Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
anarchie in woord en daad
"Xarnego" vroeg me om een titel te zoeken voor deze webblog die alles wat Rik Wouters aan poëzie in dichtbundels gepubliceerd heeft, de literaire onderscheidingen waarmee hij bedacht werd, en de aandacht die literaire critici aan zijn poëzie besteed hebben, in chronologische orde wil groeperen. Soms zijn lichte veranderingen die echter niets aan de inhoud veranderingen, aangebracht.
Ik heb geopteerd voor “RECHT VAN SPREKEN”. Mij komt echter geen enkele eer toe: ik heb gewoon de titel van een essay van Guy van Hoof, vriend van de dichter, over Wouters, dat in boekvorm verschenen is en op deze blog zal verschijnen, genomen. Hopelijk neemt van Hoof het me niet kwalijk. Omdat Wouters zo graag met ondertitels werkt, heb ik er ook maar een ondertitel aan toegevoegd: “anarchie in woord en daad”. De ondertitel verwijst naar 2 zaken. (1) Op Wouters’ adreskaartje staat in de linkerbenedenhoek dat hij “anarchist”, “artiest en dichter” en “catalanist en flamingant” is. Wouters is niet alleen met zíjn literatuur bezig. Ga maar eens kijken op http://blog.seniorennet.be/halle_literatuur waar een poging wordt gedaan om alles over “Halle in de literatuur” openbaar te maken. (2) Kunstenaar kan men slechts zijn indien woord en daad samenvallen. Kan dit voor een dichter die zonder het woord geen daad zou kunnen plegen, moeilijk zijn?!
Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
(geschreven door:) Andreas WANDERS
11-08-2006
RIK WOUTERS, IK-DICHTER VAN DE WERKELIJKHEID.
Rik Wouters, een collega, heeft me voor enkele weken zijn bundel "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" ter recensie toegestuurd. In het colofon lees ik dat het werkje "in de lente van 1982 in een oplage van 100 genummerde en door de auteur gesigneerde exemplaren" is verschenen. Of er dus nog exemplaren te verkrijgen zijn, moet aan de dichter zelf worden gevraagd: R. Wouters, Impeleer 60, 1600 St.-Pieters-Leeuw. En nu even voorstellen. Wouters komt uit zijn bundel als een manifest ik-dichter. Niet alleen is het eerste gedicht een "Gedicht voor mezelf" (dus hemzelf), maar zijn bovendien van de 20 poëzievruchten die de bundel in totaal rijk is, nog 6 andere als directe ik-gedichten te karakteriseren. Met directe ik-gedichten bedoel ik stukjes waarin de dichter zijn eigen innerlijke wereld openbaart door zichzelf in het gedicht in de ik-persoon te laten optreden. Misschien vind je mijn typering "manifest ik-dichter" op basis van een 7/20 verhouding wat te scherp. Ik haast me echter om eraan toe te voegen dat de meeste andere gedichten een heel nabije aanwezigheid van hun schepper laten voelen, een zo nabije dat je bijna wel van indirecte ik-gedichten kan gewagen. "Wat is binnen die 13 dan de verhouding?" zul je wellicht vragen. Wel, boven was ik niet zo precies toen ik schreef "de meeste andere gedichten": het gaat gewoon om alle andere gedichten. Een beschrijving nu van de manier waarop de dichter zich zo sterk bij een lectuur.laat voelen, levert ons dé karakterisering van het soort poëzie we in "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" krijgen. De dichter vertrekt in 16 van de 20 gedichten van een waarneming van een sterk individueel geregistreerde concrete werkelijkheid als dusdanig. Dat betekent dat hij in zijn gedichten een hem persoonlijk opgevallen realiteit rechtstreeks beschrijft, wat maakt dat we hem als lezer heel nabij voelen (we kijken namelijk heel voelbaar door zijn ogen heen). Die nabijheid wordt echter versterkt door een verfilming van de werkelijkheid die heel sterk geïndividualiseerd wordt, namelijk door het gebruik van hoogst originele beelden (we kijken dus door Wouters' ogen wat zowel het object als de wijze van waarneming betreft). Daar blijft het niet bij! Wouters manifesteert zich gedurende de hele loop van het gedicht bovendien nog meestal door een voortdurende commentaar bij en beoordeling van de werkelijkheid. Die manifestatie wordt natuurlijk ten top gevoerd waar hij in twee gedichten met een rechtstreekse vraag aan de lezer eindigt. Hieronder twee voorbeelden: het eerste gedicht, een stukje zonder vraag; het tweede met:
(de fransklinkende fazant) nacht. en elk raam is zwart. toch zont het plein languit en in overvloedig licht. straatverlichting. voor de rest donkere gevels. of toch niet.
