Het verwondert mij hoegenaamd niet meer. Als je van een stipte groep spreekt dan heb ik het geluk om een dergelijke te mogen begeleiden. We hebben zelfs de tijd om de bronzen Pépé in de armen van Emma te leggen. Zie de bronzen lach van deze wafelverkoper, el barquillero, die in Ponferrada nog tot in de jaren 70 het geliefde volksfiguur was bij de bevolking. Maar vandaag begrijpen we zijn lach wel heel anders. Nog nooit had hij een Brabantse in zijn armen.
Zondagmorgen in de industriestad. Ze slaapt nog en wij zitten op de bus richting Ruitelan om de kortste etappe af te werken. Een mooie klim van ongeveer 12 km. Geen afdalingen. Alleen maar hijgen, zich op de sticks afduwen en zeker niet vergeten om in een van die sympathieke dorpjes iets te eten en te drinken.
Onderweg geeft een bord mij de inspiratie voor deze wel tamelijk lastige tocht. Parar. Respirar. Observar.
Inderdaad, dit advies geldt voor alle tochten op onze camino naar Santiago. Regelmatig eens stoppen om terug op adem te komen. Liefst een rustig plaatsje uitzoeken. En uitgerust ben je weer in staat om het mooiste van de natuur in je op te nemen. Het groene loverdak van de hoge bomen, klaar om zijn herfsttooi aan te trekken tekent zich fel af in die hoog azuurblauwe hemel. Wat een beeld! Een witte vlinder zoekt bescherming in de haag voor de zwaar puffende pelgrim. Een kleurig insect kan nog net ontsnappen aan de zware wandelschoenen. Ik loop over een steil en ruw koepad. Ik hoor mij hijgen. Het herkenbaar geluid van het pelgrimspad naar O Cebreiro. Spot die vogel nu met mijn gezucht. De koebelletjes, de groene helling, het klaterend riviertje, ze voeren mij naar Oostenrijk. In La Faba halthouden. Op adem komen. Bewondering vinden in dit mooie pelgrimsoord. Komt het roodborstje mij aanmoedigen voor het vervolg van de moeilijke klim. Toch eerst even stil worden in dit rustgevend kerkje. Ik ontving gisteren twee mails die mij wat in de war brachten en hier diep aan het denken brengen. Denken aan Gerda, ergens in West-Vlaanderen. Ze kreeg geen te beste diagnose. Denken aan Lieve, ergens in de Kempen. Ze heeft het zo moeilijk om haar man die nog maar recent overleed uit haar gedachten te zetten. Kan een innig gebed de rugzak van die twee lieve mensen wat lichter maken? Het is mijn diepste wens.
Een stomme motorzaag verbreekt mijn lied van stilte. Ik ga verder, steeds maar hoger. Eindelijk kom ik bekenden tegen. Halthouden. Zeker op adem komen. Het fysiek maar zeker de moed bewonderen van die seniorengroep. Opgeven staat niet op hun lijstje. Ze wisten dat het moeilijk zou zijn en daarom gaan ze door. Bewonderenswaardig! Het zouden geen ondernemende senioren zijn.
De laatste klim. Terwijl ik verder stap denk ik aan het sympathieke echtpaar uit Limoges die mij in 2004 op mijn tocht naar Compostela vanaf mijn voordeur een meer dan edelmoedig dak gaf. Beide hadden ze al een groot deel van de camino gelopen vanuit Puy-en-Vélay. De spirituele ervaring was hen enorm bevallen. En wat de man toen zei vond ik zo treffend: “Zet op dezelfde weg een pelgrim en een wandelaar en je zult twee totaal verschillende verhalen te horen krijgen, helemaal uiteenlopend.” Onze pelgrims zullen wel uitmaken welk verhaal zij willen doorgeven.
We komen Galicië binnen. Al heel de wandeling mogen we getuige zijn van die wondere schepping. Halthouden. Noodzakelijk om op adem te komen. Luisteren naar het gehijg van andere pelgrims, zelfs veel jonger dan mij. De grootsheid van het scheppingsverhaal bewonderen. Deze natuur maakt je gewoon klein. In het hoge dorpje O Cebreiro kan ik in de kerk tot rust komen. Zoveel kaarsjes, zoveel intenties. Ik weet maar al te goed waarom ik er ook een wil aansteken.
Op het gezellige dorpsplein zie ik mijn pelgrimsgezellen, alsof zij in de wachtzaal zitten. Ik hoor moedige ladies die tevergeefs verder liepen om het kruis te zoeken. Ik zal hen troosten met een bezoek aan een palloza. Wat is dit? Neen geen frisco met chocolade zoals iemand dacht. Destijds waren dat de gangbare woningen van het volk, die gerestaureerd werden om de sfeer van het verleden in dit oeroud bergdorp terug in leven te roepen. Het waren ronde huizen half in de grond gebouwd. Ze hebben een strooien dak waardoor de rook van het vuur kan ontsnappen.Daardoor zijn mens en dier, die samen in deze woonst hun gezamenlijke geurtjes delen, beschermd tegen sneeuw en wind.
Vandaag spuiten de vrouwtjes alle soort parfums over zich bij eender welk toilet, de mannen doen niet onder met dit of ander eau de toilette. Maar toen roken die mannen en vrouwen naar de stoofpot, naar de bok en de geit, naar alle soort van uitwerpselen. Wat een aantrekkingskracht had die geur bij de jonge boer toen een jonge deerne passeerde. Zijn we vandaag niet te kieskeurig geworden. Zij eerlijk. Als we op de buiten op een wandeling passeren, oei, het stinkt hier naar de boer. Ik vermoed dat die geur toen een vorm van een zekere welstand had. Hoe sterker de stank, hoe rijker de boer.
In Ponferrada won in 2014 Kwiatovsky het wereldkampioenschap wielrennen op de weg. Vandaag reden ze de ziel uit hun lijf in Tirol. En wij dan? Wij klommen zonder één keer te dalen. Hebben wij het grote nieuws gehaald? Wel heren, duur betaalde gespierde fietsers, ik lag te rusten en in mijn slaap te genieten van de tocht van meer dan 30 Neospelgrims. Ik had grote en oprechte bewondering voor hun moed na 9 stapdagen en niet van de minste.
Het is zondag, ook voor een pelgrim. De drukke stad eens verkennen en dan terug in de catacomben om te avondmalen.
Moeder, waar is de tijd van ons vermicellisoep? Deze zijn ze toch vergeten te knippen? En als wij twee potten soep op de tafel zetten dan kon jij toch nog een tweede pollepel vinden? Hier hebben ze er maar één per twee soepterrines. Ponferrada, de stad van ijzererts en pollepels van plastic.
Ik kan mij inbeelden dat deze belangrijke pelgrimsdag al heel wat beelden opriep in de verbeelding van niet alleen onze Neospelgrims maar ook van de miljoenen die aan het Cruz de Ferro voorbijkwamen en nog zullen voorbijkomen. Cruz de ferro is voor mij een zeer diep moment. Misschien dieper dan het aankomen in Compostela.
Dit wordt een tocht die elke pelgrim op zijn manier in zijn geest voorbereidt. Niet zomaar een kei op een berg gooien. Heel bewust worden waarom je dat eeuwenoude ritueel gebaar wil doen. Je kan aan het steentje dat je van thuis meebracht zoveel symboliek geven. Je wil de last van een pijnlijke situatie van je afgooien. De pijn van het verlies van een dierbare, de pijn van een scheiding, de pijn van … Je wil je van iets moeilijks bevrijden. Je wil je leven een nieuwe wending geven. Het kan ook uit dankbaarheid zijn dat je je steentje wil bijdragen voor zoveel moois dat je mocht ontvangen. Dankbaar voor de liefde die je verbindt in je gezin. Dankbaar voor de gezondheid zodat je nog zoveel kan realiseren. Dankbaar voor…
In het stemmig kerkje van Rabanal maken we het even diep stil in ons hart. Steal away to Jesus… “Pelgrim, ga op weg.” is een luide boodschap. Weer een ingetogen moment tijdens een gospelsong.
De stilte van het kerkje naar de bus is sprekend.
In Foncebadon beginnen we onze stille tocht naar het ijzeren kruis op zijn hoge houten staak. We zien het al van ver.
