DEDEMSVAART De schepen die vroeger over het Van Dedemkanaal heen en weer voeren, hadden veelal geen motor aan boord. Dat was te kostbaar en dat geldt ook voor het turfschip dat bij de kalkovens in Dedemsvaart ligt te pronken. Om toch vooruit te kunnen komen, werd gebruik gemaakt van wind, mens- en paardenkrachten, terwijl er ook gebruik gemaakt kon worden van kleine sleepbootjes, of beter gezegd opduwertjes. Bootjes die krachtig genoeg waren om de zwaarbeladen schepen op de plaats van hun bestemming te brengen. Sinds zaterdag is de Historische Vereniging Avereest de trotse bezitter van zo'n klein `opduwertje' van bijna negentig jaar oud.
"Als je je in een moeilijke situatie bevindt en alles tegen lijkt te zitten en je het gevoel hebt dat je het geen minuut meer volhoudt, geef dan niet op, want dat is precies de plaats en het moment waarop het tij zal keren. " (Harriet Beecher Stowe °1811 - +1896)
DEDEMSVAART `Met dit warme weer proberen we elke twee dagen alle bloemen en planten de bakken langs de openbare weg en in de parken in Dedemsvaart en Balkbrug water te geven. Als je dat niet doet, dan wordt de grond zo droog en hard dat het geen zin meer heeft. Daarom blijven we het ook doen als er een keer een bui is gevallen.'
De planten- en bloemenbakken in onder meer de Julianastraat in Dedemsvaart krijgen elke paar dagen een flinke plens water van de gemeentelijke afdeling BOR (Beheer Openbare Ruimte) om de planten en bloemen door deze droge en warme periode heen te helpen. (Foto Lauk Bouhuijzen)
Het oude vestingwerk de Ommerschans werd in het begin van de 19de eeuw omgebouwd tot bedelaarskolonie. In 1820 werden de poorten van deze dwang of strafkolonie geopend. Opgepakte bedelaars, gestraften uit de vrije kolonies en ook ongehuwde meisjes, die zwanger waren werden hier ondergebracht voor een heropvoeding. In de Ommerschans gold het motto loon naar werken. De kolonisten moesten vanaf 16 jaar per week minstens 30 stuivers verdienen. 20 stuivers werden ingehouden voor middagmaal, kleding en huisvesting. De rest werd uitbetaald in koloniegeld, bonnen met een waarde van 10 cent, waarmee uitsluitend in de koloniewinkel betaald kon worden. Door het gebruik van koloniegeld, in feite een vorm van gedwongen winkelnering, werd enerzijds de eigen nering bevorderd en anderzijds probeerde men hiermee te voorkomen dat de kolonisten zich buiten de kolonie van sterke drank konden voorzien. Toch nam niet iedereen deze regels even nauw. Bij sommige corrupte zaalopzieners konden de kolonisten hun koloniegeld, waarschijnlijk tegen een slechte koers inwisselen tegen zilvergeld. Daarmee konden zij zich in Balkbrug bezatten. Op een kaart uit 1877 wordt het Dronkemanslaantje voor het eerst genoemd. Langs deze afgelegen weg trachtten beschonken kolonisten ongezien van de cafés aan Sluis V en Balkbrug terug te komen naar de kolonie, beducht voor represailles.
Route
Het Dronkemanslaantje begint op het eind van de Boslaan; vanaf het kruispunt met stoplichten vanaf de Ommerweg de eerste afslag rechts (bord doodlopende weg). Aan de Boslaan 92 staat het voormalig limiethuisje, een wit huisje dat op een tolhuis lijkt. Voorheen werden de landerijen van het Landgoed van Weldadigheid vanuit een vijftiental van deze huisjes bewaakt. Het weggetje links voorbij het huisje, geflankeerd door hoge eiken en beuken, is het Dronkemanslaantje. Dit loopt naar de voormalige bedelaarskolonie, tegenwoordig rijksinrichting Veldzicht, gevestigd aan de Ommerweg 67. Aan de oude weg naar Ommen ligt de gracht van de Ommerschans, een overblijfsel van een vestingwerk uit de tachtigjarige oorlog.
