Ook in de 18de eeuw wilde men in Engeland hoe dan ook de eigen Engelse kantindustrie aanmoedigen, en daarom was het verboden vreemde kantsoorten als Venetiaanse kant en point de France te dragen. Voor kant uit Vlaanderen werden heel hoge invoerrechten geïnd, dus liepen de smokkelpraktijken onverminderd door. De Engelse dames van stand wilden absoluut vreemde kant hebben, dit was prestigieuzer. Konden ze die kant niet zelf oversmokkelen, dan namen ze beroepssmokkelaars onder de arm. Er heerste een mentaliteit die als volgt kon uitgelegd worden:" mode is een erg dwaas ding, maar het is nog dwazer niet gekleed te gaan volgens je stand". Deze visie opende de weg naar allerlei bizarre wanpraktijken, om toch maar het doel te bereiken.