Zo noemde zij de theorie van een uitdijend heelal steeds trager op weg naar een samenklonterend niets waarvan zij talloze voorbeelden noemde en legde zijn stamelgedachten tegen het licht
Zij sprak: Niets is de liefde voor een denkraam, dat altijd openstaat kuste hem op open mond zette haar bedenksels op stop Zo vulden zij elkaar aan deelden wat hen maakte tot een paar uitermate geschikt voor een jaar
Je tekende een cirkel vertelde van een zijn dat zich ontwikkelde van licht naar verdichting vervolgens opnieuw naar helderheid
We liepen naar buiten en je wees enkele sterrenbeelden aan De maan scheen met haar koude schijn je vroeg me je vast te houden de warmte van mijn vuur te delen
We hoorden een octaaf en moesten denken aan de muziek der hemelse sferen afkomstig van hemellichamen in hun baan Het was koud en het was winter in de nacht maar overdag groeide het zacht van de lente
in de nacht kon je het groeien van de maan horen het kraken van een tak, de sappen van de boom het fluisteren van de maretakken, die groen de toekomst voorspelden aan hen op zoek naar betekenis vanuit hun blote voeten