In het islamitische Andalousië waren joden en christenen destijds derderangsburgers die werden gediscrimineerd, overeenkomstig de islamitische wetten. In een islamitisch bestel geldt voor niet-moslims (joden en christenen) het statuut van dhimmi. Dhimmi’s zijn onderworpen aan een aantal discriminaties (die niet altijd aldus worden toegepast): In Andalousië moesten ze een bijzondere belasting betalen (jizaya) voor het verkrijgen van veiligheid en bescherming, ze mochten geen wapens dragen, ze mogen geen openbare functies bekleden (want een moslim mag geen bevelen krijgen van een christen of jood), ze moesten zich vestimentair onderscheiden van moslims, de beruchte (nazi) JODENSTER vindt hier haar oorsprong. Het islamitische Andalousië betekende geenszins een vreedzame samenleving tussen moslims, christenen en joden, gezien joden en christenen waren onderworpen aan de islamitische wetten en de bijhorende discriminatie van andersdenkenden.

De islam kent kent geen godsdienstvrijheid en geen enkele wederkerigheid. In alle moslimlanden worden christenen en andere religies onderdrukt en gediscrimineerd.

In Marokko staat in de grondwet ingeschreven dat het verboden is om zich tot een andere godsdienst te bekeren of om te verklaren dat men de islam heeft verlaten. Ruim een jaar geleden werden in Marrakech een aantal mensen in de gevangenis opgesloten omdat ze zich in het geheim hadden bekeerd tot het christendom.
Meer lezen op:
faithfreedom