onder mijn hemel van grijze haren; zij kennen nog lengte soms tot schouderhoogte naargelang het gemoed deze snaren bespeelt
doch als maar meer naar ijle dikte neigen waar inhammen bij voortduring ruimte scheppen voor het schemeren in schaduw
onder dit dak van toenemende jaren ligt het klooster met beelden vol gevuld en resten van niets als sporen van het volmaakte zover het zaad zich als vanzelf kon ontwikkelen
de binnentuinse ziel die zeker nog een gat naar de zon vermoedt, bidden de kleppen van het hart in eigen boezemtaal het ritme van mijn leven
waar in cadans de liefde komt en gaat en gaapt en baadt in oude bezwangerde stuipen of bij de doodsstrijd van weer een jaargetij
ik honger de leegte vol en stil de stilte met een lied dat oneindige tonen inslikt van een natuurlijke hoop naar straks doch past in de naïeve verwachting naar morgen ook wel toekomst genaamd
in mij bloeien de gladiolen om de beurt naar kleur en klank en wuiven met lichte zuchten over het tere verlichte groene gras vol ook van jong vuur en vluchtige as
als dan een stem roept naargelang die ik ben en de zure muren die mijn geest, denkbeeldig van allure, maar door zwart aangetast, in de echo van een kinderstem afbrokkelen tot het schuim van de zee
roep ik: "ja, ik luister" en volg de lach in een kleine hand "en ik ga met jou mee"
04-07-2009 om 00:00
geschreven door julius dreyfsandt zu schlamm
|