Heer al ben ik klein Ik mag een schaapje zijn Van Uw grote kudde En dat vind ik fijn.
Here dank U voor dit feest U bent ook een kind geweest Kwam op aarde nog heel klein U lag in een voerbak van een beest.
Maria heeft U toen gekust Jozef U in slaap gesust Maar Uw Vader waakte over U Ieder was in diepe rust
Here dank U dat U kwam Al noemt men U ’t geslachte Lam Begrijpen doe ik nu nog niet Dat U de zonden op U nam
Heer al ben ik klein Leer mij Uw volgeling te zijn Een kind dat U wil dienen Heer Maak mijn hartje rein.
~Ina van der Welle~
De Winterkabouter
Uit loodgrijze luchten valt langzaam de sneeuw in grillige bochtige baan Zo licht als een veertje, zo blank als een meeuw zo dicht als de sterretjes staan
Daar boven, daar boven daar klopt klopt, daar klopt de schavuit de winterkabouter de winterkabouter zijn beddeken uit
Al gauw zie je buiten in veld en landdauw het werk van de vallende vlok Daar reist aan de einder in nevelig blauw het bos in zijn wit wollen rok
Daar boven, daar boven daar klopt klopt, daar klopt de schavuit de winterkabouter de winterkabouter zijn beddeken uit
Op bouwland en bomen, op velden en hei rust vluchtig de donzige vacht Zacht wordt in het licht van de tanende zon het blauw in de eenzame nacht
Daar boven, daar boven daar klopt klopt, daar klopt de schavuit de winterkabouter de winterkabouter zijn beddeken uit.
Er kwamen drie koningen
Er kwamen drie koningen met ene ster Zij kwamen van bij en zij kwamen van ver
Zij kwamen de hoge berg opgegaan Zij vonden de sterre daar stille staan
Wel sterre, gij moet er zo stille niet staan Gij moet met ons naar Bethlehem gaan
Naar Bethlehem binnen die schone stad Waar Maria met haar kindetje zat
Zij gaven dat kindetje menigvoud Van wierook en mirre en rode fijn goud
De blijde boodschap heeft geklonken
De blijde boodschap heeft geklonken, Gods woord door Gabriel gebracht. Het hemels licht heeft opgeblonken, en rijk gestraald in duist’re nacht.
Aan herders heeft God doen verkonden, de komst en de geboort’ van ’t kind. Die ons zal redden van de zonden, in Beth’lehems stal in ’t stro bevindt.
De hele wereld moet het horen, God maakte Zijn belofte waar. Uit Davids stam is ons geboren, de Vredevorst, de Middelaar.
Komt laat ons dan dit kind aanbidden, Immanuel wordt Hij genoemd. Hij die als koning in ons midden, als de Verlosser hoort geroemd.
~Justus A. van Tricht~
Kerstfeest
Kerstfeest, dat zijn lampjes in de bomen zingen bij het kaarslicht met elkaar Stille nacht en Nu zijt wellekome met witte sneeuw en wolken engelenhaar
Kerstfeest, dat is altijd weer bijzonder dan willen alle mensen samen zijn en een beetje denken aan het wonder van dat ene kindje teer en klein
Kerstfeest, dat zijn alle kleine dingen die ene ster die schittert in de nacht en engeltjes die altijd zullen zingen voor iedereen die nog op vrede wacht.
Winter
Och winter, barre winter, Wat zijt ge bitter koud! Ik wou, ik had een gulden, Dan kocht ik turf en hout. Een vuurtje zou ik bouwen Als onze plaat zo groot, En 'k vroeg mijn arme buurtjes Op koffie en op brood.
Wat zouden ze dan smullen In 't hoekje van de haard! Voor mij wierd 's nachts een plaatsje En ook wat brood bewaard: Och had ik maar een gulden.... Maar toen ik Moeder vroeg, Toen zei ze: ‘Kind! we hebben Pas voor ons zelv' genoeg.’
