EEN ZWERVER
In onze jeugd, lang geleden dus, was Hindeloopen nog twee politieagenten rijk, die de Hylpers in het gareel moesten houden. Eén van hen was Koopmans, een joviaal en rechtvaardig man. Kortom een pliesje waar we respect voor hadden. Dit respect moest hij overigens delen met zijnde Boer gaven er de schuld aan dat hij nooit de baard in de keel had gekregen. Hij kwam veel bij ons over de vloer. Omdat m'n moeder conciërge was van het gemeentehuis. We woonden in het likhuus ernaast, en aan de andere kant in het huisje boven de lndijk, was het kantoor van de gendarmerie. Mun broer Siep wo gummiestok, die altijd dreigend aan zijn riem bungelde. Ook had hij een wat hoge stem. Mijn vader en Pieter onde in de boerderij Nieuwe Weide 9, waar hij samen met m'n vader boerde, zoals dat toen heette. Koopmans wist precies wanneer het koffietijd was, en als er meer koffiedrinkers waren, nam hij zijn eigen kantoorstoel mee de praatstoel noemde mijn moeder die. Hij vertelde dan dat hij samen met prins Bernard tijdens de mobilisatie aan het front had gelegen. Hij noemde de prins dan ook Bennie. Vandaar dus ons respect, want wie zo close met de royalty omging
mn moeder vond het maar niks. Dit ter inleiding van het volgende verhaal.
Het kwam nogal eens voor dat Hylpen bezocht werd door zwerfhonden. Magere scharminkels, ze waren vaak ziek en schurftig, beten naar kinderen en zaten achter de schapen aan. Een gevaar voor de samenleving. Ze werden dan gevangen en door de politie meestal naar de iskepolle gebracht, waar ze met een kogel uit de karabijn van hun zwerversbestaan werden verlost. Dat was toen de gewoonste zaak van de wereld. Op een dag werd er weer één ontdekt. Een klein mager, ziek en doof hondje. Duidelijk een geval voor Koopmans, was onze conclusie. Na schooltijd werd de zoektocht ingezet. Koopmans had de karabijn al over de schouder. We vonden hem bij het pand Nieuweweg 3, achter huis op de stoep. Daar woonde de koperkruier, ook wel kopie genoemd. t Beestje lag rustig te slapen in het voorjaarszonnetje. De bewoner had nog een schoteltje melk voor hem klaar gezet, maar dit was nog onaangeroerd. We kregen medelijden met het arme dier en wilden hem alsnog wegjagen. Maar het tij was niet meer te keren. Koopmans had hem ook al ontdekt en sommeerde ons, met verhoogde stem, achter in de bleek (tuin) dekking te zoeken, en sloop vervolgens met de karabijn in de aanslag, richting het hondje. Ik fluisterde nog tegen de anderen, dat hij dat van Bennie had geleerd. De aankomende handelingen volgden elkaar in snel tempo op. Op het moment dat de laatste seconden wegtikten voor ons zwervertje, ontdekte de bewoner van het pand, ons achter in zijn tuin! Hij trok de deur open, struikelde over het schoteltje melk en door al die herrie, schrok het hondje wakker en verdween met een noodgang onder de heg door. Koopmans schoot nog twee keer in de lucht en toen kopie weer omhoog krabbelde, doken wij onder de andere heg door. We haalden opgelucht adem toen we de vluchteling over het bruggetje zagen wegrennen. s Avonds na het melken, toen ik achter de boerderij de emmers en bussen stond schoon te maken, stond daar ineens de kleine zwerver naast me. Ik schonk snel wat melk in een bakje,wat hij dankbaar opslobberde. Aan Koopmans werd niet meer gedacht. Die had zijn kans gehad.
Bron: Uus Likje Wraald februari 2002. Verteld door Jeddie Klaren.
|