aan de overkant van het plein 2 verlichte ramen: een laatste pils voor het slapengaan, een ultieme verdoving. het binnengaan een plotse verwarring. weerkaatste gezichten.
spiegels. ze geven alles prijs. net als dronken woorden. alles wordt geopenbaard: een apokalyptisch tafereel. spiegels verbergen niet zoals binnensmondse woorden wel.
(de toren van de halse basiliek) dagjesmensen kijken naar de trotse toren die onaantastbaar prijkt hoog boven de kronkelende straatjes. hij wordt ten top gedreven door mannelijke gotische lijnen en bekroond met de barokke lantaarn. galmgaten strooien het beiaardgeklingel als het rennen van lichtvoetige kinderen over de roestkleurige daken.
marktkramers en winkeliers horen niet de kleurige klanken van de zingende beiaard en zien niet de statige schoonheid van de machtige toren.
enkel een meisje van amper 12 met grote zachte ogen kijkt bewonderend omhoog en neuriet het liedje mee.
wie (wat) maakte de andere mensen blind?
Het valt je wellicht op dat het hier tweemaal om een zogenoemd "indirect" ik-gedicht" gaat. Van de 16 gedichten waarin van een concrete buiten-de-dichter-liggende werkelijkheid wordt uitgegaan, zijn er namelijk slechts 3 directe ik-gedichten. In die 3 is door de directheid van het ik de aanwezigheid van de dichter natuurlijk optimaal. Voor we vertellen wat nu in die 4 andere gedichten, alle vier ik-stukjes waarin niet van een waarneming van een concrete buiten-de-dichter-liggende realiteit wordt vertrokken, gebeurt, dient nog aangestipt, dat de dichter zijn aanwezigheid doorheen de waargenomen realiteit en plus affirmeert door die realiteit voor de lezer herkenbaar te maken. Hij laat bijvoorbeeld vijf gedichten waarin hij van een beschrijving van een werkelijkheid in Halle uitgaat, voorafgaan door een titeltje "Halle weggeborgen in de Zennebocht" en voegt er zelfs nog een persoonlijke noot aan toe: "(vijf gedichten opgedragen aan Ghislain Laureys)". In die vijf gedichten zijn de eerste woorden van Wouters dan bovendien nog telkens een kenbaar maken van wat in Halle er nu juist sprake is. Elders treedt de dichter expliciet tot bij de lezer door in een voetnoot aan te geven dat het om een waarneming van een schilderij in eigen bezit gaat (plus vermelding van de naam van de schilder en zelfs beschrijving van wat er op het doek staat). Dus 16 "ik-gedichten" zeker en wel in verschillende schakeringen. Over de vier stukjes waarin niet van buiten-dichter-werkelijkheid wordt vertrokken, kunnnen we kort zijn. De dichter beschrijft er rechtstreeks een gevoel (2x), een handeling (1x) of steunt zich op een algemene werkelijkheid (1x). Wat echter telkens weer opvalt, is de beschrijvende stijl. Met andere woorden de ingrediënten "waarneming" en "beschrijving" zijn ook hier voorhanden; hier in deze wellicht sterkst geconcentreerde ik-poëzie. Een voorbeeld, mijns inziens een mooie tekening voor het bewust binnentreden van de dichter in de wachtkamer van zijn muze.
