Ergens in de sinksendagen, |
toen de bosjes en de hagen |
vol met groene blaadjes stonden, |
had koning Nobel doen verkonden |
dat hij een hofdag houden zou. |
Hij was eerzuchtig en hij wou |
nog iets aan zijn imago doen. |
Alle dieren gingen toen |
op weg naar 't hof. Ja, iedereen, |
't zij groot of klein, behalve één: |
Reynaert de vos. Die durfde niet. |
Hij was zó een deugeniet, |
hij had al zóveel kwaad gedaan |
en had zó een slechte naam |
dat hij zich niet meer durfde tonen |
op de hofdag van de koning. |
Toen iedereen verzameld was, |
was er niemand -behalve de das- |
die niet kwam klagen over Reynaert, |
die deugniet met zijn grijze baard. |
|
De eerste klacht kwam van de kant van |
Isengrin en zijn verwanten. |
Zij gingen voor de koning staan |
en de wolf begon spontaan: |
'Mijn heer en meester! Sire! |
U wordt geëerd onder de dieren, |
omdat u wijs bent en rechtvaardig. |
Ik smeek u: is het niet misdadig |
wat Reynaert mij heeft aangedaan? |
Hij laat mij aan de schandpaal staan, |
spot met mij en slaat mij blauw, |
maar 't ergste is dat hij mijn vrouw |
verkracht heeft. En voor ze 't wist |
heeft hij mijn kinderen bepist, |
terwijl ze in hun nestje lagen. |
Twee blijven de gevolgen dragen: |
zij zijn sindsdien volkomen blind! |
Maar, sire, desalniettemin |
blijft hij mij treiteren en honen! |
Wij waren overeengekomen |
dat hij zou zweren bij de relikwie... |
van ik weet niet juist meer wie |
dat hij onschuldig was. Maar |
toen de resten van de martelaar |
op het toneel verschenen, |
was hij in zijn kasteel verdwenen! |
Vele hoogstgeplaatste heren |
kunnen het u affirmeren: |
Reynaert heeft mij al zoveel |
gekoeioneerd. 't Is krimineel! |
Zelfs al maak je perkament |
van al het laken dat in Gent |
gemaakt wordt, kan ik zijn misdrijven |
nóg niet voor de helft beschrijven. |
Het meeste wil ik hem vergeven, |
maar dat hij mijn huwelijksleven |
heeft verwoest, dat moet gewroken!' |
Toen Isengrin was uitgesproken, |
stond een hondje recht, Courtois. |
Het vertelde 'en françois' |
dat het een arme drommel was |
die van de winter in zijn sas |
geweest was met een stuk saucisse, |
maar dat Renard, ce sâle complice, |
hem die saucisse had afgenomen, |
zodat hij haast was omgekomen! |
Tybeert de kater, die sprong nijdig |
in de ring en zei: 'Onpartijdig, |
bent u niet, mijn Heer en koning! |
Dit lijkt mij hier een schertsvertoning! |
Omdat u niet van Reynaert houdt, |
mag iedereen, 't zij jong of oud, |
hem zomaar door de modder sleuren! |
Hoor Courtois nu toch eens zeuren! |
Wat die hond vertelt, verdorie, |
dat is nog uit de prehistorie! |
Dat worstje was niet eens het zijne |
bovendien! Het was het mijne! |
Ik was 's nachts in een molen |
Ingebroken en had de worst gestolen |
van een slapende molenaar. |
Dus was ik dus de eigenaar! |
Wat komt Courtois hier klagen? |
Ik kan niet anders dan u vragen |
dat u die aanklacht seponeert.' |
|
Pancer de bever repliceerde: |
'Tybeert, lijkt het jou gepast, |
dat dit proces wordt afgelast? |
Reynaert is een leugenaar, |
een dief, een boef, een moordenaar, |
die niets of niemand ooit ontziet, |
zelfs mijn heer, de koning, niet! |
Voor een vette kippenbout |
maakt hij zelfs de koning koud! Zie verder volgende blokjes
|