De aankomst
Pedrouzo wordt het laatste vertrekpunt. Voel ik een zekere angst in mijn troepen? Neen, niet dezelfde als 12 dagen terug aan de voet van de Pyreneeën. Nu is het eerder een vraag die in hen opborrelt: En wat morgen? Over enige uren bereiken we de aankomst. Santiago, wat moet ik nu?
We blijven de pelgrims van de voorbije dagen. Geen morgenlied “Ultreya” op de bus, we zingen het uit volle longen in het eucalyptuswoud waar we onze tocht naar de aankomst beginnen. Het lied is gezongen… Alsof niemand zich in het peloton vooraan wil nestelen om de eindsprint in te zetten.
Laat het bos nog een grote wijle mijn bos worden. Mag ik mij gekoesterd voelen tussen de hoge zuilen van die eucalyptuskathedraal. De gedachten die binnensijpelen zijn nu gemengd met een mix van eucalyptus en andere boskruiden. Zalig lopen onder de zon die geleidelijk haar warmteknop meer opendraait.
Ik loop steeds in de achterhoede. Ik hoor het al achter mijn rug: Met zo een breed pantser kan hij zijn discipelen beschermen voor eventueel dreigend gevaar in de rug. Lieve lezers, zelfs met mijn breed pantser kan ik zoveel rijkdom van Neos op de pelgrimsweg niet beschutten. Ik heb wel beter zicht wat voor mij gebeurt. Steeds zie ik dezelfde pelgrims in de achterhoede. De ene loopt met langzame maar zekere tred naar de aankomst. De pijn in haar voet zal haar niet overwinnen. Haar wilskracht is sterker dan de pijn.
Een andere heeft een zeer wijde blik. Permanent ziet hij iets moois langs deze weg. Zijn verhaal wordt beslist een uniek fotoverhaal. Je ziet die man genieten op die weg, steeds met zijn vrouwtje dicht in zijn spoor.
“Buen camino” roept een jonge meisjesstem. “Buen camino” roept een forse jongensstem. Ze rijden mij met een mountainbike voorbij. Achter op hun fiets laat een vlaggetje mij hun boodschap lezen: “Just married”. Ik roep hen na: “Buen camino on your new way.” Thanks en weg zijn ze.
Een Rubensiaanse dame ziet een slonzige hond. ”Hi, amigo” en ze aait hem. Ik loop verder. Op een boomstam pel ik een banaan. Dezelfde dame komt mij weer voorbij. “Hi, amigo” gelukkig aait ze mij niet. Zou ze mij verward hebben met die hond?
Weer een flinke klim maar mijn tempo ligt niet hoger dan het ritme van mijn ademhaling. Boven dit klimmetje zie ik ons pasgetrouwd koppeltje stilstaan. De man werkt het vlaggetje van zijn kersvers vrouwtje bij. Het was van haar fiets gevallen. “O my dears, dit is toch geen voorteken?” Ze kunnen er heel hard mee lachen en springen weer de fiets op. Hun levenscamino zal wel lukken als ik zie hoe snel de breuk hersteld werd met plakband. Een volgend akkefietje zal met evenveel liefde aan elkaar geplakt worden.
Boven op de Monte de Gozo zou het al vreugde moeten zijn. Een aantal Neospelgrims stralen wel maar steken het niet onder of achter het muurtje waar ze een rustpauze nemen. Ook zij voelen de aankomst dichter en dichterbij komen. Nog iets minder dan 5 km. In die blije ogen schuilt ook enige weemoed. En toch hoor ik lofwoorden die mij op die berg warm maken. “Een enig mooie reis, onvergetelijk.” Maar om die reis onvergetelijk te maken hebben jullie er wel 200 km te voet moeten voor lopen, hebben jullie pijn verbeten, hebben jullie elkaar gedragen. Toch ook een wonder: Lijden om iets moois te beleven. Ik denk in het dalen aan het wonder van het leven. Een moeder die zoveel pijn moet afzien om dan een enig mooi kind op de wereld te zetten. Lijden en iets onvergetelijks in de plaats krijgen.
Nog 5 km van de aankomst. Alleen nog dalen. Zal Santiago, de H. Jacobus, mij met open armen ontvangen? Wij zullen hem omarmen, hem in onze abrazo, omhelzing, innig danken voor de bescherming die we op onze tocht van hem ontvingen. Een abrazo waarmee we straks onze pelgrimsgezellen ook zullen knuffelen.
In de kathedraal word ik dankbaar stil. Onvergetelijk ook voor jullie nederige dienaar. Al voor de zevende maal hier aankomen en weer helemaal iets anders. Sorry voor de traan in mijn ogen. “St.-Jacob blijf ons verder beschermen op de weg die we met onze geliefden nog mogen gaan.” In de kerk speelt een pelgrim een stille melodie op zijn mondharmonica. Spontaan beginnen een aantal mensen een Jacobslied mee te zingen. Ik krijg kippenvel.
Op de trappen van de kathedraal ontmoeten wij elkaar. Un abrazo, een gemeende knuffel. “Buen camino, Annemie en ook jij Annemie, Annie, Antoon, Bernard, Christine, Els, Emma, Eric, Jacques, Joël, Johan, Joris, Katelijne, Lieve, Lisette, Luc, Lidwine, Maria, Marleen, de twee Monica’s, Monique, Pier, Reinilde, Rina, Rita, Roger en ook jij Roger, Stan, Stefaan en Willy. Ik wens jullie nog een mooie verdere levensweg toe. Jullie waren geweldig!”
En Chris verzamelde die onvergetelijke groep Neospelgrims op de trappen om een beeld te maken dat de wereld mag rondgaan. We zongen voor de zoveelste maal onze vreugde uit: “Ultrey e suseya, Deus adjuva nos!” 33 pelgrims samen onderweg onder die zonnige Neosvlag.
03-10-2018, 00:00 geschreven door Chris De Saveur
|