Hoor, Jongens! als ik groot ben, Dan zult ge 'reis wat zien: Een cent wil ik bewaren Van wat ik daags verdien; Dan heb ik een drie gulden Met Nieuwejaar bespaard, En 'k vraag mijn arme buurtjes In 't hoekje van mijn haard.
~JP Heije~
Kerstklokje
Een klokje dat klingelt van verre In tonen als zilver zo klaar En duizenden tint’lende sterren Die luist’ren nieuwsgierig ernaar Wel horen ze dikwijls het luiden Maar nooit zo lieflijk en zacht ’t Moet wel iets bijzonders beduiden Dat kling’lende klokje vannacht
Het klingelt maar aldoor van verre En klinkt ook de kinderen toe Hoe tink’len hun oogjes als sterren Zij worden ’t luist’ren niet moe Want klinkt het zo over de landen Zij weten wel wat het beduidt Dan vouwen zij biddend de handen Want, immers, het kerstklokje luidt
Het lied der eng'len
Heerlijk klonk het lied der eng'len, In het veld van Efrata: Ere zij God in de hoge, Looft de Heer, halleluja! Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; Zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem.
Jezus kwam op aarde neder, Als een kindje, klein en teer, Maar hoe arm Hij ook mocht wezen, Hij was aller Hoofd en Heer. Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen, Zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem.
Leer ons bij Uw kribbe buigen, Leer ons knielen bij Uw kruis, Leer ons in Uw naam geloven, Neem ons eens in 't Vaderhuis. Vrede zal op aarde dagen, God heeft in de mens behagen; Zalig, die naar vrede vragen, Jezus geeft die, hoort Zijn stem.
De wijzen
De wijzen, de wijzen Die gingen samen reizen Vertrouwend op een Koningsster Zij wisten niet hoe ver
Zij volgden het teken De dagen werden weken Dan klopt een rijke karavaan Bij de paleispoort aan
O koning, wil ons horen Er is een prins geboren In 't Oosten is zijn ster gezien Staat hier zijn wieg misschien
Herodes hij hoorde Verschrikt naar deze woorden Een koningskind bij mij in huis U bent beslist abuis
De wijzen, de wijzen Die moesten verder reizen De ster ging als een lichtend spoor Naar Bethlehem hen voor
Zij hebben gevonden, Het Kind door God gezonden Dat Koning en dat Knecht wil zijn Voor ieder groot en klein
Barmhartigheid
Breng de zachte woorden van de Heer Achter elke deur en in elk huis. Raak de zijnen aan die daardoor weer Mogen leven in een veilig thuis. Heb medelij' met hen die vluchten. Aanvaardt hen als een medemens. Raak de vermoeiden aan die zuchten. Trek toch niet zo snel een grens. Iedereen verlangt toch naar de vrede? Geven wij wat wij ontvangen door? Heb je ooit voor hen gebeden? En bood je ooit een luisterend oor? Ik wil leren van Zijn barmhartigheden want Daarom werd Zijn hart doorboord.
~Ronald Lammers~
De blijde boodschap
Zie jij de sterren stralen zie jij de zon en maan maar lichter aan de hemel zie je de eng’len gaan ze zingen vol van vreugde het lied van onze Heer want Jezus kwam op aarde ligt in een krib ter neer.
Een boodschap die ons allen verteld wordt door God Woord de wijzen zagen Jezus God leidde hen steeds voort een ster wees toen de wegen waarlangs zij moesten gaan het werd hen tot een zegen zij namen Jezus aan.
Laat ons ook samen spreken met herders in het veld met wijzen uit het Oosten als men van God vertelt dan wordt het Woord des Heren een ster voor iedereen een lichtpunt op hun wegen Gods vrede om hen heen.
