Tijdens de boomplantdag, op 20 maart 2002, is er in de Bulgaarsestraat bij de wijkwinkel een gele Catalpa bignoioides Aurea geplant. In het wijkblad Nieuws uit het verre westen, dat uitgegeven wordt in de wijk Oud Mathenesse/Witte dorp, stond geschreven dat dit de enige Catalpa in de wijk was. In een reactie hierop dat wij wel meer Catalpas hadden in de wijk werd mij gevraagd of ik maandelijks een stukje over een bepaalde boom uit onze wijk wilde schrijven inclusief bijbehorende foto. Dit heb ik graag gedaan en als je er aan bezig ben dan kom je tot de ontdekking dat wij een grote verscheidenheid aan bomen bezitten in onze wijk. In het eerste jaar was hetmaandelijks daarna, door bezuinigingen, werd het tweemaandelijks. In de wijk werden de stukjes positief ontvangen en toen de gelegenheid zich aandiende om het op Internet te zetten heb ik dan ook niet lang geaarzeld. Ik hoop dat de bezoekers er net zoveel plezier aan beleven als ik gehad heb met het schrijven en het fotograferen. Heb ik uw belangstelling voor bomen gewekt surf dan even naar het Arboretum Trompenburg en zie op deze site dat er nog heel wat meer mooie bomen zijn.
De Davidia involucrata werd in China in 1868 ontdekt door de Franse jezuïet Père David
waarnaar ook deze boom werd vernoemd. Père David stuurde enkele bloemen naar de Londense Kew Gardens. Hier was men zo onder de indruk van de bloem dat men de beroemde plantenzoeker Wilson in 1899 opdracht gaf om zaden van deze boom naar Londen te sturen. Nadat hij eerst in China in de gevangenis had gezeten op beschuldiging van spionage, een dodelijke koorts en een schipbreuk overleefde en midden in de Boksersopstand terecht kwam was hij eindelijk in de gelegenheid de zaden naar Londen te sturen. De boom kan in het wild een hoogte bereiken van 20 meter. De gekweekte bomen halen deze hoogte meestal niet. De bladeren zijn hartvormig en zijn ongeveer 15x 12 c/m. groot. Zijn meest opvallende kenmerk zijn de witte schutbladeren die zich boven een bolvormig bloempje bevinden. (zie foto) Het grootste schutblad is ongeveer 10x20 c/m groot. Wanneer begin mei de boom in bloei staat lijkt het alsof de hele boom behangen is met zakdoekjes. De geur is op dat moment zoetig maar anderen vinden het ronduit stinken maar de geur vergeet men bij het aanschouwen van deze prachtige boom. Na de bloei vormt zich een vrucht die van groen naar bruin/paars verkleurt. De noot hierin is ongeveer 3 c/m groot en zo hart dat hij in een bankschroef gekraakt moet worden. Het kan daarom ook wel drie jaar duren voordat hij in de grond gaat kiemen. Van de Davidia involucrata bestaat ook nog de variëteit Vilmoriniana waarvan het blad glanzend is en onbehaard aan de onderkant. Sommigen beweren zelfs dat het een aparte soort is. In ons land heeft hij buiten de zakdoekjesboom verschillende namen, zoals vaantjesboom, luierboom en ik heb zelfs de naam duifjesboom gehoord.
Bij ons in de wijk staan een zestal zakdoekjesbomen, als jonge aanplant, op het Landenplein. De bomen die hier staan zullen echter pas over 10 jaar gaan bloeien.
Mocht u hier niet op willen wachten dan raad ik de lezers aan om begin mei een bezoekje te brengen aan het Arboretum Trompenburg aan de Honingerdijk. Als u vaker naar dit mooiste stukje van Rotterdam wilt dan kan ik u adviseren donateur te worden voor minimaal 22 Euro waarvoor u het gehele jaar door met twee personen het park kan bezoeken.
Begin maart 2006 is er aan de Hoekersingel een Morus alba Pendula geplant.De Nederlandse naam is witte moerbeiboom ook wel moerbezie genoemd. Hij behoort tot de familie Moraceae waarbij ook de Ficusen de vijg behoren. De bomen kunnen zeer oud worden. De bladverliezende moerbei kan tussen de 10 en 15 meter hoog worden maar de treurvorm aan de singel zal zeker een stuk kleiner blijven. De mannelijk en vrouwelijke bloempjes zitten in trosjes aan de dezelfde boom. De vruchten, wit tot rozig van kleur, hebben weinig smaak en worden in China hoofdzakelijk geteeld als voedsel, in het bijzonder het blad, voor de zijderups (Bombyx mori). Een meer aangeplante soort is de zwarte moerbei. (Morusnigra) Hij bloeit in mei en juni, geel/groene bloemen, terwijl de vruchten rijpen in juli/augustus. De gerijpte vruchten zijn heel lekker maar dan moeten ze wel een donkere kleur hebben. Qua vorm gelijken ze wel wat op de framboos. Ze zijn wel erg kwetsbaar en niet lang houdbaar.De boom blijft kleiner dan de witte moerbei.
