Tussen twee werelden
( geboren in Nederlands-Indië, wonend in Nederland)
Hierop worden gegevens uit mijn stamboom in verhalende vorm gepresenteerd. Heeft u vragen of opmerkingen, mail me gerust. Deze weblog wordt regelmatig bijgewerkt. Breng ook eens een bezoek aan mijn andre weblog: http://blog.seniorennet.be/renepersijn2008/
Inhoud blog
  • Relatie tussen Laan de Riemer (Batavia) en de Persijn-stamboom
  • Joannes Baptista Vankeerberghen
  • OUWENS wordt OUWENS NAGELL
  • Gustaaf Joseph Maurits van Angelbeek
  • Johannes Eduard van Angelbeek, gestorven in Tandjoeng Pinang.
  • Benjamin Coenradus Persijn, geboren te Grissee
  • HOE VER BEN IK op 6 juni 2008?
  • Angenent, Jacobus Hermanus Charles Gijsbertus
  • Johan Hendrik Alexander Sleebos, geboren te Probolinggo.
  • Johanna Henriette Persijn zag het levenslicht in Japara (Jepara)
  • Fredrik Hermanus Zeijdel, geboren in Pasoeroean
  • Frederik Nicolaas Persijn / Persijn Nooy
  • De familie Kakebeeke in Goes (Zeeland)
  • Johan(nes) God(t)lieb Fredriksz, controleur der landelijke inkomsten
  • Frederik Hendrik Persijn, geboren in Djatiwangi
  • Geboren in Kedoe ( Midden Java)
  • Willem Cornelis Daniël, geboren in Bangil/ Pasoeroean
  • Mijntje Persijn
  • Henry Persijn
  • MEDEDELING
  • De familie Beer- Persijn
  • Hamar de la Brethoniere
  • Banjoemas en de Persijn-stamboom
  • DUIVEN, de PLOEN en het geslacht Van Voorst tot Voorst.
  • HOE VER BEN IK? (per 25-03-2007)
  • Anak Betawi ( 'œKind van Batavia')
  • KLOP en WERKENDAM
  • In DELFT stond zijn wieg!. in JOGJAKARTA ligt (lag?) zijn graf!!!
  • Geboren in Maastricht, overleden in Soerabaja
  • De stamboom en de Vrijmetselarij
  • 'œBerg op Zoom hout u (sich) vroom' (Johannes Henricus Jordans en familie)
  • Geboren te MEESTER CORNELIS
  • De vulkaan toornde!..
  • Lambertina Florentina van Lawick van Pabst, geboren Persijn
  • DE LAATSTE TREIN!!
  • Richard Charles Burgemeestre, geboren te Soerabaja ( nu: Surabaya).
  • Charles Henry Persijn, geboren in Wonogiri
  • Bagelen, geboorteplaats van diverse Persijns
  • De relatie tussen de stamboom en de 'œMuiderkring' (P.C. Hooft)
  • Van der Laan + Droop = Van der Laan Droop
  • Waar vele Persijns (en ex-president Soekarno) werden geboren en begraven (Blitar)
  • Hij kwam uit ISPAHAAN
  • In Holland (Lobith) staat een huis!!.
  • De Persijn-stamboom en de Indische Spoorwegen
  • Henry Louis Charles te Mechelen
  • Wilhelm Frederik Lans
  • TSINGTAU en de Persijn-stamboom
  • Meneer de Baron is niet thuis........
  • Coenradus Nicolaas Persijn
  • Carolina Wilhelmina van den Broek
  • Christiaan Coenraad Persijn, oorlogsslachtoffer
  • Coenraad Persijn
  • Carel Frederik Lans, geëxecuteerd
  • Marie Hallaux
  • What is in a name?
  • Frans Alexander Persijn, de SUIKER-oom
  • De CAS
  • Er komt een dominee voorbij!!..
  • In een contractpension
  • Nelto, de ijzervreter
    De foto's bij de artikelen kunt u vergroten door erop te klikken
    Zoeken in blog

    Mijn favorieten
  • Genealogische site van Monique Vankeerberghen (België)
  • Centraal Bureau voor Genealogie (Den Haag)
  • Koninklijke Bibliotheek (Den Haag)
  • Oorlogsgravenstichting
  • Nationaal Archief (Den Haag)
  • Suara-Baru (Nieuw Geluid)
  • STAMBOOMGIDS, De meest uitgebreide Internet gids op het gebied van genealogie, stambomen, familienamen en archieven
  • Genealogische site van fam. Flohr-Verheijen
  • Indisch4ever : Indisch nieuws (fraaie en interessante weblog!)
  • TEMPO DOELOE (mijn weblog met herinneringen)
    17-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In Holland (Lobith) staat een huis!!.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In Holland (Lobith) staat een huis…….

     

    Nadat wij (mijn vader, moeder, broer, zuster en ik) in april 1956 vanuit Indonesia in Nederland aankwamen werden we ondergebracht in een zgn. contractpension (zie ook het artikel “In een contractpension” op deze weblog).

    Dit pension was het bungalowpark “De Woeste Hoogte” en stond in Hoenderloo, aan de Krimweg 170.

    De opvang in een contractpension was tijdelijk. Het was namelijk de bedoeling dat we een woning toegewezen zouden krijgen. Maar leegstaande woningen waren in die tijd schaars en we moesten dus maar afwachten wanneer we een huis konden betrekken en in welke plaats we terecht zouden komen.

     

    Maar op een dag was het zover……..

    We namen afscheid van de andere families die nog op “De Woeste Hoogte” op een eigen huis moesten wachten en verhuisden met onze weinige spullen naar onze eerste woning in Nederland. Het was op 26 juni 1956.

    Het bleek een rijtjeshuis te zijn in Lobith (Gemeente Herwen & Aerdt). Ons nieuw adres werd:  Bloemenstraat 13, Lobith.

    Van Lobith wist ik tot dan toe (van de lagere school) alleen het volgende:

    “…. in Lobith komt de Rijn in ons land (=Nederland)”.

    Verder zei die plaats me hoegenaamd niets.

    --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Iets over de historie van Lobith:

    In het jaar 1222 verleende Keizer Frederik II vergunning aan Graaf Gerard van Gelre om in Lobede een tol te vestigen. De plaats lag op een gunstig punt aan de voet van de Eltenberg en bij de splitsing van Rijn en Waal. Maar een kleine 100 jaar later had de splitsing zich ongeveer 1 kilometer stroomafwaarts verplaatst. Daar werd begonnen met de bouw van een Tolhuis, later Lobith genoemd. De tol met Tolhuis en omgeving werd in 1473 door Karel de Stoute aan Hertog Jan van Kleef geschonken wegens verleende diensten.

    In de 80-jarige oorlog (1568-1648), bekend van de geschiedenislessen op school, speelde het Tolhuis een belangrijke rol. Het werd meerdere malen gebruikt als hoofdkwartier voor de legers van de prinsen Maurits en Frederik Hendrik tijdens de belegeringen van Schenkenschans, waar Lobith mee verbonden was door de Boterdijk.

    Op 11 juni 1672 trok het leger van de Franse koning Lodewijk XIV bij Lobith de (Oude) Rijn over. Dat was het begin van wat wel het rampjaar werd genoemd.

    Toen de Fransen weer waren vertrokken verviel Lobith langzaam. In 1817 werd het dorp weer Nederlands.

    _____________________________________________________________________

     

    In de eerste dagen dat we in de Bloemenstraat woonden viel het ons op, dat overdag veel mensen door onze straat liepen. Aanvankelijk dachten we dat dit het normale voetgangersverkeer was in die straat. Maar al gauw bleek dat het om nieuwsgierigen ging, die heel benieuwd waren hoe die ‘bruintjes’ eigenlijk woonden en of ze ook iets konden zien van wat zich daar binnen in huis afspeelde. Hoe zouden ze eten? Met de tien geboden (vingers)? Zouden ze halfnaakt door het huis lopen? Zaten ze met z’n allen gewoon op de grond? (Wat de dorpelingen zich afvroegen, dat hoorden we pas later, toen we al waren ingeburgerd.).

    Toen mijn moeder en ik voor de eerste keer boodschappen gingen doen en bij de slager naar binnen liepen, vroeg de man (heel vriendelijk) of we wel Nederlands spraken en/of verstonden. Ik heb hem toen maar het verhaal op de mouw gespeld, dat we het Nederlands op de bootreis van Indonesia naar Nederland hadden geleerd in 21 dagen, wat mij een misprijzende frons van mijn moeder opleverde en een bewonderende blik van de slager.

    Enfin, we kochten wat vlees bij hem en terwijl hij alles afwoog had mijn moeder uit het hoofd (want hoofdrekenen was op de scholen in Nederlands-Indië één van de hoofdvakken) al snel uitgerekend wat ze in totaal moest betalen. Nog voordat de slager het bedrag op zijn telmachine had uitgerekend zei mijn moeder hem wat ze moest betalen. De slager sloeg het totaalbedrag aan op zijn machientje, keek mijn moeder verbaasd aan en sprak de legendarisch geworden woorden: “Jij kunt ook rekenen…..”.

    Waarop mijn moeder antwoordde: “Beter dan u!”, welke opmerking haar weer een frons van mij opleverde…..

     

    We hadden besloten om voor de hoofdmaaltijden afwisselend rijst en aardappelen te eten. Rijst omdat we dat in Indië toch gewend waren te koken en te eten en aardappelen omdat je toch moest inburgeren, ja toch? Bovendien gaf het een soort evenwicht (jin-yang).

    Onze buren aan de rechterkant hadden twee kinderen, een jongen van ongeveer vier jaar (Gerard)  en een meisje van twee (Rineke). Gerard bracht ons vaak een bezoek en als het eten op tafel stond keek hij in de pannen. Schafte de pot op die dag rijst, dan bleef hij eten. “Ha, riest”, zei hij dan op z’n Lobiths. Waren het aardappels dan zei hij steevast: “Piepers… die krieg ik thuus ook….” en dan vertrok hij weer.

     

    Toen we er al een poosje woonden ontmoetten we een andere Indische familie. Dat gezin bleek in Tolkamer te wonen, ongeveer 1, 5 km. van ons vandaan. Het was de familie Claasz Cookson, bestaande uit vader, moeder, 2 zoons (George en Ernst) en een inwonende oma, de moeder van mevrouw Claasz Cookson.

    Zij waren al veel langer dan wij in Nederland en kwamen uit Soerabaja, waar de heer des huizes bij de marine had gewerkt. In Tolkamer werkte hij bij de douane.

    Ernst was iets jonger dan ik en al gauw trokken we samen op. Meestal naar de Bijland, waar water was (van de Rijn)  en een strand en waar de plaatselijke jonge deernen zich meestal van hun beste kant(en) lieten zien….

    Ook toerden we dikwijls op een brommer (zie foto) richting Elten of ’s Heerenberg.

     

    Toen we op een dag een eerste bezoek zouden afleggen bij de familie Claasz Coockson, wilde mijn moeder een taxi bestellen. Ze dacht kennelijk nog aan Indië, waar je al snel een betjak (becak) [ een driewielig voortuig voor passagiersvervoer] of een sado (kar met paard) liet komen om bij vrienden op visite te gaan.

    Het kostte me moeite om haar ervan te overtuigen, dat we best te voet konden gaan en dat de afstand van ons huis naar die van de Cooksons gemakkelijk te belopen was….

     

    Nadat we ongeveer een half jaar in Lobith hadden gewoond moest mijn vader terug naar Jakarta ( voorheen Batavia) om nog een jaar te werken om daarna vol pensioen te kunnen krijgen.  Vlak voordat hij weer naar Nederland zou teruggaan kreeg hij een ongeval (als fietser door een auto aangereden) en overleed hij in Jakarta op 17 mei 1958 na een kortstondig verblijf in een ziekenhuis. Onze oom Unac Muller (een neef van mijn moeder) heeft hem in zijn laatste dagen bijgestaan en voor de begrafenis gezorgd. Mijn vader werd begraven op de begraafplaats Jati Petamburan in Jakarta.

    Op 12 november 1971 overleed mijn moeder in Lobith, waar ze ook werd begraven.

     

    Terugkijkend op de tijd die we in Lobith hebben doorgebracht kan ik alleen maar zeggen, dat we geen problemen hebben ondervonden bij het wennen aan een ander land met andere gewoontes en gebruiken. Integendeel, we ondervonden bijzonder veel hartelijkheid en warmte van de bevolking. En dat we Nederlands spraken en ook konden lezen en rekenen, ach, dat hadden de Lobithenaren (of Lobithers?) al snel door……




    11-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Persijn-stamboom en de Indische Spoorwegen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een “baan aan een baan”

     

    Diverse personen uit mijn stamboom hebben in het toenmalige Nederlands-Indië bij de spoorwegen gewerkt.

