HET ON(T)ROEREND PATRIMONIUM VAN SINT-MARTENS-LATEM
Het is ontstellend als rasechte Latemnaar te moeten vaststellen hoe erbarmelijk het gesteld is met ons onroerend patrimonium.
Een gemeente als een goede huisvader beheren en besturen is op zich reeds geen sinecure. Als bestuurder moet je zaaien naar de zak. Dat zal eenieder beamen. Het is echter beschamend voor een gemeente met «sterallures» als je vandaag een evaluatie maakt van het huidig bestand.
Wat onze «historische» gebouwen betreft is men de jongste twintig jaar maar al te zuinig geweest met het onderhoud van ons gemeentelijk erfgoed.
De vorige legislaturen is erg «voorzichtig» met de centen omgesprongen wat betreft de renovatie en/of het in stand houden van landmerken als het oud gemeentehuis van Deurle, het aanpalend gemeenschapslokaal, het Museum Gust De Smet, De Latemse Kluis en latere aanwinsten als de Oude Brouwerij, de Oase en Het Zwaantje.
Het is duidelijk dat de uitgaven jaar na jaar en legislatuur na legislatuur op het minieme gehouden zijn uit angst om met een drastische, systematische belastingsverhoging te worden geconfronteerd en op die manier het kiezerspotentieel te zien dalen.
Ons onroerend patrimonium verdiende beter. Kwaliteit en duurzaamheid zijn in die periode blijkbaar loze woorden gebleven.
Ook de vele cultuurhistorische merkpalen, weze het gebouwen of open ruimtes moeten de jongste twintig jaar plaatsruimen voor de sloophamer van de investeerders. Iedere vierkante meter grond moet maximaal renderen en daarom moeten de charmante huisjes, hoevetjes en werkmanswoningen plaatsmaken voor winkelpanden en appartementen. Het ergste is dat architectonisch geen rekening gehouden wordt met het landelijke en dat een kunstenaarsdorp verwaterde naar een slaapsite voor de rijkere onder ons.
Toch is dit de erfenis die het huidig bestuur in de schoot viel.
De Kluis, waaraan velen onder ons schitterende herinneringen hebben als kloppend hart van «het vakantiepatronaat» ten tijde van de haast legendarische pater Belderbos met zijn uitgelezen trappist- en wijnkelder is in een dermate desolate toestand dat renovatiewerken vandaag de dag een fortuin zouden kosten en er dus niks anders opzit dan het vroegere domein der paters dominicanen ten gelde te maken ten behoeve van nieuw te verwezenlijken infrastructuren als de multifunctionele sport en cultuurhal «Karel Van de Woestijne» aan de Hoge Heirweg.
Iets verderop aan de Kapitteldreef komt men aan een architectonisch unicum als het Gemeentelijk Museum Gevaert-Minne. Bij de verwerving werd dit uniek domein met veel glitter en glamour aan het publiek «verkocht». Hoewel de renovatie grotendeels in eigen beheer door de gemeente werd uitgevoerd, waren de kosten onwaarschijnlijk hoog. Het museum is na amper 10 jaar opnieuw aan een facelift toe om het opnieuw toonbaar, functioneel en (belangrijk voor de gemeentekas) vooral subsidieerbaar te maken.
De renovatiedossiers houden niet op. Het prachtige oud gemeentehuis met de feest- en vergaderzaal, ooit de «muze» van de geroemde kunstschilder Xavier De Cock, is door de erbarmelijke staat een totaal onbetrouwbaar pand geworden, onwaardig om er publiek te ontvangen en het Gust De Smetmuseum weegt ook opnieuw op de begroting.
Ik wil dan nog niet uitwijden over de Oude Brouwerij en het jeugdhuis, panden die in de vorige legislaturen werden verworven en steeds weer met een minimaal budget werden opgelapt en nooit een degelijke afwerking kregen.
De vermaarde «Tempelhoeve» waar Valerius de Saedeleer en zijn kompanen ons kunstenaarsdorp in alle naslagwerken van de internationale kunstgeschiedenis deed opnemen zal in de nabije toekomst een flinke duit uit de gemeentekas houwen om het op een adequate manier opnieuw luister en functionaliteit te geven. Als je het mij vraagt is de beste oplossing het geklasseerde gebouw te verkopen aan een mecenas met zin voor cultuur en eerbied voor het cultuurhistorisch verleden van Sint-Martens-Latem. Mocht ik die stelling hier echter hard maken dan wordt ik ongetwijfeld gestenigd. Maar het moet mij van het hart dat men te makkelijk landmerken laat verdwijnen en/of verloederen.
Ik wil voorlopig nalaten om bij deze opsomming het lastenboek voor het opnieuw in de «goede plooi» brengen van ons architecturaal modern en «mooi ogend» gemeentehuis, met zijn waslijst aan technische en praktische mankementen, aan de geïnteresseerde lezer bloot leggen.
Een gegeven paard mag men niet in de muil kijken zegt de Vlaamse volksmond, maar voor alle duidelijkheid wil ik stellen dat een cadeau niet altijd een cadeau is. Aan ons, mensen met een hart voor Latem en Deurle, om ons in te zetten bij het sensibiliseren van bestuur en inwoners om met een minimum aan financiële druk het onroerend patrimonium opnieuw in ere te herstellen en de leuze «esthetiek, duurzaamheid en functionaliteit» hoog in het vaandel te dragen en nee te zeggen aan verstedelijking.
|