~Ina van der Welle~
Als de kaarsjes branden gaan
Wanneer wij 't Kerstfeest gaan vieren En samen de kerstboom versieren Verlangen we echt met elkaar Naar de mooiste dagen van't jaar
Als de kaarsjes branden gaan En de klokken vredig slaan Bim bam, bim bam Dan is't Kerstmis overal En klinkt zuiver als kristal Bim bam, bim-bam Met vrede op aarde en 'Stille nacht' Wordt weer het Kerstfeest herdacht Zie de kerstboom statig staan Hoor de klokken vredig slaan Bim bam, bim-bam
Je hoopt dat 'r sneeuwvlokken vallen Je kijkt naar de slingers en ballen De piek en het engelenhaar Op de mooiste dagen van't jaar
Als de kaarsjes branden gaan En de klokken vredig slaan Bim bam, bim bam Dan is't Kerstmis overal En klinkt zuiver als kristal Bim bam, bim-bam Met vrede op aarde en 'Stille nacht' Wordt weer het Kerstfeest herdacht Zie de kerstboom statig staan Hoor de klokken vredig slaan Bim bam, bim-bam
Een Sneeuwman
Een sneeuwman is een grote pop. Heel vaak heeft hij een hoedje op. Een sneeuwman is een witte reus. Hij heeft een lange wortelneus.
Een sneeuwman is van sneeuw gebouwd. Hij heeft het altijd lekker koud. Nooit heeft hij iemand iets gedaan. Toch moet hij altijd buiten blijven staan.
Je snapt dat hij nooit eens niest, terwijl het buiten zo hard vriest. En dat ie nooit eens praat of lacht. Hoewel... Wie weet... Misschien.. Vannacht.
Maar nee hoor. Hij beweegt zich nooit. Hij blijft altijd maar staan totdat het dooit.
Brandend kaarsje
Soms zoekt God onder de mensen, misschien dat meisje dat zo lacht. Vrede wil Hij haar toewensen, als brandend kaarsje in de nacht.
Jezus Christus is geboren, de kinderen zingen stille nacht. Een bonte rij van kinderkoren, Maria die het Kindeke bracht.
De nachtegaaltjes hoor je zingen, dat pure uit een kinderhart. Zij brengen Goddelijke dingen, waarin wij soms wat zijn verhard.
Een voorbeeld dat zich hier doet gelden, dat wij geloven als een kind. Net als de herders op de velden die ook Het Kind hebben bemind.
~Anton van der Haar~
Winterstilte
De grond is wit, de nevel wit, De wolken, waar nog sneeuw in zit, Zijn wit, dat zacht vergrijzelt. Het fijngetakt geboomte zit Met witten rijp beijzeld.
De boom houdt zich behoedzaam stil, Dat niet het minste takgetril 't Kristallen kunstwerk breke, De klank zelfs van mijn schreden wil Zich in de sneeuw versteken.
De grond is wit, de nevel wit, Wat zwijgend tooverland is dit? Wat hemel loop ik onder? Ik vouw de handen en aanbid Dit grootsche, stille wonder.
~Jacqueline E. van der Waals~
Ook voor jou
Op de grens van licht en duister tussen zorgen en verdriet kwam Hij zonder glans en luister met een ster in het verschiet.
Troost en liefde van de Vader kwamen tot ons in een kind en geen mens staat ons ooit nader dan de Zoon door God bemind.
Steeds weer tussen licht en duister horen mensen groot en klein door de wind het zacht gefluister ook voor jou zal ik er zijn
Advent
Er staan vier kaarsjes op een rij te wachten op het feest. Eén lichtje laat ons alvast zien hoe mooi het is geweest.
Nu mogen er twee kaarsjes aan, ons wachten wordt beloond. Het wordt steeds lichter in de kerk, het huis waarin God woont.
Vandaag branden drie kaarsjes, drie vlammetjes van licht vertellen van het Kind dat komt, is dát geen mooi bericht?
Nu mag het vierde kaarsje aan. Vier lichtjes laten horen: nog een paar nachtjes slapen, dan wordt het Kind geboren.
