Toen ik in 1966 in Gent kwam wonen, zag de stad er gans anders uit. Hier volgt een greep uit het Gent van toen. In die tijd reed de politie nog rond in donkergroene VW busjes met geel zwaailicht, de rijkswacht droeg nog superhoge kepi's en reed met de legendarische peugeot's 404 personenwagens. Verkeersvrije straten of pleinen waren nog niet aan de orde, ook de Veldstraat niet. In de Minard speelde Romain De Coninck en zijn beren voor volle zalen. Het was de tijd dat Lucien Ghellinck, Eric Delmulle, Gilbert De Groot, Richard De Nayer deel uitmaakten van de Gantoise, Dries Mariman, De Sutter en Floréal waren de helden van Racing Gent (nu Gent Zeehaven). De trams waren geel geschilderd en het type tram dateerde uit de jaren dertig. De Kuiperskaai was de uitgangsbuurt en het chàlet aan het einde van het Zuidpark was als dancing the place to be (chalet du sud). De Rond Point en de Martino, beiden in de vlaanderenstraat waren zowat de eerste snack-bars in Gent. Van de ringvaart was nog geen sprake en alle scheepvaart diende langs de Gentse binnenwateren te gebeuren en alle doorgaand autoverkeer diende eveneens door de stad te laveren. Waar nu Flanders Expo staat, was in die tijd een vliegveldje voor sportvliegtuigjes en de Blaarmeersen waren toen nog echte meersen. Het Smak van Jan Hoet bestond nog niet, maar er was wel het Casino en de achtergelegen expohallen. Het Casino was wel geen echt casino, maar werd wel veelvuldig gebruikt voor bals en feestelijkheden. In de expohallen organiseerde men jaarlijks de Jaarbeurs (nog geen Lentebeurs). Ook was er nog geen sprake van het congrescentrum (i.c.c.). Het o.c.m.w. ziekenhuis nu Jan Palfijn, was nog in de Kluyskenstraat, waar zich nu de campus de Bijloke sedert jaren gevestigd heeft. Het Patershol was nog een verloederde buurt die door velen gemeden werd in grote tegenstelling tot de populariteit van nu. Burgemeester was mr. Clays (C.V.P). De randgemeenten waren toen nog zefstandig tot 1976 en hadden elk een eigen schepencollege, gemeenteraad en politiekorps. Ziezo beste lezer, dit was een poging om een beeld te schetsen van het Gent van ruim veertig jaar geleden. Dit overzicht is verre van volledig, later volgt er wellicht nog een vervolg.
Het oudste Gentse Ziekenhuis, verbonden aan de Bijlokeabdij dateert reeds van de twaalfde eeuw. In de negentiende eeuw werd er een burgelijk Ziekenhuis rondgebouwd door architect Pauli en later ook door architect Cloquet. Ook aan de overzijde van de J.Kluysenstraat werden tal van universitaire gebouwen van medische faculteiten gebouwd onder meer voor de farmacologie en bacteriologie. Gans deze site vormde grotendeels het Academisch of Universitair Ziekenhuis tot de ingebruikname van het U.Z. aan de Zwijnaardse steenweg na de tweede wereldoorlog. Het oude Bijlokeziekenhuis verloor zijn functie en werd vervangen door het Jan Palfijnziekenhuis. Alle gebouwen van de vroegere site werden en worden grondig hersteld en kregen nieuwe bestemmingen toegewezen.
Vroeger had nagenoeg elke parochie een eigen Kermis met alles erop en eraan.Toen in de negentiende eeuw nijverheid en industrie veel arbeiders en arbeidsters te werk steldden leidden die talrijke kermissen tot veel onwettige afwezigheden op de werkvloer.Om een eind te stellen aan die plaag staken de stedelijke autoriteiten en de patroons de koppen bij elkaar en beslisten dat er voortaan één feestperiode voor het ganse Gentse grondgebied zou gelden.De regel was dat in die feestperiode 21 juli moest vallen, omdat de nationale feestdag sowieso een vrije dag was. In 1936 werd één week betaald verlof voor alle werknemers ingevoerd en velen trokken er met de trein of met de fiets op uit.De belangstelling voor de Gentse Feesten begon te tanen om na de oorlog verder af te kalven. We moeten wachten op het begin van de jaren zeventig en Walter De Buck die bij Sint-Jacobs de wedergeboorte van De Gentse Feesten,nieuwe stijl op gang bracht.Het was de tijd van het orkest Eddy De Lat op het Laurentplein, het jazz orkestje in de Bennesteeg,krachtpatser John Massis op de koornmarkt en het gezelschap Romain De Coninck in de Minardschouwburg dat optrad tijdens de Feesten, de tijd dat 75 procent van de feestgangers rasechte Gentenaars waren.Sindsdien namen de Feesten steeds meer uitbreiding en kwamen steeds meer mensen van buiten Gent naar de Arteveldestad feestvieren. Aan allen goeie Feesten!!!
