo mee. Het kon… kan iedereen geweest zijn.’
    ‘Dat geloven we, Kinderen Gods,’ zei Myrtille. ‘God beware jullie.’

    De toren van Sint-Pietersbanden kwam er nooit meer bovenop. Een oorzaak voor de brand werd niet gevonden. Bij zo’n vuurzee tastte men in het duister. Maar eigenlijk lag een eenvoudig geval van ontdoping aan de basis van dit heilig vuur.


    JORIS DENOO



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Foto

    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!

    Copyright Joris Denoo


    Zielsverwante links
  • NEERSLAG
  • BIEBJONG
  • PLANKENKOORTS
  • ROMANS
  • VERHALEN
  • POËZIE
  • NOVELLEN
  • MILJARDEN FLARDEN

    Archief per jaar
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    ‘La plupart des occasions des troubles du monde sont grammairiennes.’ (Michel de Montaigne)



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!