met een staf vol tovertekens gedichten in een vreemde taal trek ik een cirkel om me heen en zet mijn koptelefoon op waarin stilte speelt
zo stil zo mysterieus speelt de stilte een melodie die inspireert
Maken we het bilan op, dan stellen we vast dat in "Nauwelijks ademend verheffen woorden zich." naast twee categorieën ik-gedichten drie categorieën /ik+concrete werkelijkheid/-gedichten voorkomen: ten eerste de stukjes die expliciet beschrijvend inzetten en geen expliciet ik-personage kennen, ten tweede de stukjes die expliciet beschrijvend inzetten en wel een expliciet ik-personage kennen en ten derde die die een expliciet ik-personage kennen, maar geen expliciete beschrijving. Wat vertelt ons deze vaststelling nu uiteindelijk? Een schrandere vraag, maar toch niet zo een moeilijke. Het feit dat in alle 20 gedichten de ik-persoon Wouters en de concrete werkelijkheid waarmee deze ik-persoon geconfronteerd wordt, zo helder aanwezig zijn, bewijst ons dat we hier op en top met een realiteitsgebonden en uit de realiteit beeldende dichter te maken hebben. Een realist tout court, zowel naar inhoud als naar stijl (een heldere en verstaanbare taal, beschrijvend en commentariërend, suggestief). En kan nu de opmerking worden gemaakt, dat ieder dichter uiteindelijk realist is, omdat ieder dichter tenslotte vanuit de realiteit (zij het nu ik-realiteit of buiten-ik-realiteit) schept, dan kenmerkt het realistische bij Wouters zich precies daardoor, dat de ik-realiteit meestal (in 80 % van de gevallen in deze bundel) doorheen een sobere, nuchtere, maar persoonlijk beschreven buiten-ik-realiteit geboden wordt. De ik-realiteit is als het licht dat door een brandraam de kerk binnenvloeit; de buiten-ik-realiteit is het brandraam. "Wouters-realist" betekent evenwel niet dat Wouters 20 keer gefotografeerd heeft! Boven wees ik al op de originaliteit van zijn beelden en bovendien; is er de manifestatie van de ik-persoon Wouters alsdusdanig, een manifesta,tie die alle fotografie banvloekt. En tenslotte, denk nu ook weer niet dat de ikheid twintigmaal zo opdringerig is, dat ons lezers geen eigen interpretatie meer wordt gelaten... Laat mij ook "open" eindigen, namelijk met de meerzinnigheid van de dichter zelf:
GEDICHT VOOR MEZELF
als de wind takken afkraakt en zand opstuift als de regen dammen breekt en oogsten vernielt als de droogte akkers verdort en in tweeën splijt als het vuur huizen platbrandt en mensen verdeelt
als ik eindelijk nog eens een gedicht schrijf, zal niemand er naar kraaien
dat hoeft ook niet
Verschenen in: Initiatief, jg. 3, nr. 18, mei 1984, p. 46-49.
F. CROMBEZ
06-08-2006
NAUWELIJKS ADEMEND VERHEFFEN WOORDEN ZICH [1982; dichtbundel]
aan mijn meter en grootvader, mijn ouders, mijn schoonouders, Lieves grootouders.
