xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De orgelpijpen vallen hijgend dicht
na hun halsbrekende toccata-plicht.
De galm versterft in deinende rimpels
palliatief begeleid door hoofse klavecimbels.
De partituren zien hun einde naderen
en dwarrelen neer als herfstige bladeren.
Hobo en fagot blazen de laatste zucht
wijl de cello zich recht voor zijn ultieme vlucht.
De harp streelt zich in weemoed en tranen
ter afscheid van bedroefde melomanen.
In het spoor van de uitgedanste bandoneon
vertrekt ook de paukenist met stille trom.
Eenzaam herstrijkt de contrabas het pad
waarlangs het opus zonet zijn ontbarsting had,
waar nu jachthoorns echoënd nazinderen
en vermoeide violen vluchtig vervlinderen.
www.gedichtegedachten.be
|