Een ogenblik samen naar teksten luisteren. Ultreya e suseya, Deus adjuva nos… …Straks vergroot ons steentje de eeuwenoude hoop “hoop”. Maar mijn steentje is ook mijn hoop op beterschap, op duurzame liefde, op vaste vrede, op een eigen intentie…
Buen camino! op die weg van ontmoeten. Buen camino! klinkt luid de overtuigende wens van die mooie groep Neospelgrims.
Het is dalen en weer naar omhoog en nog eens fors dalen tot in het lieftallige dorpje El Acebo.
Onderweg blijft het maar in mijn hoofd spoken of ik onze pelgrims niet te veel gesneden brood presenteer. Ik heb de indruk dat ik hen een stuk van de weg afneem die ze zelf willen ontdekken. Ik zou veel liever aan het eind van hun tocht horen hoe zij een moeilijkheid overwonnen hebben of hoe een ontmoeting met een vreemde pelgrim een inspiratiebron werd.
Ik loop in de rug van een Canadees. Hoe ik het weet? Hij draagt een afbeelding van de Canadese vlag op zijn rugzak. En daaronder is een schildje gestikt met de kleuren van de Belgische vlag. Ik hoor in het Engels dat zijn grootvader na de eerste Wereldoorlog naar Canada emigreerde. My grandfather was from Worregem. De West-Vlaamse klank van zijn grootvader is zelfs tot in zijn generatie blijven hangen. Al tweemaal was hij bij zijn familieverwanten in Waregem. Zo zie je maar hoe een Canadees de roots van grootvader respecteert.
Hoe intiem mooi het dorpje Riego de Ambrós. Hoe rustig, geen pelgrimsherberg, geen bar, geen winkel. Je hoort de rust in de smalle straatjes waar de balkonnetjes elkaar bijna raken.
Over de Romaanse brug in Molinaseca zien we El Palacio, de afspanning waar we elkaar zullen weerzien, waar moedige Vlaamse pelgrims, de een na de andere een plaatsje op het terras zoeken om nu een groot bier te vragen. Geen water meer. Wat een geweld waait binnen. The six ladies of the Flanders. Een nieuwe feministen beweging op komst? Lady Syx zou de groep aanvoeren. Een nieuwe stroming binnen het pelgrimeren? Dit moeten we opvolgen.
Op het terras zie je pelgrims van over heel de wereld, getooid in alle soort van kledij. Helemaal ingeduffeld zoals die Aziatische (foto hierboven), korte spannende shorts die de vlezige dijen nog sterker laten uitkomen, kleurige shirts met allerlei slogans. De camino is geen catwalk.
Welk verhaal komt nu binnengestroomd. Een Vlaamse senior had nog een appel over uit zijn lunchpakket. Gaat hij niet onder een boom wat schaduw gaan zoeken en een Vlaamse vrouwelijke pelgrim bekoren met zijn appel. Volgens passanten leek het op een nieuw tafereel uit het aards paradijs. Niemand, ook God niet heeft die man en vrouw uit dit paradijs gegooid. Zij zaten niet onder de boom van goed en kwaad. Zij deelden zoals pelgrims doen hun appel.
Wij zijn vlugger in het hartje van Ponferrada dan ik dacht. Geen tijd gehad om te zeggen dat het avondmaal om 20.30 uur is, zelfs geen ruimte gehad om een verjaardagslied te zingen.
De mooi gedekte tafels op het terras waren niet voor de pelgrims. Die horen thuis in de diepe krocht, twee verdiepingen lager. Minestronesoep en visfilet worden geserveerd en de gids legt de tocht van morgen heel summier uit: Vertrek om 9.00 uur. De kortste etappe van ons programma: 12 km. Geen afdalingen. Voldoende gelegenheid om iets te kunnen eten onderweg.
En dan de blunderende begeleider. Het stond nochtans op zijn kattebelletje geschreven. “Verjaardagswens”. Komen er gaten in mijn drukke hersenketel? Helemaal over het hoofd gezien. Hoe maak ik dit goed? Mea culpa, mea maxima culpa. Flateren en flatteren twee woorden die niet samengaan. Ik kruip met enig schaamrood onder het laken. Sorry, Reinilde, ik verdien de schandpaal.
Pientere pelgrims die van Neos. Waarom iets gaan zoeken om rond de middag te gaan lunchen als het ontbijtbuffet zoveel koolhydraten en calorieën uitgestald heeft. Maar de waard zag zijn voorziene voorraad zienderogen slenken. Neen, dat kan niet, vloekte hij in zichzelf. Ik werd als begeleider voorzichtig op mijn vingers getikt. Ik zal vandaag een boetetocht lopen en onze pelgrims zullen het nooit meer doen. Dat zongen of bedoelden zij tenminste overtuigend met hun morgenlied.
Misschien waren onze pelgrims in hun gat gebeten voor deze onvrijwillige zonde zodat een korte krachtige invasie werd ingezet om de brug van Hospital de Orbigo in een mum van tijd te bezetten. De wandelsticks waren onze zwaarden en de vlag wapperde als symbool van de overwinnaar.
Nu infiltreerden ze verder om de wijde omgeving van Astorga te zuiveren van alle heidenen. Toch snel nog een late richtlijn. Kies de rechterflank of anders zouden de gemotoriseerde vijanden langs de steenweg dodelijk gevaarlijk kunnen zijn. De wandelaars op de natuurweg zijn een zoete prooi als je aan geen lunch geraakt.
Ik krijg verslag van een attente Neospelgrim. Om veiligheidsredenen kan ik zijn naam niet noemen maar hij gebruikt dezelfde initialen als Albert Van den Boeynants. Hij verhoorde een Duitser. Veel humaner dan zijn landgenoten deden in de zweite Weltkrieg. Hij pufte en hijgde zich strompelend naar boven. Ja, de vele calorieën van al dat Schweinepuppenfleisch deden hem allerminst deugd. Eerst sprak hij vol lof over de fitheid van onze Neospelgrims maar hij herpakte zich snel toen hij hoorde dat onze bagage van oude kloosterherbergen naar andere viersterren stalletjes gevoerd werden. Je kan alleen maar hopen als die ronde pelgrim in een albergue arriveert dat hij niet in het bovenbed kruipt. Ocharme, dat tengere meisje of frêle jongetje die in het onderbed moet slapen.
Ook ik hijg mij naar boven. In een herberg ongeveer 7 km verder zie ik Pier. Ik ben gelukkig dat ik hem zie. Waarom? Dat wil zeggen dat ik in zijn spoor loop, dat ik in supervorm ben.
Een jonge hospitalera van de parochiale herberg is volop bezig met het poetswerk want over een klein uur staan ze weer al aan te schuiven om een bed in te palmen. Met liefde elke dag nieuwe pelgrims zien aankomen om ze ‘s anderendaags weer te zien vertrekken. Om ze meer dan een warm dak te bieden. Ze ook de gelegenheid geven om iets te eten en te drinken, om de pelgrim een thuisgevoel te geven na al zo lang uit de heimat vertrokken te zijn. Een herberg is voor de pelgrim vaak een hart dat opengaat. In mijn pelgrimsverleden heb ik onnoemelijk veel open harten van hospitalero’s en hospitalera’s ontmoet. Ik verwijs toch graag naar deze in Los Arcos waar het Vlaamse Compostela Genootschap elke dag in de weer is om 70 pelgrims op te vangen. Ongekende dienstbaarheid is de wondere kracht van die edelmoedige mensen.
Een hospitalero ontvangt de pelgrim vandaag en morgenvroeg is hij weer weg. Is het een aangename persoon, dan geniet hij maar één dag van zijn gezelligheid, zijn medepelgrims proeven onderweg langer van die vreugde. Is het toevallig een schoft dan heeft de gastheer of -vrouw er maar één dag last van, maar zijn gezellen ontmoeten hem steeds opnieuw.
Op de aardeweg vliegen pick-ups voorbij. Ik zit in een stofwolk. Ik daal voorzichtig langs een pad door de rolkeien. Twee mountainbikers schreeuwen mij naar de kant. Ze hebben ruim nog een hele breedte van de weg voor zich. Neen, dat pad is voor hen veiliger en daarom moet ik opzij springen. Ze hebben nog het lef om ‘buen camino’ te roepen. En die vliegen hoe krijg ik die weg rond mijn bezweet gezicht. Pelgrim, gij jaagt je op. Kom weer tot rust.
Ik vind ze op een hippe plaats. Een man die als een hippie pelgrims ontvangt. Een fruitdrank, een thee, een stuk fruit, het ligt er te nemen. En de prijs? Gewoon een donativo, een vrije gift. Uiteraard staan stempelverzamelaars aan te schuiven. Zelfs vrouwen willen graag in de nabijheid zijn van zijn ontbloot gebronsd bovenlijf.