~Coby Poelman-Duisterwinkel~
Mensen geef elkaar een hand
Mensen geef elkaar een hand Liefde kent geen kleur of stand Zwart of wit of arm of rijk In ons hart zijn wij gelijk
Mensen kijk elkaar eens aan Tracht elkander te verstaan Wilt gij niet wat u geschiedt Doe dat ook een ander niet
Duizenden kaarsen twinkelen zacht Door de heilige en stille nacht Maar al die kaarsen hebben geen zin Als wij bevreesd zijn voor een nieuw begin
Mensen geef elkaar een hand Liefde kent geen kleur of stand Zwart of wit of arm of rijk In ons hart zijn wij gelijk
Mensen kijk elkaar eens aan Tracht elkander te verstaan Wilt gij niet wat u geschiedt Doe dat ook een ander niet
Eenmaal zal die boodschap door de wereld gaan Eenmaal zal die boodschap door de wereld gaan
De vier kaarsen
Heel langzaam brandden eens vier kaarsen. De omgeving was zo rustig dat men ze kon horen spreken. De eerste kaars zei: “Ik ben de VREDE. Ik deed zolang mijn best opdat mensen geen ruzie zouden maken, dat ze geen wapens zouden gebruiken, dat ze niet zouden slaan voor een meningsverschil. Maar er blijft oorlog overal, en waar mensen in groepen samenkomen blijven er twisten ontstaan. Wat heeft het voor zin dat ik voor hen brand? Niemand, kan mij beletten dat ik uitdoof.” Haar vlammetje werd vlug kleiner en doofde uit.
De tweede kaars zei: “Ik ben het VERTROUWEN. Meestal kan ik gemist worden. Dus heeft het geen zin meer dat ik blijf branden. Want ik leer mensen om te geloven in het leven zelf en in elkaar. Ik leer hen dat ze samen iets moois kunnen maken, maar ze luisteren niet. Hun vertrouwen is zo klein. Ze geloven alleen wat simpel is en in dromen die wegvliegen als een veertje. Mensen vertrouwen niet eens meer hun eigen hart, en geloven niet in het waarom van hun bestaan.” Wanneer ze stopte met praten blies ze zichzelf met een laatste zuchtje uit.
Op haar beurt sprak zachtjes de derde kaars: “Ik ben de LIEFDE. Ik heb de kracht niet gekregen om te blijven branden. De mensen negeren me. Ze vergeten zelfs hun naasten te beminnen. Ik had zo gehoopt dat ik mensen kon helpen om elkaar warmte te geven, en het gevoel dat er altijd Iemand ook van hen hield – zelfs al wist men dat niet.” Ze wachtte niet langer en doofde uit.
Plots kwam er een kind aan en zag de drie gedoofde kaarsen. Het keek naar de vrede waarvan het licht verdwenen was, en naar het vertrouwen dat het nodig had om groot te worden en om moedig te zijn, en naar de liefde omdat het kind niet alleen wilde zijn. “Waarom branden jullie niet langer?” riep het kind vol onzekerheid uit. De drie kaarsen spraken en vertelden hoe slecht het met hen ging. Nadat dit alles gezegd was begon het kind te wenen.
Toen zei de vierde kaars: “Wees niet bang, mijn kind. Nu ik nog brand kunnen we de andere kaarsen weer aansteken. Want ik ben de HOOP!” Met glanzende ogen nam het kind de kaars van de hoop en stak de andere kaarsen weer aan. Het vlammetje van de hoop wilde het kind nooit uit het leven laten verdwijnen.
Laten ook wij allemaal de HOOP, het VERTROUWEN, de VREDE en de LIEFDE bewaren en koesteren!!! Dan groeit het grote licht dat Kerstmis is voor vandaag, voor morgen en altijd!
Nog klinken klokken
Nog klinken klokken in de toren, ze luiden in de wereldnacht: Word wakker want er is een kind geboren, een kind dat vrede op de aarde bracht.
Nog zingen engelen in de velden: 'Hoor toch wat vroeger is geschied.' Deze echo wil de wereld melden: 't Gaat om een kind en anders niet.'
Nog geven herders vanuit het verleden een voorbeeld om op weg te gaan. Het kan nog steeds want heden is het aan ons de boodschap te verstaan.
En als we dan de kribbe stil bezoeken zien we het kind, het vraagt ons hart. Geboren in een stal, gehuld in doeken, reeds dragend onze pijn en smart.