"Geschiedenis is van iedereen. We zijn er allemaal het product en soms het slachtoffer van. Even terugblikken op een episode zoals de Grote Oorlog zet aan tot bescheidenheid, voorzichtigheid en seriniteit. Een samenleving mag dit niet verwaarlozen."
Luc Vandeweyer, historicus verbonden aan het Algemeen Rijksarchief Brussel, Knack, 7 november 2007 en VIFF flash 26.2, maart-april-mei 2008.
De mensen van voorbij
De mensen van voorbij De mensen van voorbij, ze blijven met ons leven. De mensen van voorbij, ze zijn met ons verweven in liefde, in verhalen, die wij zo graag herhalen, in bloemen, geuren, in een lied, dat opklinkt uit verdriet. De mensen van voorbij, zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij, zijn in een ander weten. Bij God mogen ze wonen; daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij zijn in het licht, zijn vrij!
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen tussen de kruizen, rij aan rij, die onze plaats aanwijzen. En aan de hemel blijven de leeuweriken vliegen en dapper kwelen, tussen 't geschut beneden nauwelijks te horen.
Wij zijn de Doden. Enkele dagen geleden nog leefden we, voelden de ochtendstond, zagen de gloed van de avondzon, beminden en werden bemind en nu liggen wij, gevelden, In Vlaanderens velden.
Zet onze strijd met de vijand verder. Met falende handen reiken wij u over de toorts. Aan u haar hoog te dragen. Doet gij dit niet, dan zullen wij in deze aarde geen rust kennen, ondanks de klaprozen In Vlaanderens velden.
In Vlaamse velden klappen rozen open Tussen witte kruisjes, rij op rij, Die onze plaats hier merken, wijl in 't zwerk De leeuweriken fluitend werken, onverhoord Verstomd door het gebulder op de grond.
Wij zijn de doden. Zo-even leefden wij. Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken. Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust.
Toe: trekt gij ons krakeel aan met de vijand. Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel. Houd hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch Vrede - ook al klappen zoveel rozen open In zovele Vlaamse velden.
De doden met hun ogen van aarde met handen en voeten van gras zijn de stilste doden der wereld. Zij zijn gelijk halmen en aren verbaasd zonder woede gevallen. De weerloze akker van Vlaanderen ligt van hun aanwezigheid vol.
Zij roepen hun boodschap van vrede met wrede verhakkelde monden met modderspatten en wonden. De levenden moeten het weten het nooit meer moedwillig vergeten terwijl zij ademen en eten in het heilige rijk der gezonden.
door priester-dichter Anton Van Wilderode (1918-1998)
Bekijk afloop Eerste Wereldoorlog Einde WOI herdacht
Het is negentig jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ten einde kwam. Op veel plaatsen wordt dit herdacht. Het aandeel van de Amerikaanse strijdkrachten en de afloop van de oorlog werden prachtig in beeld gebracht door de nieuwsdienst van het Amerikaanse leger. Bekijk de beelden hier. Bron: VPRO Geschiedenis
Droeve Tijden
’t Zijn droeve tijden als de oorlog woedt, Als menschen men slacht ‘lijk dieren, Als menschenbloed bij beken vloeit. Als vrede en liefde liggen geboeid Als haat En kwaad, Als nood En dood Grijnzen en vloeken en tieren.
uit "Uit het Hart"
De Oorlogsblinde
Ja kleine, ik kom, ‘k zal je niet laten schreien, Bewaar jij je tranen, zoo kostbaar als goud! Ke kunt ze gebruiken in latere jaren, Als ’t kindje is groot en je vader is oud.
Wanneer ik vertel dat ik, toen je nog klein waart, De plaats van je moeder bij ’t wiegje innam Omdat ik eens vechten ging tegen mijn broeders En blind en verminkt van het front wederkwam!
Nu blijf ik te huis en je moeder gaat werken, Verdienen het voedsel voor jou en voor mij Om ’s avonds te keeren naar twee hulpeloozen; Het lichaam vermoeid, maar de ziel ó zoo blij!
Kom schat, leg je hoofdje maar tegen mijn wangen; Je vader zal dragen zijn kindje zoo licht, Ik zal voor je zingen de slaapdronken liedjes; Dan vallen je oogjes ook spoediger dicht!
Maar als dan je slaapje is uit, lieve kleine, Dan openen d’oogjes en zoeken het licht; Maar vader zijn oogen zien altijd het duister, Die blijven bij dag en bij nacht immer dicht...
Maar als je eens groot bent, mijn hulp’looze schat, Dan zijn deze oogen twee heldere lichten Voor jou in de wereld op ’t duistere pad Om beter je werk te verrichten!