    Bijvoorbeeld mijn opa (Van den Broek) van moeders kant. Zie hiervoor het artikel “Mijn opa George Ferdinand Polidor van den Broek” op deze weblog. Maar ook andere personen uit de stamboom hebben een baan gehad bij de Indische spoorwegen. Een “baan aan een baan” dus…

     

    Alvorens weer een persoon uit de stamboom, die ook bij de spoorwegen heeft gewerkt, aan u voor te stellen, volgt hier eerst wat (summiere) informatie over de spoorwegen in Nederlands-Indië.

     

    De eerste spoorlijn in Nederlands-Indië werd operationeel in Midden-Java op 10 augustus 1867.

    Op 21 mei 1873 verbond deze lijn drie plaatsen met elkaar: Semarang, Solo en Jokjakarta.

    De lijn werd beheerd door de N.I.S. (Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij), een particuliere maatschappij.

    Inmiddels had de Nederlandse regering het plan opgevat om haar eigen spoorweglijnen aan te leggen. Ook omdat een particuliere maatschappij, zoals de N.I.S., niet in staat bleek om de investering ‘terug te verdienen’ en  financiële steun van het gouvernement nodig had.

    En dus besloot het Nederlandse Ministerie van Koloniën een staatsspoorwegnet aan te leggen.

    Er werd een spoornet aangelegd (onder beheer van de Staatsspoorwegen) van Buitenzorg (nu: Bogor) in West-Java tot aan Soerabaja aan de oostkust van Oost-Java.

    Men begon met de constructie zowel vanuit Buitenzorg als uit Soerabaja. Op 16 mei 1878 werd de eerste lijn (vanuit Soerabaja) geopend en in 1894 waren beide steden (Soerbaja en Buitenzorg) met elkaar door spoorlijnen verbonden (ruim 800 km).

     

    Daarnaast werden nog steeds particuliere initiatieven ontwikkeld en zo konden op een gegeven moment maar liefst 15 spoorwegmaatschappijen op Java naast elkaar bestaan. Ze werden dikwijls “stoomTRAMmaatschappijen” genoemd, daar ze aanvankelijk zich beperkten tot het aanleggen en exploiteren van locale, secundaire spoorlijnen.

    Eén van deze maatschappijen was de Semarang-Cheribon Stoomtram Maatschappij, waar opa George Ferdinand Polidor van den Broek gewerkt heeft (zie het artikel “Mijn opa George Ferdinand Polidor van den Broek” op deze weblog).

    Verschillende lijnen werden aangelegd om economische redenen als en om strategische redenen. Zo werd een lijn gelegd naar Ambarawa, waar een belangrijke en strategisch goed gelegen fort lag, het fort Willem I.

    De eerste staatsspoorlijn werd eigenlijk ook meer om strategische redenen aangelegd door het berglandschap van zuidelijk Java in plaats van door de laagvlakten van het noorden van Java.

     

    Op het eiland Sumatra werden treinen aanvankelijk gebruikt voor militaire doeleinden. Zo werd een lijn aangelegd tussen Banda Atjeh (denk aan de Atjeh-oorlogen) en de haven van Uleelhee (1876).

     

    Treinen komen overigens alleen op de eilanden Java en Sumatra voor en nog één lijn op Celebes (Sulawesi), de lijn Makassar-Takalar met een lengte van 47 km, aangelegd van 1922 tot 1930.

     

    De NISM (Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij) opende met een lijntje van 6 km van Batavia (de oude stad) naar Weltevreden, het Koningsplein (1871). En de verbinding Batavia-Buitenzorg kwam gereed in 1873.

    In 1873 kwam de lange spoorlijn (256 km) Semarang-Jokjakarta gereed.

     

    Duurde de treinreis Batavia-Soerabaja aanvankelijk twee dagen (inclusief overnachting), in 1929 was de duur al teruggebracht tot 13 uur en in 1934 duurde de reis “nog maar” 12 uur (de “Eendaagsche Expres”). In 1936 startte de “Nachtexpres” tussen Batavia en Soerabaja (zie foto bovenaan dit artikel).

     

    In 1938 waren in Nederlandsch-Indië ongeveer 7.400 km. spoor- en tramwegen in gebruik.

     

    Eén van de vele personen uit mijn stamboom die bij de spoorwegen in Indië heeft gewerkt is Jan (eigenlijk: Wilhelm Adriaan) van Gumster.

     

    Wilhelm Adriaan (Jan) van Gumster werd geboren op 6 juni 1891 in Petjagaan (Petjangakan) als  zoon van Lodewijk Carel van Gumster en Henriette Frédérique Muller.

     

    Uit de diverse personeelsdossiers van de Indische spoorwegmaatschappijen (Nationaal Archief, Den Haag) heb ik enkele gegevens gedestilleerd uit zijn loopbaan bij de spoorwegen.

     

    Zo vinden we hem in 1913 als Klerk 2de klas bij de Semarang-Joana Stoomtram Maatschappij. Op 29 april 1913 werd door de chef Exploitatie een verzoek gericht tot de hoofdvertegenwoordiger in Semarang om aan W.A. van Gumster een bezoldigingsverhoging van f 90,- naar f 110,- te verlenen op grond van bijzondere geschiktheid voor zijn betrekking. Dit verzoek werd gehonoreerd per 17 mei 1913.)

    In 1918 was Wilhelm Adriaan assistent-opzichter-machinist bij dezelfde maatschappij, maar gedetacheerd bij de Oost-Java Stoomtram Mij.

    Twee jaar later, in 1920, werkte hij bij de Oost-Java Stoomtram Maatschappij als opzichter -machinist 3de  klas om in dat zelfde jaar te fungeren als beheerder depot Modjo-Agoeng.

    Per 1 oktober 1921 kreeg hij wegens bijzondere werkverrichtingen een salarisverhoging en werd zijn loon vastgesteld op f 325,- per maand. Wat die bijzondere werkverrichtingen waren werd verduidelijkt in de volgende aantekening:

    “Hij heeft, ook in dezen suikerafvoertijd met de gedeeltelijk reeds zeer versleten locomotieven den dienst steeds naar behoren weten te doen rijden, dank zij bijzondere activiteit en zorgen voor deze machines”

    Maar deze ‘bijzondere werkverrichtingen’ hebben niet kunnen verhinderen, dat Wilhelm Adriaan van Gumster op 1 juli 1934 met vervroegd pensioen werd gezonden wegens bezuinigingsmaatregelen ( die term kenden ze toen kennelijk ook al!). Bedroeg dit pensioen aanvankelijk f 192,- per maand, per 1 juli 1936 kreeg hij zijn (normaal) pensioen van f 209,- per maand.

     

    Zijn eerste huwelijk vond plaats toen hij 26 jaar oud was in Semarang met Christine Valentine Frederique Biver, geboren te Ngawi op 30 november 1896 als dochter van Ernest Joseph Ghyslin Biver en Christine ten Cate. Christine (Stien) overleed in Semarang op 10 april 1944.

     

    Kinderen van Wilhelm Adriaan van Gusmter en Christine Valentine Frederique Biver:

    Henriette Valentine Marguerite, Charlotte Ernestine, Gustaaf, Herman, Agnes, Pauline en Ilse Louise.

     

    Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Wilhelm Adriaan op 4 februari 1948 in Semarang met  Wilhelmina van der Kerk, 48 jaar oud. Wilhelmina werd geboren op 9 april 1899 in Semarang.

     

    Wilhelm Adriaan van Gumster overleed op 20 september 1964 in Doetinchem, 73 jaar oud/ Hij ligt begraven te 's-Heerenbergh.




    04-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Henry Louis Charles te Mechelen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Henry Louis Charles te Mechelen

    werd  geboren op 16 oktober 1841 in Rembang. Hij was een zoon van Hendrik Louis te Mechelen en Johanna Wilhelmina Persijn.

    Zijn vader was een geboren Hollander, die al jaren in Rembang tabaksplanter was geweest. Zijn moeder was een Indische, die zowel Hollands, Indonesisch als Chinees bloed in zich verenigde,

    Geboren in Rembang met de zee voor zich en het enorme djatibos als achterland.

    Hij was een verwoede jager en sprak vloeiend Javaans.

    Tegen de tijd dat hij 15 jaar werd en nadat hij degelijk huisonderwijs had genoten ging hij met zijn vader naar Holland en binnen een paar jaar deed hij het toelatingsexamen voor Delft en ging hij daar studeren voor de burgerlijke dienst in Indië.

    Op woensdag 29 juli 1863 trouwde hij in Delft met Antoinette Cornelie Helene van Diesen [bron: Digitale Stamboom Delft, Delft Akte Jaar 1863 Nummer 107]. Antoinette Cornelie Helene werd in 1838 ´s-Gravenhage geboren als dochter van Gerrit van Diesen en Cornelie Madeleine Crespin. Henry  was toen 22 jaar en in het najaar van 1863 vertrok hij (inmiddels benoemd tot ambtenaar 2de klasse) met zijn vrouw naar Indië.

    Nog geen jaar later stierf Antoinette en met haar hun kind.

    Henry Louis woonde en werkte in Rembang waar hij al snel werd benoemd tot controleur 2de klas.

    Een later huwelijk schonk hem geen kinderen. Dit huwelijk hield niet lang stand.

    In 1872 verhuisde hij naar de Preanger.

     

    Hij had een bijzonder grote kennis van land, volk en taal van de Javanen.

    Met zijn taaltalent had hij zich in de Preanger al snel het Soendanees eigen gemaakt.

    Als jager voelde hij zich in de Preanger in zijn element. Immers in de Preanger en in Bantam huisde nog de ‘badak’, de Indische rhinoceros!

    In Batavia was men inmiddels zich bewust geworden van de grote schat van kennis van het levend Javaans die Henry bezat.

    Hij werd dan ook verzocht om les te geven in het kader van de opleiding van ambtenaren voor het BB (Binnenlands Bestuur) aan het Gymnasium Willem III in Weltevreden (bij Batavia). In 1875 begon hij daar met lessen te geven in het Javaans en Maleis, een baan die hij bijna vier volle jaren heeft vervuld.

    In 1877 werd hem de rang en titel van assistent-resident toegekend.

     

    Uit de “Genealogische en Heraldische gedenkwaardigheden betreffende Europeanen op Java, deel IV, blijkt dat Henry Louis Charles te Mechelen is overleden op 30 mei 1917 in Bandoeng in de leeftijd van 75 jaar.




    27-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wilhelm Frederik Lans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wilhelm Frederik Lans, een overgrootvader van mijn moeder, werd geboren op 7 augustus 1816 in Nijmegen [bron: Gelders Archief /Toegangnr: 0207/ Inventarisnr: 992/ Geb. akte Nijmegen nr.284].

    Hij was de zoon van Jan Cornelis (Nelto) Lans (zie ook het artikel : “Nelto, de ijzervreter” op deze weblog) en Albertina Christina Michielse (geboren 28 december 1794 in Nijmegen).

    Van de geboorte werd volgens de geboorteakte op dezelfde dag aangifte gedaan (Geboorteakte Nijmegen nr. 284, Gelders Archief / Toegangnr. 0207 / Inventarisnr. 992).

     

    In de huwelijksakte van zijn ouders (Gelders Archief / Toegangnr: 0207 / Inventarisnr: 1086 / Gemeente: Nijmegen, huwelijksakte nr.2) was vermeld dat zijn vader militair was en zijn moeder dienstmeid.

    Toen Wilhelm Frederik  ongeveer 4 jaar oud was (1820) stierf zijn moeder op 26-jarige leeftijd.

     

    Vader Nelto Lans vertrok in het zelfde jaar waarin zijn jonge vrouw overleed (1820) als weduwnaar met hun zoon Wilhelm Frederik) naar Indië. Ze vertrokken op 21 juni 1820 vanuit Holland met het schip “Schoon Verbond”, een zogenaamde ‘hoeker’. Vader Nelto en zoon Wilhelm Frederik kwamen op 14 augustus 1820 in Batavia aan,

     

    Wilhelm Frederik trouwde op 28-jarige leeftijd op 27 juli 1845 in Soemenep (op het eiland Madoera)  met Johanna Carolina (soms vermeld als:Carolina Johanna) Phefferkorn. Johanna Carolina (of:Carolina Johanna) overleed in Pamekasan op 1 juli 1904.