Op het kerkhof van IJhorst spookt het. s Winters kan men daar een man zonder hoofd tegen komen. Het is de smid van IJhorst. De Duivel heeft hem vlak voor zijn smidse de hals afgesneden, omdat hij God op een verschrikkelijke manier had beledigd. Toen de buren hem zijn doodshemd wilden aantrekken, wezen zij vol ontzetting op de vurige striem in zijn hals. Het was net alsof iemand een mes door zijn hals had getrokken en daar een bloedig spoor had achtergelaten. Nadat de grafdelvers met veel moeite een graf in de bevroren grond hadden gegraven, sprak de dominee de volgende woorden: Aldus zegt de Heere: mij is de wraak. De ziel van de smid kan geen rust vinden en daarom spookt hij rond bij het kerkhof. Sommigen zien hem met het hoofd onder de arm, anderen zien hem met een vurige band om de hals.
Route
Het kerkhof met vrijstaande klokkenstoel ligt bij de Nederlands Hervormde kerk (1823), Kerkweg 10 in IJhorst. Tussen de kerk en de klokkenstoel zijn nog graven van de familie van het geslacht van de baron Vos van Steenwijk.
De huiselijke ooievaar. In 1974 verdween de ooievaar als broedvogel langs de Reest. Maar dankzij de buitenstations , waar de ooievaars werden gefokt , weer geintroduseerd. Het ideale broedgebied voor de ooievaar is een volop vochtig grasland in de buurt van het nest. Hier zullen veel prooidieren zoals muizen en kikkers zich ophouden. De vismarkt op het rode torenplein in de negentiende eeuw kende een ooievaar die ook s"winters overbleef en een lieveling van de visvrouwen was. Hij was geboren in Frankhuis en was zeer gehecht aan deze plek. Hoe koud het ook was, toch bracht hij dagelijks een bezoek aan deze plek. Bij terug komst tikte hij met zijn snavel tegen de ruiten van zijn verzorger. Waar hij dan zijn vismaal kreeg. Dan stapte hij naar zijn met hooi gevulde hok , die hij deelde met de hond des huizes.
In Koekange leefde een man. die een keuterijtje had. een klein boerenbedrijfje. Hij kon zichzelf en zijn gezin er mee in leven houden naaar meer ook niet. Het was armoe troef. De tijden werden nog slechter, de oude koe werd mager en gaf geen melk meer en de geiten maar heel weinig. En toen zijn vrouw de man verweet dat ze wel gek moest zijn geweest dat ze ooit met zo'n mislukkeling getrouwd was, liep deze met een dolle kop de deur uit, greep een stuk touw uit de hooischuur om vervolgens naar een dennenboom te lopen met de bedoeling zich op te knopen. Juist toen hij het touw over een tak gegooid had, stond er een man voor hem, die hij nooit eerder gezien had, een zwerver zo het leek.
'Wat nu?' vroeg de man, die wat mank liep. `Ik kan niet meer', zei de boer. Alles loopt mij tegen, er was haast geen gras dit jaar, dus ook geen hooi, 't koren is verrot door de regen en nu mijn vrouw de kop ook nog verkeerd staat wordt mij alles te veel .. `Dit moet je niet doen', zei de zwerver. 'Wat je vrouw betreft, daar kan ik niets aan veranderen maar verder wil ik je wel helpen bij het werk. Ik heb verder toch niets te doen. Ik kan je er immers niet voor betalen', zei de boer, en wat het eten betreft, dat is alleen maar aardappelen met geitenmelk.' Dat maakt mij niets uit', zei de zwerver, `alleen stel ik deze voorwaarde: als je helemaal geen werk meer voor mij hebt, moet je doen wat ik je zeg.'
Akkoord', lachte de boer en hij gaf de man opdracht het oude boerderijtje wat op te knappen. 'Anders waait ons de komende herfst het dak boven 't hoofd weg.' Heel verwonderd zag hij hoe de kerel aan het werk ging drie dagen later was het karwei klaar. Nu moet je de achterste akker maar gaan ploegen en daarna de grond gaan eggen. Alleen heb ik geen paard en de koe kan dit werk ook niet meer doen want ze moet al gauw kalven!' Twee dagen later was alles gedaan zoals de boer gevraagd had.
`Wat nu?' vroeg de zwerver. 'Stobben (boomstronken) rooien uit dat stukje grond zodat ik daar volgend jaar iets op kan verbouwen.' Ook dat werk was in twee dagen klaar.
Toen begreep de boer dat hier iets niet in de haak was. Hij keek eens naar de voeten van de zwerver en begon te zweten door dat wat hij zag: bokkepoten! Wat heb je nog meer voor mij te doen?', vroeg de zwerver na het middagmaal. `Leg om het huis en naar de weg een straat van flinten (keistenen), die allemaal even groot zijn.' De man ging keien zoeken en het duurde niet lang voor het hele pad klaar was.
