Opbouw en werking van de spier
De tekst die hier staat is nogal wetenschappelijk en niet echt nuttig voor de
beginnende krachttrainer. De informatie die erin staat is echter wel interessant
en zal je kunnen helpen bij het begrijpen wat er gebeurt als je je spieren traint.
Een spier bestaat uit vele vezelbundels, die uit vezels bestaan, die weer uit
zogenaamde myofibrillen bestaan en die uiteindelijk uit zogenaamde sarcomeren
zijn opgebouwd. Deze sarcomeren zijn 2/1000 mm lang. De menselijke bicepsspier
is uit ongeveer 10 miljard sarcomeren opgebouwd. De macromoleculaire eenheden
van de sarcomeer vormen de dikke en dunne filamenten; ze bestaan uit eiwitten.
De spiercontractie ontstaat door een verbinding tussen eiwitmoleculen: calciumionen
worden vrijgemaakt door splijting van de energievoorraad ATP die zich in de
spiercel bevindt. (Bij dit proces verbindt myosine zich met actine van de dunne
filamenten, waardoor ze knikken zedat de filamenten in elkaar kunnen schuiven.)
Het ATP is ook verantwoordelijk voor het opheffen van de verbinding, zodat de
spier zich weer kan ontspannen. Wanneer dus in een spier de concentratie van ATP
na een sterke vermindering van de energietoevoer afneemt (bijvoorbeeld door grote
vermoeidheid), kan de spier niet ontspannen, hij blijft 'hard' (bijvoorbeeld in
het extreme geval bij spierkramp of bij het overlijden). Het ATP heeft dus aan de
ene kantde taak van energievoorziening en aan de andere kant de taak van het weer
zacht maken van de spier.
Het proces van de spiercontractie begint met een prikkeling van het centrale
zenuwstelsel, gaat via de zogenoemde neuronen of motoneuronen naar het motorisch
eindplaatje en van hieruit naar de spiervezels. In morfologisch opzicht noemen
wetenschappers deze aangesproken delen een motor-unit.
Elke spier kan na een spierprikkeling een derde van haar oorspronkelijke lengte
verkorten. Bij het hierboven genoemde proces bewegen de dunne en dikke filamenten
zich op 10 mm van elkaar, dat wil zeggen om de spier bijvoorbeeld 1 cm te verkorten,
moeten aan een myofibrille een miljoen bewegingen van de verbinding en verslapping
voorafgaan. De krachtontwikkeling wordt groter naarmate meer myofibrillen
tegelijkertijd aan de actie deelnemen.
In de spier heerst altijd een zogenaamd rustpotentieel, dat is een elektrisch proces
aan de celmembraan, tussen het binnenste van de cel en zijn omgeving - tussen de
negatief en positief geladen atomen, de zogenaamde ionen. Als nu een prikkel de
celmembraan van de spiercel bereikt, leidt dit tot een depolarisatie of verandering
van het membraanpotentieel. Het tijdelijke verloop van deze verandering wordt
actiepotentieel genoemd. Zulke prikkels worden bijvoorbeeld door krachtoefeningen
veroorzaakt, waarbij het eigenlijke proces van de prikkeling, van het centrale
zenuwstelsel via de motoneuronen en het zenuwbanen naar de spiervezels verloopt.
De tijdsduur tussen het inzetten van de bovendrempelige prikkeling en de
spiercontractie wordt latente tijd genoemd; hij duurt ca. 0.004 tot 0.01 seconden.
Warmte maakt hem korter, koude verlengt hem (effect van warming-up)
|