     

    Wilhelm Frederik is overleden op 01-01-1862 in Soemenep, 45 jaar oud.


    Kinderen van Wilhelm Frederik en Johanna Carolina/Carolina Johanna waren:

     

    1  Carel Willem Frederik Lans, geboren in 1836. Carel Willem Frederik is
        overleden. 
    Uit de Naamlijsten der Europese Inwoners van Ned. Indië blijkt
        dat hij werkzaam 
     was bij de Zoutadministratie te Madoera.


    2  Wilhelmina Charlotte Lans, geboren op 27 mei 1850 in Soemenep.

        Wilhelmina Charlotte is overleden. Wilhelmina Charlotte trouwde, 16 jaar
        oud, op 
    14 september 1866 in Pamekasan [bron: Almanak v. Ned.
        Indie 1852] met 
    Johan Hendrik Alexander Sleebos, 24 jaar oud.
       Johan Hendrik Alexander werd 
    geboren op 03 april 1842 in Probolinggo.
     
    3  Pieter Christiaan Lans, geboren op 05 april 1852 in Soemenep.

        Pieter Christiaan is overleden in 1924, 72 jaar oud.
        Pieter Christiaan trouwde toen 23 jaar was op 28 augustus 1875 in
        Soemenep 
    met Caroliena Eleonora Burgemeestre. Caroliena
        Eleonora is geboren in Soerabaja 
    en was een dochter van
        Frederik George Burgemeestre en de Inlandse vrouw Poeme.

        Caroliena Eleonora is in Lawang overleden op 07 oktober 1937.


    4  Geertruida Francina Elisabeth Lans, geboren op 18 januari 1854 in
        Soemenep. 
    Geertruida Francina Elisabeth is overleden. Zij trouwde,
        15 jaar oud, op 28 augustus 
    1869 in Pamakasan [bron: Naamlijst der
        Europeesche inwoners van 
    Nederlandsch Indië / 1869] met
        Hendrik Willem Muller.


    5  Louisa Engelina Caroline Lans, geboren op 1 januari 1856 in
        Soemenep (Madoera) 
    [bron: Burgerl. stand der Inwoners van Ned. O.Indie
       1857]. Zij overleed 15 februari 
    1908 in Kediri, 52 jaar oud
        [bron: Burgerl. stand der inwoners van Ned. Oost-Indie, 
    1909].
        Louisa Engelina Caroline trouwde, 15 jaar oud, op 11 mei 1871
        op Madoera 
    [bron: BS (Naamlijst/Adresboek N.I. jrg. 1873, blz. 190)]
        met
    Carel Ferdinand van 
    den Broek, 20 jaar oud.

        Carel Ferdinand is geboren op 12 mei 1850 in Menado (Noord-Celebes)

        [bron: BS (Naamlijst/Adresboek N.I. jrg. 1851, blz. 422)].

     

        Louisa Engelina Caroline Lans en Carel Ferdinand van den Broek
        werden de opa en oma van mijn moeder (van haar vaders kant).

     




    17-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TSINGTAU en de Persijn-stamboom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TSINGTAU en de Persijn-stamboom

     

    Tsingtau (nieuwe spelling: Quindau) is een Chinese havenstad in de provincie Sjantoeng, aan de ingang van de Baai van Kiautsjou.

    Tsingtau was van 1898-1914 Duits. Daarna (tot 1922) Japans bezit.

     

    Wat heeft deze voormalige Duitse vestingstad in China met de Persijn-stamboom te maken?

    Om daar achter te komen moeten we even teruggaan naar de Eerste Wereldoorlog, toen diverse landen met elkaar in oorlog waren. Zo verklaarde bijvoorbeeld Japan op 23 augustus 1914 aan Duitsland de oorlog.

    De belangrijke vestingstad Tsingtau was toen een Duitse enclave in China.

    Op 2 september 1914 begonnen Japanse troepenlandingen bij Tsingtau. Er volgenden hevige gevechten tussen de Duitse en Japanse troepen en op 31 oktober deden de Japanners een vruchteloze poging om Tsingtau te bestormen. De stad werd door de Duitsers tegen een 20-voudige overmacht verdedigd, maar moest ten slotte aan de Japanners worden prijsgegeven. Op 7 november 1914 capituleerde Tsingtau.

     

    Voor ongeveer 4700 Duitsers (beroepssoldaten, dienstplichtigen, oorlogsvrijwilligers, ambtenaren en burgers) begon eind 1914 de periode van gevangenschap in Japan.

    Velen van hen keerden eerst begin 1920 naar hun vaderland terug of gingen naar een ander land.

     

    Onder de Duitse militairen, die tevergeefs hebben geprobeerd Tsingtau tegen de Japanners te verdedigen bevond zich ook:

     

    Fritz Ferdinand Jann , geboren in1891 in Fischhausen (Provincie Oost-Pruisen).

    Hij was toen onderofficier bij de IIIde Zeebataljon van de “Kaiserliche Marine”

    (Uit: " Die Verteidiger von Tsingtau und ihre Gefangenschaft in Japan (1914 bis 1920)", Historisch-biographisches Projekt von  Hans-Joachim Schmidt).

     

    Na de capitulatie van Tsingtau werd Frits Ferdinand Jann krijgsgevangen en naar Japan getransporteerd. Daar werd hij met nog 308 anderen (met gevangenennummers 2457 t.e.m. 2765) geplaatst in het kamp Nagoya. Zelf kreeg hij het nummer 2571.

     

    In december 1919 werd hij bevrijd. De ex-krijgsgevangen konden weer naar hun vaderland terugkeren of naar een ander land gaan.

    Fritz Ferdinand Jann koos ervoor om naar het toenmalige Nederlands Indië te gaan.

     

    Vanaf 1919 vinden we hem terug bij de politie in Nederlands-Indië. Aanvankelijk in Weltevreden (Batavia) als aspirant politieopzichter. Van 1922 tot 1924 was hij politieopzichter 2de klasse in Kediri, in 1925 en 1926 bekleedde hij dezelfde functie in Blitar waar hij in 1928 werd bevorderd tot hoofd-politieopzichter. In deze laatste functie was hij in 1931 weer werkzaam in Weltevreden (Batavia). In 1933 vinden we Fritz Ferdinand terug als hoofdinspecteur van politie in Den Passar en van 1937 tot 1940 in deze functie in Bengkoelen.

     

    Fritz Ferdinand trouwde, toen hij in Blitar was, op de leeftijd van 35 jaar, op 3 juli 1926 met Lambertha Christina Persijn, toen 21 jaar oud.

    Lambertha Christina werd geboren in Kediri op 23 oktober 1904 (bron: Regeerings Almanak 1911, pag. 46).

    Zij was een dochter van Coenraad Persijn en de Javaanse vrouw Tarminah. Volgens de Regeerings Almanak werd zij op 7 mei 1910 te Blitar erkend.

     

    Kinderen van Fritz Ferdinand Jann en Lambertha Christina Persijn:

     

    1 Margarete Louise , geboren op 30-01-1927 in Blitar

       [bron: Gemeentearchief Den Haag].
    2 Fritz Franz Ferdinand, geboren op 29-08-1928 in Toelonggagong

       [bron: Gemeentearchief Den Haag].
    3 Lieselotte Johanna, geboren op 02-12-1934 in Denpassar

       [bron: Gemeentearchief Den Haag

     

    Fritz Ferdinand Jann is overleden op 19 januari 1942 toen het schip waarop hij voer (op weg naar India) werd getorpedeerd.

    Lambertha Christina overleed in Maastricht op 14 mei 1990. Ze is 85 jaar geworden.




    16-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meneer de Baron is niet thuis........
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Meneer de Baron is niet thuis........

     

    In mijn herinnering hoor ik mijn moeder nog steeds zingen: “Meneer de Baron is niet thuis….”.

    Ze zong dit lied (van het toen bekende orkest The Ramblers o.l.v. Theo Uden Masman) altijd met volle overgave. De zanger op de plaat (van Studio “Hof van Holland” in Hiversum), die de tekst van de butler zong, was Wim Poppink. De leveranciers, die bij de Baron aan de deur kwamen, werden vertolkt door George van Helvoirt, Frits Reinders en André van der Ouderaa.

    Tekst en muziek van deze tophit (!) van toen (de jaren ’40) waren van Jack Bulterman.

     

    Wat ik toen (nog) niet wist is dat we inderdaad een heuse Baron in de stamboom hebben. Of mijn moeder dat wist weet ik niet, maar ze zong graag en vooral dit lied kweelde ze altijd vol vuur.

    …………………………………………………………………………………………………………..

    De tekst van het lied : “Meneer de Baron is niet thuis”

     

    Meneer de Baron is niet thuis

    Hij is nu al weken lang van huis

    Hij maakt een expeditie naar het Noordpoolijs

    De Baron is al wekenlang op reis

     

    Zeg James, waarde James,

    Ga meneer de Baron eens halen

    Want James, beste James,

    de Baron moet een rekening betalen

    Ik ben de leverancier

    van de port en de sherry en het bier,

    van de whisky, de rum en advocaat

    Ga eens vragen hoe het met betalen staat

     

    Meneer de Baron is niet thuis

    Hij is nu al weken lang van huis

    Hij maakt een expeditie naar het Noordpoolijs

    De Baron is al wekenlang op reis

     

    Zeg, James, beste James,

    Ga meneer de Baron eens halen

    Want James, beste James,

    de Baron moet een rekening betalen

    Hij kocht bij mij een pantalon

    omdat hij zo de straat niet meer op kon

    want z'n broek was versleten op den draad

    ga eens vragen hoe het met betalen staat

     

    Meneer de Baron is niet thuis

    Hij is nu al weken lang van huis

    Hij maakt een expeditie naar het Noordpoolijs

    De Baron is al wekenlang op reis

     

    Zeg James, dear James,

    Ga meneer de Baron eens halen

    Want James, beste James

    'K wou meneer de Baron iets betalen

    Ik ben Oom Kees uit Canada

    en ik laat hem een massa dollars na

    Ik ben blij neef es weer te zien

    en ik schenk hem minstens een miljoen of tien

     

    Meneer de Baron is wel thuis

    Hij blijft nu al wekenlang in huis

    Hij maakt geen expeditie naar het Noordpoolijs

    en hij gaat in geen jaren nu op reis

    Meneer de Baron zit in bad

    Daar zit hij nu al een dag of wat

    Z'n kleren heb ik bij Ome Jan gebracht

    Ik kan U zeggen: er wordt op U gewacht

    ………………………………………………………………………………………………………..

    Maar nu wat gegevens over de Baron in onze stamboom.

    Baron Fokke van Asbeck werd geboren op 10 december 1833 in Grovestinstate (Hemelumer Oldeferd, Friesland) onder Koudum. Hij was een zoon van Baron Tjalling Menno Watze van Asbeck zu Bergen und Munsterhausen en Elbrig van Bienema. Van de geboorte werd een dag later aangifte gedaan [bron: Geboorteakte nr, A94, Gem. Hemelumer Oldeferd].

    Gegevens zijn ook bewaard bij het Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum.

     

    Volgens De Indische Navorscher van 1934 kwam Baron Fokke van Asbeck op 16 juni 1858 per schip (“Stad Utrecht”) in Nederlands-Indië aan. Bij Gouvernements Besluit van 19 mei 1864 kreeg hij vergunning tot vestiging.


    In het Nederlands Adelsboek 1932 (30ste jaargang) staat vermeld dat Baron Fokke van Asbeck  in het toenmalige Nederlands-Indié commissaris was bij het Post- en Telegraafkantoor.

     

    Baron Fokke trouwde toen hij 32 jaar oud was op 5 september 1866 in Semarang met Christina Wilhelmina ten Cate, 23 jaar oud.

    Christina Wilhelmina werd geboren op 15 januari 1843 in Pekalongan als dochter van Johannes Hendrikus Wilhelmus ten Cate en Maria Helena Persijn.

    Baron Fokke overleed op 1 september 1889 in Penang (Malakka) en zijn weduwe Christina Wilhelmina overleed  bijna 10 jaar later ( 13 januari 1899) in Batavia.