Aan een moeder Haar zoon viel op het slagveld
Je hebt me gezegd: <Mijn zoon is gevallen,- jij hebt hem niet gekend, zijn voorhoofd niet, of zijn lippen niet of zijn handen; geen van allen die nu naast mij zijn, hebben hem gekend, maar enkel waar mijn zoon is gevallen,- op het veld van eer. Als ik stappen hoorde op de straat zei ik: zo zal zijn heimkeer zijn. Dat luisteren en verwachten hoeft nu niet meer. De penningen die ik heb willen besparen om hem een jas te kopen, liggen nog in de kast, naast de oorlogprentjes uit zijn jeugdjaren. Je moest voor mijn zoon een gedicht maken, dat leg ik dan naast de prenten in de kast.>
Ik weet, moedertje, je zou graag lezen: <Wapengeweld, slagveld, held,> want als een eervolle trits, heeft men je die woorden voorgespeld, en van je zoon heb je niets meer dan dat. Woorden die je troosten moeten, omdat je je zoon niet meer zult wekken; je zult zijn koffie niet meer bereiden, steeds als de klok dezelfde uur slaat, hem nooit meer nakijken als hij de straat langs gaat en nou moet je niet meer de woorden bepeinzen die je hem zeggen zou in stervensnood.
Slagveld, veld van eer, vaderland, en de zaak van het recht. Maar ook staat dit geschreven: Je zult niet liegen, niet bedriegen. De laatste kreet van je zoon was: <Moedertje, belieg mij niet, belieg mij niet. Mijn vaderland is dood, in de zoenegloed van mijn moeder die ik derven moet.> -
Je zoon, moedertje, viel niet voor een gerechte zaak, maar zijn bloed werd hem afgeperst door allen, omdat ons de menselike goedheid is ontvallen. Maar ik, wij, wij allen zijn de moordenaars van je zoon en elk woord als eer en held is smaad en hoon. Elk soldaat die valt in de krijg, hij werd getroffen door een sluipmoordenaar. Dit zijn wij allen, allen die het geloof verloren.
Je zoon heeft me gezegd: dit is de goede weg, en ik heb hem gewezen: ja, die weg is de ware. Wij hebben gelogen. <Demokratie>: wij hebben bedrogen.
Als je zoons zoen aan de bloednatte Aarde nu niet de waarheid heeft vrijgekocht, betaald met zijn warm vlees, dan is er weer niets gebeurd. Om je zoon, om je zoon die viel, werp de glazen kralen van je dwaze woorden weg. Als je zoon die viel, als mijn broeder die nog in de kiel staat van de loopgraven, als al de zoons en al de broers, als de miljoenen verlossers,-laatste teken van de visfiguur,- die weerom brengen de bloedige offerande op dit uur, volgens de oude wet, als de miljoenen kruisen, die zij niet te dragen hadden, dan enkel houten armpjes en rij aan rij, niet hebben vrijgekocht de nieuwe erfzonde van machtbegeren en van waan, dan wordt dit sakrifisie, volgens de oude wet gedaan, weer nutteloos.
Alles is schoonheid. -Herinner je nog je zoon toen hij tegenover je aan de ontbijttafel zat. - wij moeien ons eigen geweten, ons begrijpen bevrijden van de waanzonde.
De miljoenen zwarte fatum-kruisen zijn zwijgend, maar hun zwarte, wijd-open wonde heeft het woord gevonden: Alles is waan, alles is zonde; levenden, vergaart de kleine krachten die u nog blijven tot geloof in het levende leven. Alles is zo grenzeloos schoon, luistert naar dit ontluikend begrijpen in ons geweten.
Uit: Paul van Ostaijen - Het Sienjaal - 1918
"In memoriam" (Moederken)
Van oorlogswee ’t verdelgen Ontvluchtend, met de Belgen, Oud-moederken alleen, Ging zij met strompelschrêen
Den weg, den droeve-lange Der ballingschap. Zoo lange En bevend hield de hand Zij uitgestrekt naar ’t land
Van ’t broedervolk, dat sprekend Haar taal, verstond wat smeekend Zij bad, in deernis groot: "Heb meelij! Och ontbloot
Van ’t kroost, dat troost moest geven, Mijn weduwstaat, verdreven Van land en erf beroofd Van ’t plekje grond, waar ’t hoofd
Zoo jaren-zwaar, zoo moede Ter rust reeds neigde…." – En goede Lief-zachte hande’ om God Verlichtten ’t harde lot
Der arme. En in haar oogen Weer glansde, als uit den hooge Gezongen licht, een lach Van vrede. – Doch haar dag
Was om! De ziel heur banden Verbrak en trouwe handen Beschaduwden nog zacht ’t Gelaat, dat vredig lacht
Tot in den dood. – Wij vragen Oud-Moederken te dragen, Ten God’s-troon, om den vreê Voor ’t Vaderland, uw bêe!
Uit het ‘Geïllustreerd Zondagsblad’ van de Nieuwe Tilburgsche Courant Bijschrift: ‘Aan een arm kinderloos "Moederken", weduwe, naar Nederland gevlucht en daar overleden.’ d.d. 8 januari 1916
In Flanders Fields
In Flanders Fields staan de papavers rood onder het zwart gelid der houten kruisen. De leeuwerik vliegt tegen vuur en dood gevederd in de hemel van Diksmuide en zaait zijn lied tussen schrapnels en schroot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden die liefhadden en streden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij alleen in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood tegen de grijze schilden van de zerken. De wind waait als een boom boven het groot landschap tussen Langemark en Klerken dat zich beschermt gelijk een moederschoot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden met leuzen en gebeden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij voorgoed in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
In Flanders Fields staan de papavers rood als roest gespat over verminkte graven. De blauwvoet met zijn zuivere vleugels stoot tegen de hiërogliefen van de namen, de regen leest de zwarte letters bloot. Wij zijn de doden thans. Maar kortgeleden nog levenden almachtig aangetreden voor dat schoon land waarvan wij zonen waren. Nu liggen wij doodstil in Vlaanderens aarde, in Flanders Fields!
