DE VOORMALIGE ZUIDERZEE ALS VREUGDEBRON
Heeft de voormalige Zuiderzee in haar langdurig bestaan veel verdriet gebracht bij scheepsrampen en ellende veroorzaakt bij overstromingen, deze zelfde zee was soms daarnaast de schepper van vreugde en bracht soms redding in de nood.
Vreugde was er toen er op een nacht in 1906 of 1907 deBatavier strandde na losgeslagen te zijn van de hem slepende Hunze op weg van Harlingen naar Amsterdam. De bemanning kon met behulp van enige helpende handen op de glooiing stappen, want bij deze storm was het water hoog en lag de Batavier tegen de dijk. Tegen de morgen spoelden de eerste goederen aan, waarmee het schip geladen was, en dat was van alles wat er maar in de handel te koop was. Zwaar beukten de wind en golven tegen en op het schip en het ene luik na het andere moest tegen het geweld der baren zwichten.
Weldra lag de dijk bezaaid met zakken erwten, bonen, tonnetjes vet, vaten met . . . .ja wat zou daar nu in zitten. Een gaatje met een boo gemaakt bracht uitkomst aan de nieuwsgierigheid en er stroomde uit het vat een rood straaltje in de klomp, die gauw van de voet was getrokken en nu dienst moest doen als drinknap, want het bleek wijn te zijn. Ouderen en jongeren, allen die bij de stranding aanwezig waren deden pogingen om hun klomp te vullen met het geestrijk vocht, dat nu onder ieders bereik was, want het kostte deze keer geen halve cent, alleen je moest je beurt afwachten ondert straaltje.
Dat duurde tot dat d e politie er een eind aan maakte, maar toen was het al te laat, want toen de klok negen uur sloeg en het tijd was voor de kinderen om naar school te gaan het, dat velen te diep in de klomp hadden gekeken en meester weinig of niets met zjn leerlingen uit kon richten en genoodzaakt was om t merendel maar naar huis te sturen. Nu na 60 jaar herinneren sommigen zich deze schooldag nog als de dag van gister en vergeten niet om er bij te vertellen, dat er s morgens een boer kwam met twee emmers aan een juk om deze vol wijn mee naar huis te nemen, maar dat dit hem werd belemmert alleen om t feit dat zon onsymphatiek iemand was en men is nu nog verheugd, dat hij met lege emmers naar huis terugkeerde.
t Was echter niet alleen de wijn waarvan men profiteerde, er was veel meer, en dat vooral de kinderen aanlokte, dat waren de chocoladerepen, die daar bij tientallen aan de dikj voor het grijpen lagen, en vele broekzakken puilden uit van de door het zeewater beschadigde, maar voor die tijd heerlijke repen chocola, want veel kinderen wisten toen nog niet dat er zo veel lekker op de wereld was.
Evenzo was het in de eerste wereldoorlog, alles op de bonnen en dus niet teveel, meestal was er een tekort aan van alles. Brood werd door moeder toebedeeld en ieder kreeg niet meer dan zijn rantsoen, dat misschien wel voor een zieke of een oude van dagen genoeg was, maar lang niet toereikend voor de gezonde jeugd en de hardwerkende bevolking. Vis was er natuurlijk wel maar men heeft dan toch ook wel eens zin in wat anders. Aardappelen waren er ook wel, maar dat was toch zeker geen eten, die waren voor de beesten nog te beroerd en je werd misselijk als deze stinkerds op tafel werden gezet.
De herfst had zijn intrede gedaan en daarmee werd het weer ook slechter, stormen kondigden zich aan, Na een van deze stormen gebeurde het dat een jutter in de Leugenbank kwam met te vertellen, dat er zakken in zee dreven en sommigen al stuk geslagen waren tegen het paalwerk, waarbij bleek dat er meel in de zakken zat. Alles wat lopen kon ging gewapend met touwen en haken naar de opgegeven plaats en werkelijk daar dreven tussen zeewier en andere rommel de zakken met meel. Moeilijk was het echter om de zakken over het paalwerk te hijsen, omdat touw en haken glad werden van het nat geworden drijvende meel, maar zo iets laat je niet drijven en de hongerige maag hielp om de inspanning nog te vergroten en dan met succes. Veel zakken werden er die middag opgevist, maar moesten als strandvondst worden aangegeven op het gemeenthuis. Dat echter niet alles naar het gemeentehuis was gebracht kon je wel ruiken als je door Hindeloopen liep, want overal rook het naar pannekoeken of oliebollen. En als je dan de deur bij sommigen opendeed dan zag je het volgende tafareeltje.
Moeder stond voor het fornuis met een kleur van het bakken, de kinderen nog niet naar bed maar wachtend op een extra dikke pannekoek, terwijl vader achter de kachel zat te roken met een echte Engelse sigaret in zijn mond, die en passant ook waren aangespoeld in blikjes van 50 stuks.
Uit: Het boekje REIN BLOM (1905-1982)
Meer verhalen over het leven bij de voormalige Zuiderzee zijn beschreven in dit boekje.
|