Ik ben een van diegenen, die zich laten beetnemen heeft, om naar de krantenwinkel te stappen voor de aankoop van de Humo van 23 september.
Er was genoeg reclame en media-aandacht meegemoeid om kennis te kunnen maken met een boekje van Dimitri Verhulst: Godverdomse dagen op een godverdomse bol.
We gingen voor een weekje met vakantie naar Turkije en een boekje van dit formaat was ideaal om de koffers niet te overladen.
Gelukkig hadden we er prachtig zomerweer en moest ik geen kalm plekje opzoeken om me aan het lezen te zetten.
Ik doorbladerde dan maar eventjes in de rapte de schrijfsels van den Dimitri.
Ik begreep er niet veel van, van alles onder elkaar geschreven zonder enig structuur.
Ik nam een blad papier, ik had er mij immers op voorzien om notas te nemen van al het gebeuren in het hotel, en begon aan mijn eigen godverdomse kort verhaaltje.
Ik ben een vis, ttz geboren op 19 maart, feest van Sint Jozef, patroonheilige van de cocus.
Hij was nog wel bedrogen door een verdomde duif, wie kan er zich dat nu nog voorstellen.
Arme Jozef was er zich zelf niet bewust van. Toen bestond er nog geen DNA-test om het vaderschap te kunnen bewijzen.
Je hebt vissen en vis, ik ben een mooi opgerolde rolmops, met ajuin en azijn opgeborgen, geconserveerd, in een bokaaltje. Ik zit er samen met 5 andere soortgenoten. Het was eerder langs de koele kant, in het bokaaltje, we zaten immers voor een tijdje in de koelkast om langer bewaard te kunnen worden. Af en toe kwam er een beetje licht binnen als de deur van koelkast opging, maar we zaten helemaal achterin verscholen tussen mijn buren, een potje Pickels, een potje rode bieten, waar er al schimmel op stond, een flesje met pikante Chinese saus en een bokaaltje met zeven zoetzure ajuintjes. Ze leken allemaal gedoemd te zijn om er eens uit te komen met de volgende lenteschoonmaak.
Dat beloofde dus niet veel goeds te worden, en inderdaad na anderhalve maand, de houdbaarheidsdatum was al ruim overschreden, was het alsof ik werd opgeblazen, de geur van azijn veranderde in een of ander onwelriekend oxidatieproduct en de uien vielen uit elkaar. Het deksel begon te verkleuren van bruin naar zwart.
Ik had er geen idee van wanneer het Pasen zou worden. Met een waas in mijn ogen zag ik dat er beschimmelde mandarijnen werden bijgezet. Het was misschien de periode van Sinterklaas?
Dus zat ik nog minstens voor 3-4 maanden te rotten in mijn knus bokaaltje en te wachten op mijn einde zoals een terminale longkankerpatiënt, maar zonder stervensbegeleiding.
In mijn wereldje bestond er ook geen euthanasie waarschijnlijk.
Maar er werd een oplossing gevonden: mijn bokaal kwam dan toch rond de lente uit de koelkast. De vrouw des huizes besloot, na lang aarzelen, me samen met mijn andere compagnons naar de glasbol te brengen.
Patshhhh, het glas brak van de eerste keer, ze had immers goed gemikt om het eind van het bestaan van een stinkende rotte Jozefrolmops zo kort mogelijk te houden.
Ondertussen ligt het godverdomse boekje in de papierbak en wordt het misschien gerecycleerd in een rol zacht Wc-papier
|