Anton Van Wilderode naar John Mc Crae uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier." Facet 1988
Eerste initiatiefnemers van "Oeren, 11 november 2008" waren Luc Klaps uit Genk (beheerder, in samenwerking met de Dienst Toerisme, cultuur en informatie, gemeente Alveringem), Leon De Winter uit Zulte (+), Joris Ryckeboer uit Westouter, en Patrick Vancoillie uit Roeselare.
24-02-2008
2 oude ansichtkaarten
Het kerkhof van Oeren met nog vele heldenhuldezerkjes
Elk bezoek aan de Belgische militaire begraafplaats te Oeren is voor mij persoonlijk steeds opnieuw een zeer emotionele gebeurtenis. Ik ben er jammer genoeg nooit geweest met mijn grootvader, Richard Ryckeboer. Mijn vader echter vertelde mij dat hij er wel vele keren met zijn vader naar toe is gegaan. Sedert een aantal jaren heeft het kerkhof te Oeren, met zijn 509 gesneuvelden die er begraven liggen, en vooral door hetgeen ik ontdekte, een speciale plaats in mijn hart ingenomen.
Het verhaal is als volgt...
Elk jaar ging mijn grootvader, Richard Ryckeboer, begin juni, naar Oeren. Dit was een steeds terugkerend ritueel tot de dag dat hij stierf in 1981. Hij vertelde dan steeds in tranen, aan diegenen die hem vergezelden, dat indien hij niet "naar achteren" was geroepen, hij negen kansen op de tien hier ook zou hebben gelegen! Hij sprak ook steeds over zijn makkers die in de loopgraven door een bombardement gesneuveld waren.
Mijn grootvader Sergeant-Majoor Ryckeboer Richard (1895-1981). 3de Linie, 2de Linie en het 22ste Linie Regiment (27 mei 1913 - 11 november 1919)
Mijn grootvader is overleden toen ik pas tien jaar was. Maar mijn vader, die meermaals met grootvader meeging, heeft mij getoond op welke plaats op het kerkhof hij altijd stond te treuren, zelfs te huilen. En inderdaad, na enig opzoekingswerk in zijn militair dossier, kon ik het verband reeds vlug leggen. Mij n grootvader was sedert januari 1918 sergeant bij het 22ste Linieregiment. Ik stelde vast dat het allemaal jonge mannen van het 22ste Linieregiment waren die op die verschrikkelijke 6de juni 1918 sneuvelden en begraven liggen te Oeren. Ook op 7 en 8 juni stierven er nog soldaten van het 22ste Linieregiment en dit ook te Stuivenkenskerke. Ook deze drie gesneuvelden zijn wellicht soldaten die overleden zijn aan de verwondingen opgelopen tijdens hetzelfde bombardement.
De gesneuvelden van het 22ste Linieregiment liggen praktisch allemaal op één lijn begraven, binnenkomende op de begraafplaats rechts. En die plaats komt overeen met de plek die mijn vader mij aanwees waar grootvader steeds treurde...
Ter nagedachtenis en met veel respect geef ik hier de namenlijst van de makkers van mijn grootvader's compagnie die te Oeren begraven liggen.
Oris Jean Louis geboren te Arendonk op 2 augustus 1891 soldaat 2 klasse, mil 1911 - soldaat van het Rood Kruis T.A.S.I. / (7 Linie / 7 Cie) overleden te Moorsele op 30 september 1918 om 22.50 uur (volgens bidprentje op 28 september) oorspronkelijke begraafplaats Sint-Rijkers (graf 63) op 1 oktober 1918 herbegraven te Oeren (volgens bidprentje) nogmaals herbegraven in De Panne B.M.B., Graf G-32
Op de Belgische militaire begraafplaats van Oeren liggen 509 Belgische gesneuvelden van de eerste wereldoorlog begraven, waarvan 6 onbekende militairen (zie apart artikel). Het kerkhof telt wel nog 510 graven maar uit één is de gesneuvelde verplaatst naar een familiegraf. De begraafplaats met een oppervlakte van 34 are werd aangelegd volgens het kadasterplan in 1920 (met onteigening van gronden) rondom het 16de eeuws laatgotisch - behalve het Romaanse koor - kerkje. Officieel heet het de Sint-Pieters-Bandenkerk maar in de volksmond wordt het de Sint-Appoloniakerk genoemd, naar de martelares en patroonheilige van de tandartsen, Appolonia.