Dit is ook een herberg waar je en passant niet alleen je lichaam laat rusten maar je geest ook laat wegdromen met de vraag: Wat bezielt die man. Hoeveel van ons zullen hem niet als een excentrieke zonderling beschouwen. Maar de pelgrims die hier blijven rondhangen geven mij overduidelijk het gevoel dat zij dit open hart voor een pelgrim in hoge mate waarderen.
Ik krijg weer een bericht binnen van mijn verkenner op het veld. Hij is in gesprek met een Braziliaans koppel, geladen als ezels. Eindelijk begrijpen ze wie of wat België is. Juist, dat land dat heel de Braziliaanse natie in diepe rouw dompelde nadat de Rode Duivels hen naar de verdoemenis gespeeld hadden. Roberto wilde weten wat het motief was van onze pelgrim verkenner. Onze pelgrimsgezel was eerlijk in zijn antwoord. Zijn pelgrimstocht is een zoektocht. Hoe dichter Santiago nadert, hoe bewuster hij wordt wat de weg met hem doet. Een lichtje begint langzaam in de verte te knipperen. Het wordt zijn zoektocht en zeker geen boetetocht of afsmeken van dit of dat. Voor de Braziliaan was dankbaarheid een beweegreden op deze camino. Als vijftigplusser kijkt hij dankbaar terug op een boeiend en avontuurlijk leven als politieman. Geen evidente job in de favella’s. Dankbaar dat hij met zijn vrouw nog gezond deze camino mag lopen. Al 30 jaar droomde hij ervan.Beslist keren die dankbare mensen met nieuwe inzichten van deze camino terug.
Een herberg is meer dan slapen en als je dan in dat Spaanse land er een voorbijkomt waar de Iberico ham zo uitnodigend lekker is dan stop je toch. Dan deel je toch die lekkere varkensbil. Had die Duitser van zo-even dat maar geweten.
We zien de torens van de kathedraal en van het bisschoppelijk paleis van Gaudi. We naderen ons kwartier. We hebben weer heel wat stof om te vertellen en uw redacteur om erover te schrijven.
Voor hij het eindpunt van zijn blog plaatst schiet hem nog een sterke gedachte te binnen: Toen ik een eerste maal de camino liep vanuit St.-Jean-Pied-de Port dan liet ik dag na dag alles op mij af komen, 31 dagen lang. Vandaag willen ze bijna alles weten. Hoeveel percentage om te dalen? Welk is de naam van deze of gene afspanning? Is het 14 of 16 km? Zijn er voldoende fonteintjes langs de weg? Een ware pelgrim laat de weg op zich afkomen, hoe deze weg er ook uitziet. Is deze weg al eens vervelend dan kan hij plots de meest aangename worden met een nieuwe horizont maar steeds verrassend. Waarom steeds opteren voor zekerheid? Willen we ons daar over enige tijd ook nog voor laten verzekeren? Probeer het spoor te volgen van die miljoenen pelgrims voor ons om nadien een verhaal te schrijven dat jij ontdekt hebt en niet wat een andere voor je geschreven heeft: “Mijn camino, een pelgrimsverhaal”.
Ik vond op het blog van een pelgrimsgezel een vers. Het is de coda van vandaag:
In een oud klooster, totaal onbewust, vinden we onderdak in 'n oase van rust ooit was hier orde en deugdzaam geweten nu blijft alleen het onderdak en lekker eten. (SDB)
Niemand treedt in. Met 33 verlaten we het “klooster” San Zoilo. We zitten nog maar pas op de bus en we kunnen al één reden vernemen waarom die dame niet wil intreden. Haar telefoon rinkelt. Met luide en klare stem spreekt ze haar vriend aan dat ze klaar zit. En dan nog in vol ornaat. Om te vertrekken natuurlijk. Wat dacht je? Ze zal vanavond eens in alle stilte terugbellen vanop haar hotelkamer. Misschien niet dom want nu konden ze haar waarschijnlijk horen tot in Oosterzele. Haar tocht naar León zal haar voldoende inspiratie schenken om het gesprek met de nodige romantiek te kruiden.
In Mansilla de las Mulas zie je duidelijk het contrast tussen de versteende moeheid van de twee pelgrims en de springlevende vitaliteit van die Vlaamse Neospelgrims. Buiten wat blaren, buiten de pijnscheuten in de rug, buiten de oprispende maag, buiten de heup die wat kraakt, loopt alles gesmeerd. Het gezicht van de ware pelgrim kan veel verbergen.
En weg zijn ze. Volg de juiste wegwijzers naar León en laat je niet misleiden door een wegwijzer die naar een bar leidt. Ook op de camino vind je wegwijzers van de duivel.
We moeten niet te lang langs de drukke steenweg lopen.
In de natuur loop ik weer alleen en het is alsof ik met iemand onzichtbaar naast mij aan het spreken ben, alsof ik met mijn schaduw aan het praten ben.
“Soms is het niet het licht, maar zijn het de schaduwen die je helpen om de dingen beter te zien.” (Olaf Hoenson)
Het valt ons op dat het toch zo moeilijk is om die alledaagse beslommeringen los te laten. Welk weer is het in Vlaanderen? Gisteren was het maar 7 graden en het stormde. Volgens mijn stappenteller deden we 21 km. De app op mijn smartphone duidde 19 aan. Dat kan toch niet de wegwijzer van de camino zijn. Onze geest kunnen vrij maken, de weg zijn werk laten doen, dan pas onderga je dat enig gevoel van met geest bezig te zijn. Daarom is het volgens mij zo belangrijk om al eens alleen te kunnen lopen zodat je geest kan dialogeren met die onbekende naast je.
Ik lees op de muur van een brug een zegswijze die mij doet nadenken: La communauté de l’être ce n’est pas la société d’avoir. Onderweg probeer ik een korte vertaling te vinden. Wat dacht je van: Samenzijn heeft niets te maken met hebberigheid.
De wegwijzer naar León is niet meer dezelfde als voorheen. Wij moeten niet over de loopbrug. We lopen de andere kant op. Klimmen en ondertussen door een woonwijk komen waar woningen door de crisis nooit afgewerkt geraakten, waarvan de vensters dichtgemetseld werden om krakers buiten te houden, waarop misnoegden met slogans het wanbeleid van de politiekers aan de kaak stelden. Wat mooi kon geweest zijn is thans een wraakroepende schreeuw. Allesbehalve de juiste wegwijzer.
De gele pijlen die ons nu door de natuur naar beneden brengen laten ons in de verte al die dominante kathedraal zien. Nu gaat het vlug.
Ondertussen vertelt mijn geest hoe gelukkig hij zich voelt. Happy dat de 74-jarige pelgrim die tocht nog kan ondernemen. Hoe zal hij reageren als zijn geest zal zeggen, neen man het gaat niet meer? Ik vind niet meteen een antwoord. Zou dankbaarheid een antwoord kunnen zijn? Dankbaar om de vele tochten die ik wel mocht lopen.
Tegelijk denk ik ook aan zoveel pelgrims op het thuisfront die zo graag in onze schoenen zouden lopen maar door omstandigheden dit nooit konden of mochten doen. Vriend, ik wil een stukje van je pijn in mijn rugzak meenemen. Als ik over enige dagen mijn steentje aan het kruis, aan het Cruz de ferro, neerleg dan ben ik zeker even bij jou.
Ik ben al vroeg in de drukke stad. Ga eens vlug de korte namiddagwandeling gaan verkennen. Mijn bezoek in de basiliek San Isidoro is eerder een innig dankgebed. Het gebed van een pelgrim die zich zeer bewust is dat zijn leven één pelgrimstocht is met klimmen en dalen, bergop, bergaf. Soms liever in het dal blijven hangen dan op zoek te gaan naar nieuwe horizonten. Op zoek gaan naar de wegwijzer die ons uit dat dal kan voeren. Ik heb wel de grote hulp van een gids die mij nog nooit in de steek liet. Ik spreek hem nog zo vaak aan met een zin uit het scoutsgebed dat sinds mijn jeugd nooit uit mijn geest is verdwenen. Die korte zin was ook mijn thema toen ik in 2004 van aan mijn voordeur mijn pelgrimstocht naar Santiago begon: “Uw spoor wil ik volgen, waarheen het ook leide…” Uw spoor, mijn wegwijzer. Mag dit de wegwijzer zijn van iedereen.