Ik beschik over een originele WEGWIJZER DER STAD GENT EN DE PROVINCIE OOST-VLAANDEREN VOOR HET JAAR 1903.Uitgegeven door drukkerij Eug. Vanderhaegen, Veldstraat 60 (waar zich nu het museum Maurice Maeterlinck bevind.) Deze wegwijzer omvat alle openbare instellingen,samenstelling van het gemeentebestuur,militair bestuur,culturele verenigingen, vrije beroepen, fabrieken, ambachtslui, winkeliers, kunstenaars enz... Indien u vragen hebt over personen of instellingen die in 1903 bedrijvig waren in Gent of in andere steden of gemeenten in Oost-Vlaanderen kunt u mij e-mailen op de knop e-mail mij of laat een berichtje in het gastenboek (beide rechts op dit blog) De gegevens met betrekking tot ambachtslui winkeliers en verenigingen beperken zich enkel tot Gent.
In Gent waren verschillende locaties waar openbare terechtstellingen plaatsvonden. Op de onthoofdingbrug, vlakbij het Gravensteen werden edellieden en mensen van aanzien onthoofd met het zwaard. De onthoofding met het zwaard werd destijds als eervol aanzien (denk aan de graven Egmond en Hoorn op de Brusselse Grote markt en de vrouwen van Hendrik de achtste in de Londense Tower.) Op het Veerleplein grepen de verbranding van een vijftal reformanten plaats in de zestiende eeuw. De koornmarkt was eveneens het toneel van executies die vaak vooraf werden gegaan door martelingen. De Vrijdagsmarkt, het grootste plein in gent, werd ook voor die doeleinden gebruikt (zie in mijn blog het artikel over Mast en Danneels.) Waarschijlijk werd de Vrijgdagsmarkt gekozen omdat daar het meeste publiek kon verzamelen. Tot slot nog dit: De stadsgalg bevond zich aan het einde van de Meulestedesteenweg en was dus een eind van het centrum gelegen.
Ooit noemde men Gent het Manchester van het continent,omwille van de talrijke textielfabrieken en de duizenden arbeiders, arbeidsters en kinderen die er hun karig brood verdienden. WOL in de middeleeuwen, KATOEN vanaf het einde van de achttiende eeuw en tenslotte VLAS dat zeer lang een huisnijverheid was en zich voornamelijk in de Kortrijkse regio heeft ontwikkeld. Naast de wolwevers waren er ook de volders, de ververs, de scheerders en de kooplui die hun brood verdienden aan het bewerken van wol of handel dreven met de afgwerkte goederen. Ze waren verenigd in gilden, hadden hun eigen gebedshuis of minstens een zijkapel in de kerk. de rijkere gilden hadden zelfs een gildehuis,vaak prachtige gebouwen. Ten tijde van Jacob van Artevelde werd wol ingevoerd uit Engeland. Daarom wijst de gestrekte arm van zijn standbeeld op de Vrijdagsmarkt in de richting van Albion.De veelvuldige conflicten tussen Frankrijk en Engeland in die tijd hadden vaak tot gevolg dat de aanvoer van wol in het gedrang kwam, met werkloosheid en armoede voor talrijke Gentse gezinnen als pijnlijk neveneffect. De wolnijverheid deemstert weg en het zal tot de tweede helft van de achtiende eeuw duren alvorens de textielnijverheid een revival tegemoet gaat die de wolnijverheid ver achter zich laat. Het katoen doet zijn intrede in Europa en zeker in Gent.Kapitaalkrachtige lieden gaan investeren in fabrieken en machines. Er komen katoenspinnerijen, weverijen, katoendrukkerijen en tal van toeleveringsbedrijven. Aangezien deze nieuwe nijverheid zeer arbeidsintensief is, heeft er een ware volksverhuizing plaats van het omliggende platteland naar Gent, dat hierdoor overbevolkt wordt en de beluiken en armzalige arbeidershuisjes rijzen als paddestoelen uit de grond.Dat de loon en werkomstandigheden beneden peil waren leidde in 1838 tot de katoenopstand van de arbeiders, een staking toen er nog geen vakbonden bestonden. Katoen werd ingevoerd, voornamelijk uit de Zuidelijke Staten van de U.S.A. Toen in de zestiger jaren van de negentiende eeuw de seccessieoorlog uitbrak tussen de noordelijke en de zuidelijke staten werd de aanvoer plots stilgelegd door de blokkades van Zuidelijke havens. Opnieuw stak de gesel van werkloosheid en armoede de kop op.Vlas is lange tijd een huisnijverheid geweest voornamelijk voor landbouwgezinnen en voornamelijk in het Kortrijkse. .Nochthans zou Gent zich op industriéle wijze met de vlasbewerking gaan bezighouden in de negentiende eeuw.Daar waar zich nu de Groene vallei bevindt stond ooit één van de meest imposantste fabrieken van Gent: La Lys was een vlasspinnerij waar duizenden mensen werk vonden. Van dit eeuwenoud textielverleden blijft er in Gent nog weinig over, maar de sporen ervan zijn nog in gans de stad te bespeuren.