[TITELLOZE CYCLUS]
GEDICHT VOOR MEZELF
als de wind takken afkraakt en zand opstuift als de regen dammen breekt en oogsten vernielt als de droogte akkers verdort en in tweeën splijt als het vuur huizen platbrandt en mensen verdeelt
als ik eindelijk nog eens een gedicht schrijf, zal niemand ernaar kraaien
dat hoeft ook niet
HALLE WEGGEBORGEN IN DE ZENNEBOCHT [cyclus] (vijf gedichten opgedragen aan Ghislain Laureys)
(halle) stad van de gotische basiliek waarvan het grauw te grauw is. de handelshuizen van het marktplein beletten veel bedevaarders het zwangere godshuis (mariahuis) binnen te treden. de mond van de maagd is geen lach meer: ook zij gelooft niet langer in overtuiging
de ogen van de vrouwen geen kleurrijk vuurwerk zoals gesluierde meisjes uit tunesië die elke rimpel in hun schaamteloos lichaam verbergen. dof klinken ze zoals het ritme van de tamtam aangegeven door de vinger loze leprazanger
trager de mannen loom door bier en te veel dromen. hun gevoelloze huid proeft al jaren niet meer de kussen van het nichtje dat nieuwjaar wenst. enkel een bruine meisjesborst brengt nog schittering in hun stoffige en gedoofde ogen
(stadhuis) nauwelijks ademend verheft het zich boven de bloedende druiven op straat. het geurt naar renaissance en ruikt naar frans. huisdeuren en gouden raamopschriften zijn zonder tijd. geen besef ervan. het justitia-beeld van godebski probeert vergeefs recht en tijd levend te houden.
Godebski: 19de eeuws Russisch beeldhouwer die de beelden "waarheid" en "rechtvaardigheid" van het Halse stadhuis maakte.
(de toren van de halse basiliek) dagjesmensen kijken naar de trotse toren die onaantastbaar prijkt hoog boven de kronkelende straatjes. hij wordt ten top gedreven door mannelijke gotische lijnen en bekroond met de barokke lantaarn. galmgaten strooien het beiaardgeklingel als het rennen van lichtvoetige kinderen over de roestkleurige daken.
marktkramers en winkeliers horen niet de kleurige klanken van de zingende beiaard en zien niet de statige schoonheid van de machtige toren.
enkel een meisje van amper 12 met grote zachte ogen kijkt bewonderend omhoog en neuriiet het liedje mee.
wie (wat) maakte de andere mensen blind?
(de fransklinkende fazant) nacht. en elk raam is zwart. toch zont het plein languit en in overvloedig licht. straatverlichting. voor de rest donkere gevels. of toch niet.
aan de overkant van het plein 2 verlichte ramen: een laatste pils voor het slapengaan, een ultieme verdoving. het binnengaan een plotse verwarring. weerkaatste gezichten.
spiegels. ze geven alles prijs. net als dronken woorden. alles wordt geopenbaard: een apokalyptisch tafereel. spiegels verbergen niet zoals binnensmondse woorden wel.
(karnaval)
1 marktkramers en schreeuwende venters verkrachten het marktplein, die sacrale plaats, waar straks zotskappen en cynici hun dagelijkse gareel met plezier zullen afleggen
2 de levenloze stad nog op zichzelf geborgen, de lijkwitte stilte wordt verscheurd door een onwezenlijke lach
confettigewijs zwelt het lachen aan tot een atoomontploffing: karnaval viert weer eens springtij
3 de uitgelopen clown staat voor de spiegel zijn neus verlopen tot roze zijn wit verdwenen en zegt zijn gedicht op
LOSSE GEDICHTEN [afdeling]
DE SCHEEPJES IN DE BAAI VAN HAMMAMET
er liggen veel scheepjes gemeerd aan de verlaten kaai in de baai van hanmamet
verloren in het zand ligt een vis met de zon te spelen zijn ogen glazend naar de kim
vissers zijn er niet. ook zij lopen gekleed in boernoes door de medina. met tapijten is meer te verdienen
s nachts varen ze uit. niemand mag weten dat ze nooit een wonderbare visvangst hebben
BRUSSEL
de toren van het stadhuis verbergt zich achter stellages. de renaissance-huizen verschuilen zich achter roestige gevels. een brandweerladder vleit tegen het broodhuis aan.
waar is de bloedige tijd van alva en egmont?