Zelfs op de weg naar die levendige stad heeft mijn geest een vruchtbaar bad gehad. Straks krijgt mijn bezweet lichaam zijn verdiende douche. Op het terras van een cafetaria verschijnen de volgelingen van Neos geleidelijk aan op het appel. Jaagt toch iemand die duif weg. Wist ze dan niet dat die duif mijn H. Geest van vandaag was. Misschien had zij liever een vurige tong over haar hoofd gehad. Want net zoals in het Pinksterverhaal. “Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf". Het was zo ver. Limburg begon West-Vlaams te verstaan. De Brabander had schrik, de West-Vlaming was skuw, de Oost-Vlaming was schou en de Limburger sjoe. Tot nader bericht kan ik het Antwaarps nog niet invullen.
De ontladingen op het terras werden soms ijselijk. De foto hieronder is een sprekend bewijs.
Binnen de kathedraal werd het een dialoog van de tederzachte kleuren van de glasramen met de rustgevende Gregoriaanse gezangen in de achtergrond.
De parador San Marcos staat in de stijgers maar het kon ons niet deren. We konden toch iets opvangen van zijn nooit vergane pracht en wij Neospelgrims verbonden ons met de bronzen pelgrim op het grote plein.
Van dit plein naar het plein in Astorga waar het bisschoppelijk paleis van Gaudi staat.
En aan tafel hebben we niets meer vernomen hoe het stille gesprek op de kamer (in vol ornaat?) doorgegaan is. De oogjes tintelden wel van geluk… Ik droom van haar die ik niet naast mij vind.
Neen, niet met de lift op een of andere verdieping van een hotel aankomen om dan te gaan rusten. Wel al zwetend, al lopend met je geest diep in jezelf komen. Als pelgrim door de weg tot diepere inzichten komen.
Het heeft geen zin om die gedachte te forceren. Laat de camino zelf zijn werk doen.
Je moest het horen. Een bus vol uitgeruste pelgrims. Zij zongen “Ultreya” zonder de minste hulp. Het zijn niet alleen trouwe volgelingen op de weg maar hun pelgrimsvuur laait steeds hoger.
Zij staan in de ruïne van het vroeger San Antón klooster klaar om via Castrojeriz de meseta in te trekken. Onze Neospelgrims zien er allesbehalve krakkemikkig uit. De fotoknip en weg zijn ze.
Een nieuw landschap, een schrale grond waar veel pelgrims schrik van hebben vooral door de eentonigheid en saaiheid van het lopen door die natuur. En toch… Je hoort in dit dorre land soms heel vruchtbare verhalen. Sharon een dame uit de US en een jaar jonger dan ik, vraagt met schelle stem waar ik vandaan kom. Neen, in België was ze nog nooit maar hier op de camino al zo vaak. Wat boeit haar zo op de Jakobsweg? Als kind werd ze eerder door haar moeder verwaarloosd dan gekoesterd. Een vaderfiguur had ze nooit in haar omgeving. Ik maak haar lange traumatische weg van depressies iets korter. Ze las over die wondere weg. Ze kwam naar Spanje en liep haar eerste etappe. Bij aankomst kreeg ze weer het gevoel dat ze niets of niemand was. In de albergue kreeg ze van de hospitalero te horen dat alle plaatsen al ingenomen waren. Ja, het zal mij maar weer overkomen, dacht ze. De hospitalero zag haar mistroostige blik. Hij deed een deur open van een andere kamer en ze kreeg die kamer voor zich alleen. Heel de verdere weg liep ze met het gevoel dat ze wel iemand kon zijn op haar verdere levensweg. Ze kwam weer thuis en psychotherapeuten konden haar nu overtuigen dat haar probleem tussen haar oren zat. Ik hoorde een levenslustige vrouw die thans al haar achtste camino loopt. Wat een deur openen, een simpel gebaar met een mens kan doen.
Ik moet ze laten gaan. Zij klimt veel vlugger naar boven dan ik. Toch voel ik mij gelukkig, niet alleen omdat ik een mooie ontmoeting rijker werd maar ook omdat ik tevreden ben over mijn conditie na mijn pijnlijk hielspoorverhaal.
Ik kom boven. Twee pelgrimsvrienden wachten mij op. We stappen samen. Van verdieping zal nu niet veel meer in huis komen. Zijn Gentse klanken doen mij eerder aan klokke Roeland denken. Soms heb ik de indruk dat hij een nieuw woord wil lanceren op de camino. Waarschijnlijk vindt hij ‘hola’ of ‘buenas dias’ of ‘buen camino’ zo afgezaagd dat hij iedere pelgrim die ons voorbijkomt aanspreekt met zijn Gents ‘heilaba’.
Ze komen uit het land van de rijzende zon en ze schuwen de zon die weer rijkelijk over ons schijnt als de pest. Hun gezicht zie je amper, zeker geen blote arm of been. Of ze zijn bang dat hun gele huidskleur zou verbleken of ze zijn zo preuts om iets bloot te geven.
Omdat gisteren in onze blog over verbondenheid gesproken werd zien we in de achtergrond de verbondenheid van een brug en op het voorplan de verbondenheid van de pelgrim.
Klokke Roeland vindt de weidsheid van die meseta, van die hoogvlakte veel aangenamer om door te wandelen dan onze tocht door het bos op weg naar San Juan de Ortega. Ik probeer in zijn geest te kruipen. Ik vermoed dat zijn geest zo open is als de uitgestrektheid van dit land. Extravert in overvloed, zeker niet zo kleurloos als de povere beige en grijze kleuren van die vergezichten. In dit gebied ontdek je als het ware de weg naar de hemel. (Zie foto hieronder)
Ver gaan is gaan over de weg die de hemel raakt.
Vér gaan is zelf weg worden naar nog ongerepte of verwaarloosde gebieden van je leven naar nieuwe vindplaatsen van geloof, hoop en liefde.
Onder de hete middagzon wordt het even stil in onze omgeving. Alleen het knersen van onze schoenen in het grijze grint. Het middagdutje van een pelgrim? De lange weg loopt steeds maar rechtdoor. Klokke Roeland viel plots stil. Komt nu geen einde aan die weg dacht hij in zichzelf. Nog een heuvelrug over en ginds, zeker nog een klein uur ver, zien we het kerkje van Boadilla del Camino. In de oase van de albergue in dit kleine dorp komt de ene na de andere pelgrim van Neos neergestreken rond een tafel, nog een tafel en nog een erbij.
We horen sterke verhalen van het front. Al voor de tweede maal viel onze man die alles afweet van magnetisme. Al voor de tweede maal werd hij aangetrokken door de zwaartekracht van de aarde. We kunnen alleen maar hopen dat hij Christus niet nadoet.
Maar dankzij de goede zorgen van twee Vlaamse Veronica’s werd zijn bloedend gezicht gedept en verzorgd. Het doek zal eerstdaags opgehangen worden in het slachtoffermuseum van de camino.
De weg kan hard zijn, niet alleen voor ons lichaam maar ook voor ons stapmateriaal. Maar op die weg zijn helpende handen steeds kort bij. Scheurt de veter in je schoen dan helpt pechverhelping “Caminando” je snel weer vooruit.
Mijn pelgrimerende duiventil is weer compleet en op tijd binnen. Moest ik een rijke Chinees vinden ik zou hem een prijsvoorstel kunnen doen om zo een getalenteerde duivenkolonie te kopen. Alhoewel ik vrees dat ze liever hier onder hun Neoshemel blijven vliegen. Hier is de hemel nog open en vrij. Hier mag de zon ons helemaan verwarmen.
In het kloosterhotel “San Zoilo” in Carrión de los Condes komt iedereen weer tot zichzelf. Slechts vier sterren schitteren boven ons bed waarin ik kan dromen van de Heilige DHL die vergeten voorwerpen vanuit Vlaanderen naar de pelgrims op de camino voert.
