Gelezen in De Standaard Weekblad van dit weekend een stuk van Anne Provoost over de Groote Oorlog. Laat ik het maar zo zeggen, want het gaat over veel. Het is een stukje familiegeschiedenis, het gaat over haar grootmoeder Anna Vandewalle, “een frontkind” van Boezinge, het beschrijft ook de verschrikkelijke dood die soldaten stierven na het inademen van gas. Heel veel concreets heeft de schrijfster van haar grootmoeder niet vernomen. Dat is erg herkenbaar. Zelf heb ik ook niet zoveel over de Groote Oorlog uit de mond van mijn grootouders gehoord. Ze deden er liever het zwijgen toe, denk ik. Het is doorgaans niet zo fraai wat een oorlog met mensen doet. Het moet het eerste proza zijn dat ik van Provoost lees. Ik waardeer haar verbeeldingskracht, haar acurate woordenschat, haar taalbeheersing. Opvallend wel dat ze enkele West-Vlaamse woorden in haar verhaal uitstrooit. Ik ken ze wel, maar soms verbaast me de manier waarop ze die spelt: jemellee, isselen...
|