Watertoren
(te lezen op de muziek van Eva van Boudewijn de Groot)
Als vanouds heerst hij over 't land
vanop zijn hoogverheven tronen,
hij ziet de drommen kind'ren komen
en laat ze drinken uit zijn hand.
Hij bergt het node witte goud,
de levenskiemen voor de mensen.
Door hem gaan bloemen niet verslensen.
Hij hoedt het voor het zuur en zout.
Hij biedt aan ransuil en klauwier
een droog en veilig onderkomen
en laat de duiven rustend dromen
met zicht op 't groene boskwartier.
Hij torst het gevaarte
met aangehouden macht
en wint het van de zwaartekracht.
En hoog op zijn poten
slaat hij de stoten
van de guurste stormen af.
Vormt hij dan geen kunstwerk
dat jouw verbazing wekt
omdat hij nooit zijn inhoud lekt ?
Maar hij heeft de gave
om ons te laven
via de aders onder 't gras ...
Verrijzend aan de horizon
gidst hij de zwaluw en de zwerver
en leidt de bliksemende nerven
vanuit de hemel naar de grond.
Hij knipoogt guitig naar de kerk
en prijst diens ranke spitse toren
Ach kon hij haar toch maar bekoren
althans iets doen zodat zij 't merkt
Doorheen zijn holle ruggegraat
klimt iemand houterig naar boven
daar wordt een spandoek neergeschoven
waarop heel groot te lezen staat :
Hier sta ik voor zot
met mijn groot waterhoofd
er is geen kat die mij gelooft
want wil ik je spreken
dan stuurt jouw deken
de lekdienst met het groot verband ..."
www.gedichtegedachten.be
|