Peter
Vanvelthoven (burgemeester van Lommel): Ik lag in bed toen ik het nieuws
vernam. Ik werd rond drie uur wakker gebeld door een directeur van een lagere
school in Lommel, die op zoek was naar het nummer van de directrice van t
Stekske. Hij behoorde tot de koepel die de skivakantie organiseerde en was zo
als een van de eersten op de hoogte gebracht van het ongeval. Maar er was toen
nog helemaal niets duidelijk over de ernst; ze wisten niet of er dodelijke
slachtoffers waren gevallen bijvoorbeeld.
Wat
is vervolgens het eerste wat een burgemeester doet?
Vanvelthoven:
De nieuwssites bekijken, maar daar was nog niets te vinden. Ook niet op
Zwitserse sites. Toen heb ik onze politiecommissaris gebeld, want die zou wel op
de hoogte gebracht zijn bij een ernstig ongeval, dacht ik. Maar ook hij wist nog
niets. Even na vieren heb ik contact gezocht met onze ambassade in Zwitserland.
De ambassadeur en zijn consul waren net vertrokken naar Sierre, om halfvijf zou
er een persconferentie zijn.
De
ambassadeur belde me terug na die persconferentie met het droevige nieuws dat
het om een heel zwaar ongeval ging, met waarschijnlijk 28 dodelijke
slachtoffers. Dat is het moment dat je benen heel zwak gaan aanvoelen en je toch
even moet gaan zitten.
We
wisten toen nog geen details, maar het was duidelijk dat we de ouders van het
zesde leerjaar snel op de hoogte moesten brengen. Ik heb opnieuw met de
directrice gebeld en met onze schepen van Onderwijs, en een soort crisiscel
opgericht op de school, met politie, brandweer, onze communicatiemensen en
psychosociale hulpverleners. Voor het bellen en opvangen van ouders, voor het
opvangen van andere ouders die gewoon hun kinderen naar school brachten, voor
het coördineren van perscontacten. Pas om halfacht ben ik gebeld door de
crisiscel van Buitenlandse Zaken, die bevestigde dat er 28 doden waren gevallen.
En dat alles in gereedheid werd gebracht om de ouders per vliegtuig naar
Zwitserland over te brengen.
Wat
kan een burgemeester eigenlijk doen? De ramp vond niet plaats op het grondgebied
van Lommel.
Vanvelthoven:
De eerste bekommernis was het opvangen en informeren van de ouders. Vervolgens
hebben we de website van de school offline gehaald, om te vermijden dat fotos
van de vakantie verspreid zouden worden. En daarna moesten we ervoor zorgen dat
de school zo goed als kon bleef functioneren.
We
moesten inderdaad geen ramp beheren, maar wel de gevolgen van een ramp waar we
nog niet de impact van kenden. De eerste, begrijpelijke reactie van enkele
ouders was: we stappen in onze auto en rijden naar Zwitserland. Zij wilden
natuurlijk zo snel mogelijk duidelijkheid over het lot van hun kinderen. Wij
hebben uiteraard vervoer geregeld naar Melsbroek. Dat hebben we hen zo snel
mogelijk meegedeeld, samen met de weinige informatie die we toen
hadden.
We
beslisten van het begin dat we alle informatie met de ouders zouden delen.
Daarin moesten ze ons volop kunnen vertrouwen. Dat is heel hectisch en heel
emotioneel. Je moet die mensen recht in de ogen kijken en vertellen dat je het
nog niet weet, terwijl zij hopen dat met hun kind niet het allerergste is
gebeurd. Het gebrek aan informatie is op zon moment heel
erg.
Wat
was uw prioriteit: ouders op de hoogte brengen of informatie verzamelen, ook van
ter plekke?
Vanvelthoven:
Beide. We hadden een open lijn met Buitenlandse Zaken, maar ook de mensen daar
waren afhankelijk van de Zwitsers voor hun informatie. En die wilden niet zo
veel vertellen.
Als
u nu op die eerste uren terugkijkt, vindt u dan dat die goed zijn
verlopen?
Vanvelthoven:
Ik denk dat in Lommel iedereen alles heeft gedaan wat hij kon. Het feit dat we
al vier jaar maandelijks samenkwamen met de crisiscel heeft ons geholpen. Die
mensen kennen elkaar en hun rol, en gingen meteen aan de slag. Het grote
mankement is geweest dat we geen of te weinig informatie hadden. Dat was heel
frustrerend. Iedereen had grote honger naar nieuws. Vooral de ouders uiteraard,
maar ook wij, de leerkrachten, de pers die er al
stond...
Hebt
u achteraf bekeken enig begrip voor dat gebrek aan
informatie?
Vanvelthoven:
Achteraf wel, maar op het moment zelf was het een hel. Ouders werden boos, ik
werd boos. Gefrustreerd ook. We hadden het gevoel dat men ons niet ernstig nam.
