Er is een misweek. Ook in het gesticht. Witte paters uit de Abdij van Berne, in Brabant geloof ik, struinen parochies in de dorpen rond Roermond af, om de gelovigen wat modernere inzichten over de misviering bij te brengen. En het is daarbij ook niet meer alles Latijn, wat de klok slaat. "--- En als er wordt gebeden: Sanctus, sanctus, sanctus, dan moeten jullie je zelf niet fier op de borst gaan kloppen. Wat dan zeggen jullie in feite: Ikke heilig, ikke heilig, ikke heilig! Nee, op je borst kloppen, dat mogen jullie wel heel nederig bij een gebed als het Agnus Dei en Heer, ik ben niet waardig ---!"
Het waren naar de mening van ons de jongens, leuke paters. En de nonnen zagen hen ook wel zitten zo te zien. Als de paters vrij waren of hun dagtaak zat er op, dan waren zij dikwijls te vinden bij de zusters, die voor de jongens zorgden. En dan ging er wel eens een non, die niet bij de jongens hoorde, met een van hun naar boven. Naar de slaapzaal van de jongens of naar de naaikamer ernaast. En misschien ook naar de kale zolder daarboven. Daar kregen sommige zusters om de beurt onderricht van de leukste pater. Daar werd wel eens over getwist. En uit onderlinge jaloezie werd aan sommige nonnen hun beurt niet gegund. En dan werd er moeite gedaan om te vermijden, dat ook zij mochten gaan luisteren, naar wat de Pater hun had te vertellen.
Op een dag werd hem de weg naar boven versperd, door een groep van ongeveer 40 jongens, die op de brede trap naar boven op de treden zaten te luisteren naar wat de zuster van hun groep had te vertellen. De pater zal het wel niet beleefd hebben gevonden, om zich tussen de jongens door, poef paaf, naar boven te wringen. Daar zou hij zuster Evarista op het grote trapportaal ontmoeten. Zij werkte op de naaikamer. Daar werden nieuwe kleren vervaardigd en kapotte kleding gerepareerd.
Zuster Evarista was niet moeders mooiste. Zij leek een vrouw te zijn, die, als zij niet in het klooster zou wonen, door mannen waarschijnlijk als een wegwerpartikel werd beschouwd. Wij, de jongens meenden: "Die is non geworden, omdat zij geen man kon krijgen!" Maar dat dat zeiden wij over meer, vooral over nonnen, waar wij een hekel aan hadden.
De Pater bleef tussen de jongens op de trap staan en maakt grapjes. Hij haalde een boekje te voorschijn. Misschien van vijf bij 3 centimeter. Ik weet niet meer hoe een dergelijk boekje wordt genoemd, maar er stonden afbeeldingen in van Hitler. En Toen hij met zijn duim de bladzijden achter elkaar voorbij liet gaan, zagen wij hoe Hitler grotesk zijn mond en zijn armen bewoog. En daarna vertelde hij:
Toen moeder bij de was was, zag zij twee vliegen vliegen. Er was ook een bij bij. Die vlogen onder de deur deur, over de weg weg en kwamen in Utrecht terecht. Daar gingen zij balen balen.
Hij ons ook het verhaal verteld over Ali Baba en de veertig rovers. Dat besloot hij met de woorden: "En op hun grf werd een bord geplaatst met het opschrift: 40 k.m. Dat betekende: Veertig kwade mannen!
Zuster Evarista stond ondertussen op het bordes, vol ongeduld te wachten tot de pater wwar zij misschien over droomde, naar boven zou komen. Zij boog zich wel ver over de ballustrade heen. En de zuster van onze groep keek kwaad naar boven. En tegen een andere non uit onze groep zei ze: "Die laat wel goed merken dat zij --- !" "Psssssst. Denk toch aan de jongens!" "Zij kan niet wachten. Zij heeft geen geduld!" "Duurt het soms te lang Evarista?"" "Evarista, Ga daar weg. Wilt u uw nek breken?"
Zuster Evarista is gelukkig toch niet naar beneden gevallen. En tot haar vreugde onderging ook zij de wijze lessen van de Pater, die andere nonnen haar eigenlijk niet gunden.
|