9 februari: H. Appolonia Apollonia moet geboren zijn in de tweede eeuw ergens in Egypte. Zij moet geleefd hebben ten tijde van Fabian van Antiochie. In deze tijd, rond het jaar 249, is zij met enkele medechristenen door heidenen gevangen genomen en zwaar gefolterd omdat ze haar geloof niet wilde afzweren. Apollonia moet toen al een oudere leeftijd hebben gehad. Men vermoed dat zij reeds vijftig jaar geweest moet zijn. Bisschop Dionysius schreef in die tijd dat men haar alle tanden uit de mond hadden getrokken en het kaakbeen verbrijzeld. Zij zou de vuurdood gestorven zijn. Nadat men haar zo verminkt had zou ze levend verbrand worden. Toen de wachters haar een moment niet in de gaten hielden, heeft zij zich zelf in de laaiende vuurzee gestort. Haar verering werd zeer snel in het Midden-Oosten tot een kult, die zich later naar west Europa uitbreidde. [Bron: http://www.heiligen.net/]
De ijzerzandstenen in de muuraanzettingen verwijzen naar het vroeger Romaans kerkje, in gele baksteen, geïntegreerd in het huidig gebouwtje. In 1797 plunderden de Franse revolutionairen de kerk leeg. Sinds het concordaat van Napoleon (1802) is de kerk voor eredienst gesloten. In 1808 werd Oeren bij Alveringem gevoegd waardoor de kerk nu nog slechts de status van kapel heeft. De kerk werd zowel in 1896 als in 1960 gerestaureerd. Het kerkje doet nu enkel nog dienst als museum en kunstatelier. Het emotievol glasraam achteraan in de kerk werd opgedragen aan soldaat Jules Heylen uit Mol (zie apart artikels), gesneuveld te Diksmuide aan de IJzer op 15 november 1917, en illustreert een soldaat die zijn geweer breekt.
De begraafplaats van Oeren wordt ook gekenmerkt door de aanwezigheid van een aantal heldenhuldezerkjes (zie ook apart artikel), die als het ware verwijzen naar enkele episodes in de ontstaansgeschiedenis van de Vlaamse Beweging. De begraafplaats telt nu nog slechts vijf heldenhuldezerkjes met Keltisch kruis, een meeuw of Blauwvoet en de letters AVV-VVK, ontworpen door de frontsoldaat, schilder en tekenaar Joe English. Ooit stonden er meer van die zerkjes maar in de nacht van 9 op 10 februari 1918 hebben grafschenners er 38 besmeurd met cement (de letters AVV-VVK werden dichtgesmeerd) en in 1925 werden de meeste van de 104 heldenhuldezerkjes kapotgeslagen om een weg aan te leggen en vervangen door een Belgische grafsteen. De Vlamingen reageerden prompt en de nacht erop overschilderden frontsoldaten de gedichte letters met zwarte verf. Later werd afgesproken elk jaar samen te komen "waar populaire Vlaamse doden begraven lagen": 1920 - 1ste IJzerbedevaart - Hulde aan Joe English - Steenkerke 1921 - 2de IJzerbedevaart. - Hulde aan de Gebroeders Van Raemdonck - Steenstrate 1922 - 3de IJzerbedevaart. - Hulde aan Renaat De Rudder - Westvleteren In 1923 vond hier de vierde IJzerbedevaart plaats onder het thema "Eerherstel aan de geschonden graven". Vanaf het jaar hierop vonden alle IJzerbedevaarten te Diksmuide plaats.
Vanaf begin oktober 1914 tot eind september 1918 vatte het Belgische leger post aan het IJzerfront, tussen Nieuwpoort aan zee en Boezinge, even ten noorden van Ieper. Daarvóór had het Belgisch leger twee maanden het hoofd proberen te bieden aan de Duitse overmacht. Eind september 1918 stond Koning Albert aan het hoofd van een geallieerd leger van Belgen, Fransen en Britten voor de start van het bevrijdingsoffensief. Gedurende de hele campagne, van 4 augustus 1914 tot 11 november 1918, stierven ongeveer 42.000 Belgische militairen, ca. 1/3 tijdens de eerste maanden, ca. 1/3 tijdens de IJzerslag en de 'Wacht aan de IJzer' en ca. 1/3 tijdens het bevrijdingsoffensief. In de maanden tussen de Wapenstilstand (11 november 1918) en de ondertekening van het Verdrag van Versailles (28 juni 1919) overleden nog eens 4.000 Belgische militairen in dienst. In verhouding tot de grootte van het Belgische leger is het een bijzonder groot aantal dodelijke slachtoffers. Zij werden begraven over het hele land, sommigen ook nabij militaire hospitalen in Frankrijk en Engeland, nabij interneringskampen in Nederland of in Duitse krijgsgevangenschap. Vandaag blijven in de Westhoek van Vlaanderen maar acht Belgische militaire begraafplaatsen meer over. In de jaren 20 werden hier, zoals elders, vele lichamen ontgraven en overgebracht naar familiegraven of (soms nog later) naar ereperken op de begraafplaats van hun gemeente.
Een begrafenisplechtigheid in de kerk van Alveringem, verkleinde foto, ongedateerd.
Van alle gesneuvelden begraven in Oeren werd, zoals beschreven in het boek 'Alveringem in de Grote Oorlog' van dhr. W. Wackenier, afscheid genomen in de kerk van Alveringem. Officieren kregen over het algemeen een individuele plechtigheid maar voor soldaten was een collectieve plechtigheid de regel.
Bron: De originele foto is in het bezit van dhr. W. Wackenier.