We hadden de ouders rond halfzeven opgebeld. Twaalf uur later in Genève wisten
we nog even weinig. Toen we eenmaal in het hotel in Zwitserland waren, legden de
reddingswerkers uit hoe ze te werk waren gegaan, ook voor de
informatieverstrekking. Telkens als ze de identiteit van een overlevend kindje
zeker wisten, hadden ze de ouders op de hoogte gebracht. Maar zo wist iedereen
daar die geen telefoontje had gekregen, dat zijn kind was gestorven. Dat was een
gruwelijk moment.
Achteraf
beschouwd was het de enige logische manier van werken, beseften ook de ouders.
Voor de identificatie van de slachtoffers waren de ouders soms nodig, en dat kon
pas s avonds beginnen.
U
bent meegereisd naar Sierre. Hebt u daar lang over nagedacht, overleg
gepleegd?
Vanvelthoven:
Ik had het erover met onze brandweercommandant. Ik zei dat ik het gevoel had dat
ik mee moest. Hij was niet zo zeker, vond dat de zaken ook in Lommel beheerd
moesten worden, voor de achterblijvende ouders en de pers en zo. Dat heb ik even
laten bezinken, maar ik vond dat we de ouders niet alleen konden laten
vertrekken. Ikzelf en twee leerkrachten van de school die de leerlingen kenden,
zijn meegereisd, de directrice bleef in Lommel om de zaken daar ordelijk te
laten verlopen. Dat was deels instinctief, maar achteraf bekeken bleek het erg
nuttig. Ook op de bus heb ik nog even getwijfeld of ik wel moest meevliegen,
maar uiteindelijk ben ik toch blij dat ik dat heb
gedaan.
Welke
rol kon u dan spelen? Die van troostende schouder?
Vanvelthoven:
Nee, zo zagen ze mij zeker niet, die mensen kwamen niet met hun verdriet bij me
langs. Ik had mijn rol als aanspreekpunt, iemand die de dingen regelde,
bemiddelaar tussen de ouders en de mensen van het identificatieteam, contact met
de Zwitserse autoriteiten ter plaatse, een buffer tussen de pers en de ouders,
dat soort dingen. Mijn rol bleek nuttiger dan ik op voorhand had kunnen
inschatten.
Er
bestaat geen draaiboek voor zoiets. Of kon u toch ergens op
terugvallen?
Vanvelthoven:
Een draaiboek was er niet, maar onze bijeenkomsten met de crisiscel gaven ons
wel een voorsprong. Zonder die voorsprong was het wellicht chaotischer verlopen.
Achteraf zijn er wel enkele vragen gerezen. Wanneer moet je bijvoorbeeld
meereizen naar zon ramp? Mijn collegas hebben dat niet gedaan, en ik geloof ook
niet dat er een goed of slecht is in zon situatie. Ik denk dat we het voor 90
procent goed hebben gedaan, maar over die 10 procent die minder goed ging,
moeten we het ook durven te hebben, al was het maar om er lessen uit te trekken
voor de toekomst.
Welke
dingen gingen minder goed?
Vanvelthoven:
Ik vind dat Buitenlandse Zaken me veel eerder op de hoogte had moeten brengen.
Nu wist ik het al een paar uur toen ze me belden. Vraag is natuurlijk of een
burgemeester bij elk ongeval in het buitenland gebeld moet worden. Ook op het
vlak van de pers waren er dilemmas die we eens moeten bekijken. Ik ben zon
dilemma of tien op papier aan het zetten, ter
evaluatie.
Even
over de pers. Jullie hadden de tegenwoordigheid van geest om de website van de
school offline te halen, maar toch verschenen er een dag later fotos van
kinderen in enkele kranten. Wat vond u daarvan?
Vanvelthoven:
Ik werd er in het hotel over aangesproken door de ouders, die het hadden
vernomen van familieleden thuis. Die mensen vonden dat echt verschrikkelijk.
Zeker die fotos op de voorpagina. Dat heeft het leed van de families onnodig
veel zwaarder gemaakt, daar moet de pers ook eens goed over nadenken. Ik vind:
als het over minderjarige kinderen gaat, dan heeft de pers voor publicatie de
toestemming van de ouders nodig.
Zo
schrijft de deontologie het ook voor.
Vanvelthoven:
Ja, maar daar gaven de kranten die de fotos publiceerden toch een andere
interpretatie aan. Met het argument dat ze op Facebook stonden, een publieke
site. Een commentaarschrijver zei zelfs gewacht te hebben tot de stad Lommel de
fotos gebruikte voor een rouwregister. Verschil is: wij hadden de toestemming
van de ouders, en dan nog heel gericht voor een rouwregister. Dat lijkt me iets
anders dan de voorpagina van een krant.
Was
u gechoqueerd door die voorpagina?
Vanvelthoven:
Niet gechoqueerd, wel erg ontgoocheld. Dat is toch een moment van menselijke
ellende waarvan je zou verwachten dat alle Belgen, ook journalisten, voelen hoe
erg zoiets is. Dat het aanzet tot reflectie. Dat een journalist dan niet even
denkt: wat als de foto van mijn kind, van wie ik niet weet of het nog leeft,
zomaar op de voorpagina zou staan? Dat maakte me ontgoocheld en
boos.
De
ouders kwamen bij u hun beklag doen over dat soort
praktijken.