    Kinderen van Baron Fokke en Christina Wilhelmina:

     

    1 Barones Elbrig Helena van Asbeck, geboren op 07-01-1868 in Bandjermasin

       Barones Elbrig Helena is overleden op 15-09-1892 in Batavia, 24 jaar oud.
    2 Baron Tjalling Hendrik van Asbeck, geboren op 01-06-1869 in Djokjakarta

       Baron Tjalling Hendrik is overleden op 06-04-1871 in Djokjakarta, 1 jaar oud.
    3 Baron Louis van Asbeck, geboren op 10-01-1874 in Utrecht

       Baron Louis is overleden op 09-10-1942 in Soekaboemi, 68 jaar oud.
    4 Barones Elbrig van Asbeck, geboren op 05-09-1881 in Riouw.

       Barones Elbrig is overleden in Ned.-Indie.
    5 Baron Tjalling Minne Watze van Asbeck, geboren op 13-10-1882 in Medan.

       Baron Tjalling Minne Watze is overleden op 26-02-1904 in Batavia, 21 jaar oud.
    6 Baron Gerrit Ferdinand van Asbeck, geboren op 10-04-1885 in Medan

       Baron Gerrit Ferdinand is overleden op 11-11-1928 in Batavia, 43 jaar oud.




    10-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Coenradus Nicolaas Persijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Coenradus Nicolaas Persijn,
    niet te verwarren met de andere Coenradus Nicolaas uit de stamboom [zie het artikel “Coenradus Nicolaas Persijn, oorlogsslachtoffer” op deze weblog], werd volgens de Regeerings Almanak voor Nederlands Indie ,jrg. 1874, blz. 219, geboren op 24 januari 1873 in Galoe (Cheribon). Hij was een zoon van Lodewijk Ferdinand Persijn en Susanna Margaretha Pichel.

     

    Vanaf 29 december 1893 vinden we hem in de analen terug als tijdelijk opziener 3de klas bij het Mijnwezen (Grondonderzoek Tinwinning) in het district Pankal Pinang.

    Volgens het Stamboek Ambtenaren N.I. deel HI (fiche nr.519), bewaard bij het CBG in Den Haag, werd hem per oktober 1897 op eigen verzoek eervol ontslag verleend.

    Van 1902 tot en met 1903 was Coenradus Nicolaas werkzaam als employé bij de Japara Petrol Maatschappij in Sidajoe.

    Van 1904 tot 1909 werkte hij als Klerk bij de zoutverpakkingsindustrie in Soemenep op het eiland Madoera en dezelfde functie bekleedde hij vanaf 25 februari 1910 in Kalianget (zie foto), eveneens op Madoera.

    Volgens het Stamboek Ambtenaren N.I., deel QI, fiche nr. 623 (CBG, Den Haag) was hij van 1 januari 1913 tot 18 februari van datzelfde jaar Magazijnmeester der 2de klasse  voor een salaris van f 150,- per maand en werd hij op 19 februari d.a.v. benoemd tot Magazijnmeester 1ste klas en werd zijn salaris verhoogd tot

    f 200,- per maand. Deze functie bekleedde hij t.e.m. 1917 en in 1918 werd hij Klerk Zoutregie in Soerabaja.

     

    In de Adressenlijst ven de inwoners van Ned. Indië wordt als woonplaats van Coenradus Nicolaas vermeld: Muntok (1894-1896), Sidajoe/Soerabaja (1900), Bawean (1901), Soerabaja (1902, 1903).

     

    Coenradus Nicolaas trouwde op 25-jarige leeftijd op 16 maart 1898 in Grissee [bron: RA 1900, 337] met Susanna Helena Roostee. De bruid was toen 17 jaar. Susanna Helena werd geboren op 27 augustus 1880 in Grissee (Gresik).

     

    De kinderen van Coenradus Nicolaas Persijn en Susanna Helena Kiemeneij waren:

     

    1. Anton Robert, geboren in Grissee op 1 maart 1902 [bron: Naamlijst/ Adresboek N.I.
        jrg. 1903,  blz.55]

    2. Julius Coenraad, geboren te Soemenep op 3 juli 1905 [bron: Regeerings Almanak
        N.I. jrg.1906,  blz.61]

    3. Margarethe Charlotte, geboren op 15 augustus 1907 in Grissee [bron: Almanak van
        Ned. Indie].

    4. Reinier Pieter (zie ook het artikel: “Reinier Pieter Persijn, oorlogsslachtoffer” op
        deze weblog), 
    geboren op 18 februari 1909 in Grissee [bron: Regeerings Alamank
        van 1910, blz. 80]

    5. Elivire Susanna, geboren op 6 december 1910 in Grissee [bron: Regeerings
        Almanak  van 1912, blz. 62].

    6. Benjamin Coenradus, geboren 04 november 1917 in Grissee [bron: Regereerings
        Alamanak van 1918, 
    blz. 70]

     

    Coenradus Nicolaas Persijn overleed op 31 maart 1953 in Apeldoorn in de leeftijd van 80 jaar. Hij is begraven te Ugchelen [bron: Gemeente Apeldoorn].

    Zijn echtgenote, Susanna Helena Persijn-Kiemenei,  is overleden op 18 december 1956 in Apeldoorn op 76-jarige leeftijd. Zij is eveneens begraven te Ugchelen [bron: Gemeente Apeldoorn].





    09-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Carolina Wilhelmina van den Broek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Carolina Wilhelmina van den Broek werd op 16 juni 1884 in Pamakasan (op het eiland Madoera bij Java) geboren als dochter van Carel Ferdinand van den Broek en Louisa Engelina Caroline Lans [bron: Naamlijst der Europese inwoners van Ned. Indie, uitg.1886: Burgerl. stand.].

    Zij overleed op 13 november 1954 te Soerabaja, waar ze ook werd begraven [bron: Overlijdensakte Soerabaja No. 87/1954].


    Op 15-jarige leeftijd, namelijk op 2 juni 1900, trouwde Carolina Wilhelmina in Soemenep (eveneens op Madoera) met Alexander Frederiksz, die toen 23 jaar oud was. Hij werd geboren op 8 juni 1876 in Semarang en was een zoon van Johan Ferdinand (Johan) Frederiksz en de Javaanse vrouw Maria Djaleha (of: Djalena).

    Alexander Frederiksz was o.m. werkzaam als magazijnmeester bij de Seradjoedal Stoomtram Maatschappij in Poerwokerto. Volgens de personeelsgegevens van deze maatschappij (dossier bewaard bij het Nationaal Archief Den Haag) had Alexander Frederiksz het zgn. Klein-ambtenaar-examen afgelegd en had hij een goede kennis van het Maleis, het Javaans en het Madoerees.

    Volgens hetzelfde personeelsdossier woonde hij met zijn familie in 1947 in Soerabaja in de Mawarstraat nr. 41.

    Alexander is overleden op 20 januari 1950 in Soerabaja op de leeftijd van 73 jaar [bron: Overlijdensakte No 9/1950 te Soerabaja] nadat hij was gepensioneerd als magazijnmeester van de Oost-Java Stoomtram Mij.

     

    Het personeelsdossier van de Seradjoedal Stoomtram Maatschappij geeft verder aan, dat na het overlijden van Alexander zijn weduwe in 1953 woonachtig was op de Kedong Sari 56 in Soerabaja.

     

    Kinderen van Carolina Wilhelmina en Alexander:

    Lize, Carel Ferdinand, Charlotte Elviera, Augustina Eleonora, Anton Paul Herman Max, Alphons Alfred, Johanna Jacoba, Dede Benjamin, Johan en Georgine Constance.

     




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Christiaan Coenraad Persijn, oorlogsslachtoffer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Christiaan Coenraad Persijn werd geboren op 8 september 1908 als zoon van Coenraad Persijn en de inlandse vrouw Tarminah. Hij werd eerst op 7 mei 1910 te Blitar erkend.

    Christiaan Coenraad was ongehuwd, maar had (voor zover nu bekend) wel een dochter. Gegevens over dit meisje en haar moeder heb ik helaas tot nog toe niet kunnen vinden.

    Christiaan Coenraad was tijdens de oorlog tegen Japan  soldaat bij de Infanterie (KNIL) en hij sneuvelde op 1 januari 1944 (Bron: Oorlogsgravenstichting).

    Hij ligt begraven in Thailand op het Ereveld Kanchanaburi in vak 3, rij c, graf nr. 20.

     

    Moge ook hij in vrede rusten….




    03-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Coenraad Persijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Coenraad Persijn

     

    De naam COENRAAD komt in mijn stamboom nogal frequent voor.

    Bij het stamboomonderzoek moest ik dan ook heel goed nagaan welke Coenraad in een bepaald document werd bedoeld.

     

    De Coenraad Persijn die ik in dit artikel beschrijf werd geboren op 29 december 1793 in Rembang. Hij was een zoon van Claas Persijn (zie het artikel “De Hollandse stamvader” op deze weblog) en Maria Magdalena Salomons.

    Coenraad overleed in Koedoes (Pati) op 18 december 1856.

    Hij was twee keer getrouwd geweest. Zijn eerste echtgenote was Anna Wilhelmina Sluiter, die volgens de Almanak van Ned. Indië 1815-1942 op 2 juni 1817 in Semarang is overleden.

     

    Op 1 augustus 1819 hertrouwde Coenraad, toen 26 jaar, in Japara met Catharina Dorothea van Gumster die toen 14 jaar oud was. Catharina Dorothea is geboren op 09 mei 1805 in Japara als dochter van B. van Gumster en Theodora Everarda van Pernert. (Catharina Dorothea overleed op 10 maart 1879 in Koedoes).

     

     

    Coenraad woonde voor een groot deel van zijn leven in het gebied van Jepara/Japara en Rembang.

    Van 1818 tot 1821 was hij Opziener 2de klasse bij de Landelijke Inkomsten in Japara, in 1822 en 1823 bekleedde hij dezelfde functie in Japara en Joana (afd. Pati) en van 1824 tot 1827 in Rembang.

    In 1828 vinden we hem terug in Rembang als Controleur Landelijke Inkomsten 2de klasse en een jaar later (1829) als Controleur Landelijke Inkomsten 1ste klasse, eveneens te Rembang.
    Van 1830 tot 1833 was Coenraad Persijn assistent-resident te Ponorogo (Madioen). Bovendien was hij in 1833 lid van de Subcommissie Landbouw te Rembang.

    In 1834 ging Coenraad op wachtgeld waarna hij per 24 december 1835 met pensioen ging.

     

    Zoals eerder vermeld was Coenraad Persijn van 1830 tot 1833 assistent-resident te Ponorogo (Madioen).

    Voor degenen die niet zo thuis zijn in de bestuursstructuur van het toenmalige Nederlands-Indië is de volgende toelichting:

     

    De bestuursstructuur van Nederlands-Indië was vrij complex en kwam erop neer dat naast Europese bestuursambtenaren ook de plaatselijke,“inlandse” adel werd

    ingeschakeld bij de gezagsuitoefening over de kolonie

     

    Bestuursstructuur 
    A. De gouverneur-generaal is het hoofd van het Algemeen Bestuur.
    B. Europees bestuur:

    Op Java en Madoera nà de bestuurshervorming van 1922/1924:

    C. Inlands Bestuur:

        I. Java en Madoera:

        II. Vorstenlanden op Java:

     




    27-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Carel Frederik Lans, geëxecuteerd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Carel Frederik Lans, geëxecuteerd

     

    Carel Frederik Lans werd geboren op 14 december 1912 in Malang als zoon van Frederik Johannes Cornelis Lans (geboren 26 maart 1870 in Pasoeroean)  en Jeannette (Sanneta) Griet.

    Carel Frederik werkte als employé bij het Marine-etablissement te Soerabaja.

    Op 30-jarige leeftijd werd hij door de Kempeitai (de Japanse geheime politie) met vele anderen geëxecuteerd.

    Hij was toen al ondergebracht in een werkkamp in Kesilir. De heer J.G. Wackwitz was de leider van deze Japanse werkkolonie.

    De executie door de Kempeitai vond plaats op 23 mei 1943 bij Tasnan aan de rand van de desa (dorp) Tjongkrong, 10 km van Bondowoso in het Tasnanbos.

    Uit het boek  “Het einde van Indië” ( red. Wim Willems en Jaap de Moor, Sdu Uitgeverij Koningsgracht, ’s-Gravenhage 1995  ISBN-nr.90-12-08262-5) blijkt dat eind april 1943 door de Kempeitai 86 personen werden gearresteerd, waaronder twee predikanten, twee artsen, een autohandelaar, een inspecteur van politie, 40 personen uit het werkkamp Kesilir (waaronder Carel Frederik Lans) en tenslotte twee niet-geïnterneerde vrouwen: zuster Leonore H. (Noortje) Klusman en H.J. Luinenburg-Pelle uit Mojowarno.