met een staf vol tovertekens gedichten in een vreemde taal trek ik een cirkel om me heen en zet mijn koptelefoon op waarin stilte speelt
zo stil zo misterieus speelt de stilte een melodie die inspireert
DE SCHREEUW VAN EDVARD MUNCH
een rat knaagt gangen in mijn lijf. ook mijn stembanden worden opgepeuzeld. als dessert. schreeuwen doe ik contesteren maar zelfs versterkers helpen niet. ik word niet gehoord. mijn mond een holte waarin mijn tong beweegt waaruit geen klank komt. klankloos schreeuw ik. gedachten schieten voorbij aan lichtsnelheid kunnen zich niet verwoorden. mijn oordeel is geluidloos.
terwijl de pick-up de beatles all you need is love draait, braakt de radio het bericht van weer een nieuwe joodse vergeldingsactie door de luidspreker
BRUSSEL VOOR DE PROVENCE RUILEN
door mijn stenen venster kijk ik uit over een koningsmausoleum bekruisde naalden de olierivier hersenloze dwergen: ik walg ik voel me helemaal afknappen
een bijtende rioolstank drukt me tegen de metaalkoude grond. mijn hoofd raakt zoek in de modder: ik kots de rottende aarde onder
mijn afgetakelde lichaam laveert toch nog tussen noord en zuid stad en dorp dood en leven, lavendel
lavendel, door een zachte vrouwenhand overal uitgestrooid, wint de strijd: de wip helt zuidelings over
LEGERDIENST IN SOEST, DUITSLAND
het bier in de pint daalt de geur van krokante frieten vult het kalme café de beatles spelen op de achtergrond
toch voel ik me zonder haar hopeloos alleen
mijn tranen schitteren niet in zonlicht en bevuilen mijn wangen niet. ik ween slechts achter gesloten ogen. ik probeer mijn lome verdriet zo goed mogelijk te verbergen.
ik verkleed me in lach en beantwoord elk lachsalvo met lach. ik vlucht weg in de liefde, in poëzie (ja, ik noem dit poëzie)
de pijn wordt slechts erdoor verergerd bij elke stekelige herinnering, bij elke trilling van mijn stem.
VLAANDEREN
voor dit land van 4 seizoenen op 1 enkele dag zal ik vechten tegen windmolens en addergebroed
DE SEIZOENEN [cyclus]
LENTE
de lente is nog stil. schuchter. enkel het vallen van de regen. zelfs vogels schuilen onder dakgoten.
toch vergrootglaast het dubbele raam een zonderlinge zonnestraal die het tafelblad warm kleurt.
op tafel: een franse golden in een mand. teken van vernieuwd leven dat slechts dood aahter zich laat:
een vettige witte made
ZOMER
rondslenteren op de openluchttentoonstelling positie innemen ten opzichte van sculpturen
"het belang van licht en schaduw is zeker niet te onderkennen" zegt een schijnbaar ingewijde wat verder tegen zijn knikkende volgelingen
later op het terras observeer ik het spel van licht en schaduw met mijn pils
HERFST
de zomer is achtergelaten. onwetende stralen prikken door de mist veranderen mijn kamer in clair-obsur. de wijn op vervondels schilderij bevat enkel nog de bodem; aardappelen en bloemkool blijven onaangeroerd. de boeken in de kast krommen kouwelijk hun rug.
Henk Vervondel: een schilder uit Diest van wie ik een schilderij bezit (2 kommen, aardappelen, bloemkool en een halflege wijnfles in donkere, maar zachte kleuren).