In de zomer van 1915 ontstond de begraafplaats van Oeren als tijdelijke noodoplossing. Het kerkhof van Alveringem was toen immers overbezet. Na een 40-tal graven gedolven te hebben, besliste de militaire overheid om de lichamen voortaan te begraven in Adinkerke. De begrafenisplechtigheid vond wel nog plaats in Alveringem. In 1917 werd deze omslachtige methode opgegeven en kregen de gesneuvelden voortaan in Oeren een plaatsje. Uiteindelijk vonden 651 gesneuvelde militairen er een laatste rustplaats, waaronder enkele Fransen artilleristen en 3 Duitsers. Veel gesneuvelden werden kort na de oorlog gerepatrieerd naar hun geboortestreek. Nu resten er nog 'slechts' 510 graven.
Bron: VERHALEN VOOR ONDERWEG. Archeologische wandelroute in Alveringem. Van 'Sint-Ricquiers naar [H]oeren', pag. 18. Beslist een aanrader voor elke wandelaar in de Westhoek. Zie http://www.brugsommeland.be/westhoek/route.aspx?id=32623.
Eén van de acht grafzerken met onbekende militairen te B.M.B. Oeren.
Wellicht is het unieke aan de herdenking "B.M.B. Oeren, 11 november 2008" dat er zoveel als mogelijk verwanten bijeengebracht worden. Echter willen we zeker ook bijzondere aandacht schenken aan de vele onbekende soldaten die op de diverse begraafplaatsen of ten velde begraven liggen. Op het kerkhof te Oeren bevinden zich 6 graven van onbekende soldaten. Laat ons ook de onbekende soldaat nimmer vergeten.
Bijzonder illustrerend vonden wij op het internet een mooi en aangrijpend gedicht, dat op vraag van dhr. Willy Horemans werd geschreven door Liliane Melis en wordt opgedragen aan alle Belgische gesneuvelden die begraven zijn zoals zijn overgrootvader Pierre Joseph Horemans, als onbekend soldaat. Pierre Horemans, geboren te Deurne, was soldaat 2 klasse, mil. 1899, van het 8ste Linieregiment de Forteteresse, 3de Bataljon, 1ste Compagnie. Hij sneuvelde voor zijn vaderland op 21 augustus 1914 in de heuvels van de Ardennen, onder een regen van Duitse 420 mm bommen. Verbrand over zijn gans lichaam, konden zelfs zijn kameraden hem niet meer herkennen. P.J. Horemans wordt eervol vermeld op het monument aan het kasteel Sterckshoft te Deurne (Antwerpen).
Voor een naamloos graf staat zij De moeder aller moeders Droomt een bloem op de steen Van haar verloren zoon
In haar ooghoeken kleeft De kleur van bloed Gestold in bitterheid Van niet-vergeten
Wie treurt er om de doden? Waarheen vloeit het verdriet?
Alleen de wind luistert naar Het zuchten en gefluister Hij prevelt gebeden Verdwaasd en vol ongeloof
Ergens in een kamer huilt een vrouw Kromgebogen en stokoud Ze zit voor het raam Ziet autos voorbijrazen Haar adem hapert in een ver verleden Blijft hangen bij een vader en een zoon
Volgens eerder verkregen informatie werd Julius Heylen op 19 november 1917 begraven te Hoogstade, graf 869. Op het kerkhof te Hoogstade vond de familie het graf niet terug (de graven zijn ook maar genummerd zijn tot 808).
Maar de informatie op zijn bidprentje geeft nog andere gegevens.
Patrick De Wolf voegt op het Forum Eerste Wereldoorlog hier aan toe... "Als de gesneuvelde onder een privé concessie begraven is blijft die geldig voor 25 of 50 jaar al naargelang wat de familie besliste (en betaalde). Alleen een "eeuwigdurende" (ook alweer tegen de gepaste betaling) blijft onaangeroerd. Men moet onderscheid maken tussen de gemeentelijke ereperken en privégraven. Trouwens het gemeentelijk beleid in de aanleg van deze ereperken vraagt nog wat onderzoek. De hoofdbekommernis voor vele aanverwanten (ouders) was dat hun kind een christelijke begraving had gehad, iets wat 90 jaar terug heel belangrijk was voor het zielenheil van de afgestorvene. De gemeente stelde na 1918 grond ter beschikking voor de gerepatrieerde soldaten, maar de Kerk heeft nooit een mis gratis gedaan." _________________
De kerk van Oeren, die nu enkel nog dienst doet als museum en kunstatelier, werd voor het laatst in 1960 gerestaureerd. Het emotievol glasraam achteraan in de kerk werd opgedragen aan soldaat Jules Heylen uit Mol (zie apart artikel http://blog.seniorennet.be/bmb_oeren/archief.php?ID=72), gesneuveld te Diksmuide aan de IJzer op 15 november 1917, en illustreert een soldaat die zijn geweer breekt. Het schilderij werd door de familie geschonken in 1965.