Is bloggen op de camino een verslaving aan het worden? Kan ik die verslaving nu echt niet loslaten? Het is misschien goed dat jullie weten wat een pelgrim op een zo gezegde rustdag doet. Wel ook zij zitten niet stil. Zij houden zich verder in beweging. De een wil het prachtige klooster Miraflores gaan bewonderen. Ja 5 km te voet en 5 km terug. Of verslaafd aan de kilometers ook nog de tocht naar Las Huelgas doen. Neen, nog zijn ze niet voldaan dan lopen ze nog naar het kasteel of zij belonen zich in een tapasbar met heerlijke tapas of lopen te likken aan een ijsje. En jullie dienaar heeft omzeggens de ganse dag op zijn Appleklavier getikt. Ik kan toch moeilijk Neos Roeselare vergeten die overmorgen 35 jaar viert. Dat verdient toch een ondersteunend woordje vanop de camino. Ook Neos Tongeren zit zaterdag aan de feesttafel voor hun 35steverjaardag. Ook zij hebben recht op mijn gemeend applaus met vanop de camino.
In Burgos krijg ik ook de tijd om een schouderklop te sturen naar een ziek mens of een weduwe die wat opbeuring kan gebruiken. Mijn benen en voeten konden rusten maar mijn vingers bleven maar tokkelen.
Of het nog niet genoeg is wil ik mijn trouwe lezers nu nog wat leesvoer geven op het blog.
Rond 14 uur dwaalde ik rond in de hoofdstad van Castilië, ook op zoek naar een tapasbar. Drie grote tapas, een glas rosé wijn, 6,50 euro. Spijtig dat Burgos zo ver ligt. Leest La Casita van Zottegem deze blog?
Ik was nog te vroeg voor mijn afspraak met de andere pelgrims op het kathedraalplein. Ik droomde weg op een bank langs de promenade van de Rio Arlanzón. Ik zag mensen doelloos verder gaan, de een haastiger dan de ander. Gezellig keuvelen zag ik amper. Een oudere man legde zijn arm over de schouder van zijn vrouw. Het was de enige menselijke verbinding die ik zag.
Hebben die andere dat mooi gebaar van omarmen losgelaten?
Zelfs dat bronzen pelgrimspaar kreeg de kunstenaar niet verbonden.
Mijn hersenen gingen weer aan het werk. Voor mij heeft loslaten alles te maken met vertrouwen en een vertrouwde omgeving. Als ik mijn vertrouwde habitat met geliefden en al loslaat voor zoveel tijd - ooit zelfs drie maanden - dan is dat omdat ik een heilig vertrouwen in hen heb maar ook omdat zij zich op mij kunnen verlaten.
Ik vraag mij soms af waarom in een vereniging, ja ook bij Neos, bepaalde mensen hun taak als bestuursvrijwilliger niet kunnen loslaten. Waarschijnlijk blijven ze denken dat het niet zonder hen kan of hebben ze de indruk dat ze onmisbaar zijn. Je zal mij wél gelijk geven als ik zeg dat die mensen geen vertrouwen hebben in die generatie die klaar staat om dat mooi verhaal verder te schrijven. Is dat niet spijtig? Het zou helemaal verderfelijk zijn als het macht zou zijn die ze niet kunnen loslaten. Macht is zinloos in een vereniging. In een vereniging heb je vrijwilligers nodig die mensen dienen, die naast en niet boven hun mensen staan.
Ik laat mijn hersenspinsels los en ik wil terug naar mijn trouwe volgelingen, zo formuleerden ze het zelf. Een mooier welkom kon ik niet krijgen tegenover dit meesterwerk van gotiek, dat draait het en keert het zoals je wil ooit met veel macht is neergezet.
De machtige kathedraal priemt in de azuren lucht.
Ik laat mijn negatieve gedachten los en loop met mijn mensen rond de verschillende poorten.
Wie gaat mee in de kathedraal? Wie wil een Nederlandstalige audiogids? Ik zal alles gaan voorschieten. Elke dinsdagavond van 16.30 uur tot 18.30 uur is de kathedraal gratis te bezichtigen, slechts drie euro voor de audiogids. We komen weer op het plein. Wat een drukte om aan een ticket te komen. Net of volgeladen bussen uitgestort werden. De echte liefhebbers hebben het geduld om in de lange rij aan te schuiven. Waarschijnlijk waren dat Neospelgrims die mijn blog van gisteren zeer in de diepte gelezen hebben. Ik mag alleen hopen dat zij nog een audiogids konden krijgen.
De vrouwelijke pelgrims die je gesluierd in de rij ziet behoren degelijk bij Neos.
Dus geen alarm in Vlaanderen, zij hebben zich niet laten bekeren tot moslima’s. Oosterzele en Pittem zouden nog al verschieten. Zij laten morgen Burgos los en trekken weer als vrome pelgrims verder.
For pilgrim it’s a long way to find out who you are. Pelgrim, het is een lange weg om te ontdekken wie je bent… (Enya)
In dezelfde sobere herberg van gisteren krijgen onze pelgrims wat tonijn met groen voor een konijn.
Een Iberisch varken langzaam gesudderd in zijn jus zal ons deze nacht doen snurken.
Het zoete koekje kan onze nachtdromen misschien hemels zalig maken. Zaliger dan de engel Michaël die de verdorven zwijnen naar de hel stuurt.
Morgen zal St.-Antonius ons in zijn ruïne verwelkomen.
Deze morgen rond 5 uur kon ik op het nippertje Marcelleke redden van een gewisse verdrinkingsdood. Ik wil zeggen mijn onderlijfje kon ik nog net binnenhalen voor het goed begon te regenen. Oef, nu kon ik gerust aan mijn redactiewerk beginnen. Aan de ontbijttafel hoorde ik de ongeruste vragen: “Heb jij het deze nacht ook horen regenen? Zou het weer veranderen?” Voorzichtig piepte iemand achter de gordijn. Het zag er maar grijs uit. Ik stelde hen gerust, dit wordt ideaal weer om te wandelen. Geen loden hitte en veel zuurstof in de lucht.
Ondanks de grijze lucht klonk ons morgenlied “Ultreya…” zonniger dan ooit. Onze pelgrims hadden er weer vertrouwen in.
In Tosantos onder de Lieve-Vrouwkapel, in de rotsen uitgehouwen begonnen onze pelgrims hun vierde etappe. Ze hadden wel een opdracht meegekregen: Hij of zij die mij op het eindpunt in San Juan de Uterga het eerst het straatnaambordje “Calle Santa Cecilia” (Sint-Ceciliaweg) kon tonen zou ik eens trakteren. (Het woord 'calle' wordt in het Spaans uitgesproken als 'kaljé'. Ik geef graag deze toelichting mee vooraleer deugnieten er iets heel anders zouden van maken.) Wie zou de meest opmerkzame zijn?
Ik begon een paar km verder in Villafranca. De nijdige klim naar boven warmde mij meteen op. Er komt een Italiaan voorbij en vraagt mij wat Neos betekent. Ja, de zelfklever op mijn rugzak doet vragen stellen. Waarschijnlijk dacht die donker getaande man dat ik werknemer was bij die Italiaanse luchtvaartmaatschappij “Neos”. Iets later passeert een Parisien met dezelfde vraag. Ik probeer het hem diets te maken en denk ondertussen bij mezelf dat Neos via de camino een internationale weerklank aan het krijgen is.
“Buen camino”. Nog zo een internationaal woord dat op deze pelgrimsweg uitgesproken en verstaan wordt door zowel mensen uit het land van de rijzende zon als de onderdanen van Trump, zowel door zij van het hoge noorden als het diepe zuiden. Een woord dat uitnodigt om harten te ontmoeten.
En dan sta je onderweg even stil, letterlijk en figuurlijk, aan het monument van de honderden in 1936 gefusilleerde republikeinen in de Spaanse burgeroorlog. Langs die vreedzame weg moet je dan lezen: “Niet hun dood was zinloos maar hun fusillering.”
Onderweg kleurt de paarsroze heide vredig de brede brandgangen door het bos. Het doet mij wegdromen aan de opdracht van “Calle Santa Cecilia”. Mijn vrouw heet Cecile maar is zeker geen heilige. Waarom zou ik mijn levenscamino geen calle Cecilia durven noemen. Meer dan 50 jaar geleden begonnen we als twee jonge mensen te dromen van een eigen verhaal. Een verhaal van klimmen en dalen. Een verhaal met veel zon maar ook al eens onder een grauwe hemel. Een verhaal waar geduld voor elkaar ons steeds dichter naar elkaar bracht. Een verhaal waar kinderen en kleinkinderen onze weg kleurden met lief en leed en waar opnieuw met veel geduld de juiste weg gevonden werd. Dit is niet alleen ons verhaal. Dit is een herkenbaar verhaal voor zo vele. Geduld kan zo veel oplossen. Het maakt mij bezorgd als ik vaststel dat geduld bij sommige geen enkele betekenis meer heeft.