De boer zei niets maar ging met lood in zijn klompen naar huis. Zijn gezicht was zo wit als een gekalkte muur. Dat zag zijn vrouw en ze vroeg hem wat er met hem aan de hand was. Tenslotte biechtte hij alles op ook al schaamde hij zich diep. Maar zijn vrouw lachte en kwaad zei de man: `Wil je zo graag van me af?'`Nee', zei ze en fluisterde hem wat in het oor.
De volgende morgen kwam de Duvel (want dat was de zwerver) weer bij de boer. `Is er nog werk voor mij?' `Welzeker' was het antwoord. `Het touw van de putemmer is kapot. Draai nu uit zand een touw in elkaar dat zo lang meegaat dat mijn kleinkinderen het nog kunnen gebruiken.' `Jij grote ezel', schold de Duvel. `Dat heeft iemand anders, die snuggerder is dan jij, verzonnen.' En hij stampte met zijn linkervoet op de grond, zo hard, dat er een diepe kuil ontstond, vlak naast de put bij de boerderij. En hoe ze later ook probeerden de kuil dicht te gooien, het lukte niet. En hij is er nog altijd: de Duvelskoele. Er ligt alleen geen ijzeren rooster bij, zoals dat het geval is bij sommige kerken, zoals die van Havelte en Borger. Deze roosters dienden vroeger om de varkens te beletten op het kerkhof rond de kerk te komen maar het volksgeloof wou dat ze dienden om de Duvel met zijn bokkepoten te beletten daar te verschijnen.
J. Poortman
Route
De Duvelskoele bij Koekange valt niet meer exact te lokaliseren, daarvoor is de sage te oud. In de omgeving van het Koekanger veld, ergens bij een afgelegen boerderijtje, moet de Duvelskoele, zonder dat haar eigenaren het weten, nog zijn.
Dit is onze Miekie. Voor twee jaar terug , het was een koude winteravond . Het vroor twaalf graden toen mijn man haar vond, met veel geduld van zijn kant heeft Hij haar toch tam gemaakt . Iedere avond ging Hij weer naar buiten, haar wat te eten en drinken brengen. iedere avond ging ze weer een stukje verder met hem mee , tot ze in de schuur zat. Nu slaapt ze bij ons op bed.
Waar Wij wonen is het erg bosrijk , waar allerlei verhalen zijn ontstaan in de loop der jaren.
De rivier de Reest stroomt door Overijsel en Drente .
Vlak bij ons is een bruggetje , als je voor het bruggetje staat sta je in Overijsel en loop je er over sta je in Drente .
Dat is altijd voor mij een leuke ervaring.
Rondom de rivier de Reest dus op de grens van Drente en Overijsel, ligt een prachtig gebied.
Een voor Nederland uniek beekdal.
Het begint bij de Reest zelf, ook wel "de Grootvorstin van Drentse's stromen"genoemd.
De 35 km lange grensrivier is de meest gave,nog meanderende hoogveenrivier van Nederland.
Het Reestal is verder een groeiplaats voor zeldzame moerasplanten.
Het Reestgebied kende tot aan de middeleeuwen nauwelijks bewoners.
Het was toen een uitgestrekt veengebied met hier en daar moerasbossen.
Later werd de grond ontgonnen door boeren en monniken.
Zo ontstond een landschap met verspreid liggende boederijen, het zogenaamde hoevenlandschap.
Dit oeroude Reestdal bevat diverse geheimzinnige plekken die het decor vormen voor spannende plekken en verhalen over heksen, spookhazen, witte wieven of moordende en plunderende vagebonden.
Dus als je er misschien eens gaat wandelen en goed oplet zie je misschien wel een wit wief of een verdwaalde spook tussen de bomen.
De kalkovens. Omstreeks 1820 nam de Baron van Dedem het initiatief om aan een dwarswijk van het kanaal de Dedemsvaart enkele kalkovens te bouwen. Schippers vervoerden turf [ brandstof] naar het westen van ons land; op de terugreis namen ze schelpen mee vanuit de waddenzee. Deze schelpen werden met turf verbrand tot kalk. Kalk werd gebruikt in de bouw bij de bereiding van metselspecie en ter verbetering van de te zure dalgrond De ovens zijn gebruikt tot de jaren '60 van de twintigste eeuw. door grondige restauratie werden de ovens in de oude staat herstelt. En te bezichtigen voor het publiek. Het turfschip, met de naam" avontuur " is een schip van het type steilsteven. Het schip heeft een laadvermogen van 65 ton is 24,5 meter lang en 4,5 m breed. in het ruim is een expositie ingericht die allerlei facetten laat zien uit die tijd. Alles is in beeld gebracht.