Ik kijk in de spiegel en ik zie geen veranderingen. Er zijn overnacht geen rimpels bijgekomen, geen extra kilo's, ook geen nieuwe wallen of kwalen. En toch ... sinds vorige maandag ben ik zestig. Een mijlpaal. Nog heb ik niet het gevoel dat ik dingen niet meer mag doen.
Conclusie: ik mag nog altijd dansen en swingen, ook als ik poets. Ik mag nog altijd luidkeels meezingen als er een oude hit op de radio komt - en daarbij de vreemde blikken van andere chauffeurs aan de stoplichten negeren. Ik mag nog altijd leuke kleren dragen en ik hoef me niet af te vragen of dit jurkje, dat truitje, die laarzen of dergelijke ensembles niet meer kunnen.
Nee, er is niets veranderd. Ik slaap nog altijd even goed, mijn appetijt is wat hij moet zijn, niet te veel, niet te weinig en ik geniet van een glaasje goede wijn.
En toch ... als ik zeg dat ik zestig ben, dan krijg ik te horen dat ik er goed uitzie - voor mijn leeftijd. Al wordt dat laatste niet uitdrukkelijk geformuleerd.
Daar ligt het keerpunt, beste lezer. Zolang je jonger bent, zie je er goed uit. Punt. Vanaf zestig zie je er goed uit - voor je leeftijd.
Anderzijds: zolang iedereen denkt dat ik nog lang geen zestig ben, mag ik mezelf een senior noemen en denken: tussen mijn oren voel ik me nu ongeveer 43. Zal ik voortaan om de twee jaar tussen mijn oren een half jaar ouder worden?
Een dierbare oud-lerares van me wordt volgend jaar tachtig. Geen mens die het geloven wil. Ze ziet er met moeite zestig uit, heeft de dynamiek en de uitstraling van een vijftigjarige en de belangstelling en de agenda van een drukbezette veertiger. Elk gesprek met haar is een herbronning en een verruiming van je horizon. Spits, gevoel voor humor, wijs, de tijd vliegt voorbij.
En goede oude vriend is er vierentachtig. Elke week pleegt hij een column voor een lokale krant. Zijn taal is veerkrachtig, zijn blik nog voor geen greintje vertroebeld, zijn pen als het nodig is scherp als vitriool. Uren kan hij filosoferen over zijn en niet zijn, over de vrije wil, over zen en boeddha en de andere godsdienstmeneren. De politiek kent hij, gelet op zijn voorgeschiedenis, als zijn binnenzak en zijn analyses zijn glashelder.
Twee hoogbejaarden bekeken door de bril van een jongbejaarde, wat zeg ik, een piepkuiken - in hun ogen!
Ik wil hun voorbeeld graag voor ogen houden! En intussen geniet ik van wat de dag me brengt.
Gisteren met een dertigtal vrienden en kennissen op uitstap over de Schreve. Onder de leiding van een historicus en ervaren streekbewoner leerden we meer over de Geuzen, de beeldenstorm en de gruwelijke manier waarop onze voorouders godsdienstig onverdraagzaam waren voor elkaar. Wie dacht dat folterpraktijken uit de koker van de KGB, de CIA of duistere organisaties komen, moet beslist meer lezen over de vindingrijkheid van de beulen uit de 16de eeuw!
De wandeling was heerlijk: het zonnetje scheen, de omgeving is prachtig, de paarden, koeien en schaapjes grazen er nog in echte weiden, het is het seizoen van de eikels, de beukennootjes en de bessen, kortom, we genoten van de natuur en van een babbel.
We besloten de avond in een leuk en lekker restaurant in één van die Frans-Vlaamse dorpjes met een naam waar elke Fransman over struikelt en die uit hun mond heel erg exotisch klinken.
Eén van de leden kende de weg en hij zou voorop rijden. De kolomme van toch wel elf wagens volgde in zijn kielzog.
Wij reden zo ergens halverwege in de sliert auto's. We stopten aan een eerder onooglijk buurtcafé en we verbaasden ons over het weinig aantrekkelijk uitzicht, de boergondische natuur van ons medelid indachtig. Ten andere, we zagen hem nergens.
We openden ons raampje en al snel werd duidelijk wat er aan de hand was. Eén van de wagens had een verkeerde voorligger gevolgd en nu bleek dat we het spoor van onze leider bijster waren.
Gelukkig bestaan er gsm's. Met enige richtlijnen zette de karavaan zich weer in beweging en jawel, enkele kilometers verder troffen we het geparkeerde eerste deel van de groep aan. Iedereen sloot zich aan en we vertrokken voor de tweede keer.
Nu reden we helemaal achteraan en we hielden angstvallig de posters in het oog op de achterruit van onze voorligger! We waren namelijk zo verstrooid geweest om het adres thuis te laten liggen.
Niet ver, bleek toch relatief, want tien minuten later waren we nog aan het rijden. Plots rinkelde mijn gsm. Ons medelid. Waar we toch bleven! Jawel: iemand was zijn voorganger uit het oog verloren en we waren nog een keer verkeerd gereden.
Hoe konden we de voorliggers diets maken dat ze verkeerd waren? En vooral: hoeveel voorliggers waren er nog?
Net op dat moment stopte de eerste wagen. Er bleken zes verdwaalde schapen te zijn. We hadden intussen de naam van de straat gekregen en stelden onze GPS in. We maakten duidelijk dat de vijf auto's ons moesten volgen en we vertrokken voor de derde keer.
We begonnen de streek al aardig te kennen! We probeerden de achterliggende auto's goed in de gaten te houden, want uiteraard gebruikten de Fransen en andere chauffeurs dezelfde wegen. Het was tenslotte zaterdagavond en dan zet een mens wel eens een stapje in de wereld.