geboren te Mol op 31 maart 1894 zoon van Vincent en Maria Catharina Beyens metser
soldaat 2de klas, milicien 1914 (in dienst op 3 september 1914) stamnummer 105/60908 5de Linie 3/12 gewond te Diksmuide op 15 november 1917 gehospitaliseerd BeMH Hoogstade op 15 november 1917 om 11.00 uur overleden te Hoogstade op 15 november 1917 om 13.00 uur ten gevolge van een hersenwonde en coma begraven te Hoogstade op 19 november 1917 (graf 869)
Extra informatie gestalte: 1 m 69 haarkleur: kastanjebruin 1 oktober 1917: bij 5de Linie regiment Volgens "Livre d'Or dédié aux 48 officiers et 1309 sous-officiers, caporaux et soldats des 5°, 15° et 25° régiments de ligne 1914-1918, tombé pour La Défence des Foyers et l'Honneur de Peuple Belge"
Herdenkingsweekend 17-18 mei 2008, Kooigem, Kortrijk
Een bericht dat ons werd bezorgd. Niet alleen wij organiseren een herdenking voor onze gesneuvelden. Herdenkingsweekend te Kooigem, Kortrijk
zaterdag 17 mei 2008 08.00 uur Opzetten van het kamp (achter de kerk). In de tent zijn er radiouitzendingen van de Kooigemse radioamateurs. 18.00 uur Herdenking voor de gesneuvelden van WO1 en WO2 20.00 uur BBQ (gratis voor re-enactors)
zondag 18 mei 2008 06.00 uur Vlaggengroet Kooigemse radioamateurs in de tent. 10.20 uur Rondrit met militaire voertuigen Braadworsten en hot-dogs zijn te verkrijgen in de bar van de tent. 17.00 uur Afbraak van het kamp
De Waegenaere Gustaaf August geboren te Gentbrugge op 3 mei 1894 zoon van Prudent en Marie Irma De Schaepmeester
soldaat 2 klasse mil 1914 6e Jagers te Voet / 4 Cie overleden op 18 maart 1918 om 06.25 uur ten gevolge van "d'eclats d'obus face et région pariétale droite". begraven te Oeren op 20 maart 1918
Verwanten: De gesneuvelde is een oom van Gabrielle Dewaegenaere uit St. Amandsberg, van Jacques en William Dewaegenaere uit Drongen, en van Erik Dewaegenaere uit Gent. De gesneuvelde is de grootoom van Tineke Simoens. Ook dhr. Philippe Dewaegenaere uit Sint-Joris-Weert contacteerde ons (het familieverband met de gesneuvelde wordt uitgezocht). Er zijn meerdere verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
Kempen Leopoldus Sylvester geboren te Geel op 31 december 1893 zoon van Franciscus Alphonsius en Elisabeth Josephina Vankerckhoven Leopold was de 4de zoon en het 6de kind uit een gezin met 7 kinderen ongehuwd
soldaat 2 klas mil 1913 2 Zware Artillerie / 1 Groep / 1 Bij overleden te Hoogstade (militair hospitaal) op 10 november 1917 begraven te Oeren op 12 november 1917
Het Nieuwsblad van Gheel (lokale krant) van 4 januari 1919 schrijft in "de droeve eerelijst" dat Leopold gekwetst werd door een bom en op 10 november 1917 bezweek na een langdurig lijden.
Verwanten: M. Janssen-Kempen uit Aarschot. Er zijn meerdere verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
Dhr. Marcel Janssen bezorgde ons een mooi artikel "Bloemen op het graf van een Geelse soldaat te Oeren - Leopold Sylvester Kempen, soldaat van het Belgisch leger" uit het "NIEUWSBLAD van GEEL", jg. 155, nr. 44, 31 oktober 2008, blz. 5 en vervolg en een klein erratum op dit artikel. Samen met het bidprentje maakten we hiervan een pdf-document dat u onderaan dit bericht downloaden.
Uyterhoeven Karel Jozef geboren te Zoersel op 19 november 1893
brancardier 1 Linie 2/2 overleden te Alveringem op 17 juli 1915 oorspronkelijk begraven Alveringem op 17 juli 1915 (midden van het kerkhof, ten zuiden van de kerk, graf 136), herbegraven te Oeren
Karel was onderwijzer in het naburige Sint-Antonius, toen een gehucht van Brecht, nu wel een deelgemeente van Zoersel. Hij was één van de vele jonge intellectuelen die aan de front de nederige maar gevaarlijke taak van brancardier op zich hadden genomen.
Van Styvoort Jan Baptist geboren te Schriek op 24 december 1894 zoon van Egidius en Elisabeth Mathildis Geerts
soldaat 2e klasse, mil. 1914 17 Linie / 9 Cie overleden te Crognie op 3 juni 1917 begraven te Oeren op 5 juni 1917
Zijn naam staat ook vermeld op de gedenkplaat in de kerk te Schriek en op het monument vóór de kerk. Het gezin met 8 kinderen woonde in de Trommelstraat 181 te Schriek-Grootlo.
Braems Adolphe geboren te Wingene op 5 september 1890 zoon van Camile en Antoinette Haeck
soldaat 2 klas, milicie 1910 22 Linie / 6 Cie (R) overleden te Stuivekenskerke op 6 juni 1918 begraven te Oeren op 8 juni 1918
Adolf Braems sneuvelde tijdens een gevecht te Stuivekenskerke.
Verwanten: Adile Clemmens uit Mariakerke, Daniel Braems uit Ieper, Henriette Braems uit Zwevezele. Er zijn meerdere verwanten bekend bij de gemeente Alveringem.
de Pret-Ro(o)se de Calesberg Gaston Marie Joseph Raymond Ghislain zoon van graaf Anatole de Pret-Roose de Calesberg Lawrence geboren te Antwerpen op 16 december 1894
1 Lansiers / 2 Escadron hulp-onderluitenant overleden te Diksmuide op 18 januari 1918 om 12.00 uur ten gevolge van "d'isplaies multiples sur tout le corps" begraven te Oeren op 21 januari 1918
Bent u een afstammeling, een verwante, of zelfs een ver familielid van een gesneuvelde die begraven ligt te Oeren? *** Hebt u bijkomende informatie over een gesneuvelde?