Geen geduld meer om een doel te bereiken. Geen geduld meer om iets uit te praten. Geen geduld meer om te wachten. Geen geduld om naar de noden van iemand te luisteren en ga zo maar door. Zegt men niet: “Geduld is een mooie deugd”. Blijkbaar een zegswijze die stilaan aan het wegdeemsteren is.
Hou op, Chris, ze zijn al aan het zoeken wat mijn vroeger beroep was. Bij Mathias gaan ze gokken of ik vroeger leraar was of een uitgetreden pater. De lieve dame die mij van het laatste verdacht nodigde ik meteen uit om haar zondige gedachten te komen biechten. Ze gaf mij vlug haar portie yoghurt en waarschijnlijk denkt ze nu dat daarmee de kous af is. Wij leerden trouwens in de kloosterkerk van San Juan de Ortega dat ook de H. Jeronimus gekend was om nonnetjes en monniken van hun bekoringen te bevrijden.
Ik was onder de indruk hoe Neospelgrims na 4 dagen nog zo aandachtig konden luisteren. Waarschijnlijk denken zij dat de vermeende leraar hen over enige dagen zal overhoren.
Maak jullie geen zorgen en laat mij a.u.b. zijn wie ik altijd al geweest ben. Graag met en tussen de mensen.
Ondertussen is ook de winnaar bekend van de grote zoekwedstrijd “Calle Santa Cecilia” De West-Vlaamse winnaar ontving van de organisator een fles drank met bubbels, agua con gaz. Het is een van de dames op onderstaande foto.
In een nederige herberg in Burgos krijgen de pelgrims een sober avondmaal aangeboden. Een vleesbouillon met scampi en gepocheerd ei. Wel iets anders dan de looksoep die de pelgrims in San Juan de Ortega mogen slurpen. Vervolgens is het een jonge vaars die haar ribstuk aangenaam gekruid liet bakken met patatjes, kwestie van onze koolhydraten. De lichtzure natuuryoghurt met stukjes fruit lepelden de liefhebbers met alle genot uit, de anderen deden het met veel geduld of gaven hem als boetedoening aan een of andere pater.
Pater noster… slaapwel. De redactie krijgt morgen een dagje vrij. Moesten er in de pelgrimswereld van Neos schokkende dingen gebeuren, dan volgt er zeker nog een extra editie. Dus blijf alert want met 33 gewiekste senioren weet men nooit.
De reacties op het Neosblog stimuleren de redactie. Onze spontane reactie is: “Zeer bedankt om met ons mee te leven!”
De zon in zondag doet haar naam alle eer aan. Ze straalt al vroeg en ze belooft ons weer alle warmte. Ik voel het zweet reeds uit al mijn poriën stromen. Die onvermoeibare pelgrims zijn weer niet te houden. Ze drummen zich rond het bronzen beeld van de pelgrim. Hij wordt helemaal ingesloten door onze zon gebronsde pelgrims. Je ziet hem nog amper, gelukkig dat ze hem een geel sjaaltje omdeden.
Met zo een levendige groep trekken we over de brug van de koningin. Hier willen we de koninginnen van Neos voor altijd in beeld brengen. Hoe kleurrijk! Hoe zonnig! Hoe bekoorlijk, je ziet aan de schaduwen hoe mannen hen ook willen inblikken.
En nu naar het kerkhof van Navarrete. Neen, zoek er niets achter. Zo een levenslust kan je hier niet achterlaten maar je kan ze wel een duw in de rug geven om ze over enige uren in Nájera allemaal terug te vinden.
Het is kwart voor twaalf. Een klokje roept de gelovigen van Ventosa naar de kerk. Terwijl ik door de wijngaarden van de Rioja loop dwalen mijn gedachten naar mijn dorp, waar op hetzelfde uur het klokje ons herinnert aan het aloude angelusgebed. Gaan we over enige tijd de klank van die klokjes ook moeten missen nu de kerken beginnen leeg te lopen? Mogen we hopen dat de feestklanken over ons dorp, over onze stad nog generaties lang mogen luiden. Mogen we hopen dat de zware trage klank ons nog lang en innig mag doen terugdenken aan die verdienstelijke mens, aan die aangename buur, aan die onvergetelijke Neosvriend, aan die onbekende die men naar zijn laatste rustplaats voert.
De druiven hangen in dikke trossen aan hun ranken, te wachten om eerstdaags geplukt en geperst te worden om dan te rijpen tot die zo lekkere Riojawijn. Uit heel betrouwbare bron, die ik niet kan vernoemen, hoorde ik dat een Vlaming aanspraak maakt om dit wijngebied in te palmen als de Bacchus van de Rioja. Meer nog, die Vlaming zou lid zijn van Neos. Directeur van Neos, er wachten ons nog mooie momenten. Een suggestie: Wijnfeesten met Riojawijn en voorgezeten door onze Bacchus.
De bewoonde wereld van Nájera nadert. Voorbij een eerste caféterras. Ik hoor overvloedig Vlaamse klanken. Ik laat mij niet verleiden door hun schuimend bier. Ik blijf doorgaan op mijn elan. En hoor ik in de verte nu een nonnenkoor die “Ultreya” begint te zingen? Wat een eer om mij zo te ontvangen op het afgesproken terras. “Un gran cerveza, por favor”. Ik heb hem verdiend. De meest onwaarschijnlijke verhalen worden thans geboren. Hoe is het mogelijk. Omdat ik na de Pyreneeënetappe mij als een duivenmelker voelde om mijn pelgrims een na een te constateren kreeg ik gisteren de vraag of ik dokter duivenmelker van de Kasteelmoord in Ruiselede kende. Er is een groot verschil tussen je duivenmelker voelen en duivenmelker zijn. Hoe je in al je onschuld nog in de problemen zou komen. En toch voel ik mij weer duivenmelker. Het grootste deel is geconstateerd. Een duivenkoppel met elektronische chips verbonden laat mij horen dat zij een dorp te ver gevlogen zijn om de til van Sercu te vinden. Een duw op het gsm-knopje en het duivenkoppel is na een half uurtje weer in de veilige omgeving. Het getuigt alleszins dat ze de grote vorm hebben.
In Santo Domingo de la Calzada vinden we een nieuwe rustplaats maar vinden we in de kathedraal ook de kip en de haan. Al sinds half de 15deeeuw wonen deze twee witte vogels hier. Neen Gaia-aanhanger, ze worden om de veertien dagen vervangen. Men wil alleen maar het mirakel herdenken dat de Duitse ouders meemaakten op de terugweg van Compostela. Ze zagen hun zoon nog levend aan de galg hangen na een vermeende diefstal. De burgemeester riep uit dat het niet kon. Hun zoon was net zo levend als de kip en de haan die op het draaispit aan het braden waren. Op dit ogenblik springen de kip en de haan van het spit en ze beginnen hun kakelend en kraaiend lied. Waarschijnlijk was dit de reden dat die avond kip aan het spit op ons menu stond. Een avondmaal dat weer uitnodigt om nieuwe Neosharten te ontmoeten. Om te vernemen welke wondere interesses onze pelgrims hebben. Om de parate kennis te horen over de gevaarlijke aardstralingen en hoe je ze kan afleiden of omzeilen. Een hele materie.
Maar ook lees ik die avond op het blog van een medepelgrim een poëtische bedenking om mooi af te sluiten:
Je raakt verbonden met een groet Onthaasting vervangt de spoed het geeft een onbeschrijfelijk gevoel onderweg te zijn met slechts één doel.