WINTER voor mijn grootmoeder
omstreeks 19.30 uur schakelt ze de 2de hands zwartwit TV aan wacht angstig op de weerman die gelukkig weer geen sneeuw voorspelt
blijgezind ontkleedt ze zich en sukkelt de trap naar boven op
[TITELLOZE CYCLUS]
DE HOOP" (een schilderij)
traag boort het kanaal zich onder de spoorwegbrug door het doek op de ezel
in de mist loopt een aak tegen de dorre oever lek hijst hopeloos verloren zijn witte vlag
het dampende water verdwijnt in een draaikolk. een stuk wrakhout waarop "de hoop" staat, drijft doelloos erop
bloed kleurt de hemel roze
05-08-2006
IK ZEG TOT JE [1979; dichtbundel]
voor lange blonde haren
1974
niet in 1956 ben ik geboren -de burgerlijke stand geeft mijn geboortedatum slechts subjectief weer- maar in 1974 -16 januari 15.00 uur om precies te zijn- toen ik voor het eerst je handen vasthield je honinglippen smaakte me verborg in je haar
niet in 1956 ben ik geboren maar in 1974 -16 januari 15.00 uur om precies te zijn- toen ik voor het eerst jou was
WAT BEN IK?
wat ben ik wat doe ik wat weet men over me wie weet wat over me wie begrijpt me wie wil met me zijn wie heeft mijn gedachten ze zijn gestolen zij heeft ze gestolen lange blonde haren men weet ervan mijn mond begeert haar lippen ik lach bier bevruchting op straat er was vroeger er is nu zij is mij is zij mij zij mij
ik ben niets dan onder je handen
het ontwaken een slagroomkus en naakt je borsten (nog niet gezoogd) parelen verder zweet dan maar gewone warmte
parelen van genot je huiverende tepels en in 1 seconde oneindigheid ik weer betast je trotse naaktheid
afrodite, je steelt weer mijn ogen vingers - oren - lippen ik die weer uitstort over jou mijn liefste woonloze buik en je echte mooizijn dat zelfs sneeuw niet verwoest
je naakte tepels je naakte lichaam op mijn kamer in een nis staat eindelijk
LIEFDE
haar liefde voor mij is een onwerkelijke droom van aantrekken en afstoten die eens zal eindigen in een bodemloze put
of als een siamees
KLAAGLIED
ik ben alleen ik mis je verlangen naar je naakte lichaam alleen mis ik je gisteren vandaag morgen altijd hopen naar later je wordt verlangd je doet verlangen ik verlang de naakte aanraking het somse eenzijn begeren naar je naaktheid ik mis je
ik slaap in haar hart koekehart op het rustige onrustige ritme van haar hartslag
geef je hart in mijn handen laat me er binnentreden opdat ik het zou leren kennen laat me het liefkozen opdat het van me zou houden laat me het gedag zeggen op straat
lieve hart laat me tegen je zeggen dat ik enkel haar heb
LIEVE
ik lach je lichaam tot een perfect marmeren beeld -niet zomaar een beeld maar voelend nemend gevend- en mijn tranen doordrenken je naakte schoonheid met bewondering, liefde
AAN LIEVE DIE VROUW WIL WORDEN
en door het nachtelijk gordijn kom je transparant naar me gelopen en leg je je hart bloot
we tekenen liefde in smeltende sneeuw
dan neem ik je met woorden en ooh zeg ik en wat ben je mooi met je goudblonde haren verloren in de wind en als je vingers me beginnen smaken en ijswater ijn keel verandert met gentianen is er lust
muziek omlijst fluwelen woorden en vermurwen in een onwezenlijke zoen de stilstaande hangklok je lippen worden mij onze tong begeert donkerrood licht
we spelen hinkstap en door muren banen we naar morgen en overmorgen en slapeloze nachten
mijn ogen fotograferen lieve die is lief wat is lieve? liefde draagt over bergen en tussendoor woorden
BEZETENHEID
hoe meer ik je zie hoe meer ik je voel, hoe eerder ik je wil bezitten innig en voor altijd
TO MY LOVE ON THE EIGHTH OF JULY
lieve je bent lief als je lacht lieve je bent lief als je vrijt lieve je bent lief als je slaapt lieve je bent lief