Wilt u een berichtje achterlaten dat iedereen kan lezen? *** Spam wordt onverbiddelijk gewist.
Het kerkhof te Oeren is wellicht de meest pittoreske Belgische militaire begraafplaats. Ze is immers gelegen rond het kerkje uit de 16de eeuw. In Oeren richtte het Belgische leger tijdens de oorlog kantonnementen in voor troepen op halve rust. Vermoedelijk werden de eerste doden er begraven vanaf 1915.
Werk mee aan dit blog! Beoordeel ons blog. Doe mee aan de poll.
Last Post
Oorspronkelijk werd de Last Post gespeeld als afsluiting van de dag, tijdens de inspectie van de posten. Tegenwoordig wordt de Last Post vooral gebruikt bij militaire herdenkingen en begrafenissen. Sedert 24 juli 1927 wordt iedere avond om 20.00 uur onder de gewelven van de Menenpoort te Ieper de “Last Post” geblazen als eerbetoon aan de honderdduizenden gesneuvelden. De Last Post wordt geblazen door de klaroenblazers van het stedelijk brandweerkorps van Ieper.
Oeren is een plaats en deelgemeente van Alveringem, gelegen in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Oeren ligt in de Westhoek aan de Lovaart. Oeren was een zelfstandige gemeente tot in 1971 en werd toen aangehecht bij Alveringem. Het landbouwdorp heeft geen echte dorpskern, maar bestaat uit de voormalige parochiekerk en enkele verspreide hoeven. De kleinste deelgemeente van Alveringem heeft een oppervlakte van 2,89 km². Oeren verloor in 2008 twee inwoners en telt er nu nog 51 (toestand per 31 januari 2009).
De kollebloemen van Vlaanderen
Vlaanderens hart bloedt in zijn kollebloemen open, tussen de kruisjes door, die, rij naast rij geplant, het simpel teeken zijn, waaronder wij steeds hoopen, dat onze milde dood de vree werd voor dit land.
Bij rooden dagerad volgden wij in het blauwe den zoeten leeuwerik, wiens jubel werd gestoord door schroot en vloek en klacht. Tot men ons kwam houwen en op dit Vlaamsche veld ons streven werd gesmoord.
Gij, die nu na ons leeft, wij reiken u de toortsen, verheft ze naar het licht, elk roepe een nieuwen held: verbreekt gij onze trouw, dan wordt in wreedste koortsen ons 't heilig verbod te slapen in dit veld: in elken kollebloem zouden wij blijvend bloeden! In Vlaanderens velden
In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen Tussen de kruisen, rij aan rij die onze plek aangeven; en in de lucht vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder aan de grond.
Wij zijn de doden. Enkele dagen geleden leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan beminden en werden bemind en nu liggen we in Vlaanderens velden
Neem ons gevecht met de vijand weer op: Tot u gooien wij, met falende hand de toorts; aan u om haar hoog te houden Als gij breekt met ons die sterven zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen in Vlaanderens velden.
“Waar is nu toch mijn arme man? ‘k Verga van angst! Ik sterf ervan! Ach! wat verschil bij’t voor’ge jaar! We zaten hier zoo blij te gâar. Bij ’t wiegsken van ons jongste kind. En nu zoover door sneeuw en wind. En vorst…en dan! … Och God! Och God! Heb meêlij met mijn bitter lot!"
uit "Uit het Hart"
’t Sneeuwvlokje
Weer daalt de sneeuw in dikke vlokken neder In de enge hut, gezeten bij den haard Wiegt de arme vrouw haar lieve wichtje teder; ’t Heeft buur en vriend zich al bij ’t vuur geschaard. Is alles stil... een ieder schijnt de droomen, Elk vraagt zich af: “men hoort geen Pieter meer, Waar blijft hij toch, wat is hem overkomen?” Helaas! Hij ging en nummer keert hij weer!
Refrein: Daal, koude veder, Op aarde neder, Daal, blanke sneeuw, als troosting voor ’t verdriet! Ja, dekt de graven Van al die braven Die op het veld den eeuw’gen slaap geniet.
Weer daalt de sneeuw, de vlokken volgen elkander, Leest Rosa in haar woning ’n vroeg’re minnebrief Van hem die door de grillen van een ander Op ’t slagveld stierf –haar een’gen minnaar lief-. Bij ’t minst gerucht verschrikt zij, angstig luist’rend, Doch nutteloos, haar treuren helpt niet meer; En d’arme meid, zij stierf, zijn namen fluist’rend: “Vaarwel mijn vriend! Gij ook keert nimmer weer!”
Refrein
Weer daalt de sneeuw.. en als een zinnelooze Dwaalt Lena rond, wanhoopend, ongetroost; “Waar”, roept zij steeds, “Waar schuilt de laffe booze Die me ontnam de vader van mijn kroost?” Doch niet een straal van hoop strekt haar ten rade Haar kleinen zelf begrijpt de moeder zeer Zij schreien ook, en vragen na hun vader, Hij stierf op ’t slagveld, nimmer keert hij weer!