    Ze werden beschuldigd van ondergrondse activiteiten (sabotage) in verband met een op handen zijnde geallieerde landing.

    De arrestatie werd gevolgd door aanhoudend zware folteringen door de Kempeitai, met als doel het netwerk van de vermeende complotten te achterhalen en te elimineren.

    Uiteindelijk werden de arrestanten geëxecuteerd.

     

    Hun namen werden gepubliceerd in de Nieuwe Courant en opgenomen in de bestanden van de Oorlogsgravenstichting.

    Volgens de gegevens van deze stichting (OGS) werd Carel Frederik Lans (her)begraven op het ereveld Kembang Kuning, Vak AA, graf nr. 188. De begrafenis zou hebben plaatsgevonden op 10 juni 1943 nadat hij (volgens een artikel in het Nieuwe Courant, berustend bij het Nationaal Archief) met de andere geëxecuteerden in een massagraf had gelegen.

    De leuze van de Oorlogsgravenstichting geldt zeker ook voor Carel Frederik Lans:

    “Opdat zij met eere mogen rusten”.

     

     

     

     

     




    24-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marie Hallaux
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Marie Hallaux

     

    Mijn genealogisch onderzoek richt zich in het bijzonder op de namen: PERSIJN, VAN DEN BROEK, LANS, DANIEL, KLOP, KENNIPHAAS, VAN PAESSCHEN, VANKEERBERGHEN. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de stamboom zijn en worden echter ook aanverwante takken in het onderzoek betrokken.

     

    Marie Hallaux is door haar huwelijk “gekoppeld” aan de familie Vankeerberghen.

     

     

    Marie Hallaux werd geboren op 4 maart 1896 (om 20.00 uur) in Brussel (Belgie) [bron: Geboorteakte . Bruxelles-Niassances 1896, folio 93 (nrs. 920-924)], als dochter van Jean Baptiste Hallaux en Marie Antoinette Chavee. Bij de aangifte van de geboorte van Marie waren de volgende getuigen aanwezig: E. Bruylant, Pierre Cooreman, Jean Hallaux en Josse Chavee (geb. 1849).


    Notities bij de geboorte van Marie:

    1. Marie Hallaux werd geboren op het adres: Rue des Radis 19, Bruxelles.
    2. Van de getuige Pierre Cooreman (schilder), oud 42 jaar, werd nog vermeld dat hij de akte niet kon ondertekenen, daar hij ongeletterd was
    3. De erkenning en wettiging van Marie Hallaux vond eerst plaats op het huwelijk van haar ouders (10-10-1896). Dat zou erop kunnen wijzen dat bij de geboorte van Marie haar ouders nog niet waren getrouwd.


    Marie is overleden op de eerste kerstdag 25 december 1962 in Peutie (Belgie) in de leeftijd van 66 jaar oud.

    Marie trouwde met Eugeen Vankeerberghen. Eugeen is geboren op 16 oktober 1894 in Peutie (Belgie) en was een  zoon van Petrus (Pierre) Vankeerberghen en Jeanne-Rosalie Meysmans. Eugeen is overleden op 24 juli 1970 in Heist Duinbergen (Belgie). Hij was toen 75 jaar.

    Voor zover mij (tot nog toe) bekend is, hadden Marie en Eugeen één kind, een dochter. 

    Deze dochter, Marie Louise Vankeerberghen, werd geboren in Peutie (België) op 27 januari 1926. Zij overleed op 27 juli 1978 in Vilvoorde  in de leeftijd van 52 jaar.

    Marie Louise trouwde met Jan Baptist van Paesschen, die geboren werd in Peutie (toen nog: Peuthy) in België op 26 juli 1924. Zijn ouders waren Guillelmus van Paesschen en Anna Catharina Sterckx.

    Jan Baptist overleed in Vilvoorde op 1 september 1979 ( 55 jaar oud).

    Tot aan hun overlijden woonden Jan Baptist van Paesschen en Marie Louise Vankeerberghen aan de Stationlei 44 te Vilvoorde (België)

     



     

     




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.What is in a name?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    What is in a name?

     

    Wat betekent de naam PERSIJN?

     

    Onderstaande gegevens zijn afkomstig van het Meertens Instituut (Onderzoek en documentatie van de Nederlandse taal en cultuur), Joan Muyskenweg 25, 1096 CJ te Amsterdam en wel uit de Nederlandse Familienamen Databank van dat instituut.

     

    Persijn

     

    verklaring:
    1. Als patroniem:

    a. de voornaam Persijn < Parcival (< fra. perce-val: doordring het dal)
    b. vleivorm van Pierre ] Frans Debrabandere: Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk, Amsterdam/Antwerpen, L.J. Veen, 2003, ISBN 9020402072: 'De naam Persijn', in M. Persyn, De familie Persyn in Wingene, 1973] 

     

    2. Persijn = inwoner van Perzië (of persoon die uit Perzië komt) [E. Verwijs & J. Verdam: Middelnederlandsch Woordenboek. 's-Gravenhage 1894]. Met betrekking tot de familienaam zou men ook kunnen denken aan iemand die Perzië heeft bezocht en er wellicht handelsbetrekkingen heeft aangeknoopt.

    3. Persijn = persil = peterselie: handelaar in kruiden, in het bijzonder peterselie.

     

    Naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
    • Theodoricus Persiin (Dirk Persijn), 1162 [OHZ, I, p 286]. Oorkondenboek Holland en Zeeland tot 1299. Uitgegeven door A.C.F. Koch en J.G. Kruisheer, 's Gravenhage-Assen / Maastricht 1970-1992.
    • "Als Waterland en de Zeevang in de 13e eeuw in de bronnen verschijnen worden ze beschouwd als allodiale, dat wil zeggen niet van de graaf of bisschop afhankelijke, heerlijkheden, in handen van de familie Persijn ('Persijn' is waarschijnlijk een bijnaam; letterlijk betekent het 'peterselie'). Wie waren deze Persijns? De Persijns hielden zich op aan het hof van de graven van Holland. De eerste Persijn die uit de bronnen bekend is Dirk Persijn, die in 1162 als getuige direct na de broer van de graaf wordt genoemd. Van Leeuwen noemt als oudste een Jan Persijn, die in 1080 genoemd zou zijn; het bestaan van deze Jan is echter niet bewezen." Op grond van overeenkomsten in wapen en voornamen verwant aan de heren van Putten. Citeert 'de notoir onbetrouwbare' Van Leeuwen, Batavia Illustrata (1682-85), die beweert dat de Persijns en de Van Puttens uit de koningen van Denemarken zouden stammen. Westfriesland, van waaruit Waterland waarschijnlijk is ontgonnen, stond evenwel een periode, tot eind 9e eeuw, onder Deense heerschappij [J.M. Bos, Landinrichting en archeologie: het bodemarchief van Waterland, Amersfoort 1988, p 27, 74].
    • "Mogelijk heeft een Hollandse graaf de heerlijkheid van Waterland geschonken aan een familielid. De afstammelingen van deze heer van Waterland noemden zich later Persijn. Het oudst bekende lid van deze familie, Arnoldus Spicar, had reeds voor 1161 bezittingen bij Warder in de Zeevang. In 1282 verkoopt Jan Persijn de helft van de heerlijkheid en ook van zijn bezittingen aan graaf Floris V. Met het uitsterven van de familie Persijn in 1409 kwam ook de andere helft van de heerlijkheid aan de graven van Holland" [J.K. de Cock, 'Historische geografie van Waterland', in: Holland. Regionaal-historisch tijdschrift 7 (1975), p 329].
    • Clais Persiin, leenman van graaf Floris V van Holland 1290 = Niclaus Persijn, 1295 = Liclaes persin, 1296 [Tanneke Schoonheim, 'Enkele mogelijke gevallen van naamsverwarring in de dertiende eeuw', in: Leven in de oudgermanistiek, Leiden 1997, p 62].
    • Als voornaam: Percin Vierdinc, Ieper 1387. Achternaam: Pieter Persin, Kortrijk 1422 [WFB; F. Debrabandere, 'De naam Persijn', in: M. Persyn, De familie Persyn in Wingene, 1973].
    • Hippolytus (van) Persijn, raad in het Hof van Holland in de 16de eeuw, eigenaar en naamgever van het Huis te Persijn in Wassenaar. Voor afstamming van het geslacht Persijn van Waterland is geen overtuigend bewijs te vinden [C.A. Kalmeijer, 'Het Huis te Persijn', in: Jaarboek Die Haghe (1978), p 142-153; (1986), p 13-31].
    • Jan Perchijn, aangeslagene bij de capitale impositie van 1585 te Amsterdam; = Jan Jansz van Persijn (1524-1602), houtkoper in 't Gulden Peert in de Warmoesstraat [Dillen van-1941, p 25; vgl. Elias-1903, p 15].
    • [P.C. Bloys van Treslong Prins, 'Bijdragen tot eene genealogie Van Persijn', in: Genealogische en Heraldische bladen 2 (1907), p 81-87].
    • Mr. Andries van Persijn (Den Haag 1638-1678), schepen 1665, enz. [Regenten Den Haag, p 265].
    • [H.A.J. van Schie, Inventarissen van de archieven van de families van Lynden van Sanderburg 1787-1939 en van Persijn 1630-1888, Utrecht 1976].

     




    20-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Frans Alexander Persijn, de SUIKER-oom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Frans Alexander Persijn, de SUIKER-oom

     

    Frans Alexander Persijn was een broer van mijn vader, Johan Eduard Persijn.

    Ik noem(de) hem de suiker-oom, omdat hij zijn hele leven lang ‘in de suiker’ heeft gewerkt.

    Veel Indische Nederlanders werkten ‘in de suiker’ ( op een suikerplantage of in een suikerfabriek) of ‘bij het spoor’ (bij één van de vele spoorwegmaatschappijen).

    Diverse personen uit mijn stamboom werkten bij de spoorwegen (bijvoorbeeld ook de vader van Frans en zijn broer Coenraad), maar oom Frans werkte dus in de suikerindustrie.

     

    Frans Alexander werd geboren op 27 juni 1902 in Semarang (Midden-Java)

    als een zoon van Coenraad Johannes Marcus Persijn en Maria Magdalena Daniël.

    Bij de geboorte kreeg hij de achternaam Daniël (die van zijn moeder), evenals zijn broers Coenraad Marie en Johand Eduard (mijn vader). Eerst op 11 mei 1908 werden zij in Soerakarta (Solo) erkend en kregen ze de naam Persijn. Een en ander werd vermeld in de Almanak van Nederlands-Indië, uitgave 1909, blz. 79.

     

    Frans Alexander ging samenwonen met Senen(g), een Javaanse vrouw (zie foto - U kunt de foto vergroten door erop te klikken -), die in 1907 werd geboren. Zelf kregen ze geen kinderen, maar ze adopteerden een baby, die ze Christiaan noemden. Helaas stierf de jongen spoedig daarna.

    Ze adopteerden daarna weer een jongen, die Jimmy werd genoemd (zie foto)

     

    Van 1922 tot 1924 werkte Frans als machinist bij de Suikerfabriek Tjokrotoeloeng in het dorp Delanggoe bij Modjokerto (Oost-Java).

    Daarna (1925-1927) als machinist bij de Suikerfabriek Besito bij Koedoes (Midden-Java). Deze fabriek heet nu (2006) Pabrik Gula (Suikerfabriek) “Rendeng”.

    In 1928 ging hij (weer als machinist) werken bij de Suikerfabriek Gempol bij Cheribon (West-Java), waar hij bleef tot 1933.

    Vanaf 1933 werkte hij als machinist bij een suikerfabriek in Solo (Midden-Java) en vanaf 1937 tot 1941 vinden we hem in de analen terug als machinist bij de suikerfabriek te Pekalongan in Midden-Java. Deze fabriek heet momenteel Pabrik Gula Sragi. In dit gebied werd al vanaf 1830 veel suiker geproduceerd.

    Deze regio behoorde vroeger tot het Sultanaat Mataram, het laatste grote Javaanse rijk op Java voordat het hele eiland door de Hollanders werd gekoloniseerd. Het rijk van Mataram was een geduchte politieke macht in Midden-Java van de late zestiende tot aan het begin van de achttiende eeuw, waaruit de sultans van Jokjakarta en Surakarta voortkwamen.

     

    In de jaren ’50 woonde oom Frans in Soerabaja aan de Jalan Untung Suropati. Maar hij had nog een tweede huis, een soort vakantiewoning, in de bergen in Lawang, vlakbij Malang, eveneens in Oost-Java.