Op 18 juli 1860 werd in België, bij wet de stedelijke octrooirechten afgeschaft. Deze rechten waren een soort belastingen, geheven door het stadsbestuur. Om deze belastingen enigzins correct te kunnen innen, was de stad slechts te bereiken via de verschillende poorten (Dampoort, Overpoort,Kortrijkse poort enz...). Deze poorten gingen 's avonds dicht. De stadspoorten hadden dus een dubbele functie, enerzijds ter verdediging van de stad en anderzijds voor controle en het innen van belastingen op alle soorten goederen die aangevoerd werden. Voor wat de scheepvaart betrof was er onder meer het Tolhuis op de Graslei (dat nog bestaat). Door de industriéle revolutie kwamen talloze arbeiders en arbeidsters zich binnen de muren van onze stad vestigen, wat aanleiding gaf tot het bouwen van talrijke beluiken (citeetjes zeggen de Gentenaren). Een beluik was een verzameling van armoedige huisjes, met veelal een gemeenschappelijke waterput en een gemeenschappelijk toilet. Meestal waren deze beluiken doodlopende steegjes. Bij de afschaffing van de stedelijke octrooirechten werden de poorten en de verdedegingsgordel rond de stad gesloopt, zodat plots Gent zijn woonbestand kon uitbreiden in alle richtingen. Op de Martelaarslaan was de bouw van het immense weeshuis voor jongens (kulders genoemd.) één van de eerste gebouwen die daar verschenen. In 1947 zou het gebouw bijna volledig afbranden op één vleugel na die daar nog staat, schuin over het Radio 2 gebouw, de rest is nieuwbouw waar het Gito instituut een onderkomen heeft (technische school). Een ander gebouw was de schietstand van de Burgerwacht, waar de Duitsers in de eerste wereldoorlog een vijftigtal burgers fusileerden. De schietstand veranderde van naam in executieoord en het stuk laan tussen de Groot Brittannie en de Triestlaan werd omgedoopt in de Martelaarslaan dat voorheen ook Godshuizenlaan noemde.
Hier heeft het woord Dekenij een andere betekenis t.o.v. een kerkelijke dekenij die meerdere parochies omvat. In Gent gaat de oorsprong van de dekenijen naar de middeleeuwen. Het was een straat of meerdere straten die nauw samenwerkte met het stadsbestuur. De deken was onder meer belast met de organisatie van de brandweer in zijn buurt. Ook fungeerde hij als een soort informant voor het gerecht, wanneer personen in de buurt kwamen wonen die zich verdacht gedroegen, of voor overlast zorgden. De dekenin nam de taak op zich om de behoeftigen bij te staan met levensmiddelen, kleren en dergelijke, in de mate van het mogelijke. Geleidelijk verwaterde deze bij uitstek sociale organisatie. In 1903 werden de dekenijen hersticht, in modernere vorm, waarbij het nu in hoofdzaak handelaars waren die allerhande initiatieven namen, zoals het organiseren van dekenijfeesten, braderieen en dies meer. Toch bleef en blijft de samenwerking met het stadsbestuur optimaal en zorgt de stad voor subsidies en logistieke steun bij feeselijkheden.Een van de hoogtepunten is de jaarlijkse kersttverlichting die de stad een uniek uitzicht geeft voor wat de voornaamste handelsstraten betreft. Tot slot : In de middeleeuwen zou de stad ongeveer 200 dekenijen gekend hebben. Medio de jaren tachtig van de twintigste eeuw telden wij rond de 65 dekenijen.Boven de lokale dekenijbesturen, staat de Opperdekenij met Opperdeken en Opperdekenin met bestuur.