Het is niet met zekerheid te zeggen waar de moerbei oorspronkelijk vandaan komt zo lang is het geleden dat hij naar Europa kwam. Men denkt uit het Midden-Oosten. Shakespeare vertelde al in zijn Midzomernachtdroom over twee geliefden, Thisbe en Pyramus, die hadden afgesproken onder de moerbeiboom. Een leeuw verjoeg Thisbe waarbij ze haar sluier verloor met daarop wat bloed van haar, toen Pyramus later arriveerde en de sluier vond dacht hij dat Thisbe dood was en pleegde zelfmoord. Toen Thisbe het dode lichaam van haar geliefde vond beroofde zij zich ook van het leven. Volgens de legende verkleurde hierdoor de vrucht van de zwarte moerbei van wit naar rood door het bloed van de twee geliefden. Van het geslacht Morus zijn er ongeveer 12 soorten en een aantal kweekvormen zoals de MorusLaciniata, Morus Pyramidalis en de Morus Nana.
In maart 2006 is er op het grasveld t.o. Prof. Poelslaan 29 een Juglans regia of okkernoot geplant. Als volwassen boom is hij te zien op volkstuincomplex Vreelust waar ook de foto van de noten zijn gemaakt. Links na binnenkomst zijn in juli de noten te zien aan de boom. Van nature komt hij voor in Zuid-Europa op de Balkan, Zuidwest- en Centraal-Azië tot de Himalaya en in Zuidwest-China. De cultuurnoot komt bij ons niet voor maar uit Klein-Azie in een vallei 10 km van Jeruzalem waar Salomo een groot landgoed had. De Grieken noemden de noot karya basilica wat koninklijke noot betekend. Toen hij 100 jaar voor Chr. vanuit Griekenland naar Italië werd gebracht werd de naam Juglans regia wat Latijns is voor koninklijke godseikel. De boom kan een hoogte van 20 m of meer bereiken en kan meer dan 10 m breed worden. De boom vormt een ronde half open kroon en bij het ouder worden krijgt de grijze stam een diep gegroefde bast. Het blad bestaat meestal uit zeven blaadjes waarvan de grootste aan het eind zit. De mannelijke bloemen gelijken qua vorm wel wat op wilgenkatjes. De vrouwelijke bloempjes, die aan het eind van een nieuwe scheut zitten, vallen amper op. Van het geslacht Juglans bestaan ongeveer 45 soorten waarvan er 2 min of meer bekent zijn bij ons. De okkernoot (Juglans regia), ook wel walnoot of Perzische walnoot genoemd, wordt al eeuwenlang geplant om zijn hout en om zijn smakelijke noten. In de 19e eeuw werd de olie uit de noot gebruikt voor het vervaardigen van zeep. De grootste boomgaarden vindt men in Californië. Toen in 1709 door een strenge winter de Juglans regia bijna verdween moest gezocht worden naar een nieuwe houtleverancier die men vond in de zwarte walnoot (juglans nigra). Vooral het wortelnoten fineer dat gebruikt wordt voor meubelen en voor dashboarden van sommige luxe autos is zeer geliefd. Van het hout worden verder geweerkolven gemaakt. Bij ons is de zwarte okkernoot niet veel aangeplant. Er zijn veel mythen en bijgeloven over deze boom. Onder het christendom werd de okkernoot een boom van de duivel en symboliseerde macht en wellust. Men geloofde dat je ernstig ziek kon worden als je onder de boom in slaap viel. Omdat de gepelde noot veel op de hersenen van de mens gelijken dacht men dat door het eten van de noten een geestenzieke zou genezen. Of het volgende waar is zou men zelf kunnen proberen als men last heeft van slakken want door de bladeren te koken en het aftreksel te gieten op plaatsen waar men last heeft van slakken zouden deze weg blijven.