Vanvelthoven:
Ja. Ze hadden zich de avond tevoren al zorgen gemaakt over hoe de pers ermee zou
omgaan. Ik heb die donderdag contact gehad met zowel Kris Peeters als Elio Di
Rupo, die nog eens hebben opgeroepen tot de nodige sereniteit. Dat hebben de
ouders zeer geapprecieerd, en de pers heeft zich in het vervolg ook
respectvoller gedragen. Maar de hele situatie maakte bijvoorbeeld de
voorbereiding van de herdenkingsplechtigheid er niet makkelijker op. Sommige
ouders wilden er helemaal geen pers bij. Maar dan zouden die kranten wel iets
hebben geprobeerd, met alle risicos op een escalatie van dien. Uiteindelijk
hebben we VRT en Belga namens alle media toegelaten. Ik ben blij dat het op die
manier is gegaan, want ik had wel schrik voor de gevolgen als er te veel
agressieve pers bij die herdenking zou zijn geweest.
De
ouders deelden eerst dezelfde onzekerheid, daarna verdriet. Ontstaat daardoor
ook een groepsgevoel?
Vanvelthoven:
Het was eigenlijk ongelofelijk welke kracht en dynamiek er van die groep
uitging. We vertrokken met zeventien gezinnen naar Sierre. Op een bepaald moment
valt het verdict: je krijgt te horen wie er nog leeft. Er zijn ouders die het
allerergste, het ondenkbare meemaken. En er zijn andere ouders die troost
bieden, steun geven. Dat was heel pakkend op sommige
momenten.
Er
waren onnoemelijk zware momenten bij. Bijvoorbeeld in het mortuarium voor de
identificatie. Elk gezin had per dag wel eens een inzinking, maar dan werden ze
erdoor geholpen door anderen. Daar is een fantastische groepsdynamiek ontstaan,
die hen samen sterk heeft gemaakt in de dagen erna. Dat heeft ervoor gezorgd dat
ze ook de weduwe van de buschauffeur zijn gaan troosten, dat ze een dankbrief
hebben geschreven aan de Zwitserse hulpverleners. Op een moment dat je het meest
dramatische meemaakt in je leven aan zoiets denken, dat is mooi, sterk, dat is
klasse.
Wat
is u zelf het meest bijgebleven?
Vanvelthoven:
Het moeilijkste moment voor mij was het bezoek aan de tunnel zelf. Zolang je
alles aan het regelen bent, kun je je gevoelens een beetje van je af duwen. Maar
in die tunnel was iedereen toch op zichzelf aangewezen. En dan zie je dat
intense verdriet, en besef je tegelijk hoe gelukkig je jezelf mag prijzen. Ook
het schrijven en het uitschrijven van de toespraak voor de herdenking vond ik
afschuwelijk.
Wat
me positief is bijgebleven, is het immense gevoel van samenhorigheid. Dat was
bijna tastbaar. Het goede dat op zon moment in de mensen naar boven komt, dat ga
ik nooit vergeten. Je denkt: als ik ooit mijn kind verlies, dan ga ik dat niet
overleven. Dan heb ik geen nood aan een schouderklop. Ik denk nu dat het niet
klopt, dat het omgekeerde waar is. Je verdriet is er niet minder om, maar het
helpt je wel om de moeilijke momenten door te komen. Soms hoef je niet eens iets
te zeggen: er gewoon even zijn voor die mensen is voldoende. Dat is een les die
ik voor de rest van mijn leven heb geleerd.
Hoe
ging dat verder op school, met al die lege plekken? Hoe heeft de school dat
aangepakt?
Vanvelthoven:
Het verlies van vijftien leerlingen, een leerkracht en een begeleidster heeft
natuurlijk een enorme impact op zon kleine scholengemeenschap. Maar de school
heeft dat schitterend aangepakt. De zeven kinderen van t Stekske die de ramp
hebben overleefd, wilden ook zo snel mogelijk weer naar school. Dat heeft me
zeer verwonderd, maar het was hun manier om hiermee om te gaan. Om de draad van
het leven weer op te pikken.
Wat
ik hoorde van de ouders was dat de kinderen er veel aan hadden om die
verschrikkelijke ervaring samen te verwerken. De school heeft dat uitstekend
begeleid, terwijl dat niet zo vanzelfsprekend is. Denk maar aan het schoolfeest
op het einde van het jaar. Er zijn zeventien bomen geplant op het domein van de
school, enkele toespraken gehouden, ook namens de ouders, en er was een
samenzijn, maar zonder de traditionele optredens van de kinderen. Op die manier
is dat op een mooie manier afgerond.
Ziet
u de ouders nog vaak?
Vanvelthoven:
Af en toe, omdat we bezig zijn met de voorbereiding van een herdenking op 13
maart. Dit drama is toch tot het DNA van onze stad gaan behoren, een litteken
dat we nooit kunnen, nooit mogen vergeten. Een kunstenaar is bezig met een
monument en een choreograaf met een herdenking, omdat we ieder jaar opnieuw
willen stilstaan bij wat er is gebeurd. Maar niet op een negatieve manier, ook
met een boodschap. ©
Roularta Media Group
|