afl. 073 /121 ~ Nederig verzoek aan het Eerwaardig Vat
11 oktober- Moederschap van de Heilige Maagd Maria
Wees gegroet, O Heilige Moeder, die als maagd de Koning ter wereld bracht. Vandaag eer ik Uw moederschap. Aanhoor mijn gebed, maar eerst mijn verzoek.
Moeder Maria, Eerwaardig Vat, het botert niet tussen mijn zoon en zijn vrouw. Van in het begin heb ik geweten dat die twee niet door onze Heer voor elkaar zijn voorbestemd. Jawel, zeer Kuise Moeder, zijn Pat is geen gemakkelijke hoor! De Vrucht van uw Lichaam is gekruisigd, maar die van mij draagt alle dagen zijn kruis. Maar ik zwijg uit liefde voor mijn zoon.
Ik denk, Hoogverheven Moeder, dat het tijd wordt, dat er in dat gezin een kindje komt. Ik vraag mij af of Gij, die tot de verbazing van de natuur de Heilige Schepper ter wereld bracht, of Gij aan dat koppel geen duwtje kunt geven? Ik zou toch zo gaarne een kleinkind hebben. Het zou mijn aards bestaan opnieuw zin geven.
Gij weet, roemwaardigste Maria, hoe triestig mijn leven hier is. Uw Josef ging niet op een ander, de mijne wel. Na het baren, O Heerlijk vat van Godsvrucht, zijt gij ongeschonden gebleven. Ik was echter gescheurd langs alle kanten. Pat weet dat, Heilige moeder. Bij de stam van de Cijnensen zijn het allemaal zware borelingen. Ook is ze bang om haar slanke lijn te verliezen. Moest het aan mijn zoon zijn zaad liggen, dan kruip ik op mijn knieën naar Lourdes heen en terug.
Waarom ik U dat nu pas vraag? Wel, Mystieke Roos, omdat zij het altijd heeft over de vriendschap die een mens van dieren krijgt, veel meer dan van mensen zegt ze. Haar vriendin heeft een hondenkwekerij en hondenhotel overgenomen en Pat zit daar ganse dagen aan een stuk. Ik zie het aankomen, Heilige Moeder, en daarom heb ik het achtste gebod overtreden. Ja, Spiegel van Gerechtigheid, Uw dienares heeft gelogen. Ik heb haar verteld dat mijn Francis tegen geen hondenhaar kan. Dat ik met hem vreselijk gesukkeld heb toen hij een klein manneke was. ’t Was eruit voordat ik het wist.
O, Zetel van Wijsheid, klap alstublieft die hond uit haar hoofd. O Heer, ik bid U, verleen mij te mogen ondervinden dat de Heilige Maagd mijn voorspraak is, omdat wij door Haar mochten ontvangen de Gever van het Leven en probeer daar in Keerbergen iets te forceren.
Heb dank, O, Heer
afl. 074/121 ~ Waar de muren van Jericho al goed voor zijn!
3 december - Dag van de Heilige Franciscus-Xaverius, Belijder. De stem van de Almachtige is boos. Hij zegt: Gij, Gerda verkettert God en verzoekt de duivel. Uw gebeden zijn schijnheilig. Uw lijden is begeerte naar wraak. Serge heeft gelijk dat hij mij dat zo vlakaf zegt. Zelfs zondaars moet men beminnen zoals zijn evennaasten.
Maar ik vind dat de Almachtige gemakkelijk kan spreken. Hij zit niet met een overspelige echtgenoot! Tegen Serge heb ik ook gezegd dat het geen lachen is iemand te moeten beminnen, die mij en mijn zoon tot schaamte, schande en smaad veroordeelt.
Alstublieft, Almachtige, Eeuwige God, die mij zowel door kastijding geneest als door vergeving bewaart, aanhoor Uw nederige smekelinge en dienares. Maak dat ik mij verheug over de rust van de verlangde vertroosting en steeds de gave van Uw Vaderlijke Goedheid moge genieten.
Heb dank, O, mijn Heer.
21 Januari- Dag van de heilige Agnes, Maagd en Martelares. Heer, mijn God, eerst en vooral wil ik U vragen onze gebeden in de kapel ’s morgens te willen verhoren en dan speciaal die van mij voor onze Heilige Vader. Ik vind dat hij nu serieus achteruitgaat. Heer, Gij hadt hem moeten zien van de week op tv. Mijn hart kromp ineen. Ik verstond van hem geen gebenedijd woord. Heer, ik smeek U nederig op mijn blote knieën, laat al die goddelozen zien wat Gij kunt en geef onze Heilige Vader een beetje meer stem. Dan kan ik hem verstaan en door hem spreekt Gij, mijn Heer, ook tot mij.
Heer, mijn God, wat staat er mij te doen? Denkt Gij dat de demonen nu ook in mij zijn gevaren omdat ik wens dat Max en zijn hoer zouden bezwijken onder de muren van Jericho, dat zij zouden creperen en wentelen in de gruwelijkste pijnen?
Echt waar, Heer, ik ben niet slecht. Ik vraag alleen gerechtigheid. En toch bezweert Serge me dat ik moet boeten. Eerlijk gezegd, ik vraag mij toch af waarom ik zou moeten boeten. Maar Serge is door Uw hand gewijd. Hij is priester. Hij zal het dus wel beter weten. Ik bid U, help mij bij mijn tweestrijd.
Heb dank, O, mijn Heer.
wordt morgen vervolgd - bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur : http://blog.seniorennet.be/titipoes3/archief.php?startaantal=80
|