De Hemelboom staat o.a. in de Grieksestraat tegenover Huize Thomas aan de Hoekersingel en, zoals op de foto te zien is, aan de Brigantijnstraat. De soort komt voor in de landen rond de Pacific en werd het eerst beschreven door de Philip Miller uit Engeland. De boom is te herkennen aan zijn grote bladeren die op hun beurt weer bestaat uit13 tot 25 gesteelde blaadjes. De stam is meestal recht en is licht gestreept. De boom kent een mannelijke en een vrouwelijke boom waarvan de mannelijke en vrouwelijke bloemtrossen in juni volop te zien zijn. In juli en augustus groeien de vrouwelijke bloemen uit tot decoratieve gevleugelde rode zaden die in dichte trossen zitten. (op de foto en op de inzet duidelijk te zien). Behalve de zaden vermeerdert de boom zich door de vele uitlopers die soms op grote afstand van de boom uit de grond omhoog komen. In het midden 18e eeuw werd de Ailanthus altissima, die uit China komt, in Europa ingevoerd en het is inmiddels een algemeen voorkomende boom in parken en straten. Vooral omdat ze goed tegen de luchtvervuiling kunnen. De naam hemelboom behoort eigenlijk toe aan een andere ailanthus, van de Ailanthus moluccana. Deze boom is afkomstig van de Molukken die de boom alianto noemden wat betekent boom die tot de hemel reikt. Volgens deze inwoners groeien de takken tot in de hemel, vandaar de naam hemelboom. De hemelbomen in ons land worden maximaal 22 meter hoog.
Tijdens de boomplantdag, op 20 maart 2002, is er in de Bulgaarsestraat bij de wijkwinkel een gele Catalpa bignoioides Aurea geplant.
Over de Catalpa oftrompetboom zou ik graag het volgende willen vertellen.
In onze wijk is het niet de eerste Catalpa, wel de eerste gele, want in de Zweedsestraat tegenover de Boog staan zes Catalpa's alleen zijn dit de Catalpa bignoioides 'Nana'.
De meest bekende soort is de Catalpa bignoioides, die inheems voorkomt in het z.o. van de Verenigde Staten, en die een hoogte kan bereiken van 13 meter. De bladeren aan deze bomen, die ontluiken in mei, kunnen wel 25 cm groot worden.
Aan de trompetboom komen na de bloei peulen aan de boom te hangen die een lengte kunnen bereiken van wel 35 cm lengte en maandenlang blijven hangen.
Alleen aan de Catalpa bignoioides 'Nana' zal men geen bloei en dus ook geen peulen zien. In de deelgemeente Delfshaven staan er o.a. aan de Heemraadsingel twee schitterende Catalpa bignoioides die elk jaar, in juli en augustus, in volle bloei staan en zeker 20 jaar oud zijn. Uit de Catalpa bignoioides en de Catalpa ovata is eenaantal bastaarden gekweekt die wel peulen produceren maar waarin geen zaden bevinden.
Tot slot is nog het volgende te vertellen; de naam catalpa, een verbastering van Catawba, de naam van een indianenstam die het gebied bewoonde waarin de botanici de soort voor het eerst ontdekten.
Bent U ook zo geïntereseerd in bomen dan kan ik U een bezoek aan het Arboretum Trompenburg aan de Honingerdijk van harte aanbevelen.
Misschien vraagt U zich af; een eik in onze wijk? Jazeker, een moeraseik (Quercus palustris) en vier zomereiken (Quercus robur) waarvan een aan de Barkastraat t.o. no. 58. De drie andere staan langs de Tjalklaan naast het terrein van V.T.V. Vreelust. (zie foto) Verder is er in 2005 een moseik (Quercus cerris)geplant aan de Schiedamsedijk-boven, langs het fietspad, t.h.v. de Roemeensestraat.
De eik langs de Barkastraat is ontstaan doordat een vogel hier een eikel heeft gedeponeerd of dat hij door de mens hier is neergegooid, we zullen het nooit te weten komen, het feit is wel dat hier en prachtige eik uit is voortgekomen. Ik heb echter wel het vermoeden dat de bewoners uit de directe omgeving hem wel hebben beschermd tegen het rooien.Zelfs de gemeentelijke groenvoorziening hebben hem laten staan ondanks dat hij dicht op een paar prunussen staat.