Refrein
Nog daalt de sneeuw... en vijf gemeene moorders Voert men naar ’t somb’re strafuitvoeringsplein, Zij waren eens de vuur’ge rustverstoorders Hun straf bereid omdat het schurken zijn. Zij die weleer voor ’t recht te velden trokken Tot ’s menschen heil, waren zij eens de tolken; Zij vielen ja, doch moedig onverschrokken Met d’heil’ge kreet voor Vaderland en Volken!
Refrein
Lied van de vrede
Kanongebulder en straatgezang. In een vuile stadsregen fiets ik door de straten, helder in 't licht van de schitterende uitstalramen. Gelaten doe ik onverpoosd mijn fietsschel gaan, en kronkel ik tussen soldaten, bourgeois en parvenu's onder glimmende paraplu's als uitgespreide vlerken van vledermuizen. Tegen de gevels van de huizen in de halve duisternis, mat van 't regenwalmen, slaan de golvende galmen uit het tumult van de vredevierende stad.
Op de grote mart, onder bengalese verlichting van de katedraaltoren, en de elektriese lampions van het kiosk, getemperd door neteldoeken regen, speelt de muziek van het tweede lansiers marseillaisen en brabanconne's, meegezongen met vervrongen mond door eene oude patriot naast me, met groenomrande brokkeltanden.
O de psyche van dat volk te voelen in de regenavend. Hoor het juichen, hoor het joelen! en 't klapperen van de natte vlaggen langs de gevels.
De nooit rustende psyche van dat volk staat bloot en massaal als een grazende koe, die maalt en herkauwt, nooit moe de wijde wei verslindend poot vóór poot. De oproerige psyche van dat volk hangt boven en in de stad, maar in de zijsteeg, die ik binnenzwenk en waar het ruikt naar ammoniak, komen de kreten verdoven en zit het weer in zijn dageliks pak.
Mijn schel blijft rustig en ik word door de laatste straten gewiegd op het stille druipen van de regen - hitteverdrijvende betting op deze straten - en 't monotone ruisen van de ketting.
Nu is de laatste lantaren voorbijgeschoven. Vóór me ligt de landelike weg. Nog even komt gerekt bazuingeschal kreunend verdoven, en ver klokkegelui sterft weg. als de klank van een vingertik tegen kristal. Nog even klinkt in mijn oor de stem van het oudje met de groene tanden.
Vóór me ligt de landelike weg, niet zichtbaar in de zwarte korelanden, niet hoorbaar in het vreedzaam ruisen van de regen. Mijn hand die schelt haakt soms in de doornen van een heg. Ik voel de weg, geleid door 't licht - als uit de duimpjessprook onder de tinnen van een verwijderd dorpskasteel... 't Is leeg! 't Is goed. Is 't niets hier niet zoveel... zoveel... En schellend fiets ik de vrede binnen...
Uit: G. Burssens - Liederen uit de Stad en uit de Sel (Nederlandsche Boekhandel - Antwerpen - 1920)
De IJzer
Eerbiedig opgedragen aan Z. M. Koning Albert
Ik weet een klein, een klein Rivierken, Rivierken in het Vlaamsche Land: 't Is krom en slom, maar wijkt geen zierken Hoe 't aan zijn oevers spookt en brandt. Het komt voor eigen Vrijheid uit: 't Rivierken weert, 't Rivierken stuit Den vloed van vuur, van grauw venijn Der duivels van den Rijn.
Dat klein Rivierken is zoo Hoezee! 't Rivierken is de IJzer!
Ik weet een klein, een klein Soldaatken, Soldaatken in het droeve oord... 't Rivierken is zijn trouwe maatken; Soldaatken wordt het hart doorboord... Rioeit op zijn graf een bloemken teer, Soldaatken leeft in 't bloemken weer, En brengt zijn Landjen nog een groet Met 't bloemken van zijn bloed.
Dat klein Soldaatken is zoo groot! Hoezee! 't Soldaatken van den IJzer l
Ik weet een Koning van klein Landje, Ik weet een kleine Koningin. Hun beeltnis straalt er op elk santje, En 't santje straalt elk harte in... De Koning en zijn Vrouwelijn, Ze waken bij 't Rivierken klein, Ze waken met 't Soldaatken mijn .., En als hij valt, ze planten 't kruis, En weenen stil in 't Duinenhuis, En plukken later 't Bloemken rein, En vlechten 't Bloemken rood en schoon In eene wondre Vrijheidskroon: Voor 't Land, als 't Land weer vrij zal zijn!
Die Koning en die Koningin! Wat zijn ze groot! Hoezee! de Vorsten van den IJzer!
J. De Maegt - juni 1918
Anton van Wilderode uit de bundel: "Zachtjes, mijn zoon ligt hier" Facet 1988
Bij avondschemer is hij uitgedragen haastig en stil als werd hij weggeroofd; de zachtste klok snikte driemaal gedoofd alsof driemaal een deur dichtviel met doffe slagen.
Achter zijn uitvaart staan de zuivere dagen des zomers puilende van groen gereed om met zacht gras, traag als het menselijk leed, de plek te dempen die zijn naam zal dragen.