Het is weer zover: de feestdagen zijn in aantocht, de dagen zijn donker en koud en de reismicrobe steekt weer de kop op.
Dit jaar trekken we terug naar een land waar we al verscheidene malen geweest zijn: Nepal.
Trekking in de bergen zit er deze keer niet in: zowel in de Anapurna-range als in het Langtang of Himalayagebied ligt er in deze periode teveel sneeuw en is de temperatuur veel te laag. Onze reis zal ditmaal ook veel korter zijn dan de vorige jaren: we blijven dit keer maar half zo lang weg.
We beperken we ons tot de Terai.
De Terai is een zanderig gebied in het Zuiden van Nepal. De hoofdbezigheid van de mensen is landbouw. Het grenst in het oosten, zuiden en westen aan India.
Onze planning is simpel : we landen in Kathmandu en blijven daar een paar dagen, lang genoeg om onze reis verder te regelen. Vandaar doen we een lange bustocht naar Koshi Tapu, helemaal in het oosten van Nepal. Daar zitten we aan de grens met India (Sikkim, Darjeeling) en niet zo ver van Bhutan.
Vandaar trekken we traag door de Terai naar de 'Farwest' van Nepal : het natuurgebied Sukla Fanta.
Indien het weer het toelaat doen we nog een paar uitstappen naar het noorden, bijvoorbeeld naar het Rara-meer, of (héél misschien) naar Opper Mustang.
Dan wordt het stilaan tijd voor de thuisreis. We gaan terug naar Kathmandu, gaan nog een beetje vogels kijken in de vallei van Kathmandu en dan vliegen we terug van Kathmandu naar Amsterdam.