De zomereik kan uitgroeien tot een boom van 30 tot 35 meter hoogte en een leeftijd van 500 jaar bereiken. Het is een boom die in geheel Europa voorkomt. De zomereik is te herkennen aan een gelobd blad waar amper een steel aan zit terwijl de eikel een 3 tot 6 c/m lange steel bezit. Het hout wordt voor diverse doeleinden gebruikt o.a. voor meubelen, vaten, spoorbielzen, parketvloeren. Verder werd en wordt het veel in de scheepsbouw, huizenbouw en in de weg en waterbouw gebruikt. Er moet alleen voorzichtigheid worden betracht bij het gebruik van ijzer in het hout, als het hout niet wordt geschilderd, omdat het hout veel looistoffen bevat waardoor in de omgeving van het ijzer het hout blauw wordt. Er komen meer dan 600 soorten en hybriden voor waarvan er 30 soorten voorkomen in de tropische oerwouden. De eik is niet altijd een boom maar soms een struik zoals de Quercus ilicifolia terwijl er in Amerika een eik groeit, de Quercus pumila, die niet groter wordt dan één meter.
De eikels kunnen ook nogal verschillen in vorm en grote zo komt op het schiereiland Maleisië een eikensoort voor (de Quercus maingayi) met eikels van 7 c/m lengte. Behalve eikels groeit er nog meer aan een eik. Het zijn de gallen die op de bladeren voorkomen waarvan er tientallen soorten zijn. Gallen zijn uitgroeiingen van weefsels veroorzaakt door galwespen en galmuggen. Verder is de vorm en grote van het blad ook anders dan het bekende eikenblad zoals de wilgbladige eik die een bladvorm heeft zoals de wilg, de kastanje eik met bladeren als van de tamme kastanje. Over de kurkeik, met bladeren als van de hulst die swinters aan de boom blijven, wil ik wat meer vertellen. De Quercus suber, zoals hij wetenschappelijk heet, komt alleen voor in het Middellandse zee gebied. Vooral in Spanje en Portugal is het de leverancier van de flessenkurk die, zonder blijvende schade, om de 10 á 15 jaar van de stam wordt geschild. Echter door de komst van plastic en kroonkurk zal deze bedrijfstak ook zijn langste tijd wel hebben gehad. De moeraseik (Quercus palustris), waar ik in de aanhef over had, zag ik staan als jonge aanplant in de tuin tussen de Hekboot- en Suiestraat bij het Midscheeps die hier goed op zijn plaats is want de herkomst zijn de moerassen van de Z.O.Canada en het oosten Ver. Staten. Hij valt vooral in de herfst op door zijn prachtig gekleurd blad die lange punten en diepe insnijdingen heeft, Het is een snelle roeier die een hoogte kan bereiken van maximaal 24 meter. Als laatste de moseik (Quercus cerris), zo genoemd omdat de napjes waarin de eikels huizen een mosachtig aanzien hebben. Het is een snelle groeier die tot 30 meter hoog kan worden maar hij zal niet zo oud worden als de zomer-en wintereik hooguit twee eeuwen. De eikels, die erg bitter zijn, rijpen pas in het tweede jaar. De moseik werd in de 19e eeuw vanuit het zuiden van Europa en het westen van Azië naar onze streken gebracht.
Als timmer hout kan het alleen maar binnenshuis gebruikt worden omdat het snel gaat rotten. Verder moet het met zorg gedroogd worden omdat het gauw krom trekt en splijt.
Het is een bijzondere boom de Cercidiphyllum japonicum of katsura die ook wel hartjesboom wordt genoemd. Van oorsprong komt de katsura voor in Japan en China, waar hij een van de hoogste loofbomen is, soms wel 30 meter hoog. Hij wordt in Japan als heilige boom vereerd en vaak in de nabijheid van tempels geplant. De katsura werd omstreeks 1865 ontdekt en in Amerika op de Yokohama boomkwekerijen verder vermeerdert waarna de eerste planten in 1880 naar Duitsland werden gezonden.Hij staat bij ons in de wijk aan het Midscheeps tussen de Suie- en Doggerstraat.Hij is winterhard en heeft een prachtige geeloranje herfstkleur. Omdat de bloesem eind maart al uitloopt kan bij vorst wel vorstschade plaats vinden. Het is een bladverliezende boom die bij ons ongeveer 12 m hoog kan worden. De bladeren zijn hartvormig ingesneden; vandaar de Nederlandse naam Hartjesboom. Het bijzondere van deze boom, is naast de goudgele herfstkleur, dat vooral de afgevallen bladeren zoetig (naar koek) geuren. Vandaar de Duitse naam Kuchenbaum. De Hartjesboom is tweehuizig d.w.z. dat de mannelijke en vrouwelijke vruchtbeginsels aan verschillende bomen zitten. De mannelijke bloemen zijn kleine bundels roodachtige meeldraden. De vrouwelijke bloemen zijn kleine, witroze bloemetjes. Beiden zitten in de oksels van de bladknoppen. De bladeren zijn bij het uitlopen roze, later blauwgroen en in het najaar spectaculair geeloranje. Opvallend zijn de vruchten, die ik aan de boom aan het midscheeps nog niet heb waargenomen wat betekend dat deze boom mannelijk is want alleen aan de vrouwelijke boom groeien deze peulen. Het zijn lange koffiebruine peulen die vanaf oktober de hele winter door de boom sieren. De platte, kleine zaden zijn crèmekleurig of diepbruin. Ze hebben veel weg van de peulen die aan de Judasboom hangen, die ook op het Midscheeps is te zien.