Tot onze grote vreugde bereikten we weldra onze bestemming. Ons medelid riskeerde een longontsteking en stond ons in de beginnende mist op de parking op te wachten.
Probleem opgelost? Dachten we! Opnieuw waren drie auto's erin geslaagd om de karavaan te lossen!
Wie had het gsm-nummer van de verloren schapen? Gelukkig konden we hen bereiken. Zij hadden inmiddels Cassel bereikt, wat toch een eindje uit de buurt van het restaurant lag.
Toen ons aperitief voor de helft op was, kwamen ze aanzetten. We gaven hen een warm applaus en beslisten dat we er voortaan voor zouden zorgen dat elke deelnemer het adres mee zou krijgen in zijn auto!
Het etentje zelf was overheerlijk. En voor wie het wil weten, je moet ervoor naar 'Auprès de mon arbre' in Eecke.
Zeg niet te gauw, 't is weer een vrouw! Als vrouwelijke chauffeur blijft dat zinnetje toch altijd in je achterhoofd zitten.
't Was een drukke week geweest en het niveau van mijn benzinetank gaf aan dat ik weldra zou moeten tanken. Maar ... ik had nog één vol streepje en dat moest dus nog lukken.
Toen ik bij mijn vrienden vertrok, bleek dat ene streepje miraculeus opgesoepeerd en het alarmstreepje pinkelde lustig toen ik mijn motor startte.
'Je kunt zeker nog 50 km rijden', had men mij ooit gezegd en zo ver was het niet naar het tankstation.
Net toen ik er aankwam, ging de zaak dicht. Geen nood, ik kon met bankkaart tanken. Dacht ik! De dag ervoor moest ik naar een deftige bijeenkomst en dus had ik mijn gewone handtas ingeruild voor een deftiger exemplaar. Altijd gevaarlijk, dergelijke transacties, want ... mijn bankkaart zat nog in mijn andere tas.
Ik haastte me naar de zaakvoerder die net op zijn motor was gaan zitten. Kon ik hem cash betalen? De man was heel erg meevoelend, maar jammer maar helaas: het alarm stond op en de eerste tien minuten kon hij zijn eigen zaak niet meer binnen. Maar, zei hij, je hoeft niet zo te panikeren, je kunt zeker nog naar huis om je bankkaart
Ik vertrouwde het zaakje toch niet helemaal, zag me al langs de kant van de weg staan met een lege benzinetank, en dus reed ik op goed geluk naar een volgend tankstation.
Ik ontdekte er eentje enkele honderden meters verder. Ook daar zouden ze net sluiten, maar gelukkig, daar wilden ze wel cash ontvangen en mijn wagen voltanken.
Opgelucht reed ik weg, met een volle tank en een lege portemonnee.
Ja, dat kon toch ook niet. Ik moest ook financieel even bijtanken. Geen probleem: ik kon naar de GB en vragen om extra geld aan te rekenen. Ik haastte me langs de rekken - het was inmiddels bijna halfacht - kocht een paar spulletjes en bood me bij de kassa aan.
Om opnieuw vast te stellen ... dat ik natuurlijk nog altijd geen bankkaart had. Gelukkig ken ik de kassierster een beetje. Ik legde haar de situatie uit, liet mijn koopwaar bij haar achter en croste naar mijn wagen.
Ik parkeerde de auto een halve meter van de stoep, rende naar binnen, pakte mijn bankkaart en vloog weer naar de auto. Mijn poezen begrepen er niets van! Vrouwtje had totaal geen tijd en geen aandacht voor hen.
Tien minuten voor sluitingtijd stond ik weer aan de kassa. En vijf minuten later kon ik opgelucht naar mijn auto stappen. Ik kon eindelijk naar huis, met een volle tank en een volle portemonnee ...
Vandaag nog een stukje over één van onze poezen: Dikkie Dik, naar de tekenfilmkat.
Dikkie Dik is een prachtige rosse kater. Hij kwam kennismaken die eerste zomer in het nieuwe huis. Hij zag er indrukwekkend uit! Zo indrukwekkend dat we wat afstand hielden. Al gauw echter bleek Dikkie Dik een zachtaardige kerel te zijn, die geregeld zijn maaltijden bij ons gebruikte. Hij was een zwerver, een thuisloze kater.
Zoals het bij Spikkel en Zwartje gegaan was, zo gebeurde het ook met Dikkie Dik: het werd koud en Dikkie waagde zich binnen. Aarzelend eerst, klaar om meteen te vluchten. Maar hij zag dat zijn nieuwe thuis wel iets te bieden had en weldra lag hij ontspannen en uitgestrekt of in een bolletje te slapen en, jawel, te snurken, in een zetel of op een bed.
Dikkie is een schat van een poes. Je mag hem strelen, hij komt naast je op de sofa liggen of op het bed, hij verdraagt het om geknuffeld te worden, gaat gelukzalig op zijn rug liggen om zijn buik te laten masseren, draait zich dan weer om zijn nekspieren een beurt te laten geven, maar probeer niet om hem in je armen te nemen. Dan begint hij beleefd te wrikken en duidelijk te maken dat hij op zijn eigen vier poten wil staan.
Hij weet dat ik respect heb voor rang en leeftijd! Nu er zoveel jong geweld in huis is gekomen, krijgt hij apart eten. Het volstaat dat ik zijn naam zeg en hem wenk en hij komt aangedribbeld. Ik mag hem op het aanrecht zetten en dan neemt hij rustig de tijd om zijn bordje leeg te eten.
Lange tijd was hij de enige rosse kat in het gezelschap, niet zo goed dus. Maar sinds vorige herfst heeft hij twee soortgenootjes, Boogey en Caramelle. Maar dat is een ander verhaal.