Kort nadat in de dertiger jaren van de negentiende eeuw de allereerste trein op het Europese vasteland reed tussen Mechelen en Brussel, was Gent aan de beurt met de bouw van het Zuidstation, gelegen in de Munkmeersen, waar ooit de Schelde vloeide.Het Zuidstation was een terminusstation (eindstation),zoals tot voor kort de Antwerpse Middenstatie. Toen rond het einde van de negentiende eeuw in Gent de plannen opdoken om in 1913 hier een wereldtentoonstelling te organiseren, werden plannen ontworpen om een nieuw station te bouwen, het Sint-Pietersstation. Dit bracht een storm van protest teweeg bij de talrijke handelaars aan het Zuidstation die de vrees hadden dat de handelsbedrijvigheid zich zou verplaatsen naar het nieuwe station. Hun protest haalde evenwel niets uit, erger nog,in de late jaren twintig van vorige eeuw werd het gewoon afgebroken en vervangen door het Zuidpark. Aan de Dampoort bevonden zich wel twee stations, het oude Dampoortstation (aan de kant van de Afrikalaan) en het Waaslandstation aan de Land van Waaslaan en de Victor Braeckmanlaan, beiden volgen trouwens het traçe van het Land van Waasstation, traçe dat men nog kan volgen tot in Destelbergen. Het nieuwe Dampoortstion werd in gebruik genomen begin de jaren zeventig. Tot slot het eveneens verdwenen rabotstation,voornamelijk een goederenstation , dat op de plaats stond waar nu het nieuwe justitiegebouw gebouwd werd.
De Stoofstraat is een zijstraat van de Recollettelei. In de middeleeuwen had een stoof een andere betekenis dan nu. Een stoof was een badhuis,waar men ook spijs en drank serveerde en waar dames van lichte zeden ook nog andere diensten aanboden. Het waren met andere woorden een soort bordelen, die niet alleen in de genoemde Stoofstraat te vinden waren,maar verspreid over zeg maar het huidige centrum.
Kouter,Nederkouter, Veldstraat, Koestraat, allemaal namen die verwijzen naar een ver agrarisch verleden. Op de eerste foto, links op mijn blog,een beeld van de Kouter in het midden van de achttiende eeuw en u ziet een statig volgebouwd plein, waarvan er nog twee oorspronkelijke gebouwen bewaard zijn, links het gebouw dat vele jaren als de Handelsbeurs gekend was, maar eigenlijk een Corps de Garde was (een militaire wachtpost). Vergeet niet dat de Franse benaming voor de Kouter, de Place d' Armes noemde, ook al omdat er talrijke militaire parades plaatsvonden. Het tweede nog bestaande gebouw betreft het Hotel Falligan (Hotel in de betekenis van een voorname herenwoning) Dit statige gebouw werd enkele jaren geleden in okergeel geschilderd en herbergt een privé club.(rechterkant op het schilderij) Sedert vele generaties is de Kouter de ontmoetingsplaats van de Gentenaars op Zondagmorgen. Voeg daar de bloemenmarkt bij en de harmoniemuziek en bij goed weer is dit de gezelligste plaats in Gent en ver daarbuiten.
Dit schilderij wordt toegeschreven aan ene Horenbaut en bevindt zich in het Bijloke museum,thans in renovatie. De vermoedelijke opdrachtgever is de Abt van de Sint-Baafsabdij, kort voor deze werd afgebroken, op bevel van Keizer Karel. In de plaats kwam een dwangburcht om de opstandige Gentenaars te bedwingen. Deze burcht kreeg de naam van Spanjaardenkasteel.
In het midden van de achttiende eeuw vond een vijfvoudige roofmoord plaats in het PATERSHOL (Vrouwenbroesstraat 5, nu een restaurant.) Deze moorden zetten de stad in rep en roer en ver daarbuiten. De daders waren evenwel vlug gekend ,ene MAST en ene DANNEELS. Die hadden intussen de stad echter ontvlucht. Een tijd later keerden ze echter terug via de Kortrijkse poort, maar werden haast onmiddelijk herkend. Hierbij vluchtte één van de kompanen in de kapel van Schreiboom, nauwelijks honderd meter van de Kortrijkse poort. Ze werden overgebracht naar de Mammelokker ( de toenmalige stadsgevangenis, naast het Belfort) Daar werden zij ondervraagd en kwamen ook terecht op de pijnbank. Ze werden ter dood veroordeeld en de terechtstelling zou in het openbaar plaatsvinden op de Vrijdagsmarkt. Daar werden ze naartoe gesleept op een gevlochten mat, getrokken door één of meerdere paarden. Op de Vrijdagsmarkt werden ze onder massale belangstelling opgewacht door de beul. Alvorens zij ter dood gebracht werden, werden ze bewerkt met gloeiende ijzers en vervolgen op een wiel gebonden, waarbij de beul met een ijzeren staaf al hun botten brak (het radbraken). Zo kwam er een einde aan een ijselijk verhaal.