    Hier kwamen de kinderen en kleinkinderen van zijn broer Coenraad Marie dikwijls logeren.

     

    Zowel oom Frans als tante Senen(g) zijn inmiddels overleden. Waar en wanneer heb ik helaas (nog) niet kunnen ontdekken.

     

    Er doen verhalen de ronde dat beiden zouden zijn gedood toen Indonesiërs de suikerfabriek waar oom Frans toen werkte hebben bestormd en ingenomen. Maar dit verhaal heb ik tot nog toe niet kunnen verifiëren.

     




    14-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De CAS
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De CAS

     

    In het artikel “Mijn wieg stond in Batavia” op deze weblog gaf ik al aan, dat ik in Batavia (later Djakarta, nu Jakarta) na de lagere school naar de H.B.S. ging aan het Koningsplein.

    Deze school was bekend onder de naam CAS, een afkorting van: Carpentier Alting Stichting.

    Deze school werd medeopgericht door Albertus Samuel Carpentier Alting, geboren te Purmerend op 30 december 1837 en predikant in o.a. Colmschate, Dokkum (1865), Hoorn (1882) en Padang (op Sumatra) en overleden in ’s Gravenhage op 4 april 1915.

    Hij was naast medeoprichter van de Nederlandse Protestantenbond ook (in Nederlands-Indië) actief in de Vrijmetselarij.

    In 1902 stichtte hij in Batavia een H.B.S. voor meisjes, die later zou uitgroeien tot de Carpentier  Alting Stichting. Deze school had dus (wist ik later pas) een Vrijmetselaars-achtergrond.

    Toen ik daar op school zat (tot april 1956) was er een H.B.S. (Hogere Burger School), een Gymnasium, een MULO (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs) en een M.M.S. (Middelbare Meisjes School).

     

    Onder de leerlingen waren behalve Hollandse en Indische ook Indonesische en Chinese kinderen. In mijn klas zat bijvoorbeeld Eddy Slamet, de zoon van de toen bekende (Indonesische) professor Slamet. Zijn zuster zat destijds op dezelfde school in de vijfde klas van het Gymnasium.

    Wat mij goed is bijgebleven van deze school is de wijze waarop men les gaf. De docenten waren stuk voor stuk heel bevlogen en hadden zich bijzonder goed verdiept in hun vakgebied. Maar dat niet alleen, ze waren ook heel goed in staat de stof op zo’n manier te presenteren, dat je als leerling al heel gauw interesse kreeg in dat vak.

     

    Zo had de heer Nas (docent Nederlands) ons niet alleen kennis bijgebracht over de Nederlandse taal en literatuur, maar ons ook geleerd hoe je zelf proza en poëzie kon schrijven en declameren. Hij hield soms ook declamatiewedstrijden in de klas.

    Toen hij op een dag de twee coupletten van het Nederlands volkslied declameerde heeft dat zo’n grote indruk op me gemaakt, dat ik de woorden (nu nog!) uit mijn hoofd ken en bij wedstrijden van het Oranje-elftal uit volle borst kan meezingen…….

     

    De heer Van den Berg (docent geschiedenis) liet de klassen ook aan een project werken dat hij “History in making” noemde. Hierin kregen we de opdracht kranten te lezen, artikels uit te knippen die bijvoorbeeld te maken hadden met politiek, cultuur etc. en die in een plakboek te plaatsen met daarbij onze eigen visie en commentaar op het onderwerp.

    Het kwam goed uit dat in die tijd (1956) in Indonesia de zgn. AA-conferentie werd gehouden (bijeenkomst van Afrikaans-Aziatische landen en eerste bijeenkomst van niet-gebonden landen) en bekende personen zoals Jawaharlal Nehru (toen premier van India), U Nu (toen premier van Birma) op het vliegveld Kemajoran, waar ik vlakbij woonde, arriveerden om de conferentie bij te wonen.

    De kranten, zoals de Javabode, de Nieuwsgier, stonden vol met artikelen over de conferentie, biografieën over de deelnemers, politieke, sociale en culturele bijzonderheden over de deelnemende landen.

    Ik had mijn plakboek zo vol en kreeg daarvoor van de heer Van den Berg nog de eerste prijs van onze klas, een grote reep chocola!

     

    Bekende oud-leerlingen van de CAS waren o.a. de schrijfsters Hella Haase, Aya Zikken en Margaretha Ferguson. Die zaten alle drie trouwens nog in dezelfde klas!

     

    Hella Haase werd  in 1918 geboren in Batavia. Over de CAS zei ze eens tegen de interviewer Erik Schoonhoven:

    'Ik ben in Indië geboren en ik ben er opgegroeid. Ik heb daar eindexamen gedaan en ben vervolgens in 1938 naar Nederland gegaan. Couperus heb ik op school leren kennen. Ik zat op de gymnasiumafdeling van de Carpentier Alting Stichting, destijds de beste school in Nederlands-Indië. We kregen bijzonder goede lessen in taal en geschiedenis. Vooral bij oude geschiedenis kwam het werk van Couperus ter sprake. In mijn schooljaren heb ik Iskander, De berg van licht en De komedianten gelezen, maar ook verhalen als De Naumachie en Antiek toerisme, die in de klas werden behandeld’

     

    Aya Zikken (doopnaam Zwany) werd geboren in Epe in 1919.

    Aya Zikken bracht haar jeugd door in Nederlands-Indië en dat was bepalend voor haar schrijverschap. Heel bekend is haar  roman De atlasvlinder (1958), waarin het gaat over de droomwereld van een puber die in een dubbele tussenpositie verkeert: tussen kindertijd en volwassenheid en tussen de Europese denkwereld van de ouders en de magische gevoelswereld van de (Indonesische) bedienden.

     

    Margaretha Ferguson werd in 1920 in Arnhem geboren als Margaretha Dorothea Wigerink..

    Toen zij negen jaar was, verhuisde ze met haar ouders naar Indië. Het gezin vestigde zich in Bandoeng, ging later naar Semarang en woonde uiteindelijk in Batavia. Hier liep de winkel van Margaretha's vader goed. Aan de Rijswijksestraat beleefde de firma Wigerink, verkoop van kantoorartikelen en boeken, een bloeiend bestaan.

    Volgens haar zelf was op de school van de Carpentier Alting Stichting literatuur heel belangrijk en in combinatie met de boekenwinkel thuis, was het logisch dat Margaretha steeds meer belangstelling voor de letteren ontwikkelde.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Er komt een dominee voorbij!!..

    Er komt een dominee voorbij……..

     

    In de stamboom van mijn moeder (Georgine Louise van den Broek, geboren op 30 april 1910 in Soemenep op Madoera en gestorven in Lobith op 12 november 1971 in Lobith) zit ook de familie Lans. Haar oma immers was een juffrouw Lans, namelijk Louisa Engeline Carolina Lans, geboren op 1 januari 1856 (eveneens in Soemenep) en gestorven in Kediri op 15 februari 1908.

     

    Tot deze Indische tak van de familie Lans, afstammelingen van Jan Cornelis (Nelto) Lans, geboren in Groningen op 12 april 1788 en gestorven op 25 april 1853 in Soerabaja (zie ook het artikel “Nelto, de ijzervreter” op deze weblog) behoorde ook Christina Elisabeth Lans. Zij was in Soerabaja geboren ( 7 februari 1834) en een dochter van Nelto Lans en diens tweede echtgenote Leolinda Elizabeth Fransz.

    Christina Elisabeth Lans trouwde op 25-jarige leeftijd in Soerabaja met Frederik Hendrik Anthonisse van Teutem. Hiervan wordt melding gemaakt door A.J. Teychine Stakenburg in het artikel “De familie van Teutem in Rotterdam” in het Rotterdams Jaarboekje 1976.

    Deze Frederik Hendrik van Teutem werd geboren in Batavia op 5 januari 1831 als zoon van Frederik van Teutem en Anna Theresia Anthonisse.

     

    Deze Frederik van Teutem werd in Gouda geboren op 12 april 1798. Zijn ouders waren Frederik van Teutem en Anna Hendrina Tiedeman.

    Zoon Frederik van Teutem, de schoonvader dus van Christina Elisabeth Lans, was ondermeer resident van Bantam, advocaat en procureur in Batavia en raadsheer van het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië.

    Hij behoorde tot de Vrijmetselaars en was lid van o.a. de Loge “Anna Paulowna” te Zaandam (1822) en van de Loge “La Vertueuse” in Batavia (1823-1827).

    Vanaf 24 juni 1840 was hij honorair lid van de Loge -De Ster van het Oosten.

     

    Vader Frederik van Teutem werd geboren in 1774 in Rotterdam, waar hij op 2 januari van dat jaar ook werd gedoopt in de Remonstrantse Kerk. Bij zijn doop traden Lena van Gilse en Arent van der Stok op als getuigen.

    Frederik trouwde als jongeman van 19 jaar oud in 1793 met  Anna Hendrina Tiedeman, die toen 27 jaar was. Zij was een dochter van Hendrik Nicolaas Tiedeman en Johanna Vastwijk en geboren in 1766 in Oudewater. Uit haar overlijdensakte (nr. 54) [ Gelders Archief, toegangnr. 0206, inventarisnr. 5639] overleed zij in Doesburg op 4 november 1851.

    Echtgenoot Frederik van Teutem stierf in Zutphen op 17 januari 1848 in de leeftijd van 74 jaar. [bron: Gelders Archief: Toegangnr: 0207 / Inventarisnr: 5639 / Overlijdensakte nr.47].

    Hij was predikant.

    Uit een ‘levensbericht’ van Frederik van Teutem, opgenomen in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1848), van welke maatschappij hij in 1825 lid werd, staat ondermeer vermeld dat wat Frederik aan kennis bezat, “hij zulks zich zelf geleerd had, en nimmer welligt iemand, van zijn stand en verdiensten, minder opleiding genoten heeft”.

    Verder werd aangegeven, dat Frederik van Teutem al in 1792 (hij was toen dus 18 jaar!)

    “onder het getal der Proponenten bij de Remonstrantsche Broederschap werd opgenomen” en hij als zodanig ook een tijd lang voorging in de Remonstrantse Gemeente van Delft.

    In 1794 werd hij tot predikant beroepen in Dokkum en in 1796 te Gouda.

    In 1804 vertrok hij vandaar naar de Utrechtse Gemeente, waar hij (vanaf 1816) ook de voorgangerdienst waarnam in Amersfoort.

    Mede ten gevolge van minder goede gezondheid ging Frederik van Teutem in 1845 met emeritaat. Hij ging toen in Gelderland wonen.

     

    Hij gaf ook vaak inwoning aan jonge mensen en besteedde zorg aan hun opvoeding en opleiding.

     

    Naast zijn werk als predikant was hij ook bezig in allerlei maatschappelijke functies en op letterkundig gebied.

    In Gouda fungeerde hij een tijd lang als rector van de Latijnse School en toen hij in Utrecht woonde had hij van 1813 tot aan zijn emeritaat (1845) zitting in de schoolcommissie, waarvan 28 jaar als voorzitter.

    Ook maakte hij zich verdienstelijk bij het “Departement der Maatschappij tot Nut van het Algemeen “ en hetzelfde gold voor het Doofstommen-Instituut in Utrecht.

    Alsof dat alles nog niet genoeg was, was Frederik van Teutem ook nog honorair Lid van Felix Meritis te Amsterdam, lid van het College van Curatoren van de Remonstrants Seminarium, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, lid van het Provinciaal Utrechts Genootschap, correspondent van het Koninklijk Nederlandsch Instituut.

    Verder hield hij zich ook bezig met het vertalen van diverse werken uit het Hoogduits, Frans en Engels.

     

    Op 17 januari 1848 stierf te Zutphen een bijzonder veelzijdige autodidact. Op hem was dus eigenlijk niet alleen “er komt een dominee voorbij” van toepassing.

     

     




    04-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In een contractpension
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    In een contractpension

     

    Voor degenen die niet bekend zijn met het begrip ‘contractpension’ m.b.t. gerepatrieerde (Indische) Nederlanders eerst het volgende:

     

    Een contractpension was voor vele repatrianten de plek van eerste bewoning in Nederland na hun komst uit Indië (Indonesië). De bedoeling was dat men hier niet langer dan een half jaar zou blijven om daarna te vertrekken naar een eigen woning. In verband met de toen heersende woningnood verliep deze verhuizing vaak niet zo vlot. Een deel van de uitkering was bestemd voor de pensionhouder of met andere woorden: men kreeg alleen een zakgeld. De ervaringen zijn zo uiteenlopend als er contractpensions waren. In 1969 kwam er een einde aan dit fenomeen.

