Ik zie het niet meer zitten, kon ik maar blijven pitten. Het leven is me te zwaar, misschien klinkt dat wel raar. Werd ik maar nooit meer wakker, maar dan blijft hij alleen mijn stakker. Dat kan ik hem niet aan doen, want hij geeft me zo vaak een dikke zoen.
Ik zie het niet meer zitten, kon ik maar blijven pitten. Het is net of niemand me begrijpt, en ik heb van dit alles geen spijt. Mijn gedachten slaan op hol, had ik maar even wat lol. Lol is nu ver te zoeken, het ligt ook niet in de hoeken.
Ik zie het niet meer zitten, kon ik maar blijven pitten. Als ik nu mijn leven staak, doordat ik er een eind aan maak. Dat verlost mij niet, en heb ik nog verdriet. Ik zal zien wat ik heb aangericht, want dat is mijn plicht.
Ik zie het niet meer zitten, kon ik maar blijven pitten. Zal alles af moeten maken, daarom ga ik mijn leven niet staken. Ik zal er voor vechten, want dat zijn mijn rechten. Nu ben ik even stil, omdat ik verder wil.
De wereld gezien door mijn ogen, overal wordt er betogen. We willen allemaal vrede op aarde, maar wat is daarin de waarde. Vrede gunnen we elkaar toch niet, kijk maar om je heen en zie wat ziet. Ellende en oorlog om ons heen, zijn wij dan toch niet gemeen.
De wereld gezien door mijn ogen, eten krijgen daar wordt vaak om gelogen. Kijk naar die klein buikjes in de arme landen, die onder de warme zon verbranden. Er word zoveel aan die mensen beloofd, maar ondertussen zijn ze van hun eten beroofd. De rijken hebben het niet zo slecht, wat komt er van deze wereld terecht.
De wereld gezien door mijn ogen, kleine kalfjes die bij hun moeder zogen. Het is nog zo weinig te zien, is dat een leven wat zon kalfje verdien. Dan nog de kippen op een batterij, zijn ze dan vrij en blij. Nee dit verdienen de dieren niet, is er dan niemand die dit allemaal ziet.
De wereld gezien door mijn ogen, dan kwam er veel vredes duiven aangevlogen. Geef elkaar de hand, en wel in ieder land. Maak niet uit welk ras of geloof, maar heel toch die brede kloof. Vrede op aarde zal er nooit komen, alleen maar in onze dromen.
In een lange laan met bomen, liep ik maar wat te dromen, over vlinders in de lucht, en een zwerver op de vlucht. Ik vlucht ook voor alles om me heen, mijn angst, verdriet en pijn, ik ben alleen. Ik zie een steentje op de grond, ik schop er tegen, alsof ik het eerlijk vond. 'T steentje kon er niets aan doen, het ligt nu verder door mijn schoen, mijn tranen druppelen op die laan en ik weet het, ik heb een lange weg te gaan.
Verdrietig, boos, eenzaam, zit ik in de kamer, tranen, nog net niet over mijn wangen een traan dreigt te ontsnappen, vlug veeg ik haar weg, buitengesloten, maar uit liefde, bescherming bedenk ik me, de boosheid zakt, eenzaamheid wordt sterker, het raakt me ongelooflijk diep, liever gekwetst door wat jou bezighoudt, dan het gevoel van een druppel regenwater, die net te veel is voor de plas