ik leef van mond tot mond en adem in mijn slaap om te ervaren het allerprilste geluk dat achter de droom ligt
ik weerspiegel me in je rozige tepels maar onaantastbaar ben je soms ver weg als de nood het hoogst is om 1 te zijn liefste
maar er is ook nog morgen en overmorgen en de dag na overmorgen
weet je ik ben ook maar een mens de begeerte is soms groot om jou te zijn: de geboorte van dit gedicht de geboorte van ons kind mijn wedergeboorte
je hebt gevraagd om lief te zijn vandaag en morgen en altijd en met je te leven in tweezaamheid
ik speel geen spel nee ik speel liefde ik zie je in bodemloze woorden bij me blijven voor altijd
GODIN voor 16 januari 1974
en dan plots komt ze uit mijn koffie wolken gekropen en verandert in 1 handomdraai mijn lichaam in bron van levenslust en als ze dan weer mijn eenzame handen kust weet ik dat ik meer ben dan een vervloekte dichter
tijdloos ben je -ik bedoel niet: wezenloos- maar het leven is zo kort té kort om met jou mijn dromen op te bouwen, werkelijk en waarneembaar wat rest me dan nog buiten mijn dromen toe te vertrouwen aan wat wezenloos papier?
IK ZEG TOT JE
ik zeg tot je : bloem ik zeg tot je: meisje van mijn dromen ik zeg tot je: schoonheid
ik zeg tot je: roos van mijn dromen je schoonheid zo broos betovert me
ik zeg tot je: liefste ik zeg tot je: verlaat me nooit ik zeg: ik zeg zoveel
03-08-2006
PUBLICATIES IN BOEKVORM
1. POËZIE
-Ik zeg tot je. Panther Paperback, Dilbeek. 1979. -Nauwelijks ademend verheffen woorden zich. Iambe, Molenhoek (Nederland). 1982. -Lawaai is tederheid. Yang, Gent. 1987. -Het woord hertalen. tien jaargetijdengedichten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996 [als dubbeldichtbundel, samen met "Wat stilte genoemd wordt". Casitacahier 1. Kaftontwerp: Rik Wouters]. -Wat stilte genoemd wordt. Cataloniëgedichten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996 [als dubbeldichtbundel, samen met "Het woord hertalen". Casitacahier 1. Kaftontwerp: Rik Wouters]. -Steeds heimwee en stilten vol hedonisme. Bij doeken van René Devedeleer. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Brochure. Casitacahier 7]. -een tweekoppig wezen ben ik. een anarchistisch gedicht over overleven, woordenmacht en permanente schending. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999 [in "het verboden evangelie van de dichter", samen met een essay over de poëzie van Rik Wouters door WANDERS, Andreas: kwetsbaar en verstoten tussen brokstukken. Het ontnomen woord en de doorgelichte dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1996. Casitacahier 4. Kaftontwerp: Rik Wouters]. -xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999 [Casitacahier 7. Kaftontwerp: Rik Wouters]. -gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven. is dit de stad van komen en blijven?. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 2000 [Casitacahier 8].
2. POËZIE EN PROZA
-elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998 [Casitacahier 3. Kaftontwerp: Rik Wouters]. -zeg niet. dat democratie voorgoed dood is. Xarnego, Halle. 2003 [Met proza. Xarnegoschrift 1. Kaftontwerp: Rik Wouters].
3. ESSAYS -schaamteloos en puur als ik ben. Over de dichtbundel Jagen van Nicole Van Overstraeten. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Casita de la soledad-cahier 1]. -De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1992-1997). -xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997 [Bijdragen over poëzie in het algemeen, gedichten van Jan Vanhaelen, Nicole Van Overstraeten en Pieter Delen en cultuur n kunst in Halle. Casita de la soledad-cahier 2]. -Woord én daad van Guy van Hoof. Zijn apocriefe evangelie. Xarnego, Halle. 2005 [Xarnegoschrift 2].