Van de meidoorn bestaan enkele honderden soorten de meeste in Noord-Amerika waarvan het overgrote deel in struikvorm.
Van de vele soorten bomen staan er drie in onze wijk . Het zijn de eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en de tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata) en de hanedoorn (Crataegus crus-galli). Het verschil tussen de een-en tweestijlige meidoorn is het duidelijkst te zien aan de bessen. De bes van de eenstijlige, die ook roder van kleur is, bezit slechts één pit terwijl de tweestijlige twee pitten heeft. Bij de eerst genoemde zijn de bladeren ook dieper ingesneden maar beide soorten zijn ruim voorzien van doornen. De bloei, van de sterk geurende witte bloemen, vindt plaats in mei vandaar ook de Nederlandse naam. Wanneer ze niet gesnoeid worden bereikt de eenstijlige een hoogte van ongeveer 14 meter terwijl de tweestijlige hoogstens een meter of 9 wordt. Ze kunnen wel 400 jaar oud worden.
Vooral de eenstijlige meidoorn werd vroeger veel gebruikt als afscheiding van weilanden en akkers. Door de snelle groei en veel snoeien kreeg men een ondoordringbare heg. Deze heggen zijn zeer geliefd bij de vogels vooral als de bessen rijpen. Ook door de mens wordt gebruik gemaakt van deze bessen om gelei van te maken. De bessen zitten namelijk vol met vitamine C. Helaas is er door de mechanisatie in de landbouw veel heggen verdwenen maar door subsidies probeert men de overgebleven heggen in stand te houden.
De eenstijlige komt het meest voor en is o.a. te vinden in de Hekboot-, Bulgaarse-en Russischestraat en langs de singel bij het Witte Dorphof (zie foto). Op het Midscheeps staat tussen de Boeierstraat en de Hekbootstraat een cultivar van de tweestijlige meidoorn namelijk; de Crataegus laevigata 'Paul's Scarlet' met dubbele rode bloemen. Een andere cultivar is de,Rosea Pleno-flore'. De hanedoorn (Crataegus crus-galli) is een boom, die hoogstens 6 meter hoog wordt, die rode bessen bezit maar de hanedoorn aan de Prof.Poelslaan is een kweekvorm (Crataegus crus-galli 'Inermis')die gele vruchten bezit van ongeveer 15 millimeter
De Parrotia persica is een boom of struik die in ons land weinig wordt aangeplant. Hij behoort tot de familie van de toverhazelaarachtige. (Hamamelidaceae) Zijn herkomst is Noord-Iran en de Kaukasus waar deze boom ongeveer 25 meter hoog wordt. De naam is een eerbetoon aan de Russische natuuronderzoeker F.W.Parrot die in 1829 de eerste gedocumenteerde beklimming van de berg Ararat ondernam. (de berg waar de ark van Noach zou zijn gestrand) Hij wordt in Nederland vlamboom genoemd maar ook wel ijzerhout omdat het hout zeer hard is.
In 1840 is deze boom vanuit de botanische tuin van Sint Petersburg, het vroegere Leningrad, ingevoerd naar Engeland.Vanuit Engeland is hij in Nederland terecht gekomen. Rond 1900 was hij zo bekend geworden dat hij in diverse botanisch standaardwerken is opgenomen. In het Amsterdamse Oosterpark staat een meerstammige Parrotia persica van meer dan 150 jaar oud. De drie Parrotias bij ons in de wijk zijn ook meerstammig.Ze zijn te vinden aan de Zweedsestraat op het Landenplein achter de pergola waar zij tussen eind februari tot half maart in bloei staan. De bloemetjes zijn maar klein en zullen door veel mensen dan ook niet opvallen. Echter vallen zijn herfstkleuren des te meer op en zijn prachtig te noemen met kleuren die van goudgeel via oranje naar rood verkleuren. Normaal schilferen de oude stammen af net als bij de plataan maar bij onze Parrotias is het ontschorst zodat grote delen dood zijn gegaan. Het is jammer dat deze boom of struik niet vaker wordt aangeplant in ons land.