     

    De familie Persijn, bestaande uit  vader Johan Eduard Persijn, moeder Georgine Louise Persijn - van den Broek en de kinderen  Johan Marcus Polydor, René Louis en Yvonne Louise, werd na aankomst in Nederland op 8 april 1956 ondergebracht in een contractpension te Hoenderloo. Het was het vakantiepark “De Woeste Hoogte”, aan de Krimweg 170. Verspreid in het bos, dat hoofdzakelijk uit naaldbomen bestond, stonden diverse stenen huisjes, voorzien van een eet-/zitkamer van ongeveer 3 bij 4 meter met een kolenkachel en 2 slaapkamertjes met op elke kamer een stapelbed.

    Voor het toilet moest men buitenom naar de achterkant van het huisje lopen.

     

    De beheerders van dit pension waren de heer en mevr. Eckebus. In tegenstelling tot andere gerepatrieerden, die in diverse (over het gehele land verspreide) contractpensions waren ondergebracht, hadden we over de verzorging in de “Woeste Hoogte” geen enkele reden tot klagen (die was in sommige pensions inderdaad beduidend minder!).

    Her echtpaar Eckebus deed er alles aan om het hun Indische gasten naar de zin te maken. Beseffend dat deze Indo’s niet zo maar van de ene op de andere dag aan de Hollandse kost (bijv. erwtensoep, hutspot, zuurkool e.d.) zouden kunnen wennen, bedachten ze een plan. Eén maal in de week reed de heer Eckebus met een paar Indische ‘tantes’ uit het pension in zijn busje naar het dorp en naar de markt om inkopen te doen voor een Indische maaltijd die de kookgrage Indische dames uit het pension met assistentie van het keukenpersoneel van het pension in de grote keuken konden klaarmaken. Er werd in de keuken niet alleen goed gekookt, maar uiteraard ook flink wat afgelachen. Want als Indische ‘tantes’ gezellig beginnen te kletsen… (de Indischen hebben hier een specifiek woord voor: ‘ngobrol’).

     

    Tot het Hollandse keukenpersoneel behoorde ook Pleuntje, een vrouw, die er alles aan deed om de Indische jongelui die naar school moesten gaan (dus ook ik!) alleen met een goed gevulde maag te laten vertrekken. Ze lette er streng op, dat er goed werd gegeten (brood, havermoutpap) en hun melk opdronken en ook dat er goed belegde boterhammen mee werden genomen naar school. En Pleuntje was hierin bijzonder streng!

    De jongeren die naar school moesten werden door de heer Eckebus in zijn busje naar de bushalte gebracht aan de weg Arnhem – Apeldoorn, zodat ze van daaruit per openbaar vervoer naar school konden gaan. En als ze uit school kwamen stond het busje weer klaar bij de bushalte om hen weer naar de “Woeste Hoogte” te brengen.

    Ik ging in die tijd in Apeldoorn naar de H.B.S. (Hogere Burgerschool).

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------

    De HBS werd ingevoerd bij de Wet op het middelbaar onderwijs uit 1863. De nadruk lag op het onderwijs in wiskunde, exacte vakken en moderne talen.

    Met de invoering van de Mammoetwet in 1968 werd de HBS opgevolgd door de HAVO en het VWO (met gymnasium en atheneum).

    -----------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Ik was bijzonder verbaasd (en misschien ook wel blij….) dat op de dag van aankomst in het pension bleek dat de bewoners van het huisje pal achter ons oude bekenden van me waren: de familie Winterkamp, met wie ik aan boord van de Oranje had kennisgemaakt. En natuurlijk hun dochter Irene…. (zie ook het artikel “Repatriëring” op deze weblog)

    Omdat in elk huisje een kolenkachel stond (dus ook in dat van de familie Winterkamp) en de kolen elke dag in een kolenkit moesten worden opgehaald in een kolenhok achter de receptie bood ik de familie Winterkamp aan om elke dag voor hen de kolen te halen. Hun zoon Gregory was tenslotte pas 3 en kon die zware kit niet dragen (!). Dit aanbod werd gretig door mevr. Winterkamp aanvaard en Irene beloonde me telkens als ik kolen voor hen ging halen met een betoverende glimlach……

     

    In het pension maakten we ook kennis met Chris Goldstein, een jongen die een paar jaar ouder was dan ik. Hij was met zijn vader (weduwnaar) en jongere zuster gerepatrieerd, maar woonde al een paar weken langer in Nederland. Hij was de ‘kou’ (20 graden) al gewend en lachte ons uit toen we bij deze temperatuur met de winterjassen aan rondom de kachel zaten te kleumen.

     

    Ook de familie Schumacher (moeder met 5 kinderen) woonde in het pension. De oudste dochter Edith (zo’n 2 jaar ouder dan ik ) paste op de jongste kinderen uit het gezin.

    Toen we op een dag met een heel stel jongens en meisjes verstoppetje gingen spelen op het terrein van de ‘Woeste Hoogte’, zei Edith tegen mij dat ze wel een goed plaatsje wist om ons te verbergen. Ze trok me aan de hand mee naar een huisje, dat helemaal aan de achterzijde van het terrein stond en dat (nog) niet was bewoond. We gingen er binnen en bleven heel lang ongemerkt voor de ‘zoeker’. Daar leerde Edith me hoe je op een ‘volwassen’ manier moest zoenen………

     

    We verbleven in het pension totdat we een woning kregen toegewezen in Lobith (Bloemenstraat 13). Vanuit Lobith ging ik toen per fiets in Doetinchem op school, namelijk op het Gemeentelijk Lyceum aan de Ds. van Dijkweg.




    03-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nelto, de ijzervreter
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nelto, de ijzervreter

    “Old soldiers never die’

    Tot de voorouders van mijn moeder (Georgine Louise van den Broek) behoort ook de familie Lans. Haar oma van vaders kant was namelijk een Lans, te weten Louisa Engelina Caroline Lans, geboren op 1 januari 1856 in Soemenep ( op Madoera), de dochter van Wilhelm Frederik Lans en Johanna Carolina Phefferkorn

    De grootvader van deze Louisa Engelina Caroline Lans was en zekere Jan Cornelis Lans, ook wel genoemd Nelto Lans. Hij werd geboren op 12 april 1788 in Groningen als zoon van Jan Lans en Marieke Kaspers Jager.

    Uit de gegevens die van Nelto Lans bekend zijn (althans voor zover ik ze tot nog toe heb kunnen vinden) blijkt dat hij een militair was in hart en nieren.

    Vooraf een opmerking over de geboortedatum van Nelto Lans.In het stamboek van Nelto (Gegevens stamboek Officieren KNIL, 614 folio 55, 383 folio 25) is als geboortedatum 12 april 1788 vermeld.

    In de huwelijksakte van Nelto Lans en Albertine Christina Michielse ( akte nr. 002, Gemeente Nijmegen uit het Gelders Archief) staat echter aangegeven: 23 april 1788.

    Zoals al vermeld trouwde Nelto met Albertina Christina Michielse, een dochter van Willem Michielse en Cornelia Veerenfelt. Nelto was toen 26 jaar en zijn bruid 20 jaar. Het huwelijk vond in Nijmegen plaats op 14 januari 1815. Nelto was toen al militair en Albertina dienstmeid.

    Nelto en Albertina kregen een zoon, Wilhelm Frederik, die in Nijmegen werd geboren op 7 augustus 1816.(Opmerking: Ik ben van mijn moeders kant een afstammeling van deze Wilhelm Frederik Lans)

    Voordat Nelto in het huwelijk trad had hij als militair al het een en ander meegemaakt.

    Zo vocht hij van 1806 tot 1808 in Pruisen en raakte hij in 1809 in Zweden gewond aan zijn rechterbeen door een geweerkogel.In 1809 en 1810 zat hij in Zeeland, in 1812 en 1813 in Rusland en in 1814 in Frankrijk.Van 1806 tot juni 1812 was Nelto soldaat bij het 9de, naderhand het 5de en het 12de Regiment.Op 5 juni 1812 werd hij bevorderd tot korporaal en op 16 november van datzelfde jaar vond zijn bevordering plaats tot sergeant. Iets meer dan een maand later, op 28 november 1812, werd hij in Rusland krijgsgevangen genomen.Vanaf 19 juni 1814 vinden we Nelto terug bij het Depot Bataljon voor de Koloniën van de 14de afdeling Nationale Infanterie.

    Het huwelijk van Nelto en Albertine heeft niet lang mogen duren. In 1820 stierf Albertine in de leeftijd van 26 jaar. Zij is nooit in het land geweest waar Nelto later een glanzende militaire carrière zou maken, namelijk Nederlands Oost-Indië.

    Na het overlijden van Albertine vertrok Nelto Lans als weduwnaar met zijn zoon Wilhelm Frederik naar Indië waar hij in Batavia aankwam (1820).

    Nelto Lans heeft gevochten in de zgn. Java-oorlog (1825-1830) waarin de Hollandse troepen het moesten opnemen tegen de legertroepen van Pangeran (= Prins, Heer) Diponegoro, de oudste zoon van Sultan Hamengku Buwono III van Yogyakarta

    Op 4 mei 1842 (Nelto was toen 54 jaar) hertrouwde hij in Soerabaja met de toen 50-jarige Leolinda Elizabeth Fransz.

    Ze hadden toen zij trouwden al kinderen, namelijk:

    Frederik Johannes Cornelis, geboren in 1827 in Soerabaja- Fort Erfprins
    Christina, geboren op 26 juli 1831 in Soerabaja
    Christina Elisabeth, geboren op 7 februari 1834 in Soerabaja
    Carel Frederik Willem, geboren op 25 oktober 1837 in Palimanan
    Louise Leolinda Elisabeth, geboren op 1 mei 1839 in Soerabaja
    Albertina Wilhelmina, geboren op 27 juli 1840 in Soerabaja
    Albert Willem, geboren op 15 september 1841 in Soerabaja

    Na het huwelijk geboren:
    Hendrik Leonardus Albertus Philippus Carel, geboren op 10 augustus 1843 in Soerabaja.
    Albertina Christina Johanna, geboren op 6 juli 1846 in Toeban
    Anna Geertruida Frederika, geboren op 22 juni 1847 in Toeban

    Wat de militaire loopbaan van Nelto Lans betreft is nog het volgende bekend:

    Werkte Nelto in 1814 bij het Depot Bataljon voor de Koloniën van de 14de afdeling Nationale Infanterie (zie boven), op 21 oktober 1820 werd hij overgeplaatst naar het Algemeen Werfdepot.
    Vanaf 26 september 1822 was Nelto sergeant-majoor bij het Korps Algemeen Werfdepot en op 28 mei 1824 werd hij bevorderd tot 2de Luitenant om op 29 april 1832 te worden benoemd tot 1ste Luitenant bij het 3de Bataljon Infanterie.

    Hiermee was zijn militaire carrière, die hij als soldaat begon, nog niet ten einde, want op 21 december 1835 werd hij benoemd tot Kapitein bij het Algemeen Depot.
    En op 10 januari 1839 werd Nelto Lans bij besluit GG no. 2 op eigen verzoek gepensioneerd wegens volbrachte 40-jarige dienst. Hem werd het volle kapiteinspensioen van f 1.200,- toegekend.

    Nelto Lans werd ook enkele keren onderscheiden.

    Zo ontving hij de Medaille van de Oorlog op Java (Ingesteld bij Koninklijk besluit van 27 juni 1831 en uitgereikt aan Europese militairen en inlandse officieren welke hadden deelgenomen aan de gevechten tegen Diponegoro op Java) en werd hij onderscheiden met het Officierskruis, het onderscheidingsteken dat op 19 november 1844 werd ingesteld voor langdurige dienst als officier.

    Op 25 april 1853 overleed Nelto Lans te Soerabaja in de ouderdom van 65 jaar. Hij werd begraven op de Begraafplaats Peneleh (Soerabaja), vak E straat 13 oost CB 190.

    Maar….. OLD SOLDIERS NEVER DIE………




    01-09-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Carel Ferdinand van den Broek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Carel Ferdinand van den Broek ( geboren op 12 mei 1850 te Menado  Noord-Celebes) was de vader van mijn opa (George Ferdinand Polidor van den Broek) van mijn moeders kant. Eén van mijn overgrootvaders dus.