Maandag in de vroege morgen van 24 september 2018 Santo Domingo de la Calzada
Hoe zal ik straks “mijn volgelingen” terugzien? Als verkrampte senioren of als montere ondernemers van Neos? Mijn redactioneel morgenwerk is vanuit Burguete de wereld ingestuurd zodat Vlaanderen seffens kan lezen hoe het er op ons pelgrimsfront aan toe gaat. Tijd om alles weer in de valies op zijn plaats te krijgen en dan naar de ontbijtzaal. Alsof ik in een kippenhok aankwam. Wat een gekakel. Hier zitten fitte mensen aan tafel. Kippen die eten als leeuwen. De keuken kan bijtijds niet volgen. Dan is er geen brood of dan moet er weer koffie bijgezet worden. Sorry, maar onze mensen staan op hun koolhydraten. De banaan maakt veel goed als het lunchpakket aangebracht wordt. Het yoghurtje waar ga ik dat veilig in mijn rugzak bergen? Elke morgen beginnen we op de bus met ons morgenlied. Ze kennen het amper twee dagen en ons pelgrimskoor zingt het luidkeels als een gemeende ode aan de morgenzon die de uitlopers van de Pyreneeën zo prachtig kleurt. “Ultreya e suseya, Deus adjuva nos.” (Vooruit en hoger op, God helpt ons erbij.) Dat zijn uitgeruste zielen die zo bezield meekelen. Ik weet hen te zeggen dat van de vier groepen die ik al mocht begeleiden dat ik hier de fitste groep beleef. Ze voelen zich vereerd. Maar wat moeten die dierbare pelgrims van vorige edities nu denken. Sorry, jullie waren ook zeer goed maar het kraakte en het piepte precies een ietsje meer de tweede dag. Pier, onze verpleger of voetverzorger had toen veel werk na de eerste dag. En thans met 33 pelgrims zat onze Pier werkloos. “Onderweg” is ons thema van de dag. In Cizur Menor laat ik hun “onderweg zijn” vandaag beginnen. Alsof ze de strijd tegen de zondige wereld willen aangaan vliegen zij naar de Alto del Perdón of vrij vertaald over de berg van vergiffenis. Ik vertrek iets later en bij mij lijkt het eerder of ik een rugzak vol zonden naar boven sleur. Ik neem een foto van die lastige bergrug waar wij zondige pelgrims over moeten. Het is alsof wij het tandenspleetje van Guy Verhofstadt gaan vullen. Onderweg lees ik op een bord: “Pelgrim, weet dat je al een leven lang onderweg bent!” Het doet ook mij over die toch al respectabele levensweg nadenken. Ik spreek een paar gedachten in mijn dictafoon. (Als ik er ’s avonds naar luister lijkt het eerder op een hijgtelefoon.) “Onderweg…” begin ik en ik moet opzij springen voor een tegenliggende mountainbiker die gevaarlijk snel naar beneden duikt. Onderweg ontmoet ik op de weg naar de vergiffenis een gevaarlijke duivel. IK zei het nog op de bus, die mountainbikers zijn het nieuwe gevaar op de camino. En nu roept een hele sliert achter mij om aan de kant te gaan staan zodat hun klimcadans niet gebroken zou worden. Ik kan moeilijk “Buen camino” naar hen roepen; zij die ons als hun hindernis beschouwen. Die tweewielers zouden ook je gedachtegang helemaal in de vernieling rijden. Ik hijg mij verder naar boven… Onderweg denken hoeveel goeds wij al mochten ontvangen. Onderweg denken hoe dikwijls wij ook al eens een moeilijke sorry moesten zeggen. Onderweg denken met wat ik bezig ben en waarom? Tegelijk denken aan zoveel mensen die binnen Neos klaar staan om voor ons senioren nog een stralende lente te creëren in de mooi gekleurde herfst van ons leven. De zachte herfsttinten langs de weg doen ons denken aan onze geliefden zo ver weg en tijdens ons naar boven klimmen zo dichtbij. In Zaraquiegui – wat een naam – is het tijd om wat op adem te komen. Want nu is het alsof een muur op ons afkomt. Wat een mens moet doen om over die berg van vergiffenis te geraken. Maar een pelgrim heeft de moed om erover te gaan, bewust dat hij niet de volmaakte mens is. Eens boven puft en hijgt hij zonder het te beseffen al zijn misstappen weg. En de windmolens op de rug jagen ze verder naar de sterren van de Melkweg. Tussen al die windmolens (tussen het tandspleetje van Verhofstadt) staat een indrukwekkend monument van een pelgrimskaravaan. Met een sprekende tekst: “De weg van de wind die zich hier kruist met de weg van de sterren”. Ik wist niet dat yoghurt een enig middel was om het interieur van je rugzak een poetsbeurt te geven en tegelijk nog lekker is ook. De rolkeien naar beneden maken het ons ook niet gemakkelijk. Zweten, zwoegen in zo een hitte terwijl ze in Vlaanderen zitten te bibberen. Ik kan het niet nalaten. Mijn eerste selfie laat zien dat jullie dienaar enige moeheid probeert te verdoezelen. Voorbij Obanos nog eens halthouden om bij een jong meisje te proeven van een enig zelfgemaakte citroenlimonade. Geef mij er nog een. Nu wandelen we tussen zoveel moestuintjes en plots staan we op de parking van ons hotel. Mathias is vanop zijn bus de receptionist van dienst. Hij beloont ons met een elektronische deuropener voor kamer 307. (Is dat durven, mijn privacy prijsgeven.) Om half zeven staan we weer met zijn allen klaar om naar dat intiem kerkje te gaan in Puente la Reina, naar la iglesia del Crucifijo. Voor het beeld van de Gekruisigde durven we ons zelf toch ook al eens in vraag stellen. … Lopen we niet vaak op de weg van doofheid en verstarring zodat we met ons hart niet bereikbaar zijn voor onze medemens… Where you there when they crucified my Lord. Het lied maakt ons diep stil. Onderweg hoor ik spontane gelukkige pelgrims. “Toch mooi wat we al mochten beleven…” Onderweg leer ik weer schitterende Neosmensen kennen. Samen onderweg als pelgrim brengt onze harten dichter naar elkaar.
Ons doel is de Alto del Perdón tussen die onderbroken serie windmolens (of het tandenspleetje van Verhofstadt)
Zou yoghurth nu dat enig poetsmiddel zijn? Je zou het eens moeten vragen aan mijn buurman.
Valse schijn van fitheid. Eerlijk, uitgepuft. En dorst, dorst...
Is dit de dag waarop alle angsten van de voorbije dag(en) met de nevels rond de Pyreneeën zullen verdwijnen? Stipter kunnen onze 33 pelgrims niet zijn. Vijf minuten vóór tijd zit iedereen al op de bus. Toch enige paniek. “Mijn jasje vergat ik gisteren in het restaurant. En het is nergens terug te vinden.” “En mijn trui vind ik ook nergens meer nadat ik hem gisteren in het restaurant op mijn stoel achterliet.” Ondertussen kroop haar man al in een betere rol dan Sint-Maarten. Hij zou haar zijn hele jasje schenken. Heel wat anders dan de halve mantel van Sint-Maarten. Die man had duidelijk de bezinning op de bus gehoord: “Pelgrim zijn, is het brood breken met anderen en meer terugkrijgen dan je gegeven hebt, is je leven delen met je medemens…” Nog wat later twee stralende gezichten: “Mijn jasje is terecht!” en ook de andere ongelukkige voelde zich weer verwarmd in zijn trui. Ja, het wonder op onze camino begint vroeg.
In de kerk van St.-Jean-Pied-de Port inspireren woorden van Dom Hélder Camara ons vertrek. “Vertrekken, dat is geen kilometers verslinden, zeeën oversteken of supersonische snelheden bereiken. Het is in de allereerste plaats, zich openstellen voor anderen, hen ontdekken, hen tegemoet gaan.” We zegenen elkaar als pelgrims samen onderweg. “Moge de God van alle wegen je zegenen en beschermen, je hele pelgrimstocht lang!" Snel nog een foto en weg zijn de moedige die de volle 26 km lopen. Met een dozijn staan wij te wachten op een taxi die ons 6 km verder zal voeren op de bergweg tot Auberge Orisson. Tijdens het wachten krijg ik de eerlijke vraag: “Voel jij je wel gerust?” Had dit lieve mens diep in mijn ogen toch een zekere onrust gezien? Eerlijk, na twee jaar met een heel halsstarrig hielspoor gesukkeld te hebben maakte ik mij enigszins wel bezorgd. Het was van 2014 geleden dat ik de Pyreneeën overstak. We klimmen langzaam op het ritme van onze adem naar boven. Ik kom voorbij Lisette. “Chris, wie zou de oudste zijn?” “Ja, ik weet dat er iemand van 1940 de oudste is.” “Dat ben ik.” Meteen zag ik trotse ogen blinken in plaats van de nog angstige van gisteren. Terwijl ik zoveel pelgrims voor mij uit zie lopen dacht ik aan de vraag van verschillende onder ons: “Chris is dit pad voldoende bewegwijzerd? Bestaat er geen kans om te verdwalen?” Hier vind ik het meest juiste antwoord: “Laat je meedrijven op de eeuwenoude stroom van miljoenen pelgrims vóór ons.” Naar boven hijgen is een betere omschrijving dan klimmen. Ik moet even stoppen of ik geraak in ademnood. Een stevige slok water en de laatste zeer steile loodjes wegen loodzwaar. Tijd om halt te houden, om ons broodje te eten, om krachtvoer op te slaan. Nu gaat het wat vlotter en dan nog een laatste nijdige steek naar boven om dan nog steiler te dalen. Ik kies veiligheidshalve voor de zachtere afdaling langs een grintweg. Laat de moedigen hun kniegewrichten maar martelen op dit ruwe bospad. Ik loop door de kloostergebouwen van Roncesvalles. Ik wil toch een moment diep in mijzelf keren in die heel intieme kloosterkerk, danken dat ik het zonder kleerscheuren gehaald heb. Op het terras van La Posada zie ik al een aantal stralende gezichten van pelgrimsgezellen. Nu kruip ik in de rol van een duivenmelker. Het is ruim vier uur als ik aankom en ik constateer de prijsduiven op het terras. Daarna komt de een na de ander binnengevlogen. En rond half zes is mijn duivenkot compleet. Het laatste koppeltje brengt nog een verrassing mee. “Erik, wij hebben je hoed gevonden.” Het zoveelste wonder op de camino. De aperitief voor het avondmaal maakt 33 tongen los. De ondertoon in hun verhalen is het geluk dat zij die moeilijke eerste tocht con brio gehaald hebben. Happy birthday Rita en Lieve. Ja ons 33-koppig pelgrimskoor zingt het uit volle borst en wij heffen met de tafelwijn op de eeuwige jeugd van onze jarige pelgrims. “En hoe zit de tocht voor morgen in elkaar?” Ja, blijkbaar zijn ze niet meer te houden. Maar de noodzakelijke nachtrust zal hen morgenvroeg weer boordevol energie aan het begin brengen van een nieuwe ervaring.