De gentse Veldstraat is de voornaamste straat van gent, met een rijke geschiedenis. Bij de terugkeer uit ballingschap van Napoleon vluchtte de Franse koning LOUIS XVIII hals over kop uit Frankrijk en kreeg onderdak in het Hotel d'Hane-steenhuyse in de Veldstraat. (hotel heeft hier de betekenis van een voorname woning) Schuin daarover zou enige tijd later WELLINGTON, de overwinnaar van Waterloo eveneens korte tijd verblijven. In het hoekhuis met de Volderstraat, waar de sigarenwinkel Caron is gevestigd, verbleef in 1814 de Amerikaanse delegatie die de vrede tussen Amerika en Engeland voorbereidde. De britse delegatie verbleef op het Fratersplein in het huis van Lieven Bauwens (nu Sint jan de Deo). Daar werd ook de VREDE VAN GENT getekend op 24 December 1814.
indien men in ons land over de wereldtentoonstelling praat, denkt bijna iedereen aan expo 58 in brussel. nochthans was er hier ook in gent een wereldtentoonstelling in 1913, op de terreinen waar later het miljoenenkwartier werd opgericht. het enige monument dat daar nog aan herinnerd is de beeldengroep HET ROS BEIAARD MET DE VIER HEEMSKINDEREN, dat zich aan de kant van de krijgslaan bevindt. Maar binnen de gentse kuip zijn meerdere sporen die direct verwijzen naar de prestigieuze tentoonstelling van weleer. het SINT-PIETERSTATION en het majesteuze FLANDRIA PALACE HOTEL, vlakbij bevinden zich weliswaar niet in de kuip van gent, maar zijn wel twee markante voorbeelden die betrekking hebben tot deze expo. Het voormalig POSTGEBOUW op de koornmarkt refereert wel naar de expo in die zin dat bovenaan alle regerende staatshoofden uit die tijd er met hun hoofd zijn afgebeeld, o. m; albert 1 en koningin elisabeth. Ook werd de restauratie van de GRASLEI en de aanleg van de SINT-MICHIELSHELLING met dat doel verwezenlijkt.
Iedereen die in gent al eens heeft rondgekuierd heeft waarschijnlijk al bemerkt dat een tram spoort met als bestemming : moscou. neen die tram spoort niet zover, maar toch zit de russissche hoofdstad er voor iets tussen. toen napoleon het eiland elba ontvlucht was en aan zijn honderd dagen herovering begon, stond europa in rep en roer. vanuit rusland zond de tsaar een afdeling kozakken naar gent. zij bivakeerden in het toen nog erg landelijke gentbrugge op een plaats die de gentse bevolking al gauw als MOSCOU aanduide. die kozakken kwamen geregeld naar gent afgezakt waar ze geen al te beste reputatie hadden bij de gentenaars.
bij de stichting van de gentse universiteit onder het hollands bewind van willem 1, was de universiteit ondergebracht in de volderstraat. enkele decennia later was de univ. aan uitbreidng toe. de autoriteiten lieten hun blik vallen op de cité batavia aan de blandijnberg. deze verpauperde cité was een broeihaard van o.m. cholera. daarom besloot men om de cité met de grond gelijk te maken en er meteen het paleis der wetenschappen op neer te zetten (le palais des sciences) ,wereldberoemd voor zijn afdeling mijnbouw.
vroeger stonden er op het sint-pietersplein twee kerken, de abdijkerk sint-pieters en de parochiekerk toegewijd aan onze-lieve vrouw. deze laatste werd einde achttiende eeuw afgebroken. deze kerk bevond zich naast de sint-pieterskerk, gescheiden door de nog bestaande twee-kerkenstraat. de huidige kerk noemt dan ook de onze-lieve vrouw-sint-pieterskerk.
in mijn vrij uitgebreide documentatie over gent, beschik ik over een aantal kranten uit de negentiende eeuw. wil u er graag meer over weten? laat dan een berichtje !
welkom op mijn eerste blog.deze blog heeft als doel kennis uit te wisselen tussen iedereen die interesse of kennis heeft van het grote gentse verleden, van bij het ontstaan tot de tijd van heden. hierbij komen alle façetten van het dagelijkse leven, vroeger en nu aan bod,sociaal,politiek, kunst en ook interssante anecdotes. sport en ontspanning komen eveneens ter sprake. aan iedereen die in onze stad is geinteresseerd, van harte welkom.