Kloskant wordt gemaakt met behulp van kantklosjes.Deze klosjes worden altijd in paren gebruikt,die over het gehele werk bij elkaar blijven behoren.Op deze klosjes worden draden gewikkeld.Een ervaren kantkloster kan werken met honderden klosjes tegelijk,die zeer snel om elkaar heen geslagen worden.Na het maken van een aantal slagen wordt een speld in het patroon gestoken,wat het vlechtwerk op zijn plaats houdt. Het patroon wordt hier in Noordwest Europa bevestigd op een groot plat kussen.Iedere streek en iedere kantsoort heeft zijn eigen type van klosjes,kussens en patronen. Rolkussens worden gebruikt als er lange stroken kant gemaakt moeten worden,blokkussens voor grote patronen.Ook de klosjes verschillen per streek en per kantsoort.In Belgiê en Nederland zijn ze meestal van beukenhout en hebben ze een bolletje aan het einde voor het gewicht en zijn ongeveer 10 cm lang In Portugal zijn ze eens zo groot en veel zwaarder, omdat daar met dikke draad op rolkussens wordt gewerkt.In Engeland zijn ze recht en flinterdun en hebben ze soms kraaltjes voor het gewicht.Daar maakt men met flinterdun garen de Honitonkant. Iedere stad en iedere streek had vroeger zijn eigen patronen en zijn eigen manier van werken. Je herkent daardoor aan de kant vaak de streek waar hij is gemaakt. Het klossen van kant is een zeer bewerkelijke techniek,die al eeuwen bestaat. Kant is zeer kostbaar,en was daarom in het verleden alleen bereikbaar voor de zeer rijken. De kostbaarste kant is van de dunste draad gemaakt.Kragen in kant worden gesteven Kantklossen wordt met zorg levend gehouden.Het is echter een hobby geworden en niet meer iets om de kost mee te verdienen.Het uurloon zou het werk onbetaalbaar maken. De werkomstandigheden van de kantklosters waren in het verleden bedroevend.Ze werkten veelal in vochtige kelders.De reden hiervan was dat fijne linnen draden,als zij te droog worden,erg snel breken.