     

    Carel Ferdinand trouwde op 20-jarige leeftijd op Madoera (een eiland ten Noordoosten van Oost-Java met Louisa Engelina Caroline Lans, 15 jaar oud. Louisa Engelina Caroline werd  geboren op 1 januaria 1856 Soemenep ( op Madoera). Zij was een  dochter van Wilhelm Frederik Lans en Johanna Carolina/Carolina Johanna Phefferkorn (in sommige bronnen wordt Johanna Carolina vermeld, in andere: Carolina Johanna ).

    Louisa Engelina Caroline overleed 15 februari 1908 in Kediri in de leeftijd van 52 jaar.

     

    Volgens de Naamlijst der Europese inwoners van Nederlands-Indië woonde Carel Ferdinand in 1871 in Pamekasan (Madoera) en in de jaren 1879-1881 in Bengkalis aan de oostkust van Sumatra. In Bengkalis werd ook hun zoon (mijn opa) George Ferdinand Polidor van de Broek in 1880 geboren.

     

    Uit de zgn. Stamkaarten Indische Ambtenaren (Nationaal Archief/ Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag) blijkt nog het volgende:

     

    In 1876 was Carel Ferdiand klerk op het kantoor van de Assistent-Resident te Blitar.

    (opmerking: Blitar is een stadje gelegen in Oost-Java ten zuiden van de vulkanen Kelud en Kawi. Blitar is de geboorteplaats van Soekarno, de eerste president van de Republik Indonesia).

    Vanaf 15 oktober 1878 was hij commies op het Residentiekantoor te Pekalongan met een salaris van f 200,- per maand.

    Vanaf 1879 was Carel Ferdinand commies op het Residentiekantoor (Wees- en Boedelkamer) van Sumatra’s Oostkust te Bengkalis. Aanvankelijk (per 21 januari 1879) kreeg hij een salaris van f 200,- per maand, maar per 17 april 1883 werd zijn salaris verhoogd tot f 300,- per maand.

     

    Uit een andere bron, de Conduitestaten van Europese Ambtenaren 1875-1896 (Centraal Bureau voor Genealogie) kreeg ik nog meer gegevens over mijn overgrootvader.

    Op zijn conduitestaat werd namelijk op 18 april 1883 (een dag daarvoor werd de salarisverhoging geëffectueerd) door de Resident van Sumatra’s Oostkust (SOK) onder meer het volgende vermeld:

     

    Carel Ferdinand van den Broek was getrouwd, had 6 kinderen (opmerking: heb ik nog niet allemaal kunnen traceren).

    Commies op het Residentiekantoor te Bengkalis tevens fungerend havenmeester aldaar, benoemd bij Gouvernementsbesluit 21-06-1879.

    Geschikt voor zijn betrekking. Heeft neiging tot uitstellen. Gedrag goed. Spreekt goed Maleisch, ook enige dialecten uit de Molukken. Heeft slag om met Inlanders om te gaan.

     

    Vanaf 16 januari 1884 wordt hij vermeld als Eerste Commies op het Residentiekantoor van de Preanger Regentschappen.

     

    Wanneer mijn overgrootvader is overleden heb ik tot nog toe ( 1 september 2006) nog niet kunnen achterhalen. Zeker is dat hij voor 1903 moet zijn overleden, omdat vanaf 1903 zijn echtgenote L.E.C. Lans werd vermeld als zijnde de weduwe van Carel Ferdinand van den Broek.

     

    Uit zijn conduitestaat (zie boven) blijkt dat hij in 1883 zes kinderen moet hebben gehad. Behalve mijn opa (George Ferdinand Polidor) heb ik tot nog toe nog maar 1 ander kind kunnen vinden, namelijk hun dochter Carolina Wilhelmina van den Broek, geboren te Pamekasan op 16 juni 1884. Zij overleed in Soerabaja op 13 november 1954 in de ouderdom van 70 jaar en werd ook in Soerabaja begraven.

    Zij was gehuwd met Alexander Frederiksz, geboren te Semarang op 8 juni 1876 en zoon van Johan Ferdinand Frederiksz en Maria Djaleha.

     

     



     




    27-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Repatriëring
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     Met de "Oranje" naar Holland

    Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 (nadat de steden Hiroshima en Nagasaki door atoombommen waren verwoest) brak in Indonesië (het voormalige Nederlands-Indië) een zeer chaotische periode aan (de zogenaamde bersiapperiode), waarin Indonesië streed voor haar onafhankelijkheid en veel slachtoffers vielen, vooral onder de Indo-Europeanen (waaronder de Indische Nederlanders of Indo’s). [Zie ook het artikel “In het kamp” op deze weblog].

    Vooral de ervaringen gedurende deze tijd heeft veel Indische Nederlanders doen besluiten in de jaren na de soevereiniteitsoverdracht ( in 1949 ) naar Nederland te repatriëren. Dit overigens ook op dringend advies van de Hoge Commissariaat der Nederlanden.

    Het begrip repatriëren is overigens wat misplaatst omdat velen nooit eerder in Nederland waren geweest en er dus geen sprake was van 'terugkomst naar het moederland’ wat het begrip repatriëring feitelijk impliceert.

    Sommigen kozen voor Nieuw-Guinea, maar de omstandigheden waren daar slecht.

    Veel andere landen lieten alleen migranten toe met Europese gewoonten en uiterlijk. Alleen de Verenigde Staten vormden daarop een uitzondering.
    De Indonesische regering gaf de Indische Nederlanders in 1949 twee jaar de tijd om te beslissen of men het Indonesisch staatsburgerschap (warga negara ) verkoos. Slechts een beperkt aantal Indo's koos hiervoor. Velen kwamen na verloop van tijd op dit besluit terug omdat hun maatschappelijke positie in het nieuwe Indonesië sterk onder druk stond. Het gevolg was dat velen daarna alsnog kozen voor migratie naar Nederland ( dit waren e zgn 'spijtoptanten' ) en de Nederlandse nationaliteit verkozen boven de Indonesische.

    Ruim 300.000 Indische Nederlanders repatrieerden tussen 1946 en 1964 in vier golven naar Nederland en ca. 50.000 van hen emigreerden naar de Verenigde Staten en Canada.

    Na diverse voorlichtingsbijeenkomsten te hebben bijgewoond, die verzorgd werden door het Hoge Commissariaat der Nederlanden besloot de familie Persijn (Johan Eduard Persijn, Georgine Louise Persijn-van den Broek en hun kinderen Johan Marcus Polydor, René Louis en Yvonne Louise) naar Nederland te repatriëren.

    Mijn vader reserveerde plaatsen op het motorschip “Oranje” van de SMN (Stoomvaart Maatschappij Nederland).

    We kregen 2 hutten toegewezen de nrs. 517 en 519. De overtocht voor ons zou 15.261,75 Roepiah kosten. Omdat mijn vader destijds hoofdopzichter bij Rijkswaterstaat was werden de kosten betaald door het Gouvernement. Het “zakgeld” voor onderweg, dat aan boord moest worden omgewisseld in boordgeld, was voor eigen (vaders) rekening.

    Op 19 maart 1956 scheepten we ons in op de “Oranje” (vaart nr. 56). Het schip stond onder gezagvoering van captain J. Lassche.

    We vertrokken uit de haven van Tandjong Priok (Jakarta), uitgezwaaid door o.m mijn Javaanse vriend Soetedjo.

    Nadat de trossen waren losgegooid verliet het schip de kade. We riepen nog een groet naar Soetedjo,die zichtbaar huilde.

    “Tabé, mijn vriend, vaarwel! “

    Het was ook de laatste keer dat ik hem in levende lijve zou zien... (Toen ik in 1979 voor de eerste keer naar mijn geboorteland terugging was Soetedjo al overleden).

    Zelfs toen de boot de haven uitvoer en de kust van Java steeds minder zichtbaar werd voor onze turende ogen drong het nog niet goed tot mij door dat het misschien een definitief afscheid betekende van het land waar ik was geboren, het land waar ik opgroeide, mijn moederland…..

    De eerste plaats die we aandeden was Singapore.

    Hier kregen we de gelegenheid om aan land te gaan en hier was het ook dat ik (voor zover ik me tenminste kon herinneren) voor het eerst van mijn leven druiven heb gegeten. Vader kocht voor een ieder van ons een flinke tros en het was smullen geblazen….

    We brachten ook een bezoek aan de ‘Tiger Balsam Palace’, waar de vermaarde ‘tijgerbalsem’ werd gemaakt. Deze balsem is vooral bekend bij sportlieden.

    Nadat we Singapore hadden verlaten zetten we koers naar de volgende haven, waar we zouden aanmeren, Colombo, de hoofdstad van Ceylon (nu: Sri Lanka).

    We voeren door de Straat Malakka en zagen zo aan bakboordzijde nog een stuk kust van Indonesia, namelijk de oostkust van Sumatra met de havenplaats Medan. Toen lag de oceaan voor ons en lag Indonesia definitief achter ons…… Tabé, misschien tot ziens…..

    In Colombo aangemeerd mochten we het schip verlaten voor een bezoek aan de stad.

    We bezochten de meest bekende boeddhistische tempel van Colombo en waren bijzonder onder de indruk van de serene sfeer in de tempel en van de beelden van Boeddha.

    Van Colombo voeren we de Indische Oceaan over richting de Golf van Aden en daarna door het Suezkanaal. De volgende stopplaats was Napels (Italië).

    Ik had aan boord inmiddels kennis gemaakt met de familie Winterkamp, waarvan de vader een Indo was en de moeder een Amerikaanse. Ze hadden vier kinderen, drie dochters Irene, Rosanne, Diane en een zoontje Gregory. Vooral Irene, die ongeveer 3 jaar jonger was dan ik vond ik heel aardig…… meer dan heel aardig…..

    In Napels gingen we weer van boord. Hier bezichtigden we de ruines van de stad Pompei, die in 79 n. C. door een uitbarsting van de Vesuvius onder een dikke laag lava werd bedolven. Nadat archeologen de stad hadden uitgegraven bleek dat waarschijnlijk juist door deze lavalaag veel van de stad intact was gebleven.

    We hebben een ooggetuigenverslag van de verschrikkelijke uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Christus. Want de Romeinse schrijver Plinius logeerde toen juist bij zijn oom. Hij schreef op :

    "Op 24 augustus, rond 1 uur 's middags, maakte mijn moeder mijn oom op een rare wolk opmerkzaam. We begrepen eerst niet, maar later wel dat deze van de Vesuvius kwam. De wolk leek op een pijnboom, omdat hij eerst hoog opsteeg als een stam en daarna in takken uiteen waaierde."

    In Napels bezochten we ook nog de bekende Cameefabriek.

    We zagen hoe in halfedelsteen (2-laags) op kunstzinnige wijze reliëfs werden gegraveerd die gebruikt werden om ondermeer ringen, armbanden en broches mee te versieren.

    Mijn vader had wat ‘boordgeld’ ingewisseld voor (Italiaanse) lires. Ik dacht even dat hij plotseling schatrijk was geworden, want hij had een flinke stapel van bijzonder groot uitgevallen lappen papiergeld van 1000, 5000 en 10.000 lire…. Maar toen ik zag, dat hij voor een klein souveniertje als een stapel van die papierlappen moest neertellen, wist ik dat al die duizenden niet veel waard waren…..

    Vanuit Napels voeren we op de Middellandse Zee richting de Straat van Gibraltar en via de Golf van Biskaje naar Engeland (Southampton).

    Hier mochten we niet aan land, maar we keken vanaf het bovendek naar de Britse bedrijvigheid daar beneden op de kade. Het was koud, althans dat vonden wij. De thermometer gaf 19 graden aan, maar we waren deze temperatuur niet gewend….

    Irene Winterkamp stond naast me aan de reling… en haar aanwezigheid gaf me wat warmte ….

    We verlieten Southampton en staken het Kanaal over, kwamen in IJmuiden en via de Sluis van IJmuiden en het Noordzeekanaal voeren we naar de eindbestemming van deze reis: Amsterdam, waar de steward ons nog informeerde welk bedrag we moesten geven aan de kruiers, die ons kwamen helpen met het dragen van de koffers. Omdat, aldus de steward, de witkielen de gewoonte hadden om repatrianten uit Indonesië, die toch ‘geen flauw benul’ hadden van de Nederlandse prijzen vaak het tienvoudige te vragen!

    Welkom in Holland, je vaderland…….

    Het was 8 april 1956.

    Noot:De passagierslijst van deze reis is bewaard in het Nationaal Archief, Pr. Willem Alexanderhof 20, 2595 BE Den Haag / Toegangsnummer: 2. 20.23 / Bestanddeel 960




    Foto
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Archief per maand
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 02-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!