En stralen die 33 pelgrims niet?
Met NEOS naar ongekende hoogten.
Rust is noodzakelijk, het brengt bezinning en geeft nieuwe energie
"Mijn hoed is terug, het wonder van de camino!" Maar hoe komt die Stella op Spaans terrein?
Hoe zou je zelf zijn? Neen, vast slapen gaat niet als je voor zo een grote onbekende staat en waarvoor je enige maanden eerder al een kordate beslissing nam. Al vroeg in de morgen kwam de luxe car van de firma Sercu ons te Gent en Kortrijk ophalen. Een eerste kennismaking. Een vriendelijke lach, dat wel. Maar achter het monkelend gezicht waande ik toch enige plankenkoorts. Met toch al enige Compostela-ervaring mag ik die bezorgde senioren de weg tonen naar Santiago. 14 dagen lang zijn we samen onderweg. Nu beginnen ze toch de inhoud van het woord pelgrim te geloven. Het komt voort van het woord “peregrinus” dat onbekend, vreemd betekent. Het pelgrimsverhaal dat elk van ons wil schrijven is nog totaal onbekend. Een nieuwe, totaal onbekende en vreemde weg ontdekken. Een eerste stop net voor Parijs. Vader Jan Sercu schenkt koffie en ondertussen krijgen we twee heerlijke koffiekoeken. Toch heb ik het gevoel dat de zoetheid van die koeken bij de meeste de vrees niet verjaagt. Ze blijven heel voorzichtig met hun vragen komen. “Chris, is dat morgen lang klimmen?” of “Chris, wat denk je, zou ik de taxi nemen naar l’ auberge d’Orisson?”. Nu de schrik dat het weer morgen te mooi, te warm zou zijn om de Pyreneeën over te trekken. Ik probeer hen langs alle kanten gerust te stellen. Hannibals olifanten zwegen als ze de Alpen overtrokken. Mijn Neospelgrims blijven zich vragen stellen voor hun overtocht van de Pyreneeën.
Na de middagstop in de omgeving van Tours laat ik op de bus de mooie film zien, “The Way”. De vader, gerenommeerd oogarts, moet zijn zoon gaan identificeren die in de Pyreneeën op de camino in een storm omkwam. De zoon wilde de wereld in al zijn schoonheid ontdekken terwijl de vader een extreem pragmatisch beeld van de wereld had. Om een lang verhaal kort te maken: de zoon wordt gecremeerd en de vader hoort het unieke verhaal van de camino. Sceptisch als hij is wil hij ontdekken wat zijn zoon bezielde om die weg te lopen. Hij neemt de as van zijn zoon mee en strooit die op bepaalde plaatsen uit. In Muxia laat hij de wind de laatste asresten meenemen. Alsof de as van zijn dode zoon hem een nieuw leven schenkt, alsof de dood van zijn zoon hem de wereld liet zien die vader oogarts weigerde te zien. Beseffen wij wel voldoende dat op onze levensweg, onze levenscamino nog zo intens veel geestelijke rijkdom te rapen is?
Voor mij een enige gelegenheid om mijn medepelgrims te feliciteren met de beslissing die ze enige tijd geleden namen. Vanaf dit ogenblik waren zij reeds onderweg. Hun geest maar ook hun lichaam werd hun bekommernis. Wat bezielt hen om die tocht te ondernemen? Wat trekt hen aan om die nog onbekende wereld in te duiken. Dit is meer dan zoveel kilometers lopen, dit is ook de geest laten werken. De geest laten meewandelen op die weg die christelijk geïnspireerd is, maar waar zowel gelovigen als ongelovigen op zoek gaan naar zichzelf.
Hebben mijn woorden het gordijn van hun stille angst al wat neergehaald. “Chris, ik ga mee met de taxi.” Goed dat je mij herinnert dat ik nog naar het taxibedrijf telefoneer. “Chris, wat moet ik morgen meenemen in mijn rugzak?
Het is half negen en we komen in Biarritz aan. Meer dan 15 uur onderweg op de vlugge wielen veilig gestuurd door zoon Mathias Sercu. Snel inchecken en om 9 uur al aan de avonddis. “Chris, mogen wij morgen in ons pelgrimstenue komen ontbijten?” “Wanneer krijgen we morgen ons lunchpakket en zal dat voldoende zijn?” “Ik zou toch liever wat patatjes bij mijn eten gekregen hebben, die zijn toch noodzakelijk voor mijn koolhydraten.”
Het wordt tijd om naar bed te gaan zodat die fijne groep Neosmensen – sorry , vanaf nu noem ik ze Neospelgrims – morgen met een gerust hart aan hun enige beleving kunnen beginnen. Ik slaap snel in. Ik droom van de aardappeloogst bij mijn grootvader. Wij gooien patatjes in de gloed van het brandend aardappelkruid. Plots sta ik in een museum en val in zwijm voor Van Goghs prachtig doek “De aardappeleters”. Ik ontwaak even en zie dat ik mij nog eens mag draaien en nu droom ik van slechte mensen die op de camino de beste mensen worden. Neos drijft die engelen verder op die mooie weg.
Op onderstaande foto's lees je de stille vrees in die Neosgezichten die de moedige beslissing namen om die unieke pelgrimstocht te ondernemen. Zelfs de aperitief op de bus lijkt eerder op een gespeeld spel.
Alle Neospelgrims zijn alle lezers van ons blog zeer dankbaar voor zoveel warme waarderingen !!!
Ja, het is bijna zo ver. Donderdag 20 september vertrekken we met 33 Neospelgrims richting Santiago de Compostela. Het is onze bedoeling om elke dag een beetje verslag te brengen over onze voorbije dagtocht. We kruiden het met wat zout van bezinning en met wat peper van het wel en wee onderweg. We laten jullie het zweet ruiken van een Neospelgrim. Maar moest je af en toe een vloek horen omdat het onze pelgrim niet naar wens gaat, vergeef het hem dan. Of beter nog, stuur hem of haar wat moed via deze blog.
Weet je wat ons ook plezier zou doen? Dat heel Neos op de hoogte zou zijn van onze beleving op deze unieke pelgrimsweg, op deze zo inspirerende camino. Stuur daarom het adres van deze blog naar alle leden van onze Neosfamilie. Meld het ook aan al je vrienden en kennissen zodat ook zij Neos leren kennen.
En als alles goed loopt dan mag je vanaf 21 of 22 september van jullie verslaggever een eerste frontverslag lezen.
Het adres van onze blog: http://blog.seniorennet.be/neoschris18
En over enige dagen lopen we weer over berg en dal
Vér gaan is vooruit kijken, het onbekende afspeuren en vol vreugde ontdekken dat je telkens nieuwe wegen ziet.