In opdracht van Philip II van Spanje werd in de 16e eeuw Hernandes, een natuuronderzoeker, naar het pas veroverde Mexico gestuurd om een rapport op te stellen over de natuurproducten van dat land.
Hij beschreef o.a. de amberboom en ontdekte het vocht dat deze boom voortbracht en noemde het liquid amber [vloeibare amber] vandaar ook de soortnaam.
Deze bladverliezende bomen, die ook in het oosten van de Ver. Staten voorkomen, kunnen een hoogte bereiken van 25 meter.
Bij ons in de wijk zijn drie jonge exemplaren te vinden aan de Schiedamsedijk-beneden.
Een staat aan de westkant naast het hek (zie foto) de tweede op het talud van de dijk terwijl de derde in 2005 is geplant t.o. pand 261. Ook van deze boom zijn weer vele variëteiten gekweekt en hij behoort tot dezelfde familie als de toverhazelaar.
Het geslacht bestaat uit vier soorten waarvan de oosterse amberboom Orientalis, die voorkomt in het westen en zuidwesten van Turkije en Rhodos, wel de bekendste is.
De amber wordt gebruikt in de zeepindustrie om zeep te parfumeren.
Het zou ook helpen tegen huidaandoeningen en tegen hoest. Het blad heeft veel weg van de esdoorn en kleuren in de herfst ook prachtig oranje en rood.
In het voorjaar vormen zich stekelige vruchten waarin zwarte gevleugelde zaadjes bevinden.
Het hout, satijnhout genoemd, wordt gebruikt in de meubelindustrie.
De els is te herkennen aan de zwarte elzenproppen die men in de herfst tot aan het voorjaar aan de kale takken ziet hangen. In het voorjaar, voordat de blaadjes aan de bomen komen, is hij te herkennen aan de gele mannelijke katjes.
De vier meest voorkomende elzen in Nederland zijn:
Zwarte els Alnus glutinosa die groeit in drassige grond en wordt veel aangeplant om de grond te verbeteren. Op de wortels groeien namelijk kleine knolletjes waarop bacteriën leven die stikstof uit de lucht bindt om zo het tekort aan stikstof, wat veel voorkomt in drassige grond, aan te vullen. De zwarte els heeft een zeer groot verspreidingsgebied, van West-Europa tot in Japan.
Het droge hout van de Zwarte els is geel van kleur en wordt gebruikt in de klompenindustrie en van de bast en de bladeren worden kleurstoffen gemaakt.
Verder is er een variëteit van de Zwarte els n.l. de Alnus glutinosa 'Laciniata' met diep ingesneden bladeren.
Als tweede de witte of grauwe els Alnus incana die men in Nederland van nature alleen aantreft in Twente en in de gebieden langs de Rijn. Door uitzaaiingen treft men hem veel aan op grote puinstortplaatsen waar hij door zijn vele uitlopers het puin bij elkaar houd. Hij kan, net als de Zwarte els, stikstof uit de lucht binden.
Het hout van deze els is van slechte kwaliteit.
De derde els is de Hartbladige els of Italiaanse els Alnus cordata, op de foto en te zien op het Damloperplein. De Hartbladige els is in Venetië gebruikt voor heipalen onder de prachtige gebouwen waaraan Venetië zijn bekendheid heeft te danken. Onder water is deze houtsoort heel duurzaam door het looizuur wat zich in het hout bevind.
Een ander punt is het klimaat in Zuid-Italië dat uitermate geschikt is om mooie rechte stammen te kweken.
Als laatste noem ik de Alnus Spaethii waarvan er vier op een rij staan in de Hongaarsestraat. Verder staat hij o.a. aan de Prof.Poelslaan en aan de Hoekersingel.
Van deze soort weet ik alleen te vertellen dat het een snelle groeier is.
In vroegere eeuwen vreesde men de boom om dat bij het kappen van de els het hout verkleurde naar een oranjerode kleur alsof het bloede.
Hierdoor geloofde men dat een kwade geest in de boom huisde.
Naar aanleiding van dit bijgeloof is een Duitse legende genaamd de "Erlkönig" (elzenkoning) beschreven in dichtvorm door Goethe en is een lied gecomponeerd door Schubert.